Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 juni 2016
gepubliceerd op 10 augustus 2016

Decreet betreffende het onderwijs XXVI

bron
vlaamse overheid
numac
2016036195
pub.
10/08/2016
prom.
17/06/2016
ELI
eli/decreet/2016/06/17/2016036195/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 2016. - Decreet betreffende het onderwijs XXVI (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET betreffende het onderwijs XXVI HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Basisonderwijs Afdeling I. - Decreet basisonderwijs

Art. II.1. In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het punt 4° quater, a), ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, worden de woorden "die op de dag van inschrijving of op 1 september die volgt op de inschrijving", vervangen door de woorden "die op de dag van de voorziene instap in de school";2° in het punt 8°, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010 en 17 juni 2011, wordt de zinsnede ", § 4, of respectievelijk op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de driejaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, vermeld in artikel 125quinquies, § 2,", opgeheven; 3° er wordt een punt 9° sexies ingevoegd dat luidt als volgt : "9° sexies : contactonderwijs : onderwijs waarbij er een rechtstreeks en regelmatig contact is tussen de leraar of begeleider van een onderwijsactiviteit en de leerling, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;"; 4° in het punt 22°, b), gewijzigd bij het decreet van 22 december 2000, wordt het woord "wordt" vervangen door de woorden "en veranderingen van bestaande types of niveaus binnen bestaande vestigingsplaatsen in de school zonder dat het bestaande aanbod in de totale school wijzigt, worden". Art. II.2. In artikel 11ter van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 19 juli 2013, wordt aan paragraaf 1 een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : "In afwijking van het eerste lid, is de screening niet verplicht voor anderstalige nieuwkomers zoals bepaald in artikel 3, 4° quater. Deze leerlingen krijgen in elk geval een taaltraject dat aansluit bij hun beginsituatie en specifieke noden inzake de onderwijstaal.".

Art. II.3. In hoofdstuk IV, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt het opschrift van onderafdeling A vervangen door wat volgt : "Onderafdeling A. Toelatingsvoorwaarden tot het kleuteronderwijs".

Art. II.4. In artikel 12, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt het woord "in" vervangen door het woord "tot".

Art. II.5. In hetzelfde decreet wordt een artikel 12/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 12/1.§ 1. In het gewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar nog één schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden. In dit geval is de leerling onderworpen aan de controle op de leerplicht. Na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing.

Voor leerplichtige leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is enkel een advies van een CLB vereist. § 2. In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden. In dit geval is de leerling onderworpen aan de controle op de leerplicht. Het volgen van kleuteronderwijs kan daarna nog met één schooljaar verlengd worden. Na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing.

Voor leerplichtige leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is enkel een advies van een CLB vereist.".

Art. II.6. In hetzelfde decreet wordt na artikel 12/1 en voor artikel 13 een onderafdeling B ingevoegd die luidt als volgt : "Onderafdeling B. Toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs".

Art. II.7. Artikel 14 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 14.§ 1. In afwijking van artikel 13, § 1, kan een leerling die 5 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar toegelaten worden tot het gewoon lager onderwijs. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van het CLB en na toelating door de klassenraad overeenkomstig artikel 13, § 1, 2°, nemen de ouders daaromtrent een beslissing. § 2. In afwijking van artikel 13, § 4, kan een leerling die 5 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar toegelaten worden tot het buitengewoon lager onderwijs. Na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing. § 3. Een leerling die 5 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar en die in het lager onderwijs toegelaten is, is onderworpen aan de leerplicht.".

Art. II.8. In hetzelfde decreet wordt in onderafdeling B een artikel 14/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 14/1.§ 1. Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs behaald heeft, kan geen lager onderwijs meer volgen tenzij, na toelating door de klassenraad. § 2. In het gewoon lager onderwijs kan een leerling die 14 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na gunstig advies van de klassenraad en een advies van het CLB. Na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing. § 3. In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die 14 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen. Na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en het CLB nemen de ouders hieromtrent een beslissing.

Een inschrijving in het type basisaanbod is maximaal twee schooljaren geldig. Aan het einde van deze periode volgt een evaluatie door de klassenraad en het CLB. Wanneer de klassenraad en het CLB op basis van deze evaluatie beslissen dat de aanpassingen, waaronder remedierende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs en een verder verblijf in het basisaanbod nodig is, bevestigt het CLB dit door de opmaak van een nieuw verslag, als vermeld in artikel 15, dat de inschrijving verlengt met maximaal twee schooljaren.

Ten laatste na twee schooljaren volgt opnieuw een evaluatie. Wanneer de klassenraad en het CLB op basis van de evaluatie beslissen dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen wel proportioneel zullen zijn om de leerling het gemeenschappelijk curriculum te laten volgen in een school voor gewoon onderwijs dan : 1° ondersteunen de school voor buitengewoon onderwijs en het CLB de ouders bij het vinden van een school voor gewoon onderwijs waar de leerling kan ingeschreven worden;2° maken de betrokken scholen, de CLB's en de ouders afspraken in functie van een vlotte overgang van de leerling van de school voor buitengewoon onderwijs naar de school voor gewoon onderwijs. § 4. Een leerling die 15 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar kan niet meer toegelaten worden tot het lager onderwijs.".

Art. II.9. In hoofdstuk IV, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt voor artikel 15 het opschrift van onderafdeling B vervangen door wat volgt : "Onderafdeling C. Bijkomende toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon basisonderwijs".

Art. II.10. In artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006, het decreet van 21 maart 2014 en het decreet van 19 juni 2015, wordt in de eerste zin van paragraaf 1 de zinsnede "de artikelen 12, § 1 en 13, § 4" vervangen door de zinsnede "de artikelen 12, § 1, 12/1, § 2, 13, § 4, en 14, § 2".

Art. II.11. In hoofdstuk IV, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt voor artikel 16 het opschrift van onderafdeling C, vervangen door wat volgt : "Onderafdeling D. Bijkomende toelatingsvoorwaarden tot het geïntegreerd onderwijs".

Art. II.12. In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IV, afdeling 1, de onderafdeling D, die bestaat uit artikel 17 tot en met 19, opgeheven.

Art. II.13. In artikel 20 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 14 februari 2003, wordt in het eerste lid van paragraaf 1, de zinsnede "de artikelen 12, 13, 15 of 16 of die hiervan afwijkt bij toepassing van de artikelen 17, 18 of 19;" vervangen door de zinsnede "de artikelen 12, 12/1, 13, 14, 14/1, 15 of 16;".

Art. II.14. In paragraaf 1 van artikel 26bis/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "In het geval dat voor twee of meerdere leerplichtige kinderen gezamenlijk huisonderwijs wordt georganiseerd en de plaats waar dit huisonderwijs wordt georganiseerd verschilt van het adres waar de kinderen gedomicilieerd zijn, dan kan voor deze leerplichtige kinderen één gezamenlijke verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ingediend worden door de organisator van het huisonderwijs.De bijhorende informatie over het huisonderwijs moet naast de elementen vermeld in het tweede lid ook het adres bevatten waarop het huisonderwijs effectief wordt verstrekt."; 2° aan het punt 4° van het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt een zinsnede toegevoegd die luidt als volgt : ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt". Art. II.15. In artikel 26bis/2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het punt 4° van het tweede lid van paragraaf 1, worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt", toegevoegd;2° aan het punt d) van punt 3° van paragraaf 2, worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt", toegevoegd. Art. II.16. Aan het punt 4° van het eerste lid van paragraaf 3 van het artikel 26ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2013, worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt", toegevoegd.

Art. II.17. In artikel 31, 4°, van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 19 juni 2015, worden de woorden "een verslag of een gemotiveerd verslag" vervangen door de woorden "een kopie van het verslag of gemotiveerd verslag".

Art. II.18. In artikel 32 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, wordt in paragraaf 2 de laatste zin opgeheven.

Art. II.19. In artikel 37 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt in punt 5°, gewijzigd bij decreet van 8 mei 2009, de zinsnede "de afspraken in verband met onderwijs aan huis;" vervangen door de zinsnede "de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;"; 2° aan paragraaf 2 wordt een punt 10° toegevoegd dat luidt als volgt : "10° de mededeling dat de school bij schoolverandering verplicht is een kopie van het gemotiveerd verslag voor toegang tot het geintegreerd onderwijs en een kopie van het verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs over te dragen aan de nieuwe school."; 3° in paragraaf 3 wordt in punt 1°, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, de zinsnede "artikel 32, § 2, en" opgeheven; 4° in paragraaf 3 wordt in punt 3° de zinsnede "bepalingen in verband met onderwijs aan huis;" vervangen door de zinsnede "de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;"; 5° aan paragraaf 3 wordt een punt 14° toegevoegd dat luidt als volgt : "14° de mededeling dat de school bij schoolverandering verplicht is een kopie van het gemotiveerd verslag voor toegang tot het geïntegreerd onderwijs en een kopie van het verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs over te dragen aan de nieuwe school."; 6° aan paragraaf 3 wordt een punt 15° toegevoegd dat luidt als volgt : "15° eventuele beroepsprocedures buiten de verplichte beroepsprocedures zoals vermeld in punt 1° en punt 2°.".

Art. II.20. In artikel 37undecies, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, vervangen door het decreet van 21 maart 2014, en het laatst gewijzigd door het decreet van 19 juni 2015, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid van paragraaf 2 wordt de volgende zin toegevoegd : "Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag, als vermeld in artikel 15, nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.".

Art. II.21. Aan artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "Het getuigschrift basisonderwijs kan slechts uitgereikt worden aan leerlingen die vóór 1 januari van het lopende schooljaar al acht jaar geworden zijn.".

Art. II.22. In artikel 91 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° paragraaf 3 tot en met 6 worden hernummerd tot paragraaf 2 tot en met 5;3° in paragraaf 3, die hernummerd wordt tot paragraaf 2, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 1° wordt opgeheven;b) punt 2° tot en met 4° worden hernummerd tot punt 1° tot en met 3° ; c) er wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt : "4° de definitie van de doelgroep."; 4° paragraaf 4, die hernummerd wordt tot paragraaf 3, wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken Vlaamse gebarentaal of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsmiddelen voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken.

De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau."; 5° in paragraaf 6, die hernummerd wordt tot paragraaf 5, wordt het cijfer "5" vervangen door het cijfer "4". Art. II.23. In artikel 125quinquies, § 4, 3°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt het jaartal "2017," opgeheven.

Art. II.24. In artikel 125septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003 en gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2011 en 25 april 2014, worden de paragrafen 3bis en 4 opgeheven.

