Etaamb.openjustice.be
Decreet van 08 juni 2000
gepubliceerd op 25 augustus 2000

Decreet houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035865
pub.
25/08/2000
prom.
08/06/2000
ELI
eli/decreet/2000/06/08/2000035865/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2000. - Decreet houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Overwerk. - Bijbetrekking

Art. 2.De artikelen 3 tot en met 5 zijn van toepassing op de personeelsleden die een wervingsambt geheel of gedeeltelijk als hoofdambt uitoefenen in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in de instellingen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs.

Artikel 6 is van toepassing op de personeelsleden die een wervingsambt geheel of gedeeltelijk als hoofdambt uitoefenen in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel in de scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs.

Art. 3.§ 1. Om in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs tegemoet te komen aan een vastgesteld tekort aan gekwalificeerde personeelsleden, kan de inrichtende macht of directeur een personeelslid, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, mits zijn toestemming belasten met : a) overwerk in de zin van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende toekenning van een toelage voor overwerk aan sommige leden van het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;b) een bijbetrekking in de zin van artikel 5, a), van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. § 2. Voor het vaststellen van het tekort aan gekwalificeerd personeel gelden de bepalingen van artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan en het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1993 tot uitvoering van artikel 10, § 6, van het koninklijk besluit nr. 63 van 20 juli 1982.

In afwijking van de reglementaire bepalingen vermeld in het voorgaande lid is de minimale duur van 104 kalenderdagen niet van toepassing. § 3. Onverminderd de bepalingen van § 2 kan een personeelslid in een school of instelling die behoort tot een inrichtende macht of scholengemeenschap die een beroep doet op de bepalingen van hoofdstuk IV, slechts worden belast met overwerk of met een bijbetrekking, als er in de vervangingspool geen personeelslid beschikbaar is dat de betrekking kan uitoefenen.

Art. 4.§ 1. In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid op wie een beroep wordt gedaan om in toepassing van artikel 3 overwerk te verstrekken, voor het aantal uren waarvoor het in overwerk is aangesteld, een toelage voor overwerk. De toelage voor overwerk wordt vastgesteld alsof de uren waarvoor het personeelslid is aangesteld, verstrekt zijn als hoofdambt in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. § 2. Voor het toekennen van de toelage voor overwerk gelden de beperkingen gesteld in artikel 77, § 1, eerste en derde lid, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977. § 3. Het personeelslid krijgt de toelage voor overwerk vanaf de dag waarop het de opdracht die het toekennen van de toelage wettigt, daadwerkelijk uitoefent.

Het personeelslid behoudt de toelage voor overwerk gedurende de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie voorzover die vallen binnen de periode waarin het daadwerkelijk met de opdracht belast blijft.

Met uitzondering van de vakanties, bedoeld in voorgaand lid, is de toelage voor overwerk bij een onderbreking van de uitoefening van de opdracht die aanleiding geeft tot het toekennen van de toelage, alleen verschuldigd als de onderbreking niet langer dan veertien opeenvolgende kalenderdagen duurt. § 4. De toelage voor overwerk wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald, samen met de wedde of de weddentoelage.

Art. 5.In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging, ontvangt het personeelslid op wie een beroep wordt gedaan om, in toepassing van artikel 3, een bijbetrekking uit te oefenen, voor het aantal uren gepresteerd als bijbetrekking een wedde of weddentoelage die wordt vastgesteld en toegekend volgens bepalingen van artikel 4.

Art. 6.In het gewoon of buitengewoon basisonderwijs kan een personeelslid dat in een van deze onderwijsniveaus in hoofdambt reeds een wervingsambt uitoefent in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel met prestaties die ten minste gelijk zijn aan het minimaal vereiste aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in dit onderwijs, belast worden met het onderwijs aan huis, op voorwaarde dat in dezelfde school geen ander personeelslid, aangesteld in het betrokken ambt, beschikbaar is dat dit onderwijs aan huis in hoofdambt kan vervullen. Het personeelslid ontvangt voor deze lesuren een toelage voor overwerk vastgesteld en toegekend volgens de bepalingen van artikel 4. HOOFDSTUK III. - Opnieuw in actieve dienst treden

Art. 7.Om tegemoet te komen aan een vastgesteld tekort aan gekwalificeerde personeelsleden in wervingsambten in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, zoals bepaald in artikel 3, § 2, kan de inrichtende macht of directeur van een school voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs en/of van een instelling voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs, in afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen, tijdelijk en mits toestemming van het personeelslid een beroep doen op een personeelslid dat : 1° met verlof is voor verminderde prestaties, gewettigd door sociale of familiale redenen, of afwezig is voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;2° terbeschikkinggesteld is wegens persoonlijke aangelegenheden;3° deeltijds ter beschikking gesteld is wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen;4° volledig ter beschikking gesteld is wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen;5° een bijzondere terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor sommige personeelsleden van het voltijds gewoon secundair onderwijs geniet;6° gepensioneerd is en bij de aanvang van het schooljaar waarin op hem een beroep wordt gedaan de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. De toestemming bedoeld in het eerste lid blijkt uit een geschrift dat niet eerder kan worden opgesteld dan op het ogenblik waarop het tekort aan gekwalificeerde personeelsleden wordt vastgesteld.

Art. 8.Het verlof of de afwezigheid voor verminderde prestaties, of de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden van het personeelslid dat zich in de in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, bedoelde toestand bevindt, wordt geheel of gedeeltelijk opgeschort zodra op hem met toepassing van artikel 7 een beroep wordt gedaan.

