Etaamb.openjustice.be
Decreet van 10 juli 2003
gepubliceerd op 24 oktober 2003

Decreet betreffende het landschap basisonderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201478
pub.
24/10/2003
prom.
10/07/2003
ELI
eli/decreet/2003/07/10/2003201478/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JULI 2003. - Decreet betreffende het landschap basisonderwijs


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering bekrachtigen hetgeen volgt : decreet betreffende het landschap basisonderwijs. HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Aanpassingen aan het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997

Art. 2.In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o 5o wordt vervangen door de volgende bepaling : "5o het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;"; 2o in 37o worden de woorden "De ARGO" vervangen door de woorden "Het Gemeenschapsonderwijs"; 3o er wordt een 39obis ingevoegd, dat luidt als volgt : "39obis onderwijsnet : - het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; - het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs ingericht door de provincie, de gemeente of door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap; - het gesubsidieerd vrij onderwijs : het onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;"; 4o er wordt een 45obis ingevoegd, dat luidt als volgt : "45obis puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids- en ondersteunend personeel bepaalt. Er wordt een puntenenveloppe toegekend : - ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap; - ter ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs; - voor ICT-coördinatie; - voor administratieve ondersteuning;"; 5o vóór 52obis , dat 52oter wordt, wordt een nieuw 52obis ingevoegd, dat luidt als volgt : "52obis scholengemeenschap basisonderwijs : is een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen 125sexies tot en met 125octies ;".

Art. 3.Aan artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs, opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs worden georganiseerd.".

Art. 4.In artikel 20, § 2, van hetzelfde decreet wordt de laatste zin, ingevoegd bij decreet van 13 juli 2001, opgeheven.

Art. 5.Aan artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 8o toegevoegd, dat luidt als volgt : "8o de samenstelling van de scholengemeenschap indien de school behoort tot een scholengemeenschap.".

Art. 6.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 30.§ 1. Leerlingen met een handicap die gewoon onderwijs volgen, maar omwille van hun handicap bepaalde leergebieden of onderdelen ervan niet kunnen volgen, kunnen daarvoor een vrijstelling krijgen, indien zij vervangende activiteiten volgen. § 2. De klassenraad beslist over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.".

Art. 7.Aan artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 5o toegevoegd, dat luidt als volgt : "5o de wijze waarop de school haar zorgbeleid voert.".

Art. 8.In artikel 58 van hetzelfde decreet worden de woorden "de ARGO" vervangen door "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 9.In artikel 68, § 1, van hetzelfde decreet wordt 2o vervangen door wat volgt : "2o voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit decreet.".

Art. 10.In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de woorden "de ARGO" vervangen door "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 11.In artikel 73 van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "onderwijzend" en het woord "medisch", de woorden ", beleids- en ondersteunend," ingevoegd.

Art. 12.In artikel 76 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1998, worden de woorden "en de administratieve ondersteuning" geschrapt.

Art. 13.In artikel 79 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 19 december 1997 en 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in § 1 worden de woorden "2.855,8 miljoen frank", "596,5 miljoen frank" en de woorden "6,2 miljoen frank" respectievelijk vervangen door de woorden "70,793 miljoen euro", "14,787 miljoen euro" en de woorden "0,154 miljoen euro"; 2o aan § 1 wordt de volgende zin toegevoegd : "Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gefinancierd basisonderwijs of worden afgestaan door het gefinancierd basisonderwijs aan het gesubsidieerd basisonderwijs."; 3o in § 2 worden de woorden "6.098,4 miljoen frank" vervangen door de woorden "151,18 miljoen euro" en worden de woorden "7,5 miljoen frank" vervangen door de woorden "0,186 miljoen euro"; 4o aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd : "Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in functie van het bedrag verbonden aan de scholen die worden overgenomen door het gesubsidieerd basisonderwijs of worden afgestaan door het gesubsidieerd basisonderwijs aan het gefinancierd basisonderwijs.".

Art. 14.In artikel 80, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 12 december 1997, worden de woorden "617,8 miljoen frank" vervangen door de woorden "14,787 miljoen euro".

Art. 15.In artikel 82bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij decreten van 22 december 1998 en 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o § 1 wordt vervangen door wat volgt : "§ 1. Het globale werkingsbudget van het gefinancierd en het gesubsidieerd basisonderwijs wordt gefaseerd verhoogd met 83,353 miljoen euro als volgt : BegrotingsjaarBedrag in miljoen euro 1998 5,330 1999 41,448 2000 61,081 inclusief adm. ondersteuning 2001 71,319 inclusief adm. ondersteuning 2002 82,078 inclusief adm. ondersteuning 2003 108,766 inclusief adm. ondersteuning 2004 74,676 exclusief adm. ondersteuning 2005 78,890 exclusief adm. ondersteuning 2006 83,352 exclusief adm. ondersteuning;" 2o er wordt een § 1bis toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 1bis . Het aandeel van het gemeenschapsonderwijs in het onder § 1 vermelde bedrag voor 2003 wordt verminderd met 1,356 miljoen euro."; 3o er wordt een § 1ter ingevoegd, die luidt als volgt : "§ 1ter . De bedragen vermeld in de tabel onder § 1 voor de jaren 2004, 2005, 2006 worden jaarlijks verminderd met een bedrag van maximum van 1,22 miljoen euro voor 2004; 1,264 miljoen euro voor 2005 en 1,339 miljoen euro voor 2006 dat aan de stimulus voor de scholengemeenschappen wordt toegevoegd.