Art. II.25. In artikel 125decies, 6°, van hetzelfde decreet, toegevoegd bij het decreet van 9 juli 2010 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2011, wordt de zinsnede "125quinquies, § 3, tweede lid, 1° en 2°, of § 6, tweede lid, 1° en 2°, " vervangen door de zinsnede "125quinquies, § 4, 1° en 2°, ".

Art. II.26. In artikel 125duodecies1, § 1, 1°, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2011, wordt de zinsnede "125quinquies, § 3 of § 6," vervangen door de zinsnede "125quinquies, § 4,".

Art. II.27. In artikel 139 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006 en 6 juli 2012, wordt tussen de zinsnede "artikel 138," en de zinsnede "1°, 2°, " de zinsnede " § 1," ingevoegd.

Art. II.28. In artikel 149 van hetzelfde decreet, gewijzigd door het decreet van 13 juli 2001, wordt het eerste streepje opgeheven.

Art. II.29. In afdeling 3 van hoofdstuk XI van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015, worden in de titel de jaartallen "2015-2016" vervangen door de jaartallen "2016-2017".

Art. II.30. In artikel 172ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "Met het oog op het opvangen van de effecten van de leerlingendaling die zich met de invoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften al hebben voorgedaan in scholen voor buitengewoon basisonderwijs op de teldag van de eerste schooldag van februari 2016 in vergelijking met de teldag van de eerste schooldag van februari 2014, kent de Vlaamse Regering voor het schooljaar 2016-2017 lestijden en uren toe aan het buitengewoon basisonderwijs ten belope van 4408 lestijden onderwijzend personeel en 4930 uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.''; 2° in paragraaf 2 worden tussen de woorden "type 1," en de woorden "type basisaanbod", de woorden "type 8," ingevoegd; 3° aan paragraaf 4, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd : "In de schoot van de commissie voor het gesubsidieerd vrij onderwijs, kan voor een of meer groepen binnen het gesubsidieerd vrij onderwijs anders dan het gesubsidieerd vrij katholiek onderwijs, een subcommissie opgericht worden.".

Art. II.31. Artikel 193 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. Afdeling II. - Inwerkingtreding

Art. II.32. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel II.22 heeft uitwerking met ingang van 19 december 2015. HOOFDSTUK III. - Secundair onderwijs Afdeling I. - Codex Secundair Onderwijs

Art. III.1. In artikel 2, § 1, tweede lid, van de Codex Secundair Onderwijs, worden in punt 3°, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014 en 19 juni 2015, de woorden "tot en met 123/14'' vervangen door de woorden "tot en met 123/20''.

Art. III.2. In artikel 3 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het punt 2° /1, a), ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, worden de woorden "bij de start van het onthaalonderwijs" geschrapt; 2° er wordt een punt 10° /3 ingevoegd dat luidt als volgt : "10° /3 contactonderwijs : onderwijs waarbij er een rechtstreeks en regelmatig contact is tussen de leraar of begeleider van een onderwijsactiviteit en de leerling, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;".

Art. III.3. In artikel 30 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt aan de opsomming in punt 2° een zin toegevoegd die luidt als volgt : "- voor de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel, vermeld in § 1, waarvan de titularis een dienstonderbreking heeft, zodat aan de vervanger een hogere salarisschaal kan worden toegekend."; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt aan de opsomming een zin toegevoegd die luidt als volgt : "- als een titularis van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel bij een dienstonderbreking niet of gedeeltelijk wordt vervangen, kan de school de puntenwaarde van de niet-ingevulde opdracht van de titularis gebruiken om aan een vervanger in een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel een hogere salarisschaal toe te kennen."; 3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt aan de opsomming een zin toegevoegd die luidt als volgt : "- voor de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel, vermeld in § 1, waarvan de titularis een dienstonderbreking heeft, zodat aan de vervanger een hogere salarisschaal kan worden toegekend."; 4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt aan de opsomming een punt 3° toegevoegd dat luidt als volgt : "3° als een titularis van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel bij een dienstonderbreking niet of gedeeltelijk wordt vervangen, kan de scholengemeenschap de puntenwaarde van de niet-ingevulde opdracht van de titularis gebruiken om aan een vervanger in een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel een hogere salarisschaal toe te kennen.".

Art. III.4. In artikel 31, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt aan de opsomming in punt 2°, een zin toegevoegd die luidt als volgt : "- voor de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel waarvan de titularis een dienstonderbreking heeft, zodat aan de vervanger een hogere salarisschaal kan worden toegekend."; 2° in het tweede lid wordt aan de opsomming een zin toegevoegd die luidt als volgt : "- als een titularis van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel bij een dienstonderbreking niet of gedeeltelijk wordt vervangen, kan de school de puntenwaarde van de niet-ingevulde opdracht van de titularis gebruiken om aan een vervanger in een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel een hogere salarisschaal toe te kennen.".

Art. III.5. In artikel 32, § 2, van dezelfde codex wordt aan het tweede lid een zin toegevoegd die luidt als volgt : "De betrekking is onderhevig aan de regelgeving die van kracht is op het ambt van administratief medewerker in het gewoon secundair onderwijs.".

Art. III.6. In artikel 51 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 25 april 2014, wordt in het vierde lid het jaartal "2017," opgeheven.

Art. III.7. In artikel 110/1, § 4, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, wordt tussen het woord "kan" en het woord "ervoor" de zinsnede ", afzonderlijk in het gewoon en in het buitengewoon secundair onderwijs," ingevoegd.

Art. III.8. In artikel 110/11, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, vervangen door het decreet van 21 maart 2014, en het laatst gewijzigd door het decreet van 19 juni 2015, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid van paragraaf 2 wordt de volgende zin toegevoegd : "Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag, als vermeld in artikel 294, nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden."; 3° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd die luidt als volgt : " § 4.In afwijking op paragraaf 2 en 3 is studievoortgang op basis van een individueel aangepast curriculum niet mogelijk in de leertijd.".

Art. III.9. In artikel 110/14, § 3, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011, wordt in het tweede lid de zinsnede "artikel 110/11, § 3" vervangen door de zinsnede "artikel 110/11".

Art. III.10. In artikel 110/29, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt : "In het geval dat voor twee of meerdere leerplichtige kinderen gezamenlijk huisonderwijs wordt georganiseerd en de plaats waar dit huisonderwijs wordt georganiseerd verschilt van het adres waar de kinderen gedomicilieerd zijn, dan kan voor deze leerplichtige kinderen één gezamenlijke verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ingediend worden door de organisator van het huisonderwijs.De bijhorende informatie over het huisonderwijs moet naast de elementen vermeld in het tweede lid ook het adres bevatten waarop het huisonderwijs effectief wordt verstrekt."; 2° aan het punt 4° van het bestaande tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de volgende woorden toegevoegd : ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt". Art. III.11. In artikel 110/30 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het punt 4° van het tweede lid van paragraaf 1, worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt" toegevoegd;2° aan het punt d) van punt 3° van paragraaf 2, worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt" toegevoegd. Art. III.12. Aan het punt 4° van het eerste lid van paragraaf 3 van het artikel 110/31 van dezelfde codex worden de woorden ", waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt" toegevoegd.

Art. III.13. In artikel 112 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 5° wordt vervangen door wat volgt : "5° het tijdelijk onderwijs aan huis en het synchroon internetonderwijs, met vermelding dat de betrokken personen op die onderwijsvoorzieningen zullen worden gewezen in het geval dat de leerling aan de gestelde voorwaarden voldoet om er recht op te hebben;"; 2° een punt 15° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : "15° de mededeling dat de school bij schoolverandering verplicht is een kopie van het eventueel gemotiveerd verslag voor toegang tot het geïntegreerd onderwijs en een kopie van het eventueel verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs over te dragen aan de nieuwe school.".

Art. III.14. Artikel 115/5 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 115/5.Een beslissing van de delibererende klassenraad waartegen de betrokken personen geen beroep of een niet ontvankelijk beroep hebben ingesteld, kan door het schoolbestuur omstreden worden geacht.

In dat geval kan het schoolbestuur de klassenraad opnieuw doen samenkomen om de omstreden beslissing te heroverwegen. Het opnieuw samenkomen dient te gebeuren hetzij uiterlijk op 15 september van het daaropvolgend schooljaar, hetzij uiterlijk op 15 maart van het schooljaar in kwestie als de omstreden beslissing betrekking heeft op een Se-n-Se die eindigt op 31 januari. In het geval de dan genomen beslissing afwijkt van de omstreden beslissing, wordt ze schriftelijk en gemotiveerd onmiddellijk aan de betrokken personen meegedeeld.".

Art. III.15. In deel III, titel 2, van dezelfde codex wordt het opschrift van hoofdstuk 4 "Onderwijs voor zieke jongeren", vervangen door het opschrift "Specifieke maatregelen voor bepaalde doelgroepen".

Art. III.16. In artikel 121 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt tussen het woord "Voor" en het woord "leerlingen" de zinsnede "leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften of" ingevoegd.

Art. III.17. In artikel 122 van dezelfde codex wordt de zinsnede "op voorwaarde dat de leerlingen vervangende activiteiten volgen." vervangen door de zinsnede "van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die waar mogelijk vervangen door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het betreffende structuuronderdeel ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs of naar de arbeidsmarkt nog in voldoende mate kunnen bereikt worden.".

Art. III.18. In het laatste lid van artikel 122/1 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 april 2014, worden na het woord "huis" de woorden "en synchroon internetonderwijs" ingevoegd.

Art. III.19. Artikel 123/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, en vervangen bij het decreet van 19 juni 2015, wordt opgeheven.

Art. III.20. Aan artikel 123/6 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 april 2014, wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt : "4° een kopie van het verslag of gemotiveerd verslag van een CLB in het kader van het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften dient verplicht te worden overgedragen door de oude school aan de nieuwe school. Tevens zal het CLB dat verbonden was aan de oude school een kopie van het verslag of gemotiveerd verslag verplicht overdragen aan het CLB, dat verbonden is met de nieuwe school. In het belang van de optimale begeleiding van de betrokken leerling en de organisatie van de school kunnen ouders zich tegen deze overdracht niet verzetten.".

Art. III.21. Aan artikel 123/20 van dezelfde codex, ingevoegd door het decreet van 19 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd : "De aansprakelijkheid van de vader en de moeder in de zin van artikel 1384, tweede lid van het burgerlijk wetboek geldt enkel wanneer de minderjarige leerling-stagiair overeenkomstig de hier voormelde gevallen persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld."; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : "De stagegever is een aansteller in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek."; 3° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt : "Alle met de bepalingen van dit artikel strijdige bedingen zijn nietig.".