Een personeelslid kan tijdens deze opschorting van het verlof, de afwezigheid of de terbeschikkingstelling opnieuw geheel of gedeeltelijk hetzij de betrekking opnemen waarvan het titularis is, hetzij een andere betrekking opnemen. Als het personeelslid ingevolge de afwezigheid van zijn vervanger opnieuw de betrekking opneemt waarvan het titularis is, wordt, in afwijking van artikel 23, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en van artikel 21, § 1, a), van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, geen einde gesteld aan de opdracht van de vervanger.

Het personeelslid krijgt tijdens deze opschorting van het verlof, de afwezigheid of de terbeschikkingstelling de wedde of weddentoelage waarop het aanspraak kan maken krachtens het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en, in voorkomend geval, mits toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998 tot regeling van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde vastbenoemde personeelsleden van het onderwijs, de psycho-medisch-sociale centra, de pedagogische begeleidingsdiensten, de inspectie en de dienst voor onderwijsontwikkeling, tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast met een opdracht waarvoor ze niet vast benoemd zijn.

Als het verlof of de afwezigheid voor verminderde prestaties overeenkomstig dit artikel wordt opgesehort, zijn de bepalingen van artikel 3, 3° en 4°, en van artikel 9, eerste lid, 3°, en tweede lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 26 april 1990 betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, niet van toepassing.

Art. 9.In afwijking van de bestaande reglementaire bepalingen inzake bezoldiging ontvangt het personeelslid voor het aantal uren waarvoor het zich in een in artikel 7, eerste lid, 3°, 4°, 5° of 6°, bedoelde toestand bevindt, een toelage die wordt vastgesteld en toegekend volgens de bepalingen van artikel 4.

Het bedrag van de toelage uitgekeerd aan het personeelslid dat zich bevindt in de toestand zoals bepaald in artikel 7, eerste lid, 3°, 4° en 5°, mag voor het geheel van de prestaties die het nog uitoefent in het onderwijs op jaarbasis, niet meer bedragen dan het minimumbedrag dat volgens de reglementering inzake cumulatie van een rustpensioen met een beroepsactiviteit, is toegestaan. HOOFDSTUK IV. - Vervangingspool Afdeling 1. - Inleidende bepalingen

Art. 10.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° ankerschool : school of instelling waar het lid van de vervangingspool geheel of gedeeltelijk wordt aangesteld en ingezet tijdens die periodes waarin het niet is aangesteld in een korte reglementaire vervanging;2° begeleidingscommissie : orgaan dat de werking van de vervangingspool begeleidt en waarvan de samenstelling en bevoegdheden bepaald zijn in afdeling 8 van dit hoofdstuk;3° korte reglementaire vervanging : de vervanging die voldoet aan de voorwaarden gesteld in 7° en die in éénmaal geen periode omvat die loopt van 1 september tot en met 30 juni.De vervanging van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk niet als een korte reglementaire vervanging beschouwd; 4° lid van de vervangingspool : persoon die deel uitmaakt van de vervangingspool en wordt opgenomen, toegewezen en ingezet volgens de bepalingen van dit hoofdstuk;5° net : a) gemeenschapsonderwijs : de onderwijsinstellingen en centra ingericht krachtens het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs en gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap;b) gesubsidieerd officieel onderwijs : de onderwijsinstellingen en de centra ingericht door de provincies, de gemeenten of door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan Het Gemeenschapsonderwijs en die in aanmerking komen voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;c) gesubsidieerd vrij onderwijs : de onderwijsinstellingen en centra ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen en die in aanmerking komen voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;6° onderwijszone : onderwijszone zoals vastgelegd in de bijlage gevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs.De instellingen van het gemeenschapsonderwijs die in Duitsland gelegen zijn, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk beschouwd als een aparte onderwijszone; 7° reglementaire vervanging : de vervanging die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) het te vervangen personeelslid is aangesteld in een gefinancierde of gesubsidieerde betrekking in het onderwijs;b) het te vervangen personeelslid is afwezig voor ten minste tien opeenvolgende werkdagen;c) de afwezigheid van het te vervangen personeelslid vangt ten laatste aan op 31 mei van het betrokken schooljaar;d) het personeelslid dat afwezig is, kan op grond van hetzij het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, hetzij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, worden vervangen. De sub b) en c) vermelde voorwaarden gelden niet voor de vervanging van een personeelslid in een vestigingsplaats van een school voor buitengewoon en gewoon basisonderwijs waar - per onderwijsniveau - minder dan 3 volledige betrekkingen worden gefinancierd of gesubsidieerd; 8° scholengemeenschap : de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;9° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgend jaar;10° vervangingspool : de groep van personeelsleden die terbeschikking staat van de scholen en instellingen die er volgens de bepalingen van dit hoofdstuk een beroep op doen;11° volledige betrekking : een betrekking die overeenstemt met het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties.

Art. 11.§ 1. De inrichtende machten van scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, of van instellingen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs kunnen een beroep doen op de bepalingen van dit hoofdstuk.

Voor de instellingen voor gewoon secundair onderwijs die behoren tot een scholengemeenschap wordt de beslissing om een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk genomen voor de totaliteit van de scholengemeenschap, overeenkomstig artikel 65 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. § 2. De inrichtende macht of scholengemeenschap die beslist een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk, moet dit vóór 8 juni 2000 met een ter post aangetekende brief kenbaar maken aan het departement Onderwijs.