De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop deze middelen op basis van het aantal leerlingen aan de scholengemeenschappen dan wel aan de scholen die niet in een scholengemeenschap zitten, worden verdeeld."; 4o in § 2 worden de woorden "119,04 miljoen euro" vervangen door de woorden "83,352 miljoen euro".

Art. 16.In artikel 88 van hetzelfde decreet worden de woorden "De ARGO" vervangen door de woorden "Het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 17.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk VIII vervangen door wat volgt : "HOOFDSTUK VIII. - Programmatie en rationalisatie van scholen ".

Art. 18.In artikel 96 van hetzelfde decreet worden de woorden "met uitzondering van de scholen voor kinderen van militairen ongeacht of ze in België of in Duitsland gelegen zijn" geschrapt.

Art. 19.In artikel 100 van hetzelfde decreet worden de woorden "de ARGO" vervangen door "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 20.Artikel 102 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 102.§ 1. Buiten de gevallen zoals bedoeld in artikel 100, kan een nieuwe school voor gewoon basisonderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden, indien ze op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereikt en gelegen is op een voldoende afstand van elke andere school of vestigingsplaats voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs van dezelfde groep. Een nieuwe school is een school die opgericht wordt vanaf 1 september 2003.

In gemeenten met een bevolkingsdichtheid van vijfhonderd of minder inwoners per km2 is de afstand drie kilometer, in gemeenten met een bevolkingsdichtheid van meer dan vijfhonderd inwoners per km2 is de afstand twee kilometer. § 2. Voor een verdere financiering of subsidiëring moet de in programmatie zijnde school het tweede, derde en vierde bestaansjaar telkens op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar de door de regering vastgelegde programmatienormen bereiken.

Indien dit niet het geval is, wordt de school met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.".

Art. 21.In § 1 en § 2 van artikel 105 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 juli 1998, worden de woorden "de ARGO" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 22.In artikel 106 van hetzelfde decreet wordt in het eerste lid het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede".

Art. 23.In artikel 107 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in het eerste lid wordt het woord "vijfde" vervangen door het woord "tweede"; 2o het derde lid wordt opgeheven.

Art. 24.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk VIII, afdeling 2, het opschrift van onderafdeling C vervangen door wat volgt : "Onderafdeling C. - Oprichting van vestigingsplaatsen".

Art. 25.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk VIII, afdeling 2, onderafdeling C, een artikel 108bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 108bis.Elke school voor gewoon kleuter-, lager-, of basisonderwijs die op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de door de regering vastgelegde rationalisatienormen, mag één of meer vestigingsplaats(en) oprichten op voorwaarde dat iedere vestigingsplaats ten minste de door de regering vastgelegde rationalisatienormen voor vestigingsplaatsen bereikt.

Het oprichten van een vestigingsplaats wordt beschouwd als een herstructurering.".

Art. 26.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIIIbis , bestaande uit artikelen 125bis tot en met 125quaterdecies , ingevoegd, dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK VIIIbis . - Scholengemeenschappen Afdeling 1. - Algemene bepaling

Artikel 125quater.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs.

Artikel 125ter.Een scholengemeenschap is een vrijwillig tot stand gebracht samenwerkingsverband tussen scholen, dat ten minste de bevoegdheden bedoeld in afdeling 4 uitoefent.

Een scholengemeenschap stelt zich tot doel : 1o het verhogen van het draagvlak van de betrokken scholen; 2o een efficiënter gebruik van de beschikbare middelen en een beter management. Afdeling 2. - Oprichting

Artikel 125quater.Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn scho(o)l(en) tot een scholengemeenschap.

Artikel 125quinquies.§ 1. Een scholengemeenschap wordt opgericht : 1o bij beslissing indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur; 2o bij overeenkomst indien de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen.

De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap. § 2. De beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september en geldt telkens voor een periode van 6 schooljaren.

De eerste periode van 6 schooljaren start op 1 september 2005. Elke volgende periode van 6 schooljaren start 6 jaar of een veelvoud van 6 jaar na 1 september 2005. § 3. In afwijking van § 2 gelden overeenkomsten of beslissingen die in werking treden op 1 september 2003 en/of 1 september 2004 telkens voor het betrokken schooljaar. § 4. In afwijking van § 2 eindigen de overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren zoals bedoeld in § 2, tweede lid, op het einde van de betrokken 6 schooljaren. § 5. De beslissing of overeenkomst wordt vóór 15 juni voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding bezorgd aan het departement. § 6. In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2003 vóór 1 augustus bezorgd aan het departement. Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen

Artikel 125sexies.§ 1. Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet, met dien verstande dat een scholengemeenschap zowel het niveau kleuter- én lager onderwijs omvat. § 2. In afwijking van § 1 kan een scholengemeenschap één of meerdere vestigingsplaatsen bevatten van scholen waaraan de regering op basis van artikel 62, 4o, een afwijking toegekend heeft.

Artikel 125septies.§ 1. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 gewogen leerlingen. § 2. Bij het tellen van de leerlingen gelden de volgende regels : 1o alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld; 2o in afwijking van 1o worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari; 3o elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop een afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeenten en op basis van de inschrijving en het buitengewoon basisonderwijs; 4o het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school. § 3. De telling voor het voldoen aan de norm van scholengemeenschap geldt voor een periode van zes schooljaren. § 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar. § 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor het voldoen aan de norm van de scholengemeenschap voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies § 2, tweede lid, tot op het einde van de 6 schooljaren.