Art. III.22. In artikel 130 van dezelfde codex wordt de paragraaf 2 vervangen door wat volgt : " § 2. Voor de organisatie van een Se-n-Se kan een school voor voltijds secundair onderwijs samenwerken met : 1° één of meer andere scholen voor secundair onderwijs, centra voor volwassenenonderwijs of hogescholen;2° één of meer publieke verstrekkers van beroepsopleidingen voor volwassenen;3° andere organisaties of bedrijven uit de publieke of private sector. Binnen dat samenwerkingsverband is de eerst vermelde school voor voltijds secundair onderwijs altijd de coördinerende school.

Uitsluitend de coördinerende school is bevoegd en verantwoordelijk voor de inschrijving van leerlingen voor het geheel van de Se-n-Se, de programmatie, de evaluatie, de studiebekrachtiging en de kwaliteitszorg, terwijl op het vlak van de financiering of subsidiëring de vigerende decretale en regelgevende bepalingen enkel van toepassing zijn op de coördinerende school.

De samenwerking wordt vastgelegd in een overeenkomst waarin ten minste de volgende elementen worden opgenomen : 1° de partners waarmee wordt samengewerkt;2° de coördinerende school;3° de invulling van de samenwerking;4° de looptijd van de samenwerking;5° de afspraken over de evaluatie en de kwaliteitszorg;6° de afspraken over het inzetten van personeel.Het protocol van de onderhandelingen hierover in de lokale comités wordt als bijlage bij de samenwerkingsovereenkomst gevoegd.

Een coördinerende school kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar overdragen aan een partner waarmee wordt samengewerkt.

Tenzij die overdracht plaats vindt naar een andere school voor secundair onderwijs of naar een centrum voor volwassenenonderwijs, worden de betrokken uren-leraar beschouwd als uren-leraar aangewend voor voordrachtgevers en gelden de bepalingen van artikel 211, § 3.".

Art. III.23. In artikel 136/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 juli 2011 en gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "opleidingsvorm 4" vervangen door de woorden "opleidingsvorm 3 en opleidingsvorm 4"; 2° er wordt aan het tweede lid een zevende punt toegevoegd dat luidt als volgt : "7° indien het een leerling betreft van het buitengewoon secundair onderwijs die de lessen bijwoont in het gewoon secundair onderwijs dan kan deze maximaal halftijds een deel van de vorming bijwonen in het gewoon onderwijs, dit wil zeggen maximaal voor de helft van de wekelijkse lesuren van het structuuronderdeel van het buitengewoon onderwijs waar hij is ingeschreven;"; 3° er wordt aan het tweede lid een achtste punt toegevoegd dat luidt als volgt : ``8° deze regeling is in hoofde van een leerling gedurende hetzelfde schooljaar niet combineerbaar met hetgeen in artikel 260/1 is opgenomen.".

Art. III.24. In de artikelen 175, § 6, 178, 200, 206, 274, § 1, 4°, en § 4, en 285/1, van dezelfde codex worden de woorden "uiterlijk 1 mei" telkens vervangen door de woorden "uiterlijk 1 april".

Art. III.25. Artikel 177 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013 en 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 177.De Vlaamse Regering legt de lijst van structuuronderdelen vast die niet programmeerbaar zijn met toepassing van het in artikel 70, eerste en tweede lid, gestelde. Ze houdt daarbij rekening met volgende criteria : 1° het niet of in onvoldoende mate aansluiten op de arbeidsmarkt op basis van tewerkstellingscijfers van schoolverlaters of door het ontbreken van een erkende beroepskwalificatie binnen de Vlaamse kwalificatiestructuur;2° het niet of in onvoldoende mate aansluiten op het hoger onderwijs op basis van slaagcijfers in het hoger onderwijs. Met het oog op eventuele actualisering wordt bedoelde lijst jaarlijks geevalueerd.".

Art. III.26. In dezelfde codex wordt een artikel 178/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 178/1.In afwijking van artikel 177 is een niet programmeerbaar structuuronderdeel alsnog programmeerbaar indien noodzakelijk om, na verleende programmatie van een structuuronderdeel van de tweede graad of - doch enkel voor het BSO - de derde graad, de studiecontinuïteit van de leerlingen te garanderen binnen de school of scholengemeenschap vanaf het schooljaar dat onmiddellijk volgt op de volledige uitbouw van het eerder geprogrammeerd structuuronderdeel. De studiecontinuïteit betreft dan het eerste en tweede leerjaar van de derde graad of - doch enkel voor het BSO - het derde leerjaar van de derde graad, met het oog op het verwerven van het diploma van secundair onderwijs. In voorkomend geval wordt de programmatie van het structuuronderdeel door het schoolbestuur bij AgODI schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd uiterlijk op 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Voor de programmatie per 1 september 2016 geldt, bij wijze van uitzondering, 15 maart 2016 als uiterlijke aanvraagdatum. Na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds de onderwijsinspectie en AgODI, neemt de Vlaamse Regering een beslissing over de programmatie. Bij de aanvraag gaan het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité en, indien de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit moet blijken dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.".

Art. III.27. Artikel 179 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013 en 25 april 2014, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 179.De programmatie van een niet vrij programmeerbaar structuuronderdeel is toegelaten onder de volgende gezamenlijke voorwaarden : 1° in de school of in een andere school van de scholengemeenschap wordt tegelijkertijd een ander structuuronderdeel opgeheven;dat ander structuuronderdeel kan niet het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers zijn; 2° de programmatie beantwoordt aan eventueel vigerende regelgeving met betrekking tot frequentie, inplanting of andere organisatievoorwaarden van het structuuronderdeel in kwestie. Indien de programmatie niet leidt tot een voor de school nieuw studiegebied en geen afwijking inhoudt van artikel 177, wordt ze door het schoolbestuur bij AgODI schriftelijk gemeld uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar en uiterlijk 30 november van het lopende schooljaar indien het een Se-n-Se betreft die van start gaat op 1 februari daaropvolgend.

Indien de programmatie leidt tot een voor de school nieuw studiegebied of een afwijking inhoudt van artikel 177, wordt ze door het schoolbestuur bij AgODI schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd uiterlijk op 30 november van het voorafgaand schooljaar.

Voor de programmatie per 1 september 2016 geldt, bij wijze van uitzondering, 15 maart 2016 als uiterlijke aanvraagdatum. Na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds de onderwijsinspectie en AgODI, neemt de Vlaamse Regering een beslissing over de programmatie.

Bij de melding of de aanvraag, naargelang van het geval, gaan per betrokken school het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité en, indien de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit moet blijken dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.".

Art. III.28. In artikel 179/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, worden de woorden "artikel 177, 178 en 179" vervangen door de woorden "artikel 177 tot en met 179".

Art. III.29. In artikel 179/3 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 13 november 2015, wordt in het derde lid het punt 1° vervangen door wat volgt : "1° de programmatie wordt voorafgaand bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd : a) hetzij per scholengemeenschap;in dat geval wordt bij de aanvraag het protocol gevoegd van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité van de scholengemeenschap; b) hetzij door het schoolbestuur per school die niet tot een scholengemeenschap behoort;in dat geval wordt bij de aanvraag het protocol gevoegd van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité;".

Art. III.30. In artikel 211 van dezelfde codex wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt : " § 3. De aanwending van uren-leraar kan in volgende structuuronderdelen ook plaatsvinden onder vorm van het inzetten van voordrachtgevers : 1° alle structuuronderdelen van het studiegebied Ballet van de tweede en de derde graad kso;2° alle structuuronderdelen van de derde graad tso;3° alle structuuronderdelen van de derde graad bso;4° hbo-verpleegkunde. Een voordrachtgever is een persoon die geen deel uitmaakt van het schoolbestuur of van het personeel van de school. Een voordrachtgever geeft, hetzij in eigen naam hetzij in dienst van een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector, voordrachten in de school of op een andere locatie in het kader van de realisatie van het onderwijsprogramma en vanuit zijn deskundigheid of ervaring met betrekking tot de arbeidsmarkt en de bedrijfswereld.

Het aantal lesuren van de wekelijkse lessentabel van het betrokken structuuronderdeel dat, omgerekend naar schooljaarbasis, aan voordrachtgevers kan worden besteed, bedraagt maximum 2, uitgezonderd in de structuuronderdelen van het studiegebied Ballet en Integrale veiligheid, waar het maximum 6 bedraagt.

Bij deze vorm van aanwending worden uren-leraar omgezet in een krediet. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van melding ervan aan de bevoegde dienst, de grootte van het krediet per uur-leraar dat wordt omgezet en de wijze van toekenning van het krediet.

De regeling in kwestie is dezelfde voor het voltijds secundair onderwijs en voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs.".

Art. III.31. In artikel 256/11 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande bepalingen worden ondergebracht in een paragraaf 1;2° een paragraaf 2 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : " § 2.In afwijking van paragraaf 1, is de screening niet verplicht voor een anderstalige nieuwkomer zoals bepaald in artikel 3, 2° /1.

Voor deze leerling treft de school in elk geval maatregelen die aansluiten bij zijn beginsituatie en zijn specifieke noden inzake de onderwijstaal.".

Art. III.32. In artikel 259, § 4, 3°, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014, wordt de zinsnede "studiebekrachtiging van de opleidingsfase" vervangen door het woord "studieadvies".