De inrichtende macht of scholengemeenschap die beslist om vanaf het schooljaar 2001-2002 of 2002-2003 voor de eerste maal een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk, moet dit vóór 1 mei voorafgaand aan de aanvang van het betrokken schooljaar met een ter post aangetekende brief kenbaar maken aan het departement Onderwijs. § 3. In het aangetekend schrijven zoals bedoeld in § 2 deelt de inrichtende macht of scholengemeenschap tevens mee welke van haar scholen of instellingen als ankerschool in aanmerking kunnen komen. § 4. De inrichtende macht of scholengemeenschap die beslist niet langer een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk, moet dit vóór 1 mei voorafgaand aan de aanvang van het nieuwe schooljaar met een ter post aangetekende brief kenbaar maken aan het departement Onderwijs.

Voor de instellingen voor gewoon secundair onderwijs die behoren tot een scholengemeenschap wordt de beslissing om niet langer een beroep te doen op de bepalingen van dit hoofdstuk, genomen overeenkomstig § 1, tweede lid.

Art. 12.De vervangingspool wordt gecreëerd met ingang van 4 september 2000, en voor de volgende schooljaren met ingang van de tweede schooldag van het schooljaar. De in artikel 11, § 2, genoemde inrichtende machten of scholengemeenschappen kunnen er vanaf die datum een beroep op doen. Afdeling 2. - De omvang van de vervangingspool

Art. 13.§ 1. In de vervangingspool ten behoeve van scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs worden personen opgenomen voor de ambten vermeld in artikel 19, § 1, voor maximaal 65.500 lestijden. Het aantal lestijden wordt voor elk schooljaar vastgesteld door het maximumaantal lestijden te vermenigvuldigen met een breuk met als teller Bi en als noemer Bt. waarbij : - Bi = het totaal aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 14, § 1, in de scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs waarvoor de inrichtende machten voor het betrokken schooljaar een beroep doen op de bepalingen van dit hoofdstuk; - Bt = het totaal aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 14, § 1, in het totaal aantal scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs. § 2. In de vervangingspool ten behoeve van scholen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs worden personen opgenomen voor de ambten vermeld in artikel 19, § 2, voor maximaal 62.000 uren-leraar of lesuren. Het aantal uren-leraar of lesuren wordt voor elk schooljaar vastgesteld door het maximumaantal uren-leraar of lesuren te vermenigvuldigen met een breuk met als teller Si en als noemer St. waarbij : - Si = het totaal aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 14, § 1, in de instellingen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs, waarvoor de inrichtende machten of scholengemeenschappen voor het betrokken schooljaar een beroep doen op de bepalingen van dit hoofdstuk; - St = het totaal aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 14, § 1, in het totaal aantal instellingen van het gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs. § 3. In deze lestijden, uren-leraar of lesuren kunnen enkel leden van de vervangingspool worden aangesteld volgens de bepalingen van dit hoofdstuk. Deze lestijden, uren-leraar of lesuren kunnen niet worden overgedragen en komen niet in aanmerking voor vacantverklaring of vaste benoeming. § 4. De Vlaamse regering kan na jaarlijkse evaluatie het maximumaantal lestijden, uren-leraar of lesuren, zoals bedoeld in § 1 en § 2, wijzigen. Afdeling 3. - Oproep tot en opname van de kandidaten, toewijzing en

aanstelling in de ankerschool

Art. 14.§ 1. Ieder jaar, in de loop van de maand mei, en voor het schooljaar 2000-2001 in de loop van juni 2000, maakt het departement Onderwijs het aantal ambten, en voor het ambt van leraar en leraar beroepsgerichte vorming, de vakken of specialiteiten per graad of per opleidingsvorm, van de vervangingspool en de wijze van kandidaatstelling bekend voor het daaropvolgende schooljaar.

De kandidatuur moet de gegevens bevatten die volgens artikel 17 in de overeenkomst inzake inzetbaarheid moeten worden opgenomen. De kandidaat moet eveneens meedelen of hij geniet van een recht op voorrang voor een tijdelijke aanstelling of voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur zoals bedoeld in artikel 16, 2°, en aan welke ankerschool hij bij voorkeur wenst te worden toegewezen. § 2. Voor het bepalen van de ambten, vakken of specialiteiten zoals bedoeld in het eerste lid van § 1, wordt rekening gehouden met de behoeften aan korte reglementaire vervangingen in de scholen en instellingen die een beroep doen op de vervangingspool, per onderwijszone en net.

Art. 15.De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding wordt belast met de oprichting en de werking van de vervangingspool ten behoeve van de scholen en instellingen die er een beroep op doen en neemt daarbij de principes van de artikelen 16 tot en met 18 en van artikel 30, § 2, in acht. De nadere regels met betrekking tot de uitoefening van de aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding toegewezen opdracht, worden bij besluit van de Vlaamse regering bepaald.

Art. 16.De administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde neemt de kandidaten op in de vervangingspool binnen de beperkingen gesteld in de artikelen 13 en 14, en houdt daarbij in onderstaande volgorde rekening met volgende criteria : 1° de behoeften aan korte reglementaire vervangingen in de scholen en instellingen die een beroep doen op de vervangingspool en die behoren tot de onderwijszone(s) en het net of de netten waarvoor het lid van de vervangingspool zich kandidaat stelt;2° het recht op voorrang voor tijdelijke aanstelling of op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur van de kandidaat bij een inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 11, § 2, overeenkomstig hetzij de artikelen 21, 21bis, 90 en 90bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, hetzij de artikelen 23 en 23bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;3° de inzetbaarheid van de kandidaat, zoals blijkt uit de bepalingen opgenomen in de overeenkomst inzake inzetbaarheid zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 1°, 2°, 4° en 5°, § 2 en § 3.De criteria die de inzetbaarheid bepalen, worden vastgesteld door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, na advies van de Begeleidingscommissie. Om de inzetbaarheid te bepalen, wordt de goedkeuring van de bevoegde instantie van de eredienst, zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 6°, niet in aanmerking genomen.