Artikel 125octies.§ 1. Elke scholengemeenschap is gelegen binnen maximaal drie aangrenzende onderwijszones. Met onderwijszones worden bedoeld, één van de 44 onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. § 2. Indien de scholen van eenzelfde groep binnen de grenzen van een provincie de norm van 900 leerlingen niet bereiken, dan kunnen in afwijking van § 1 scholengemeenschappen gevormd worden over méér dan drie aangrenzende zones. Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap

Artikel 125novies.§ 1. Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschap uitgeoefend. De scholengemeenschap : 1o maakt afspraken over de aanwending van de puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap zoals bepaald in artikel 125duodecies ; 2o maakt afspraken over de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd; 3o maakt afspraken over de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap; 4o maakt afspraken over de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt voorzover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap; 5o maakt afspraken over het sluiten van een samenwerkingsakkoord met één of meer scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs die niet tot de scholengemeenschap behoren; met een scholengemeenschap basisonderwijs of secundair onderwijs; met één of meer instellingen voor secundair onderwijs, deeltijdskunstonderwijs en/of volwassenenonderwijs.

Deze bepaling geldt niet voor samenwerkingsovereenkomsten die afgesloten zijn vooraleer de scholengemeenschap gevormd is; 6o maakt afspraken over het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap; 7o oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt. § 2. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de beslissingsbevoegdheid inzake de in § 1 bedoelde aangelegenheden overdragen naar het niveau van de scholengemeenschap.

Artikel 125decies.§ 1. De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden : 1o de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket; 2o over het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap; 3o de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken zoals bedoeld in artikel 172bis . Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone(s) of aangrenzende zone(s) liggen; 4o maakt afspraken over de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap; 5o het gebruik van de infrastructuur.

Artikel 125undecies.Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden toewijzen, tenzij dit krachtens een wet, een bijzonder decreet of een decreet wordt verboden. De bijkomend toegewezen bevoegdheden worden opgenomen in de beslissing of overeenkomst. Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap

Artikel 125duodecies.§ 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking. § 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels : 1o alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld; 2o in afwijking van 1o worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari; 3o elke leerling telt voor één teleenheid. De regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente; 4o het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school. § 3. De telling voor het verkrijgen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking geldt voor een periode van zes schooljaren. § 4. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005 slechts voor het betrokken schooljaar. § 5. In afwijking van § 3 geldt de telling voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking voor overeenkomsten of beslissingen die in werking treden in de loop van een periode van 6 schooljaren, zoals bedoeld in artikel 125quinquies , § 2, tweede lid, tot het einde van de betrokken periode van 6 schooljaren. § 6. Indien er in uitvoering van artikel 125novies , § 1, 6o, bijkomende scholen, die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorden, toetreden tot de scholengemeenschap wordt er voor het bepalen van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking herteld op basis de bepalingen in § 2.

Artikel 125terdecies.In afwijking van artikelen 142, 146ter en 153bis , kan er door de betrokken schoolbesturen tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap méér dan 3 procent van het lestijdenpakket en/of urenpakket worden overgedragen, mits : 1o de overdracht in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt; 2o akkoord van het bevoegd lokaal comité; 3o de overdracht gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar; 4o de overdracht niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.

De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.

Artikel 125quaterdecies.Schoolbesturen kunnen, in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt zijn, punten samenleggen op het niveau van de scholengemeenschap mits : 1o de samenlegging gebeurt vóór 15 oktober van het lopende schooljaar; 2o de samenlegging niet voor gevolg heeft dat personeelsleden ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking.

De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. De scholengemeenschap moet met het oog op de controle een verklaring op eer bezorgen aan het departement waarin ze verklaart deze bepaling in acht te nemen.".

Art. 27.Artikel 126 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Artikel 126.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gefinancierd of gesubsidieerd gewoon en buitengewoon basisonderwijs, tenzij anders bepaald.".

Art. 28.In artikel 130, § 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "Beneden een door de regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht in het ambt van beleidsmedewerker opnemen. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dit niet leidt tot een bijkomende terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking."; 2o in het vierde lid worden de woorden "de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 29.In artikel 132, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt in het eerste lid het woord "bijkomend" geschrapt.

Art. 30.In artikel 138, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 13 juli 2001 en 28 juni 2002, wordt 7o opgeheven.

Art. 31.In artikel 143 van hetzelfde decreet worden de woorden "ten aanzien van het departement" vervangen door de woorden "ten aanzien van de overheid".

Art. 32.Artikel 151 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 33.In hetzelfde decreet wordt onder hoofdstuk IX een afdeling 3bis , bestaande uit artikelen 153ter tot en met 153novies , ingevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel Onderafdeling A. - Algemeen

Artikel 153ter.In iedere school worden ambten van de personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel gefinancierd of gesubsidieerd.

Artikel 153quater.De oprichting van betrekkingen in de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is gebaseerd op punten.

Artikel 153quinquies.Aan iedere school voor gewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor : - ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs; - voor ICT-coördinatie; - voor administratieve ondersteuning.

Aan iedere school voor buitengewoon basisonderwijs wordt jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor : - voor ICT-coördinatie; - voor administratieve ondersteuning.