Art. III.33. Er wordt in dezelfde codex een artikel 260/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 260/1.De bepaling van artikel 252, § 1, a), 2), voor wat het buitengewoon secundair onderwijs betreft, sluit niet uit dat een deel van de vorming van de opleidingsvorm en in voorkomend geval ook opleiding of studierichting waarin de leerling is ingeschreven, wordt verstrekt door leraars van een andere school in dezelfde opleidingsvorm en in dezelfde administratieve groep voor buitengewoon secundair onderwijs, dan de school waarin de leerling is ingeschreven en dit op een vestigingsplaats van die andere school. Indien van deze mogelijkheid tot samenwerking gebruik wordt gemaakt, dan zijn de volgende voorwaarden van toepassing : 1° de regeling wordt in het schoolreglement van de school waar de leerling is ingeschreven opgenomen;2° het schoolreglement van de school waar de leerling is ingeschreven, blijft onverkort van toepassing;3° de regeling wordt voorafgaand onderhandeld in de lokale comités, bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden, van de betrokken scholen;4° de leraars van de andere school die aan de leerling vorming geven : a) maken stemgerechtigd deel uit van de bevoegde klassenraden in het geval het scholen betreft die tot hetzelfde schoolbestuur behoren;b) maken raadgevend deel uit van de bevoegde klassenraden in het geval het scholen betreft die niet tot hetzelfde schoolbestuur behoren;5° uitsluitend de school waar de leerling is ingeschreven, is bevoegd en verantwoordelijk voor evaluatie, studiebekrachtiging en kwaliteitszorg;6° de samenwerking tussen de scholen wordt vastgelegd in een overeenkomst waarin alleszins volgende elementen worden opgenomen : a) de samenwerkende scholen, met vermelding van de school van inschrijving;b) de invulling van de samenwerking;c) de looptijd van de samenwerking;d) de afspraken over de evaluatie en kwaliteitszorg. De samenwerkingsovereenkomst ligt steeds in de scholen ter inzage met het oog op administratieve controle en externe kwaliteitscontrole; 7° de leerling kan maximaal halftijds een deel van de vorming bijwonen in de andere school van het buitengewoon secundair onderwijs, dit wil zeggen maximaal voor de helft van de wekelijkse lesuren van het structuuronderdeel van het buitengewoon onderwijs waar hij is ingeschreven; 8° deze regeling is in hoofde van een leerling gedurende hetzelfde schooljaar niet combineerbaar met hetgeen in artikel 136/1 is opgenomen.".

Art. III.34. In artikel 277 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2 en 3 wordt de zinsnede " § 5" vervangen door de zinsnede " § 4";2° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt : " § 5.Het aantal leerlingen van type 6 in alle opleidingsvormen, van type 7 in opleidingsvorm 1 en 4, en van type 3, opleidingsvorm 3 wordt met 2 vermenigvuldigd om de norm te bereiken bepaald in paragraaf 4 van dit artikel.".

Art. III.35. In artikel 280 van dezelfde codex worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2, 3 en 4 wordt de zinsnede ", § 5," telkens geschrapt;2° aan paragraaf 4 wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt : "In afwijking van het voorgaande lid kan de school verder voortbestaan, na een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.Het schoolbestuur moet hiertoe een gemotiveerde afwijkingsaanvraag indienen, met daarin een omgevingsanalyse die de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid aantoont, rekening houdend met het lokale aanbod, en dit ten laatste op 1 september van het tweede schooljaar.".

Art. III.36. In paragraaf 2 van artikel 281 van dezelfde codex wordt de zinsnede "types 6 en 7" vervangen door de zinsnede "types 3, 6 en 7".

Art. III.37. In artikel 289 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt een nieuw eerste streepje aangebracht dat luidt als volgt : "- dit de enige opleidingsvorm is in die provincie per groep en per taalstelstel of maximaal de tweede opleidingsvorm is in het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad per groep en per taalstelsel;"; 2° in paragraaf 3 wordt het getal "60" vervangen door het getal "24" en wordt het getal "50" vervangen door het getal "25". Art. III.38. In punt 2° van artikel 292 van dezelfde codex, worden de woorden "gevoegd bij" vervangen door de woorden "opgenomen in".

Art. III.39. In paragraaf 3 van artikel 309 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden het derde en vierde lid vervangen door wat volgt : "Bij de opname in de financiering of de subsidiëring is de teldatum 1 oktober van het lopende schooljaar en van de twee daaropvolgende schooljaren.

In geval van oprichting van een nieuw type, alsook in geval van fusie, afschaffing van een opleidingsvorm of omvorming is de teldatum 1 oktober van het lopende schooljaar.".

Art. III.40. In artikel 310 van dezelfde codex wordt het punt a) opgeheven.

Art. III.41. In paragraaf 1 van artikel 314/1 van dezelfde codex, laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, worden de woorden "2014-2015 en 2015-2016" vervangen door de woorden "2014-2015, 2015-2016 en 2016-2017".

Art. III.42. In artikel 314/4 van dezelfde codex, laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt het getal "2016" vervangen door het getal "2017".

Art. III.43. In paragraaf 1 van artikel 314/5 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, worden de woorden "2013-2014" vervangen door de woorden "2014-2015".

Art. III.44. In deel V, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 1, van dezelfde codex wordt een onderafdeling 3/3 ingevoegd, die luidt als volgt : "Onderafdeling 3/3. Project voor opvang van de effecten van de invoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het schooljaar 2016-2017".

Art. III.45. In dezelfde codex wordt in onderafdeling 3/3, ingevoegd door artikel III.41/2, een artikel 314/6 ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 314/6.§ 1. Met het oog op het opvangen van de effecten van de leerlingendaling die zich met de invoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften al hebben voorgedaan in scholen voor buitengewoon secundair onderwijs op de teldag van de eerste schooldag van februari 2016 in vergelijking met de teldag van de eerste schooldag van februari 2015, kent de Vlaamse Regering voor het schooljaar 2016-2017 lesuren en uren toe aan het buitengewoon secundair onderwijs ten belope van 686 lesuren onderwijzend personeel en 765 uren paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.

Deze lesuren of uren worden beschouwd als extra lesuren of extra uren. § 2. De lesuren en uren worden ingericht in de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs en aangewend om leraren en lerarenteams voor gewoon secundair onderwijs te ondersteunen in het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, in het bijzonder leerlingen met een inschrijvingsverslag, verslag of gemotiveerd verslag voor type 1, type basisaanbod, type 2 of type 3 in de B-stroom en in het beroepssecundair onderwijs. § 3. De lesuren en uren worden proportioneel verdeeld tussen het gesubsidieerd vrij onderwijs enerzijds en het gesubsidieerd officieel onderwijs en het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap anderzijds op basis van het aandeel van de in paragraaf 1 bedoelde effecten in de scholen van de betrokken onderwijsnetten. § 4. Voor beide groepen wordt telkens een commissie opgericht die in een gelijke vertegenwoordiging is samengesteld uit leden van het GO!-onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap respectievelijk de representatieve verenigingen van inrichtende machten en de representatieve groeperingen van personeelsverenigingen aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie. In de schoot van de commissie voor het gesubsidieerd vrij onderwijs kan voor een of meer groepen in het gesubsidieerd vrij onderwijs anders dan het gesubsidieerd vrij katholiek onderwijs, een subcommissie opgericht worden.

De Vlaamse Regering beslist, op voorstel van deze twee commissies, over de toewijzing van de in paragraaf 3 bedoelde lesuren en uren aan de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs van de betrokken onderwijsnetten. De commissie houdt bij het uitwerken van het voorstel van toewijzing ten minste rekening met de volgende criteria : 1° de effecten van de leerlingendaling, vermeld in paragraaf 1, op niveau van de individuele scholen;2° de organiseerbaarheid van de ondersteuning van de scholen zoals bedoeld in paragraaf 2;3° de aanwezige expertise in de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs in functie van de aanwending voor de ondersteuningsbehoeften in scholen voor gewoon secundair onderwijs zoals vermeld in paragraaf 2. De commissie begeleidt de samenwerkende scholen bij de aanstelling en de inzetbaarheid van personeelsleden in betrekkingen in deze lesuren en uren. § 5. Het personeelslid dat in een betrekking wordt aangesteld op basis van deze lesuren of uren, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs zijn, naargelang van het geval, van toepassing op deze aanstelling, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.Het schoolbestuur van de school waar de betrekking wordt opgericht, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling gebeurt steeds met instemming van het ter beschikking gestelde personeelslid en is, naargelang van het geval, een reaffectatie, een wedertewerkstelling of een tewerkstelling. Indien deze aanstelling een tewerkstelling is, dan wordt ze beschouwd als een wedertewerkstelling; 2° het schoolbestuur van de school waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet verplicht om in de betrekking een personeelslid aan te stellen dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikelen 21 en 21bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs of artikelen 23 en 23bis van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, naargelang van het geval;3° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in de betrekking. § 6. De afspraken die samenwerkende scholen in dit project maken betreffende de inzetbaarheid van de personeelsleden, vallen onder de toepassing van artikel 12quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en artikel 17quater van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. § 7. Onverminderd paragraaf 5 en paragraaf 6 wordt de Vlaamse Regering gemachtigd om voor de duur van het project, zoals bepaald in paragraaf 1, af te wijken van de bepalingen van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, voor de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking die in een school voor buitengewoon secundair onderwijs wordt ingericht met lesuren en uren, bedoeld in paragraaf 1. Deze afwijkingen betreffen de uitwerking van een aangepaste prestatieregeling, van bijkomende aanstellingsvoorwaarden en van aanvullende secundaire arbeidsvoorwaarden.

De Vlaamse Regering wordt gemachtigd de wijze vast te leggen waarop de lesuren en uren kunnen worden omgezet in ambten en betrekkingen.

De Vlaamse Regering neemt deze beslissing op basis van een voorstel van een gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X - Onderwijs (Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten - afdeling 2 - onderafdeling `Vlaamse Gemeenschap' en het Overkoepelend onderhandelingscomité gesubsidieerd vrij onderwijs.

Een personeelslid kan enkel aangesteld worden in een betrekking die in een school voor buitengewoon secundair onderwijs wordt ingericht met lesuren of uren, bedoeld in paragraaf 3, als het instemt met de afwijkingen die de Vlaamse Regering heeft vastgelegd. § 8. Een stuurgroep die wordt opgericht in de schoot van deze gemeenschappelijke vergadering, zoals bepaald in paragraaf 7, staat in voor de voorbereiding, opvolging en aansturing van de uitvoering van dit tijdelijk project. De onderwijsinspectie zal, in het kader van de reguliere schooldoorlichting, toezicht houden op de correcte aanwending van deze middelen.".