Art. 17.§ 1. De opgenomen kandidaat sluit met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding een overeenkomst inzake inzetbaarheid. Deze overeenkomst bevat ten minste : 1° de keuze voor één of meer onderwijszones waarin hij tewerkgesteld wil worden;2° de keuze van het net of de netten waartoe de scholen of instellingen behoren waar hij tewerkgesteld wil worden;3° het aantal prestatie-eenheden per week, uitgedrukt in een percentage van een voltijdse opdracht, waarvoor hij zich beschikbaar stelt;4° de ambten, vakken en specialiteiten waarvoor hij zich beschikbaar stelt;5° de goedkeuring van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst of de niet-confessionele zedenleer, als betrokkene zich beschikbaar stelt voor het ambt van leermeester godsdienst, leermeester niet-confessionele zedenleer, godsdienstleraar of het ambt van leraar belast met niet-confessionele zedenleer;6° de goedkeuring van de bevoegde instantie van de betrokken eredienst, indien hij deze goedkeuring bezit en zich beschikbaar stelt voor het ambt van kleuteronderwijzer of onderwijzer in het gesubsidieerd vrij basisonderwijs. § 2. Onverminderd de beperkingen in § 1, 1°, 2° en 3°, is de kandidaat altijd inzetbaar voor alle ambten, vakken en specialiteiten waarvoor hij beschikt over de door de Vlaamse regering bepaalde vereiste bekwaamheidsbewijzen. In onderling akkoord met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding kan de kandidaat zich in de overeenkomst inzake inzetbaarheid ook beschikbaar stellen voor ambten, vakken of specialiteiten waarvoor hij beschikt over een voldoend geacht of ander bekwaamheidsbewijs. Als hij zich beschikbaar stelt voor een ambt, vak of specialiteit waarvoor hij beschikt over een ander bekwaamheidsbewijs, moet hij voldoen aan de voorwaarden van artikel 20, § 2, tweede lid. § 3. In afwijking van § 2 kan de kandidaat kiezen : 1° om enkel te worden ingezet in de ambten van leermeester godsdienst, leermeester niet-confessionele zedenleer, godsdienstleraar of leraar belast met het vak niet-confessionele zedenleer;2° om niet te worden ingezet in het buitengewoon onderwijs.

Art. 18.De administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde wijst de opgenomen kandidaat met wie een overeenkomst inzake inzetbaarheid werd afgesloten toe aan een ankerschool binnen een onderwijszone waarvoor hij heeft gekozen. Deze toewijzing gebeurt op basis van criteria die de begeleidingscommissie vastlegt, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de uitgedrukte voorkeur van de kandidaat.

Als de administrateur-generaal van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of zijn gemachtigde er niet in slaagt om volgens de criteria zoals bedoeld in het eerste lid een kandidaat toe te wijzen aan een ankerschool, stelt hij daarvan de begeleidingscommissie in kennis. In dat geval gebeurt de toewijzing door de begeleidingscommissie binnen een termijn van dertig kalenderdagen na deze kennisgeving. Bij ontstentenis van een beslissing van de begeleidingscommissie binnen de gestelde termijn beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, binnen een termijn van dertig kalenderdagen.

In afwijking van het eerste lid gebeurt de toewijzing aan een ankerschool die gelegen is in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad door de begeleidingscommissie op basis van vooraf bepaalde criteria.

Als de begeleidingscommissie er niet in slaagt om volgens deze criteria een kandidaat toe te wijzen aan een ankerschool, stelt zij daarvan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, in kennis. In dat geval gebeurt de toewijzing door deVlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, binnen een termijn van dertig kalenderdagen.

Art. 19.§ 1. De lestijden, toegekend volgens artikel 13, § 1, worden aangewend om leden van de vervangingspool aan te stellen ten behoeve van scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, in één van de wervingsambten in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het gewoon of buitengewoon basisonderwijs. § 2. De uren-leraar en lesuren, toegekend volgens artikel 13, § 2, worden aangewend om leden van de vervangingspool aan te stellen ten behoeve van instellingen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs, in één van de wervingsambten in de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs. § 3. Bij de aanwending van de lestijden bedoeld in § 1 worden 24 lestijden in rekening gebracht voor een ambt met volledige prestaties.

Voor een ambt met onvolledige prestaties worden deze 24 lestijden pro rata in rekening gebracht.

Bij de aanwending van de uren-leraar en lesuren bedoeld in § 2 worden 22,5 uren-leraar of lesuren in rekening gebracht voor een ambt met volledige prestaties. Voor een ambt met onvolledige prestaties worden deze 22,5 uren-leraar of lesuren pro rata in rekening gebracht.

Art. 20.§ 1. De inrichtende macht of de directeur van de ankerschool die de toegewezen kandidaat aanvaardt, stelt hem aan in een ambt zoals bedoeld in artikel 19, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, § 1, 3°, en dit voor een periode die aanvangt ten vroegste op de tweede schooldag en eindigt op 30 juni van hetzelfde schooljaar.

Deze aanstelling gebeurt op basis van de toewijzing volgens artikel 18.