Artikel 153sexies.§ 1. De regering bepaalt hoe de puntenenveloppe voor zorgbeleid, voor ICT-coördinatie en voor administratieve ondersteuning berekend wordt en bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis van de puntenenveloppe betrekkingen kunnen worden opgericht. § 2. De oprichting van betrekkingen in ambten, bedoeld in § 1, is gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal. § 3. Het schoolbestuur/de schoolbesturen kan/kunnen de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning alleen voor dat doel gebruiken. § 4. De punten uit de puntenenveloppes voor het voeren van een zorgbeleid, ICT en administratieve ondersteuning die minder bedragen dan het aantal punten vereist om een betrekking in aanmerking te laten komen voor vacantverklaring en vaste benoeming, zoals bepaald in artikel 40septies , § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en artikel 36quinquies , § 3, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, kunnen samengelegd worden op het niveau van de scholengemeenschap. In afwijking van § 3 kunnen de punten voor ICT en administratieve ondersteuning die op het niveau van de scholengemeenschap samengelegd worden, vrij aangewend worden.

Onderafdeling B. - Zorgbeleid

Artikel 153septies.Het zorgbeleid binnen de school houdt het volgende in : 1o de coördinatie van alle zorginitiatieven op het niveau van de school en in voorkomend geval van de scholengemeenschap; 2o het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel; 3o het begeleiden van leerlingen.

Artikel 153octies.Aan iedere school voor gewoon kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe toegekend voor een personeelsomkadering ter ondersteuning van het op school gevoerde zorgbeleid.

Onderafdeling C. - Administratieve ondersteuning

Artikel 153novies.§ 1. Aan iedere school voor kleuter-, lager- en basisonderwijs wordt jaarlijks op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de teldag of op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de telperiode die van toepassing is voor de berekening van de lestijden volgens de schalen, een puntenenveloppe voor administratief personeel toegekend. § 2. In afwijking van § 1 wordt aan de scholen voor gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs van het type 5 een forfaitaire puntenenveloppe toegekend. De grootte van deze puntenenveloppe wordt vastgelegd door de Vlaamse regering.".

Art. 34.Aan artikel 163 van hetzelfde decreet wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4. De regering bepaalt de wekelijkse opdracht voor de ambten van de categorie beleids- en ondersteunend personeel.".

Art. 35.In artikel 166 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, worden in § 1 de woorden "verlof wegens opdracht in het belang van het onderwijs" vervangen door de woorden "verlof wegens bijzondere opdracht".

Art. 36.In hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk XI vervangen door het opschrift "Projecten".

Art. 37.In hetzelfde decreet vormen artikelen 168 tot 171 een afdeling 1 met als opschrift "Tijdelijke projecten".

Art. 38.In hetzelfde decreet wordt in Hoofdstuk XI een afdeling 2 ingevoegd, bestaande uit de artikelen 172 en 172bis , die luidt als volgt : "Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen

Artikel 172.Conform artikel 125decies , § 1, 3o, kunnen scholengemeenschappen punten zorg naar andere scholengemeenschappen overdragen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken.

Artikel 172bis.De projecten die op 30 juni 2003 in het basisonderwijs lopen via de tewerkstelling van een Contractuele Departement Onderwijs en die tot doel hebben samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en buitengewoon basisonderwijs te ontwikkelen, specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonderwijs te integreren of de werking ten overstaan van autistische kinderen te optimaliseren of de opvang van interne leerlingen te verbeteren, kunnen blijven gefinancierd of gesubsidieerd worden op aanvraag van het schoolbestuur. De regering kent aan deze projecten, die verder buitengewone onderwijsontwikkelingen worden genoemd, lestijden en/of uren toe.

Om de drie jaar, en voor het eerst in 2006, beslist de regering, op basis van een evaluatie, over verlenging. De middelen van de stopgezette onderwijsontwikkelingen kunnen voor nieuwe heraangewend worden.".

Art. 39.In hetzelfde decreet wordt hoofdstuk XII, bestaande uit artikel 173, opgeheven.

Art. 40.In artikel 177, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 10o vervangen door wat volgt : "10o de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijden-, urenpakket en de puntenenveloppe;".

Art. 41.In artikel 179 worden de woorden "de ARGO" vervangen door de woorden "het Gemeenschapsonderwijs".

Art. 42.In artikel 192 van hetzelfde decreet worden een § 3 en een § 4 toegevoegd, die luiden als volgt : " § 3. In afwijking van artikelen 80, § 1, 81 en 82, § 2, kan de Vlaamse regering vanaf een door haar vast te stellen datum een regeling uitwerken om de coëfficiënten per leerling die bereikt worden door toepassing van artikel 153duodecies , op een gelijk niveau te brengen voor elk onderwijsnet, maar dat het niveau van het gesubsidieerd onderwijs niet mag overstijgen. Deze gelijkstelling wordt gespreid in de tijd en gebeurt ten laste van de in artikel 80, § 1, bedoelde jaarlijks vrijkomende loonkost van rekenplichtige correspondenten. § 4. Het aantal financierbare uren zoals bedoeld in § 2 kan worden omgezet in een puntenenveloppe voor administratieve ondersteuning zoals bedoeld in artikel 153novies . Voor deze omzetting wordt voor een voltijdse betrekking een puntengewicht van 63 punten aangerekend.

De raad van het gemeenschapsonderwijs verdeelt deze omgezette punten over de scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs.

Onverminderd de bepalingen van artikel 100undecies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, kan op basis van deze omgezette punten een personeelslid tijdelijk worden aangesteld als administratief medewerker.". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de decreten rechtspositie Afdeling 1. - Aanpassingen aan het decreet van 27 maart 1991

betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs

Art. 43.In artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij decreten van 1 december 1998 en 18 mei 1999, wordt tussen "- het ondersteunend personeel" en "- het personeel van de pedagogische begeleidingsdienst" een liggend streepje ingevoegd, dat luidt als volgt : "- het beleids- en ondersteunend personeel".