Art. III.46. In artikel 336 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : " § 2.In deze opleidingsvorm kan tijdens het schooljaar in het laatste jaar van de opleidingsfase en in de kwalificatiefase gedurende een beperkt aantal dagen een leerlingenstage worden ingericht, die in groep en onder voortdurende begeleiding van de leraar plaatsvindt. In de kwalificatiefase is tijdens het schooljaar gedurende een beperkt aantal dagen leerlingenstage verplicht, waarbij elke leerling-stagiair afzonderlijk op stage gaat. Uitzonderlijk kunnen de leerlingenstages die in de kwalificatiefase plaatsvinden georganiseerd worden tijdens de vakanties. De werkervaring in de integratiefase wordt organisatorisch gelijkgesteld met een leerlingenstage."; 2° in paragraaf 3 wordt in de eerste zin het woord "studiebekrachtiging" vervangen door het woord "studieadvies". Art. III.47. In artikel 350/1 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt tussen het woord "onderwijs" en het woord "inrichten" telkens de zinsnede "en buitengewoon secundair onderwijs" ingevoegd; 2° aan paragraaf 3 wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : "Naargelang de keuze van de ouders mag men in de school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan het Zeepreventorium verschillende leerplannen aanbieden."; 3° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "gewoon voltijds secundair onderwijs" vervangen door de zinsnede "gewoon voltijds secundair onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs";4° een paragraaf 5 wordt toegevoegd die luidt als volgt : " § 5.Voor zover de school van opleidingsvorm 4, type 5, verbonden aan het Zeepreventorium, die behoort tot het gemeenschapsonderwijs, leerplannen aanbiedt van het vrij onderwijs, gebeurt dit in afwijking van de voorwaarde, vermeld in artikel 15, § 1, 12°, b).".

Art. III.48. In artikel 357 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° paragraaf 3 tot en met 6 worden hernummerd tot paragraaf 2 tot en met 5;3° in paragraaf 3, die hernummerd wordt tot paragraaf 2, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 1° wordt opgeheven;b) punt 2° tot en met 4° worden hernummerd tot punt 1° tot en met 3° ; c) er wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt : "4° de definitie van de doelgroep."; 4° paragraaf 4, die hernummerd wordt tot paragraaf 3, wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken Vlaamse gebarentaal of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsmiddelen voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken.

De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau."; 5° in paragraaf 6, die hernummerd wordt tot paragraaf 5, wordt het cijfer "5" vervangen door het cijfer "4". Afdeling II. - Leren en werken

Art. III.49. Aan artikel 3 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap wordt in punt 11° een zin toegevoegd die luidt als volgt : "De Vlaamse Regering bakent de doelgroep af, ten minste rekening houdend met de criteria `leeftijd', `taalkennis Nederlands' en `duurtijd van de aanwezigheid op het Belgische grondgebied' van de anderstalige nieuwkomers.''.

Art. III.50. Artikel 20 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 20.De programmatie van een opleiding in het deeltijds beroepssecundair onderwijs is vrij en kan op elk tijdstip van het schooljaar. In het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in kwestie liggen, ter eventuele controle door de overheid, het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, het document waaruit moet blijken dat de programmatie vooraf is besproken in het regionaal overlegplatform waarin het centrum participeert en, in het geval het centrum tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit moet blijken dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.".

Art. III.51. In artikel 35 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Een persoonlijk ontwikkelingstraject kan gespreid worden over een aantal weken, eventueel schooljaaroverschrijdend, zonder afbreuk te doen aan het tijdelijke karakter ervan. Voor een jongere die in het deeltijds beroepssecundair onderwijs instapt, kan een persoonlijk ontwikkelingstraject starten op elk ogenblik van het schooljaar. Een jongere die al van vóór juni een persoonlijk ontwikkelingstraject volgt, moet alleszins tijdens de maand juni dit traject met een ongewijzigd uren-aantal blijven volgen.".

Art. III.52. Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. III.53. Aan het eerste lid van artikel 58 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2011, wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : "In afwijking hierop moet de jongere in het deeltijds beroepssecundair onderwijs, met een verslag zoals bepaald in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs, van zodra hij met de effectieve lesbijwoning start, het individueel aangepast curriculum dat is bepaald door de klassenraad werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid.".

Art. III.54. Aan artikel 60 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "In elk van die gevallen kan het centrum dat uitschrijft, weigeren om de betrokken jongere tijdens hetzelfde schooljaar herin te schrijven.".

Art. III.55. Artikel 61bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt opgeheven.

Art. III.56. Aan het tweede lid van artikel 70 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2011, wordt volgende zin toegevoegd : "Een attest van verworven competenties wordt eveneens uitgereikt aan de jongeren met een verslag zoals bepaald in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs, die een individueel aangepast curriculum volgen.".

Art. III.57. Aan het derde lid van artikel 71 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 november 2011, wordt volgende zin toegevoegd : "Een attest van verworven competenties wordt eveneens uitgereikt aan de jongeren met een verslag zoals bepaald in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs, die een individueel aangepast curriculum volgen.".

Art. III.58. Artikel 77 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 77.Het begeleidingsteam kan gemotiveerde voorstellen doen voor het verdere verloop van de leertijd en de leerovereenkomst. Die voorstellen kunnen zijn : voortzetting, verlenging of opheffing van de erkenning van de leerovereenkomst.

Daarbij wordt rekening gehouden met de concrete gegevens uit het dossier van de jongere, inzonderheid met de resultaten die voortvloeien uit de evaluatie van de jongere. De evaluatie slaat op de theoretische vorming en de praktijkopleiding in de onderneming en gebeurt permanent om enerzijds de jongere te ondersteunen in zijn leerproces en anderzijds te beslissen of hij in voldoende mate de opleidingsdoelstellingen heeft bereikt. Het begeleidingsteam bepaalt de vorm waarin de jongere wordt geëvalueerd.".

Art. III.59. In artikel 86, § 1, van hetzelfde decreet wordt in punt 3° de zinsnede "uren in een voortraject, brugproject of arbeidsdeelname in het voorafgaande schooljaar" vervangen door de zinsnede "uren in het voorafgaande schooljaar in een voortraject, brugproject, arbeidsdeelname of een door de Vlaamse Regering bepaald project dat voorbereidt op arbeidsdeelname.".

Art. III.60. In artikel 95 van hetzelfde decreet worden in § 1/1, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2012, de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "uiterlijk 31 januari" worden telkens vervangen door de woorden "uiterlijk 30 juni"; 2° een vierde lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : "Voor de aanvragen vermeld in het eerste en tweede lid verloopt het beslissingsproces analoog aan dat voor de gevallen bedoeld in paragraaf 2.".

Art. III.61. In artikel 101 van hetzelfde decreet in de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013 en 25 april 2014, wordt in het derde lid het woord "opleidingsvergoedingen" vervangen door de woorden "een vergoeding".

Art. III.62. Artikel 102 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013 en 25 april 2014, wordt opgeheven. Afdeling III. - Inwerkingtreding

Art. III.63. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel III.3, III.4, III.5, III.21 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2015.

Artikel III.48 heeft uitwerking met ingang van 19 december 2015.

Artikel III.29 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel III.14 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2016.

Artikel III.24 treedt in werking op 1 september 2017. HOOFDSTUK IV. - Deeltijds kunstonderwijs Art. IV.1. In artikel 100ter van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, worden in het eerste lid, 2°, de woorden "niet heeft bereikt" vervangen door de woorden "niet bereikt heeft op 31 december van het schooljaar in kwestie".

Art. IV.2. In artikel 100quater, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt het punt 5° opgeheven.

Art. IV.3. In artikel 2, § 1, 7°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende Kunst" worden de woorden "of die conform artikel 1, § 4ter, een aangepast curriculum volgt" vervangen door de woorden "of artikel 7, § 4quater, of die conform artikel 7, § 4ter, een individueel aangepast curriculum volgt".

Art. IV.4. § 1. In artikel 2, § 1, 8°, b), van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans" worden de woorden "of die conform artikel 26ter een aangepast curriculum volgt" vervangen door de woorden "of artikel 26quater, of die conform artikel 26ter een individueel aangepast curriculum volgt". § 2. In artikel 2, § 1, 11°, van hetzelfde besluit worden aan het vijfde lid van de opsomming de woorden "of artikel 26quater" toegevoegd.

Art. IV.5. In artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting ``Beeldende kunst'', gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991, 14 december 2001, 30 oktober 2009 en 3 oktober 2014 en gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015 worden in de paragrafen § 4ter en § 4quater de woorden "die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap" telkens vervangen door de woorden "die erkend is als persoon met een handicap krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving".

Art. IV.6. In artikel 26ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen ``Muziek'', "Woordkunst" en ``Dans'', ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014, worden de woorden "die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap" vervangen door de woorden "die erkend is als persoon met een handicap krachtens een Vlaamse, een andere Belgische of buitenlandse wetgeving".

Art. IV.7. In artikel 26quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het decreet van 19 juni 2015, worden de woorden "die ingeschreven is in het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap" vervangen door de woorden "die erkend is als persoon met een handicap krachtens een Vlaamse, een andere Belgische of een buitenlandse wetgeving".

Art. IV.8. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om wijzigingen in de volgende artikels van besluiten van de Vlaamse Regering uit te voeren via een besluit van de Vlaamse Regering : - artikel 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2014 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het deeltijds kunstonderwijs met het oog op een aantal maatregelen voor de inhoudelijke vernieuwing; - artikel 2, § 1, 7°, en artikel 7, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting "Beeldende kunst"; - artikel 2, § 1, 8°, b), artikel 2, § 1, 11°, artikel 26ter en artikel 26quater, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen "Muziek", "Woordkunst" en "Dans".

Art. IV.9. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel IV.3 en IV.4 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2015. HOOFDSTUK V. - Volwassenenonderwijs Art. V.1. In artikel 7 van het decreet betreffende het volwassenenonderwijs van 15 juni 2007 wordt een punt 2° bis ingevoegd dat luidt als volgt : "2° bis bibliotheek-, archief- en documentatiekunde;".

Art. V.2. In artikel 46 van hetzelfde decreet wordt punt 3° vervangen door wat volgt : "3° driejaarlijks een beleidsplan wordt opgesteld, waarin de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 45, verduidelijkt worden;".

Art. V.3. In artikel 47 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 juni 2012, 21 december 2012 en 19 december 2014, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. V.4. Artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 50.De middelen, vermeld in artikel 49, kunnen enkel aangewend worden, als het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs enerzijds en de pedagogische begeleidingsdiensten anderzijds driejaarlijks een protocol tot samenwerking over de aanwending van de middelen en de uitvoering van de opdrachten afsluiten en dit protocol meedelen aan de centra en aan de Vlaamse Regering.".

Art. V.5. In hetzelfde decreet wordt een artikel 56bis ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 56bis.Erkenning is de toekenning van de bevoegdheid aan het centrumbestuur om aan cursisten de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen.

Erkenning is noodzakelijk om in aanmerking te kunnen komen voor subsidiëring of financiering. Uitsluitend de erkende centra die subsidiëring of financiering wensen, moeten voldoen aan de bepalingen van titel V. Opleidingen van erkende Centra voor Volwassenenonderwijs komen enkel in aanmerking voor subsidiëring of financiering indien de onderwijsbevoegdheid is toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 64.".