Deze aanstelling is niet onderworpen aan de geldende bepalingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling, noch aan regels inzake voorrang voor tijdelijke aanstelling volgens hetzij de artikelen 21, 21bis, 90 en 90bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, hetzij de artikelen 23 en 23bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs.

Onverminderd de bepalingen van artikel 18 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en van artikel 20 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, moet in het geschrift, de overeenkomst of het besluit waarin deze tijdelijke aanstelling wordt vastgesteld, de bepaling worden opgenomen dat het lid van de vervangingspool wordt ingezet volgens de bepalingen van dit hoofdstuk. Onverminderd de bepalingen van artikel 28 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, wordt de tijdelijke aanstelling geheel of gedeeltelijk opgeschort gedurende de periodes bepaald door artikel 22, eerste en derde lid, van dit hoofdstuk. § 2. Om te worden aangesteld in de ankerschool moet de toegewezen kandidaat voldoen aan de decretaal bepaalde voorwaarden voor tijdelijke aanstellingen, en daarenboven een overeenkomst inzake inzetbaarheid, zoals bedoeld in artikel 17 onderschrijven.

De aanstelling van een toegewezen kandidaat met een ander bekwaamheidsbewijs is slechts mogelijk als het bekwaamheidsbewijs van de betrokken kandidaat zou worden beschouwd als een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs als de voorwaarde inzake het bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid zou zijn vervuld. Deze bepaling kan slechts worden toegepast gedurende de periode gelijk aan de minimumduur nodig voor het behalen van dit bewijs, vermeerderd met één schooljaar.

Art. 21.Voor het lid van de vervangingspool dat in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs is aangesteld in een ambt zoals bedoeld in artikel 19, § 1, wordt de opdracht vastgesteld rekening houdend met het prestatiestelsel dat geldt voor het betrokken ambt.

Voor het lid van de vervangingspool dat in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs is aangesteld in een ambt zoals bedoeld in artikel 19, § 2, wordt de opdracht vastgesteld rekening houdend met het prestatiestelsel dat geldt voor het betrokken ambt en met de bepalingen van artikel 26.

Het lid van de vervangingspool dat reeds gedeelteIijk in het onderwijs is of wordt tewerkgesteld als vastbenoemd personeelslid, als tijdelijk personeelslid in een vacante betrekking of in een niet-vacante betrekking die geen korte-reglementaire vervanging is, of als tijdelijk personeelslid in een betrekking in een school of instelling die niet behoort tot een inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 11, § 2, kan maximaal in de ankerschool aangesteld worden of blijven ten belope van de opdracht die het zou moeten presteren om een volledige betrekking in het onderwijs uit te oefenen.

Het lid van de vervangingspool dat bij het begin van het schooljaar ontslag neemt om een andere betrekking op te nemen in het onderwijs zoals bepaald in het derde lid, kan tot en met 15september van hetzelfde schooljaar niet worden vervangen in de ankerschool en behoudt tot dezelfde datum zijn recht om opnieuw in de ankerschool te worden aangesteld als de aanstelling, waarvoor hij zijn ontslag heeft ingediend, vroegtijdig wordt beëindigd ingevolge een reaffectatie. Afdeling 4. - Inzetbaarheid van het lid van de vervangingspool

Art. 22.Het lid van de vervangingspool wordt in de eerste plaats aangesteld in korte reglementaire vervangingen in de scholen en instellingen die op de vervangingspool een beroep doen en waarvoor het, volgens zijn overeenkomst inzake inzetbaarheid, in aanmerking komt. Het lid wordt ingezet overeenkomstig het prestatiestelsel dat geldt voor het ambt waarmee het in de korte reglementaire vervanging is belast.

Als het lid van de vervangingspool niet of niet volledig kan worden ingezet voor korte reglementaire vervangingen of als de aanstelling in een korte reglementaire vervanging wordt beëindigd, wordt het, onverminderd de toepassing van artikel 29, § 1, tweede lid, pro rata toegewezen aan de ankerschool, waar het belast wordt met niet-reglementaire vervangingen, nascholing of andere pedagogische prestaties, overeenkomstig criteria die de begeleidingscommissie vastlegt en voorzover deze verenigbaar zijn met zijn ambt en met de eigen doelstellingen van de ankerschool.

Bij uitzondering kan het lid van de vervangingspool, met zijn instemming, een korte reglementaire vervanging uitoefenen in een centrum voor volwassenenonderwijs of een instelling voor deeltijds kunstonderwijs, op voorwaarde dat dit centrum of deze instelling geen andere geschikte kandidaat kan vinden om de opdracht uit te oefenen, en het lid van de vervangingspool zich bevindt in de toestand zoals bedoeld in het tweede lid. Afdeling 5. - Administratieve en geldelijke toestand van het lid

van de vervangingspool Onderafdeling 1. - Administratieve toestand in de ankerschool

Art. 23.§ 1. Op het lid van de vervangingspool zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : 1° het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;2° het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. De bepalingen van die decreten zijn van toepassing naar gelang van de ankerschool waaraan het lid overeenkomstig artikel 22, tweede lid, is toegewezen. § 2. Voor de toepassing van voornoemde decreten wordt het lid van de vervangingspool beschouwd als een tijdelijk aangesteld personeelslid. § 3. In afwijking van § 1 en § 2 verwerft het lid van de vervangingspool in de ankerschool geen dienst- en ambtsanciënniteit zoals bepaald : 1° in de artikelen 4, 21, 21bis, 36, 36bis, 36ter, 37, 37bis, 56, 90 en 90bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, als het gaat om een toewijzing aan een ankerschool van het gemeenschapsonderwijs;2° in de artikelen 6, 23, 23bis, 31, 31bis, 35 en 74 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, als het gaat om een toewijzing aan een ankerschool van het gesubsidieerd onderwijs; behoudens in het geval dat het in de ankerschool wordt aangesteld in een korte reglementaire vervanging. § 4. In afwijking van § 1 en § 2 kan het lid van de vervangingspool niet worden beoordeeld of geëvalueerd voor de prestaties die het levert volgens artikel 22, tweede lid.