Art. 44.In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 1 december 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden aan 28o volgende woorden toegevoegd : "en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis , van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".

Art. 45.In artikel 4, § 1, e) , van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993, 21 december 1994, 1 december 1998, 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, wordt in de woorden "zoals bepaald in artikel 82, a) , b) , c) en e) " de letter "b) " geschrapt.

Art. 46.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater , bestaande uit artikel 12quater , toegevoegd, dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK IIquater . - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers

Artikel 12quater.§ 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.

Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap. § 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".

Art. 47.In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 9 april 1994, 21 december 1994, 14 juli 1998, 18 mei 1999, 20 oktober 2000, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.

Art. 48.In artikel 21bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 20 oktober 2000, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in § 1 worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd."; 2o § 4 wordt vervangen door wat volgt : "§ 4. De anciënniteit bedoeld in § 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties : - in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren; - in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap; - in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep.

Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, § 1, a , het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd."; 3o in § 10, 3o, wordt tussen de woorden "die tot een" en de woorden "scholengemeenschap behoren" het woord "niet" ingevoegd.".

Art. 49.In artikel 24, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de woorden "en in de scholengroep" vervangen door de woorden "in de scholengroep en ook in de scholengemeenschap".

Art. 50.In artikel 26, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt tussen het woord "en" en de woorden "voor het secundair onderwijs" de woorden "voor het basisonderwijs en" ingevoegd.

Art. 51.In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o in § 1 worden aan de tweede zin de volgende woorden toegevoegd : "en, voor wat de instellingen in het basisonderwijs betreft, die tot een scholengemeenschap behoren, de scholengemeenschap"; 2o In § 3bis worden na de woorden "In het basisonderwijs en deeltijds kunstonderwijs" de woorden "en in de instellingen die niet behoren tot het secundair onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie of de CLB's" ingevoegd.

Art. 52.In artikel 36, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in 1o worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd; 2o er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1o en in het tweede en derde lid van 4o niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 53.Aan artikel 36bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 2 maart 1999, 18 mei 1999, 20 oktober 2000 en 14 februari 2003, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 3. Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen betreffende de scholengemeenschappen zoals bedoeld in § 2 niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 54.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling VI vervangen door wat volgt : "Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel Onderafdeling A. - Secundair onderwijs

Artikel 40quater.Deze onderafdeling is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs.

Artikel 40quinquies.Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt rekening gehouden met de bepalingen van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.

Artikel 40sexies.Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.

Onderafdeling B. - Basisonderwijs

Artikel 40septies.§ 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten : - administratief medewerker; - beleidsmedewerker.

De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen. § 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld. § 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk : 1o de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4; 2o de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties. § 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk : 1o de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs; 2o de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies , § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.

Artikel 40octies.De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.

In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, gelden voor : 1o de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot : - de prestatieregeling; - de jaarlijkse vakantieregeling; - de verlofregeling; - de bezoldiging. 2o de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot : - de jaarlijkse vakantieregeling; - de verlofregeling.".

Art. 55.Aan hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt een afdeling VII toegevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling VII. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs

Artikel 40novies.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen : 1o de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet; 2o de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet; 3o de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet. § 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2o, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat : - deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht; - de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 18, worden in het geschrift waarin de aanstelling wordt vastgesteld, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".

Art. 56.Aan artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o de woorden "wat het secundair onderwijs betreft" worden geschrapt; 2o er wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen betreffende de scholengemeenschappen zoals bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 57.In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : "§ 2bis . In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.

In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratief medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.

In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.

De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".

Art. 58.In artikel 55vicies , § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 13 juli 2001 wordt tussen de woorden "de scholengemeenschap" en de woorden "als hij belast is" de woorden "van het secundair onderwijs" ingevoegd."

Art. 59.In artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 15 juli 1997, 14 juli 1998, 1 december 1998, 2 maart 1999, 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden in § 3 de woorden "wat het secundair onderwijs betreft" vervangen door de woorden "in voorkomend geval".

Art. 60.Aan artikel 91, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Voor de scholen van het basisonderwijs zijn de bepalingen betreffende de scholengemeenschappen zoals bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing tijdens de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 61.In hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een nieuw artikel 100undecies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 100undecies.§ 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis , 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.

Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 55, § 2bis .

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel in een gefinancierde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis , 36 en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.

Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 3. De personeelsleden die op 30 juni 2003 vast benoemd zijn of ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking in een ambt van rekenplichtig correspondent, eerste rekenplichtige correspondent, klerk, klerk-typist, eerste klerk-typist of opsteller in de categorie van het administratief personeel in een school van het basisonderwijs, worden met ingang van 1 september 2003 geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel. Deze concordantie is persoonsgebonden. Deze concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. Het personeelslid behoudt bij de concordantie steeds de weddenschaal die het genoot op 30 juni 2003.

De diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het administratief personeel worden beschouwd als zijnde gepresteerd in het ambt van administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel.

De vastbenoemde administratieve medewerkers die werden geconcordeerd zoals bedoeld in het eerste lid, worden aangesteld of geaffecteerd in het ambt van administratief medewerker dat wordt ingericht op basis van de puntenenveloppes zoals bedoeld in artikel 153novies en artikel 192, § 4, van het decreet van 25 februari betreffende het basisonderwijs.