Art. V.6. In artikel 98, § 1, 6°, van hetzelfde decreet worden tussen het woord "studiegebieden" en het woord "lederbewerking" de woorden "bibliotheek-, archief- en documentatiekunde" ingevoegd.

Art. V.7. In artikel 105, § 5, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 juli 2008, 1 juli 2011, 29 juni 2012 en 19 juli 2013, wordt het laatste lid vervangen door wat volgt : "Als het centrumbestuur na de voormelde verplichting nog punten over heeft, dan kan het die punten aanwenden : - voor de oprichting van betrekkingen in de ambten, vermeld in § 3, eerste lid, rekening houdende met de criteria waarover wordt onderhandeld in het lokale comité; - voor de tijdelijke verhoging van de puntenwaarde van een betrekking in een ambt, vermeld in paragraaf 3, waarvan de titularis een dienstonderbreking heeft, zodat aan de vervanger een hogere salarisschaal kan worden toegekend. Als een titularis van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel bij een dienstonderbreking niet of gedeeltelijk wordt vervangen, kan het centrumbestuur ook de puntenwaarde van de niet-ingevulde opdracht van de titularis gebruiken om aan een vervanger in een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel een hogere salarisschaal toe te kennen.".

Art. V.8. In artikel 126 van hetzelfde decreet worden de woorden "van deze afdeling" vervangen door de woorden "van artikel 120 tot en met 126".

Art. V.9. Aan titel V, afdeling III, van hetzelfde decreet wordt een artikel 126bis toegevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 126bis.Voor een cursistenstage wordt een overeenkomst afgesloten tussen de onderwijsinstelling, de stagegever en de cursist-stagiair. Een cursistenstage is een vorm van opleiding buiten een lesplaats van een centrum, in een reële arbeidsomgeving bij een werkgever, onder gelijkaardige omstandigheden als reguliere werknemers van die werkgever waarbij effectieve arbeid wordt verricht met de bedoeling beroepservaring op te doen.

Indien de cursist-stagiair bij de uitvoering van zijn stage de stagegever of derden schade berokkent, is hij, met behoud van toepassing van artikel 1384, derde tot en met het vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek, enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is de cursist-stagiair enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

De aansprakelijkheid van de vader en de moeder in de zin van artikel 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek geldt enkel wanneer een minderjarige cursist-stagiair overeenkomstig de hier voormelde gevallen persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld.

De stagegever is een aansteller in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

Alle met de bepalingen van dit artikel strijdige bedingen zijn nietig.".

Art. V.10. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel V.2, V.3 en V.4 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel V.7 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2015. HOOFDSTUK VI. - Secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs Art. VI.1. In artikel 3 van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 12 juli 2013, wordt het punt 19° opgeheven.

Art. VI.2. In artikel 164, § 2, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013, worden de woorden "de stuurgroep en" geschrapt.

Art. VI.3. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016. HOOFDSTUK VII. - Hoger onderwijs Afdeling I. - Codex Hoger Onderwijs

Art. VII.1. In artikel II.75 van de Codex Hoger Onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 worden een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : "De personen die in het bezit zijn van een diploma van een Nederlandse bachelor- of masteropleiding dat overeenkomstig het Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 12 december 2012 en te Brussel op 16 januari 2013, goedgekeurd bij decreet van 29 november 2013, gelijk werd gesteld met de overeenkomstige Vlaamse bachelor- of masteropleiding, zijn gerechtigd tot het voeren van de overeenkomstige titel van bachelor of master met of zonder de in Nederland wettige specificatie. De personen die in het bezit zijn van een buitenlands diploma van hoger onderwijs dat in toepassing van artikel II.255, § 1, bij besluit van de Vlaamse Regering als gelijkwaardig werd erkend met de graad van bachelor, master of doctor, zijn gerechtigd tot het voeren van de overeenkomstige titel van bachelor, master of doctor met of zonder de in het land van oorsprong wettige specificatie.

De personen die in het bezit zijn van een buitenlandse diploma van hoger onderwijs dat in toepassing van artikel II.255, § 2, als gelijkwaardig werd erkend met de graad van bachelor of master, zijn gerechtigd tot het voeren van de overeenkomstige titel van bachelor of master met of zonder de in het land van oorsprong wettige specificatie."; 2° aan paragraaf 2 worden een punt 3°, een punt 4° en een punt 5° toegevoegd die luiden als volgt : "3° de personen die in het bezit zijn van een diploma van een Nederlandse masteropleiding dat overeenkomstig het Protocol tot Wijziging van het Verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 12 december 2012 en te Brussel op 16 januari 2013, goedgekeurd bij decreet van 29 november 2013, gelijk werd gesteld met de overeenkomstige Vlaamse masteropleiding; 4° de personen die in het bezit zijn van een buitenlands diploma van een masteropleiding onderwijs dat in toepassing van artikel II.255, § 1, bij besluit van de Vlaamse Regering als gelijkwaardig werd erkend met de graad van master; 5° de personen die in het bezit zijn van een buitenlandse diploma van een masteropleiding dat in toepassing van artikel II.255, § 2, als gelijkwaardig werd erkend met de graad van master."; 3° er wordt een paragraaf 11 toegevoegd die luidt als volgt : " § 11.De personen die in het bezit zijn van een diploma van een Nederlandse masteropleiding dat overeenkomstig het Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen de Vlaamse Gemeenschap van België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 12 december 2012 en te Brussel op 16 januari 2013, goedgekeurd bij decreet van 29 november 2013, gelijk werd gesteld met de overeenkomstige Vlaamse masteropleiding, en die in Nederland er toe gerechtigd zijn de afkorting `ing' of `ir' vóór of na hun naam te plaatsen, zijn er toe gerechtigd deze afkorting ook in Vlaanderen te gebruiken.".

Art.VII.2. In artikel II.110 van dezelfde codex wordt de paragraaf 5, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, vervangen door wat volgt : " § 5. Een student die reeds beschikt over één van volgende diploma's of diplomacombinaties kan, in afwijking van paragraaf 3 en paragraaf 4, een diploma van de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs behalen met slechts één onderwijsvak : 1° een diploma van bachelor in het onderwijs : kleuteronderwijs, lager onderwijs of secundair onderwijs;2° een diploma van de specifieke lerarenopleiding in combinatie met een bachelor- of masterdiploma;3° een diploma van een Academische Initiële Lerarenopleiding, een Initiële lerarenopleiding van Academisch Niveau of een Getuigschrift Pedagogische bekwaamheid in combinatie met een bachelor- of masterdiploma; 4° een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met 1 van de voorgaande diploma's wordt erkend.".

Art. VII.3. In artikel II.112, § 1, van dezelfde codex wordt het vierde lid vervangen door wat volgt : "In afwijking van het eerste lid, kan een hogeschool die de professionele bacheloropleiding dans aanbiedt, ook de specifieke lerarenopleiding dans aanbieden.

In afwijking van het tweede en derde lid kunnen kandidaten die voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden tot de basisopleidingen van 1 cyclus, geslaagd zijn voor een artistiek toelatingsexamen, georganiseerd door de hogeschool die de professionele bacheloropleiding dans organiseert, en 5 jaar nuttige ervaring als professioneel danser in een erkend gezelschap kunnen aantonen, toegelaten worden tot de specifieke lerarenopleiding dans en het diploma behalen.".

Art. VII.4. In artikel II.118, § 1, 2°, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2015, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : "Bij wijze van overgangsmaatregel kan bij ontstentenis van een gemotiveerd verslag, in de academiejaren 2015-2016 en 2016-2017, een leerling die geïntegreerd secundair onderwijs of buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4 heeft gevolgd, op basis van een inschrijvingsverslag, of op basis van een verslag opgemaakt door het CLB, zoals vermeld in artikel 294 van de Codex Secundair Onderwijs, of op basis van een gemotiveerd verslag opgemaakt door het CLB, zoals vermeld in artikel 352 van de Codex Secundair Onderwijs, toegelaten worden tot het geïntegreerd hoger onderwijs, op voorwaarde dat hij aan de in artikel II.118, 1°, vernoemde toelatingsvoorwaarde beantwoordt.".

Art. VII.5. Aan artikel II.164 van de Codex Hoger Onderwijs, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd die luidt als volgt : " § 2. In het academiejaar dat de uitbreiding van de studieomvang van een bacheloropleiding wordt ingevoerd en in de drie academiejaren die daarop volgen kunnen studenten nog het diploma behalen van de bacheloropleiding op basis van de studieomvang van voor de uitbreiding. Deze mogelijkheid bestaat voor : 1° studenten die reeds in de bacheloropleiding ingeschreven waren vóór het academiejaar waarin de uitbreiding van de studieomvang wordt ingevoerd;2° studenten die zich voor een traject met vermindering van studieduur op grond van een eerder behaald HBO5-diploma inschrijven in het academiejaar waarin de uitbreiding van de studieomvang ingevoerd wordt;3° studenten die zich voor een traject met vermindering van studieduur op grond van een eerder behaald bachelor- of masterdiploma inschrijven in het academiejaar waarin de uitbreiding van de studieomvang ingevoerd wordt of het daaropvolgend academiejaar. Instellingen moeten door middel van de organisatie van specifieke studietrajecten met een studieomvang van ten hoogste de omvang van de studie-uitbreiding aan studenten die een bacheloropleiding van 180 studiepunten hebben voltooid, de mogelijkheid bieden om de graad van bachelor te behalen van de in studieomvang uitgebreide bacheloropleiding.".

Art. VII.6. In artikel II.187 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 1°, wordt de zinsnede "het niveau is afgestemd op het gemiddelde van de programma's van de derde graad van het algemeen secundair onderwijs" vervangen door de volgende zinsnede "afgestemd op de tweede en de derde graad van het algemeen secundair onderwijs"; 2° in paragraaf 2 wordt het punt 4° vervangen door wat volgt : "4° de examencommissie stelt een werkings- en examenreglement op;".

Art. VII.7. In artikel II.198 van dezelfde codex worden in het tweede lid na het woord "noodzakelijk," de woorden ", of dient de student het voorbereidings- of schakelprogramma met succes voltooid te hebben" ingevoegd.

Art. VII.8. In artikel II.265, § 1, van dezelfde codex worden tussen de woorden "gezamenlijke diplomering wordt vooropgesteld" en de woorden "of als het gaat om onderzoeksmasters" de woorden ", ook wanneer de opleiding na afloop van de erkenning wordt voortgezet," ingevoegd.