Onderafdeling 2. - Administratieve toestand tijdens korte reglementaire vervangingen

Art. 24.Op het lid van de vervangingspool zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : 1° het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;2° het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. De bepalingen van die decreten zijn van toepassing naar gelang van de school of instelling waar het lid overeenkomstig artikel 22, eerste of derde lid, is aangesteld.

Onderafdeling 3. - Geldelijke toestand

Art. 25.De Vlaamse Gemeenschap betaalt rechtstreeks de wedde of weddentoelage uit aan de leden van de vervangingspool. De wedde of weddentoelage van het lid van de vervangingspool wordt op elk ogenblik vastgesteld op basis van de aanstelling in de ankerschool, zoals bedoeld in artikel 20, § 1.

Art. 26.Voor het lid van de vervangingspool dat in het secundair onderwijs is aangesteld in een ambt zoals bedoeld in artikel 19, § 2, worden de uren die aan dit lid zijn toegekend beschouwd als uren die geen lesuren zijn. Deze uren worden gelijkgesteld met een opdracht in functie van het bekwaamheidsbewijs van het personeelslid, met dien verstande dat aan de opdracht waarmee deze uren worden gelijkgesteld slechts één van de volgende weddenschalen kan worden toegekend : 1° weddenschaal 384;2° weddenschaal 300;3° weddenschaal 319;4° weddenschaal 301;5° weddenschaal 347;6° weddenschaal 501.

Art. 27.De wedde of weddentoelage van de leden van de vervangingspool wordt vastgesteld op basis van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Voor de toepassing van dit besluit en van de besluiten getroffen in uitvoering ervan wordt het lid van de vervangingspool beschouwd als een tijdelijk aangesteld personeelslid.

Art. 28.Voor de vaststelling van de weddenanciënniteit, wordt de aanstelling in de vervangingspool beschouwd als diensten gepresteerd zoals bepaald in artikel 16, § 1, A, a, en B, a, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Afdeling 6. - Rechten en plichten van de leden van de vervangingspool

Art. 29.§ 1. Het lid van de vervangingspool is verplicht de betrekking die hem volgens artikel 22, eerste en tweede lid, wordt aangeboden, te aanvaarden en in dienst te treden op de aangeduide datum.

Het lid van de vervangingspool hoeft een betrekking die hem wordt aangeboden volgens artikel 22, eerste en tweede lid, niet te aanvaarden, als dit lid reeds voor vier vijfden van een volledige betrekking en in ten minste drie instellingen is tewerkgesteld. § 2. Als het lid van de vervangingspool zonder geldige redenen de toegewezen betrekking die hem volgens artikel 22, eerste en tweede lid, wordt aangeboden niet op de vastgestelde datum opneemt, wordt de overeenkomst inzake inzetbaarheid zoals bedoeld in artikel 17 en de tijdelijke aanstelling zoals bedoeld in artikel 20, § 1, van rechtswege en zonder opzeggingstermijn beëindigd en verliest het lid de voordelen van dit hoofdstuk. De inrichtende macht bij wie de betrekking moet worden opgenomen, oordeelt over de geldigheid van de reden.

Art. 30.§ 1. Het lid van de vervangingspool wiens overeenkomst inzake inzetbaarheid en aanstelling volgens artikel 29, § 2, wordt beëindigd, kan binnen een termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling van de beëindiging, bij aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs een gemotiveerd beroep indienen bij de begeleidingscommissie. Het beroep schort de beslissing houdende de beëindiging van de aanstelling niet op.

De begeleidingscommissie neemt een beslissing binnen de termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroep. In afwachting van een definitieve beslissing van de begeleidingscommissie kan het betrokken lid in de vervangingspool niet vervangen worden en kan in het ambt dat hem in de ankerschool werd toegewezen geen ander personeelslid worden aangesteld.

Als de begeleidingscommissie beslist dat het lid van de vervangingspool wel een geldige reden had om de hem toegewezen betrekking niet op te nemen, dan wordt voor de administratieve en geldelijke toestand van het betrokken personeelslid het ontslag in de ankerschool geacht er niet geweest te zijn. § 2. De kandidaat die niet in de vervangingspool wordt opgenomen, kan binnen de termijn van vijf werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de niet-aanvaarding, bij aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding neemt een beslissing binnen de termijn van 15 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift. Wordt het bezwaar aanvaard, dan wordt de betrokken kandidaat alsnog opgenomen als lid van de vervangingspool en wordt desgevallend de aanstelling van de kandidaat die ten onrechte als lid van de vervangingspool werd opgenomen, van rechtswege en zonder opzeggingstermijn beëindigd. Afdeling 7. - Gevolgen voor de scholen en instellingen die een beroep