Voor de personeelsleden die op 1 september 2003 worden geconcordeerd naar een vastbenoemd ambt van administratief medewerker met onvolledige prestaties, zijn voor de vaste benoemingen op 1 januari 2004 en 1 januari 2005 de bepalingen van artikel 36ter niet van toepassing. § 4. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die in de maand juni 2003 tewerkgesteld zijn als administratieve hulp in het basisonderwijs, worden mits instemming van de raad van bestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21bis , 36 en 56 met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs. § 5. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III en onverminderd de bepalingen van artikel 40septies , stelt de raad van bestuur vóór 15 oktober 2003 de lijst op met de vacante betrekkingen van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis , van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. Bij het opstellen van deze lijst houdt de raad van bestuur rekening met de betrekkingen die op 15 september 2003 vacant zijn. Een betrekking die op deze wijze werd vacant verklaard kan op 1 januari 2004 door benoeming worden toegewezen. § 6. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gefinancierd CLB of in het vormingscentrum beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 4, 21, 21ter , 36, 36quater en 56. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven. § 7. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 21, 21bis en 21ter , kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 4 en § 6 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij de raad van bestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.". Afdeling 2. - Aanpassingen aan het decreet van 27 maart 1991

betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 62.In artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 1 december 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt tussen "- het ondersteunend personeel" en "- het administratief personeel" een liggend streepje ingevoegd, dat luidt als volgt : "- het beleids- en ondersteunend personeel".

Art. 63.In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994, 1 december 1998 en 14 februari 2003, wordt een 20o ingevoegd, dat luidt als volgt : "20o scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28o, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis , van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs".

Art. 64.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIquater , bestaande uit artikel 17quater , toegevoegd, dat luidt als volgt : "HOOFDSTUK IIquater . - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers

Artikel 17quater.§ 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt.

Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een samenwerkingsvorm tussen scholen of een scholengemeenschap. § 2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker.".

Art. 65.In artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 9 april 1992, 28 april 1993, 21 december 1994, 19 april 1995, 8 juli 1996, 14 juli 1998, 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.

Art. 66.In artikel 23bis , § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 20 oktober 2000, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden tussen de woorden "van het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd.

Art. 67.In artikel 31, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993, 8 juli 1996, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in 1o worden tussen de woorden "in het" en de woorden "gewoon secundair onderwijs" de woorden "basisonderwijs en het" ingevoegd; 2o er wordt een nieuw lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in 1o en 4o niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 68.Aan artikel 35 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 21 december 1994 en 18 mei 1999, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 4. Voor de scholen van het basisonderwijs gelden de bepalingen met betrekking tot de scholengemeenschappen zoals bedoeld in § 2 en § 3 niet voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005.".

Art. 69.In hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt afdeling 4 vervangen door wat volgt : "Afdeling 4. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend personeel Onderafdeling A. - Secundair onderwijs

Artikel 36bis.Deze onderafdeling geldt voor het gewoon secundair onderwijs.

Artikel 36ter.Voor de toepassing van hoofdstuk III houdt de inrichtende macht rekening met titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs voor aanstellingen in betrekkingen van opvoeder en administratief medewerker.

Artikel 36quater.Voor de toepassing van hoofdstuk III worden de diensten gepresteerd in ambten van de categorie van het opvoedend hulppersoneel en/of het administratief personeel beschouwd als zijnde gepresteerd in een ambt van het ondersteunend personeel.

Onderafdeling B. - Basisonderwijs

Artikel 36quinquies.§ 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de volgende wervingsambten : - administratief medewerker; - beleidsmedewerker.

De Vlaamse regering is gemachtigd de indeling van deze ambten te wijzigen. § 2. De ambten bedoeld in § 1 kunnen via voltijdse of deeltijdse betrekkingen worden ingevuld. § 3. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel is vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk : 1o de betrekkingen die het aantal prestatie-eenheden omvatten dat overeenkomt met 4 uren of een veelvoud van 4; 2o de betrekkingen die bestaan uit de helft van het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties. § 4. In volgende betrekkingen van de ambten van het beleids- en ondersteunend personeel zijn geen vaste benoeming, mutatie of affectatie mogelijk : 1o de betrekkingen die worden opgericht op basis van de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 125duocedies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs; 2o de betrekkingen die worden opgericht op basis van de punten die worden overgedragen zoals bedoeld in artikel 153sexies , § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.

Artikel 36sexies.De Vlaamse regering bepaalt de administratieve en geldelijke toestand van de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel.

In afwachting dat de Vlaamse regering nieuwe uitvoeringsbesluiten vastlegt voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs, geldt voor : 1o de administratieve medewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor de administratieve medewerker in het secundair onderwijs met betrekking tot : - de prestatieregeling; - de jaarlijkse vakantieregeling; - de verlofregeling; - de bezoldiging. 2o de beleidsmedewerker de bepalingen die van toepassing zijn voor het onderwijzend personeel met betrekking tot : - de jaarlijkse vakantieregeling; - de verlofregeling.".