Art. VII.9. In artikel II.283, tweede lid, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het getal "5" wordt vervangen door het getal "7";2° in het punt 2° wordt de zinsnede "de dag na deze waarop de student kennis heeft genomen van de genomen beslissing" vervangen door de zinsnede "de dag na de kennisgeving van de genomen beslissing aan de student". Art. VII.10. In artikel II.284 van dezelfde codex wordt het getal "15" vervangen door het getal "20".

Art. VII.11. In artikel II.287, § 1, van dezelfde codex worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt tussen het woord "en" en de zinsnede "2 plaatsvervangende" het woord "minimaal" ingevoegd;2° in punt 2° wordt tussen het woord "en" en de zinsnede "4 plaatsvervangende" het woord "minimaal" ingevoegd; 3° na de woorden "de werkende bijzitters vervangen." wordt de zin "In functie van de werkbelasting van de Raad kan de Vlaamse Regering bijkomende plaatsvervangende leden benoemen" ingevoegd.".

Art. VII.12. In artikel II.292, § 1, van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "De termijn voor het nemen van een nieuwe beslissing overeenkomstig het eerste lid, 2°, bedraagt ten minste 7 kalenderdagen.".

Art. VII.13. In artikel II.294, § 1, van dezelfde codex worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het getal "5" wordt viermaal vervangen door het getal "7";2° het woord "vijfde" wordt vervangen door het woord "zevende";3° in het tweede lid worden de woorden "binnen een vervaltermijn van 30 dagen die ingaat de dag na kennisname van de definitieve beslissing van het bij of krachtens het decreet bevoegd orgaan en" opgeheven;4° het woord "kennisname" wordt telkens vervangen door het woord "kennisgeving";5° de woorden "kennis heeft genomen" worden vervangen door de woorden "ter kennis is gebracht". Art. VII.14. In artikel II.302 van dezelfde codex wordt het getal "48" vervangen door het getal "96".

Art. VII.15. In artikel II.308 van dezelfde codex wordt het getal "15" vervangen door het getal "20".

Art. VII.16. In artikel II.313 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "geanonimiseerde" wordt geschrapt; 2° een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : "Bij publicatie van de uitspraak wordt de identiteit van de student als procespartij, op diens uitdrukkelijk verzoek, weggelaten.".

Art. VII.17. Artikel II.355 van dezelfde codex wordt opgeheven.

Art. VII.18. In dezelfde codex wordt in titel 5 een hoofdstuk 8 toegevoegd, waarvan de titel luidt als volgt : "Hoofdstuk 8. Stage en werkplekleren".

Art. VII.19. In dezelfde codex wordt aan hoofdstuk 8 een artikel II.355/1 toegevoegd dat luidt als volgt : "Art. II.355/1. Indien de student-stagiair of cursist-stagiair bij de uitvoering van zijn stage de stagegever of derden schade berokkent, is hij, met behoud van toepassing van artikel 1384, derde tot en met het vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is de student-stagiair of cursist-stagiair enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

De aansprakelijkheid van de vader en de moeder in de zin van artikel 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek geldt enkel wanneer een minderjarige student-stagiair of cursist-stagiair overeenkomstig de hier voormelde gevallen persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld.

De stagegever is een aansteller in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

Alle met de bepalingen van dit artikel strijdige bedingen zijn nietig.".

Art. VII.20. In artikel III.3, § 3, van dezelfde codex wordt het jaartal "2015" vervangen door het jaartal "2018".

Art. VII.21. Aan artikel III.6, § 2, van dezelfde codex wordt een negende lid toegevoegd dat luidt als volgt : "De opgenomen studiepunten in een door de Vlaamse Regering conform artikel II.153 van de Codex Hoger Onderwijs nieuwe erkende opleiding, aangeboden door een universiteit in een studiegebied dat met ingang van het academiejaar 2013-2014 geïntegreerd is in de universiteiten, worden meegerekend voor het variabel onderwijsdeel VOWun.".

Art. VII.22. Aan artikel III.19, § 1, 3°, van dezelfde codex wordt een punt ad) toegevoegd dat luidt als volgt :

ad) handelswetenschappen en bedrijfskunde - opleidingen die vanaf het academiejaar 2013-2014 door de Vlaamse Regering conform artikel II.153 erkend zijn als nieuwe opleiding;

1,00


''.

Art. VII.23. Artikel III.48 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. III.48. § 1. Om voor de financiering van de investeringen in aanmerking te komen moet de hogeschool eigenaar zijn van het onroerend goed, ofwel een zakelijk recht bezitten op het onroerend goed dat haar het genot waarborgt voor ten minste een periode van dertig jaar. Deze voorwaarde geldt niet bij de aankoop van een gebouw, van grond of van zware didactische en wetenschappelijke apparatuur. § 2. In de schoot van de associatie wordt een advies gegeven over de meerjarenplanning en over de besteding van de investeringsmiddelen.

Dit advies is gebaseerd op het in artikel II.11, tweede lid, 7°, bedoelde meerjarenplan voor de onderlinge afstemming van investeringen, infrastructuur, bibliotheek- en documentatievoorzieningen.".

Art. VII.24. In artikel III.55 van dezelfde codex wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt : " § 5. Indien de Hogere Zeevaartschool gebruik maakt van de bepaling, vermeld in artikel 50, § 2, van het decreet betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs, kan ze geen aanspraak maken op de werkingstoelage als vermeld in paragraaf 1.".

Art. VII.25. In artikel III.58 van dezelfde codex wordt in paragraaf 2 enkel de tekst vervangen door wat volgt : " § 2. Naast de uitkeringen in § 1, ontvangen de volgende universiteiten vanaf het begrotingsjaar 2008 de hierna vermelde uitkeringen, uitgedrukt in k euro, als bijdrage in de voorziening van de aanvullende pensioenregeling die deze universiteiten inrichten ten gunste van de leden van hun administratief en technisch personeel die bezoldigd worden met de werkingsuitkeringen, zoals bedoeld in artikel V.47 van dit decreet. Om van de hierna vermelde uitkeringen te kunnen genieten, richten de universiteiten een pensioenregeling in, via één of meerdere aanvullende pensioenstelsels, die ten gunste van voormelde personeelsleden voorziet in een aanvulling op het wettelijk pensioen dat zij later ontvangen uit het pensioenstelsel der loontrekkenden, die, samen met dat wettelijk pensioen, globaal genomen een vergelijkbare pensioenregeling beoogt als deze die van toepassing is op de leden van het administratief en technisch personeel van de gemeenschapsuniversiteiten, en waarbij de voorwaarden en bepalingen van deze pensioenregeling uitgewerkt worden, overeenkomstig de wetgeving inzake aanvullende pensioenen, in pensioenreglementen die een concrete invulling geven aan deze doelstelling. Aldus uitgewerkte pensioenregelingen gefinancierd met de hieronder vermelde uitkeringen leggen de aanvullende pensioenvoordelen en -aanspraken vast ten gunste van de leden van het administratief en technisch personeel dat bezoldigd wordt met de werkingsuitkeringen, van de universiteiten hieronder vermeld, alsook van hun rechthebbenden of begunstigden.

Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt voor de toekenning van de hierna vermelde uitkeringen bovendien vereist dat de universiteit kan aantonen dat de door haar daartoe bevoegde organen goedgekeurde aanpassingen van bestaande pensioenregelingen of de inrichting van nieuwe pensioenregelingen het voorwerp hebben uitgemaakt van een collectief overleg of tot stand kwamen met inspraak vanwege de vertegenwoordigers van de leden van het administratief en technisch personeel bezoldigd met bedoelde werkingsuitkeringen.".

Art. VII.26. In artikel III.116 van dezelfde codex wordt aan punt 1° een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : "De Vlaamse Regering kan de looptijd van een reeds afgesloten beheersovereenkomst met een instelling voor postinitieel onderwijs verlengen om de einddatum ervan af te stemmen met de beheersovereenkomsten van de andere instellingen voor postinitieel onderwijs.".

Art. VII.27. In artikel IV.43 van dezelfde codex wordt de laatste zin opgeheven.

Art. VII.28. In artikel IV.48, § 1, van dezelfde codex wordt na het derde lid een nieuw lid toegevoegd dat luidt als volgt : "De universiteit of de hogeschool kan bij intern reglement verder verduidelijken welke categorieën hieronder begrepen worden.".

Art. VII.29. In artikel IV.88 van dezelfde codex worden het eerste en het derde lid opgeheven.

Art. VII.30. In dezelfde codex wordt een artikel V.65/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "Art. V.65/1. De bepalingen over de samenstelling van het college van beroep inzake evaluatie, vermeld in artikel V.93, § 3, tweede lid, en het college van beroep inzake tucht, vermeld in artikel V.101, zijn niet van toepassing op de personeelsleden in het integratiekader.

Indien een personeelslid in het integratiekader beroep wil indienen tegen een evaluatie- of een tuchtbeslissing, kan het terecht bij een beroepsinstantie die is ingesteld voor de personeelsleden in het universitaire kader. De samenstelling van de beroepsinstantie wordt voorgelegd aan het medezeggenschapsorgaan of de ondernemingsraad.

Alle personeelsleden uit het integratiekader zijn uiterlijk 3 jaar na de inwerkingtreding van dit artikel minstens eenmaal geëvalueerd door het universiteitsbestuur.".

Art. VII.31. Aan artikel V.67, § 1, van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden "of decretale bepalingen," en de woorden "blijven na de integratie" wordt de zinsnede "zoals die op de dag voor de overgang naar het integratiekader van toepassing waren" ingevoegd; 2° er wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt : "Wanneer het universiteitsbestuur in uitvoering van paragraaf 2 een eigen regeling of reglement uitgewerkt heeft, is, in afwijking van het eerste lid, deze regeling of reglement meteen van toepassing op het personeelslid dat na 1 oktober 2013 naar het integratiekader overgaat.".

Art. VII.32. Aan dezelfde codex wordt een artikel V.85/1 toegevoegd dat luidt als volgt : "Art. V.85/1. Het personeelslid heeft recht op borstvoedingspauzes op het werk conform de bepalingen die opgenomen zijn in de cao nr. 80 van de Nationale Arbeidsraad van 27 november 2001 zoals gewijzigd bij de cao nr. 80bis van 13 oktober 2010.

De periode van de borstvoedingspauze wordt bezoldigd en is gelijkgesteld met dienstactiviteit.".