doen op de bepalingen van dit hoofdstuk

Art. 31.§ 1. Onverminderd de geldende bepalingen inzake reaffectatie en wedertewerkstelling, moet in een school of instelling zoals bedoeld in artikel 11, § 2, elke korte reglementaire vervanging in een ambt zoals bedoeld in artikel 19, worden uitgeoefend door een lid van de vervangingspool, dat hiervoor, volgens zijn overeenkomst inzake inzetbaarheid, in aanmerking komt. De betrokken inrichtende macht of directeur kiest vrij tussen de leden van de vervangingspool die op het ogenblik van de te verrichten vervanging beschikbaar zijn, met inachtneming van de regels voor tijdelijke aanstelling in wervingsambten, hetzij volgens het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, hetzij volgens het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. § 2. In afwijking van § 1 moet een inrichtende macht of directeur een personeelslid aanstellen dat niet tot de vervangingspool behoort, als dit personeelslid tezelfdertijd voldoet aan volgende voorwaarden : 1° het heeft zich kandidaat gesteld voor een aanstelling in de vervangingspool volgens artikel 14, § 1;2° het is niet geselecteerd op grond van artikel 16 en heeft dit schriftelijk aan de betrokken inrichtende macht meegedeeld;3° het heeft volgens de regels voor tijdelijke aanstelling in wervingsambten die op haar of op hem van toepassing zijn, hetzij volgens het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, hetzij volgens het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, voorrang op de leden van de vervangingspool die op het ogenblik van de te verrichten vervanging beschikbaar zijn. § 3. Als het lid van de vervangingspool voor de opdracht van de korte reglementaire vervanging niet beschikt over een vereist bekwaamheidsbewijs, gebeurt de aanstelling mits de wederzijdse instemming van het lid van de vervangingspool en de inrichtende macht waartoe de school of instelling behoort. § 4. Een aanstelling van het lid van de vervangingspool in een korte reglementaire vervanging in het ambt van leermeester godsdienst of godsdienstleraar gebeurt op voordracht van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst. § 5. Een aanstelling van het lid van de vervangingspool in een korte reglementaire vervanging in het ambt van leermeester niet-confessionele zedenleer of van leraar belast met niet-confessionele zedenleer gebeurt in consensus met de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer. § 6. Een inrichtende macht van het gesubsidieerd vrij basisonderwijs is niet verplicht een lid van de vervangingspool in dienst te nemen voor korte reglementaire vervangingen voor een opdracht in het ambt van kleuteronderwijzer, wanneer in deze opdracht godsdienstactiviteiten begrepen zijn en het lid niet werd voorgedragen door de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst. § 7. Een inrichtende macht van het gesubsidieerd vrij basisonderwijs is niet verplicht een lid van de vervangingspool in dienst te nemen voor korte reglementaire vervangingen voor een opdracht in het ambt van onderwijzer, wanneer in deze opdracht de lestijden godsdienst begrepen zijn en het lid niet werd voorgedragen door de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst.

Art. 32.§ 1. In afwijking van artikel 31 is de directeur van een school of instelling van het gemeenschapsonderwijs niet verplicht een kandidaat aan te stellen in de ankerschool of een lid van de vervangingspool aan te stellen in een korte reglementaire vervanging, wanneer betrokkene in een periode van vijf schooljaren voorafgaand aan de aanstelling, in een instelling of school die behoort tot dezelfde scholengroep of tot dezelfde scholengemeenschap : 1° werd ontslagen na een beoordeling "onvoldoende", in toepassing van artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;2° werd ontslagen ten gevolge van een evaluatie met als eindconclusie "onvoldoende", in toepassing van artikel 73decies, § 2, of artikel 73undecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;3° werd ontslagen ten gevolge van een evaluatie met als eindconclusie "onvoldoende", in toepassing van artikel 47decies, § 2, of artikel 47undecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;4° werd ontslagen in toepassing van artikel 24 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. § 2. In afwijking van artikel 31 is de inrichtende macht van het gesubsidieerd onderwijs niet verplicht een kandidaat aan te stellen in de ankerschool of een lid van de vervangingspool aan te stellen in een korte reglementaire vervanging, wanneer betrokkene in een periode van vijf schooljaren voorafgaand aan de aanstelling, in een instelling of school die behoort tot dezelfde inrichtende macht of tot dezelfde scholengemeenschap : 1° werd ontslagen ten gevolge van een evaluatie met als eindconclusie " onvoldoende", in toepassing van artikel 47decies, § 2, of artikel 47undecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;2° werd ontslagen in toepassing van artikel 24 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;3° werd ontslagen na een beoordeling "onvoldoende", in toepassing van artikel 26 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;4° werd ontslagen ten gevolge van een evaluatie met als eindconclusie "onvoldoende", in toepassing van artikel 73decies, § 2, of artikel 73undecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs.

Art. 33.§ 1. In afwijking van artikel 31 is de directeur van een school of instelling van het gemeenschapsonderwijs of een inrichtende macht van het gesubsidieerd onderwijs niet verplicht om een kandidaat aan te stellen in de ankerschool of een lid van de vervangingspool aan te stellen in een korte reglementaire vervanging, wanneer betrokkene in een periode van vijf schooljaren voorafgaand aan de aanstelling : 1° definitief werd ontslagen om dringende redenen, in toepassing van artikel 24 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs;2° definitief werd afgedankt, in toepassing van artikel 61, § 1, 6°, van hetzelfde decreet;3° definitief werd ontslagen om dringende redenen, in toepassing van artikel 25 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;4° definitief werd ontslagen in toepassing van artikel 64, 6°, van hetzelfde decreet. § 2. Indien een personeelslid op wie één van de maatregelen zoals bedoeld in § 1, 1° tot en met 4°, van toepassing is, maar wiens afdanking of ontslag nog niet definitief is, op basis van de criteria van artikel 16 in de vervangingspool kan worden opgenomen, wordt deze opname en de toewijzing aan een ankerschool opgeschort in afwachting van een definitieve beslissing omtrent zijn afdanking of ontslag.