Art. 70.Aan hoofdstuk III van hetzelfde decreet wordt vóór artikel 36quinquies, dat artikel 36decies wordt, een afdeling 5 toegevoegd, die luidt als volgt : "Afdeling 5. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs

Artikel 36octies.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt geaffecteerd aan een instelling, kunnen : 1o de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet; 2o de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap of voor de totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet; 3o de leden van het onderwijzend personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap worden ingezet. § 2. De leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen overeenkomstig § 1, 2o, worden ingezet in de scholen van dezelfde scholengemeenschap, met dien verstande dat : - deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de instelling waar de betrekking reglementair wordt ingericht; - de afstand over de openbare weg tussen de instelling van affectatie en de school waar het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen. Dit geldt niet als het personeelslid instemt om over een grotere afstand ingezet te worden. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 20, worden in de overeenkomst of het besluit waarin de aanstelling wordt vastgelegd, de bepalingen inzake inzetbaarheid opgenomen zoals bedoeld in § 1 en § 2.".

Art. 71.In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : "§ 2bis . In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel met recht op weddenschaal 202, die vast benoemd is en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 203.

In afwijking op de bepalingen van dit hoofdstuk en zonder dat hij zich kandidaat moet stellen, wordt de administratieve medewerker van de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel die bij overgangsmaatregel aangesteld is en vast benoemd is met een diploma van het niveau lager secundair onderwijs, en die negen jaar dienstanciënniteit telt in deze categorie, vast benoemd in hetzelfde ambt met weddenschaal 201.

In afwijking op het eerste en tweede lid, hebben de personeelsleden die op 1 januari 2004 vast benoemd worden in het ambt van administratief medewerker en die op 1 september 2003 negen jaar dienstanciënniteit tellen in deze categorie, recht op de verhoogde weddenschaal met ingang van 1 september 2003.

De diensten gepresteerd als administratief medewerker in de categorie van het beleids- en ondersteunend personeel, worden in aanmerking genomen voor het berekenen van deze negen jaar dienstanciënniteit.".

Art. 72.In artikel 44quinquiesdecies , § 1, van hetzelfde decreet, worden tussen de woorden "de scholengemeenschap" en de woorden "als hij belast is" de woorden "van het secundair onderwijs" ingevoegd.".

Art. 73.Aan artikel 77 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 28 april 1993 en 14 februari 2003 worden een § 8 en § 9 toegevoegd, die luiden als volgt : "§ 8. Voor het basisonderwijs komen de diensten die een personeelslid vanaf 1 september 2005 heeft gepresteerd voor de toepassing van artikel 23, § 3, en 23bis , § 3, als volgt in aanmerking : a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert en die niet tot een scholengemeenschap behoren;b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in de betrokken scholengemeenschap en dit ongeacht het net waartoe de instellingen waarin deze prestaties werden verricht, behoren. De prestaties verricht vóór 1 september 2005 komen voor de berekening van deze anciënniteit als volgt in aanmerking : a) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert;b) voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt. § 9. Voor het basisonderwijs komen de prestaties geleverd vóór 1 september 2005 voor de berekening van de 720 dagen dienstanciënniteit vermeld in artikel 31, § 1, 1o, als volgt in aanmerking : - voor een vaste benoeming in een instelling die niet behoort tot een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen van de inrichtende macht die de betrokken instelling beheert; - voor een vaste benoeming in een scholengemeenschap : alle prestaties verstrekt in instellingen die vanaf 1 september 2005 tot de betrokken scholengemeenschap behoren en alle prestaties verstrekt in andere instellingen van de inrichtende macht bij wie men zijn kandidatuur stelt.".

Art. 74.In titel II, hoofdstuk XI, van hetzelfde decreet wordt een artikel 84decies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 84decies.§ 1. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs als gesubsidieerd contractueel personeelslid, als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs of als contractueel personeelslid zoals bedoeld in artikel 154, § 1, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een administratieve functie in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis , 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.

Een personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De beperking tot 720 dagen geldt niet voor de toepassing van artikel 44, § 2bis .

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven. § 2. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het onderwijzend, opvoedend of paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel in een gesubsidieerde instelling van het basisonderwijs of secundair onderwijs beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis , 31, 35, 74 en 77. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt of in het ambt van beleidsmedewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs.

Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het schoolbestuur dat het ontslag heeft gegeven. § 3. Diensten gepresteerd door de personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en die wedertewerkgesteld zijn als administratieve medewerker in het basisonderwijs, worden, mits instemming van het schoolbestuur, beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23bis , 31, 35, 74 en 77, met dien verstande dat een personeelslid op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen kan verwerven. Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het ambt van administratief medewerker in de personeelscategorie van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs. § 4. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk III, en onverminderd de bepalingen van artikel 36quinquies , § 3, deelt de inrichtende macht vóór 15 oktober 2003 aan de personeelsleden die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen de vacante betrekkingen mee van administratief medewerker of beleidsmedewerker, die kunnen worden ingericht op basis van de puntenenveloppe zoals bedoeld in hoofdstuk IX, afdeling IIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2003. In een vacante betrekking die op deze wijze werd meegedeeld, kan op 1 januari 2004 worden vastbenoemd. § 5. Voor de personeelsleden die in juni 2003 in dienst zijn als contractueel personeelslid ten laste van het departement onderwijs in een gesubsidieerd CLB, worden de diensten gepresteerd als contractueel personeelslid in een ambt van het technisch of het administratief personeel in een gesubsidieerd CLB beschouwd als dienstanciënniteit zoals bepaald in artikelen 6, 23, 23ter , 31, 31ter , 35, 74 en 77.

Deze diensten worden beschouwd alsof zij gepresteerd werden in het betrokken ambt. Het personeelslid kan op basis van deze diensten een dienstanciënniteit van maximaal 720 dagen verwerven. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op het contractueel personeelslid dat vóór juni 2003 werd ontslagen, tenzij dit personeelslid na dit ontslag opnieuw wordt aangeworven door het centrumbestuur dat het ontslag heeft gegeven. § 6. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 23, 23bis , 23ter en 84undecies , kan het personeelslid bedoeld in § 1, § 2, § 3 en § 5 dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor schooljaar 2003-2004, vóór 15 augustus 2003 bij het schoolbestuur of centrumbestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief.".

Art. 75.In titel II, hoofdstuk XI van hetzelfde decreet wordt een artikel 84undecies ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Artikel 84undecies.In afwijking van artikel 23 moet het personeelslid dat een beroep wenst te doen op het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in een instelling van het basisonderwijs of het deeltijds kunstonderwijs, vóór 15 juni bij de inrichtende macht kandideren met een ter post aangetekende brief. Deze kandidaatstelling geldt voor alle betrekkingen waarvoor het recht werd verworven.". HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt

Art. 76.In artikel 10 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2001, wordt 8o vervangen door wat volgt : "8o scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28o, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikelen 3 en 52bis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.".

Art. 77.In artikel 11 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij decreten van 13 juli 2001 en 20 december 2002, wordt een derde lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Voor de scholen voor het basisonderwijs die behoren tot een scholengemeenschap wordt de beslissing om een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk genomen voor de totaliteit van de scholengemeenschap, overeenkomstig hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs.". HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs

Art. 78.In artikel 12 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, wordt in § 2 het derde liggend streepje vervangen door wat volgt : "- een LOC oprichten voor alle scholen van de inrichtende macht die tot dezelfde scholengemeenschap van het basisonderwijs of van het secundair onderwijs behoren.".

Art. 79.In hoofdstuk IIIbis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o de woorden "HOOFDSTUK IIIbis . - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het secundair onderwijs " worden vervangen door de woorden "HOOFDSTUK IIIbis . - Onderhandelingscomité van de scholengemeenschap van het basisonderwijs en het secundair onderwijs "; 2o in artikel 37bis worden tussen de woorden "scholengemeenschap" en "zoals bedoeld" de woorden "zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en" ingevoegd.

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV

Art. 80.In artikel IX.92 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in 6o wordt het cijfer "IX.5" geschrapt; 2o er wordt een 7o ingevoegd, dat luidt als volgt : "7o artikel IX.5 heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2003".

Art. 81.In artikel X.55 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o in het eerste lid worden tussen de woorden "het ondersteunend personeel" en "administratief personeel" de woorden "het beleids- en ondersteunend personeel," ingevoegd; 2o 4o wordt vervangen door wat volgt : "4o voor de betrekkingen die worden opgericht in een ambt van het onderwijzend personeel, het bestuurspersoneel of het beleids- en ondersteunend personeel, legt de Vlaamse regering het aantal punten vast dat in rekening moet worden gebracht voor een personeelslid dat in dit ambt wordt aangesteld."; 3o 5o en 6o worden opgeheven; 4o er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "In afwijking op de bepalingen van het tweede lid, zijn voor de personeelsleden van het beleids- en ondersteunend personeel van het basisonderwijs alle bepalingen van toepassing van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.". HOOFDSTUK VII. - Andere bepalingen

Art. 82.§ 1. In elke netoverstijgende scholengemeenschap wordt een lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap opgericht, dat bevoegd is om te onderhandelen over aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is. § 2. Hiertoe duidt elk lokaal onderhandelings- of basisoverlegorgaan van de scholen van de scholengemeenschap en/of het afzonderlijk bijzonder comité bij elk schoolbestuur van het officieel gesubsidieerd onderwijs, één vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie en één vertegenwoordiger van de betrokken schoolbesturen aan. HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding

Art. 83.Artikel 59, § 3, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door de volgende bepaling : "§ 3. De leerlingen van de school bedoeld in § 1, worden voor de toepassing van de rationalisatie- en programmatieregels niet in aanmerking genomen. Het leerlingenaantal van de scholen bedoeld in § 1, wordt voor de toepassing van artikel 70 gehalveerd.

In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, wordt het leerlingenaantal van de school bedoeld in § 1 voor de toepassing van artikel 70 volledig meegerekend, indien deze school behoort tot een scholengemeenschap basisonderwijs, zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIbis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, waarvan meer dan de helft van de scholen behoort tot het werkgebied van het betrokken centrum.".

Art. 84.In artikel 70, § 2, eerste streepje, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, worden met ingang van 1 september 2006 de woorden "OG = 2.779" vervangen door de woorden "OG = 2.905,85". HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtredingsbepaling

Art. 85.De bepalingen van dit decreet treden in werking op 1 september 2003, met uitzondering van : 1o artikelen 51, 2o, 75 en 80, die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2003; 2o artikelen 61 en 74, die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2003; 3o artikel 51, 1o, dat in werking treedt op 1 maart 2005; 4o artikelen 48, 49, 60 en 66, die in werking treden op 1 september 2005.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 10 juli 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN _______ Nota Zitting 2002-2003.

Stukken 1720- Nr. 1 : Ontwerp van decreet 1720- Nrs. 2 en 3 : Amendementen 1720- Nr. 4 : Verslag over hoorzitting 1720- Nr. 5 : Verslag 1720- Nr. 6 : Amendementen voorgesteld na indiening van het verslag 1720- Nr. 7 : Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Handelingen Bespreking en aanneming : vergaderingen van 2 juli 2003

^