Als uit de definitieve beslissing blijkt dat de kandidaat ten onrechte werd afgedankt of ontslagen, wordt hij met ingang van deze beslissing aan een ankerschool toegewezen.

Art. 34.Enkel als na toepassing van artikel 31 geen lid van de vervangingspool beschikbaar is, dat, op basis van de overeenkomst inzake inzetbaarheid zoals bedoeld in artikel 17, voor de betrokken korte reglementaire vervanging kan worden ingezet, en onverminderd de bepalingen van artikel 31, § 2, en de artikelen 32 en 33, kan een personeelslid dat niet in de vervangiagspool is aangesteld, worden aangeworven en door het departement Onderwijs worden gefinancierd of gesubsidieerd.

Art. 35.Als een personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt aangesteld in strijd met de bepalingen van dit hoofdstuk, verliest de inrichtende macht geheel of gedeeltelijk het voordeel van de wedde of weddentoelage voor dit personeelslid. Afdeling 8. - De begeleidingscommissie

Art. 36.Bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - departement Onderwijs wordt een begeleidingscommissie opgericht.

De voorzitter wordt afgevaardigd door het departement onderwijs.

Deze begeleidingscommissie is als volgt samengesteld : 1° 3 gewone en 3 plaatsvervangende leden die het gemeenschapsonderwijs vertegenwoordigen;2° 3 gewone en 3 plaatsvervangende leden die de representatieve verenigingen van inrichtende machten vertegenwoordigen van het gesubsidieerd officieel onderwijs;3° 5 gewone en 5 plaatsvervangende leden die de representatieve verenigingen van inrichtende machten vertegenwoordigen van het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs;4° 1 gewoon en 1 plaatsvervangend vertegenwoordiger van de representatieve vereniging van inrichtende machten van het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs;5° 12 gewone en 12 plaatsvervangende leden die de representatieve groeperingen van personeelsverenigingen van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie vertegenwoordigen. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding kan 1 raadgevende vertegenwoordiger afvaardigen.

Art. 37.De Vlaamse regering regelt de werking van de begeleidingscommissie en stelt de leden aan.

Art. 38.De begeleidingscommissie heeft de volgende bevoegdheden : 1° het verstrekken van advies aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding inzake de opname van de kandidaten in de vervangingspool zoals bedoeld in artikel 16 en artikel 17, § 2;2° het vastleggen van nadere criteria inzake de inzetbaarheid in de ankerschool;3° het vastleggen van de criteria inzake de aanduiding van de ankerscholen en inzake de toewijzing van de leden van de vervangingspool aan een ankerschool.Als deze criteria op 15 mei 2000 niet zijn vastgelegd, gebeurt dit door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs; 4° de toewijzing van de kandidaten aan de ankerscholen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad of als toepassing moet worden gemaakt van artikel 18, tweede lid;5° het afhandelen van het beroep zoals bedoeld in artikel 30, § 1. Afdeling 9. - Wijzigingen aan de rechtspositiedecreten

Art. 39.Aan artikel 17, § 3, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs worden de volgende woorden toegevoegd : "of in strijd met de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt".

Art. 40.Aan artikel 19, § 2, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, worden de volgende woorden toegevoegd : "of in strijd met de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt". HOOFDSTUK V. - Bepalingen ter uitvoering van het protocol van 1 april 1999 van de onderhandelingen betreffende een akkoord van sectorale sociale programmatie voor de jaren 1997 en 1998 voor de sector "onderwijs" van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 41.In artikel 40ter van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 2 maart 1999 en 18 mei 1999, wordt § 1 opgeheven.

Art. 42.In artikel 35bis van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 2 maart 1999, wordt § 1 opgeheven.

Art. 43.In artikel 5 van het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de tekst van de vierde gedachtestreep opgeheven;2° een § Ibis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.Een personeelslid dat bij beslissing van de pensioencommissie van de administratieve gezondheidsdienst definitief ongeschikt verklaard wordt om op normale en regelmatige wijze zijn ambt uit te oefenen, doch geschikt bevonden wordt om tewerkgesteld te worden onder bepaalde voorwaarden, moet op zijn verzoek door de inrichtende macht ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgend op zijn verzoek. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 44.De hoofdstukken II, III en IV van dit decreet treden in werking op 1 september 2000, met uitzondering van : 1° de artikelen 11, 36, 37 en 38 die in werking treden op 1 mei 2000;2° de artikelen 13, 14, 15, 16 en 17 die in werking treden op 1 juni 2000. De maatregelen vervat in de hoofdstukken II, III en IV gelden voor een periode van 3 schooljaren die aanvangt op 1 september 2000. De Vlaamse regering evalueert de vervangingspool, bedoeld in hoofdstuk IV, en formuleert hierover een gemotiveerde mededeling aan het Vlaams Parlement op het einde van het tweede werkingsjaar.

De minister zal het Vlaams Parlement jaarlijks informeren omtrent de situatie op de onderwijsarbeidsmarkt.

Art. 45.Hoofdstuk V van dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000, met uitzondering van artikel 43 dat in werking treedt op 1 september 2000.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 juni 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Stukken. - Ontwerp van decreet : 269, nr. 1. - Amendementen : 269, nr. 2. - Verslag : 269, nr.3 + Erratum. - Reflectienota : 269, nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 269, nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 24 mei 2000.

^