Art. VII.33. Aan artikel V.93, § 3, tweede lid, van dezelfde codex wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : "Wanneer er tijdens de mandaatstermijn een einde komt aan het mandaat van een effectief of plaatsvervangend lid, duidt het hogeschoolbestuur een vervanger aan voor de resterende termijn van het mandaat. Dit zonder afbreuk te doen aan het vooropgestelde aantal leden die instemming moeten krijgen van het hogeschoolonderhandelingscomité.".

Art. VII.34. Aan artikel V.101 van dezelfde codex wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : "Wanneer er tijdens de mandaatstermijn een einde komt aan het mandaat van een effectief of plaatsvervangend lid, duidt het hogeschoolbestuur een vervanger aan voor de resterende termijn van het mandaat. Dit zonder afbreuk te doen aan het vooropgestelde aantal leden die instemming moeten krijgen van het hogeschoolonderhandelingscomité.

Deze aanduiding moet niet bekrachtigd worden door de Vlaamse Regering.". Afdeling II. - Inwerkintreding

Art. VII.35. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel VII.25 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2013.

Artikel VII.31 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2013.

Artikel VII.21 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel VII.7, VII.9,VII.10, VII.12, VII.13, VII.14, VII.15 treden in werking op 1 oktober 2016.

Artikel VII.22, VII.23, VII.24, VII.27, VII.29 treden in werking op 1 januari 2017. HOOFDSTUK VIII. - Decreten Rechtspositie Onderwijspersoneel Afdeling I. - Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde

personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs Art. VIII.1. In artikel 3, 10°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2005, 4 juli 2008 en 30 april 2009, worden de zinnen "Als het gaat om een opdracht in een ambt van het ondersteunend personeel in het gewoon- en buitengewoon secundair onderwijs vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs. Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs of een ambt van het ondersteunend personeel in het volwassenenonderwijs dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau." vervangen door de volgende zin "Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het ondersteunend personeel dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau en de puntenwaarde.".

Art. VIII.2. In artikel 77quater, § 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt het punt 6° opgeheven.

Art. VIII.3. In hoofdstuk IX, afdeling II, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt een artikel 77octies ingevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 77octies.Het personeelslid heeft recht op borstvoedingspauzes op het werk conform de bepalingen die opgenomen zijn in de cao nr. 80 van de Nationale Arbeidsraad van 27 november 2001 zoals gewijzigd bij de cao nr. 80bis van 13 oktober 2010. De periode van de borstvoedingspauze wordt bezoldigd en gelijkgesteld met dienstactiviteit.". Afdeling II. - Decreet betreffende de rechtspositie van sommige

personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding Art. VIII.4. In artikel 5, 12°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2005, 4 juli 2008, 30 april 2009 en 7 mei 2009, worden de zinnen "Als het gaat om een opdracht in een ambt van het ondersteunend personeel in het gewoon- en buitengewoon secundair onderwijs vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs. Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel in het basisonderwijs of een ambt van het ondersteunend personeel in het volwassenenonderwijs dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau." vervangen door de volgende zin "Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel of in een ambt van het ondersteunend personeel dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau en de puntenwaarde.".

Art. VIII.5. In artikel 51quater, § 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt het punt 6° opgeheven.

Art. VIII.6. In titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, wordt een artikel 51octies toegevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 51octies.Het personeelslid heeft recht op borstvoedingspauzes op het werk conform de bepalingen die opgenomen zijn in de cao nr. 80 van de Nationale Arbeidsraad van 27 november 2001 zoals gewijzigd bij de cao nr. 80bis van 13 oktober 2010. De periode van de borstvoedingspauze wordt bezoldigd en gelijkgesteld met dienstactiviteit.". Afdeling III. - Inwerkingtreding

Art. VIII.7. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel VIII.2, VIII.5 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2015. HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring ouderkoepelverenigingen Art. IX.1. Artikel 2 van het decreet van 20 juni 1996 betreffende de subsidiëring van ouderkoepelverenigingen wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet worden de volgende begrippen gebruikt : 1° expertisecentrum : het expertisecentrum zoals bedoeld in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad dat de uitbouw van een rationeel vormingsaanbod coördineert gericht op de implementatie van de regelgeving van titel II van voornoemd decreet;2° ouderraad : een ouderraad zoals bedoeld in hoofdstuk III van titel II van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad;3° ouderwerking : elke vorm van niet-formele ouderparticipatie op school; 4° Vlor : de Vlaamse Onderwijsraad.".

Art. IX.2. Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 3.Een ouderkoepelvereniging is een vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de statuten ten minste volgende doelstellingen omvatten : 1° ouders, ouderwerkingen en ouderraden ondersteunen en begeleiden;2° ouders, ouderwerkingen en ouderraden informeren en sensibiliseren;3° de belangen van ouders behartigen in de Vlor en, mits operationeel, in het expertisecentrum; 4° op verzoek van de Vlaamse overheid meewerken aan de totstandkoming van het onderwijsbeleid.".

Art. IX.3. Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 4.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten verleent de Vlaamse Regering driejaarlijks een subsidieenveloppe aan elke ouderkoepelvereniging waarmee zij een beheersovereenkomst heeft afgesloten. Deze beheersovereenkomst bevat ten minste : 1° de doelstellingen en bijhorende resultaatsindicatoren;2° de planning, rapportering en opvolging van de werkzaamheden, gebaseerd op het in paragraaf 2 gestelde;3° de aanwending van de subsidie, gebaseerd op het in paragraaf 3 gestelde. § 2. De planning omvat een driejarig werkingsprogramma met overeenstemmende begroting en, jaarlijks, een actieplan met overeenstemmende begroting. Het driejarig werkingsprogramma is maximaal afgestemd op de strategische en operationele doelstellingen uit de beheersovereenkomst en bevat driejarige streefwaarden die gekoppeld zijn aan de resultaatsindicatoren. Het jaarlijks op te stellen actieplan is maximaal afgestemd op de inhoud van het driejarig werkingsprogramma, vermeldt concrete acties en bevat jaarlijkse streefwaarden die gekoppeld zijn aan de resultaatsindicatoren.

De jaarlijkse rapportering over de werking en realisatie van de strategische en operationele doelstellingen gebeurt aan de hand van een inhoudelijk verslag en van een financieel verslag. Het inhoudelijk verslag is maximaal afgestemd op de inhoud van het jaaractieplan en bevat een duidelijk overzicht van de gerealiseerde acties en de tussentijds gerealiseerde streefwaarden gekoppeld aan de resultaatsindicatoren. Het financieel verslag betreft alle inkomsten en alle uitgaven.

De periodieke opvolging van de werking gebeurt door een stuurgroep, opgericht door het Departement Onderwijs en Vorming van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. § 3. De subsidie kan worden aangewend voor het dekken van enerzijds exploitatie- en werkingskosten en anderzijds voor personeelskosten.

Van de subsidie kunnen geen andere reserves worden aangelegd dan voor het sociaal passief ter bezoldiging van prestaties, gerelateerd aan deze subsidie, van personeelsleden.".

Art. IX.4. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 5.De beschikbare begrotingskredieten worden als volgt verdeeld over de ouderkoepelverenigingen : 1° een vast bedrag van 16% van de beschikbare kredieten wordt als sokkel gelijkmatig verdeeld;2° het resterende bedrag wordt lineair verdeeld naar rato van het aantal regelmatige leerlingen in het basis- en het secundair onderwijs dat het onderwijsnet waartoe de ouderkoepelvereniging behoort en die geteld worden op 1 februari van het jaar dat voorafgaat aan de driejarige subsidieperiode. Voor de toepassing van deze bepaling zijn "onderwijsnetten" : het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd vrij onderwijs.".

Art. IX.5. Artikel 5/1 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. IX.6. Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 7.De jaarlijkse subsidie wordt uitbetaald in twee schijven : 1° 80% na de goedkeuring van de planning van de werkzaamheden en de begroting voor het betreffende werkingsjaar en uiterlijk 1 maart van dat werkingsjaar; 2° 20% na de goedkeuring van de rapportering van de werkzaamheden en het financieel verslag betreffende het werkingsjaar.".

Art. IX.7. Artikel 8 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. IX.8. Het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 betreffende de subsidiëring van ouderkoepelverenigingen wordt opgeheven.

Art. IX.9. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016. HOOFDSTUK X. - Diverse decreten Afdeling I. - Decreten betreffende het onderwijs

Art. X.1. In artikel 67 van het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° paragraaf 3 tot en met 6 worden hernummerd tot paragraaf 2 tot en met 5;3° in paragraaf 3, die hernummerd wordt tot paragraaf 2, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 1° wordt opgeheven;b) punt 2° tot en met 4° worden hernummerd tot punt 1° tot en met 3° ; c) er wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt : "4° de definitie van de doelgroep."; 4° paragraaf 4, die hernummerd wordt tot paragraaf 3, wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Indien deze speciale onderwijsleermiddelen, vermeld in paragraaf 1, de vorm aannemen van tolken Vlaamse gebarentaal of schrijftolken, dan verleent de Vlaamse Regering voor de realisatie van deze tolkuren een subsidie aan een centraal tolkenbureau, die bestaat uit enerzijds werkingsmiddelen voor dit tolkenbureau en anderzijds lonen en verplaatsingskosten voor de tolken. De Vlaamse Regering bepaalt de verdere voorwaarden voor de werking van dit tolkenbureau."; 5° in paragraaf 6, die hernummerd wordt tot paragraaf 5, wordt het cijfer "5" vervangen door het cijfer "4". Art. X.2. In artikel X.35 van het decreet betreffende het onderwijs XIV van 14 februari 2003, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006, 22 juni 2007, 4 juli 2008, 8 mei 2009, 9 juli 2010 en 1 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 2° bis ingevoegd dat luidt als volgt : "2° bis het koninklijk besluit van 18 april 1967 tot regeling van de wijze waarop het aantal opvoeders in het Rijksonderwijs wordt berekend;"; 2° er wordt een punt 5° quinquies/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "5° quinquies/1 het koninklijk besluit nr.184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat;"; 3° er wordt een punt 5° sexies/1 ingevoegd dat luidt als volgt : "5° sexies/1 het koninklijk besluit nr.456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs;"; 4° er wordt een punt 42° bis ingevoegd dat luidt als volgt : "42° bis het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding;"; 5° er worden een punt 48° tot en met 53° toegevoegd die luiden als volgt : "48° het decreet betreffende het onderwijs XXII;49° het decreet betreffende het onderwijs XXIII;50° het decreet betreffende het onderwijs XXIV;51° het decreet betreffende het onderwijs XXV;52° het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; 53° het decreet betreffende het onderwijs XXVI;". Afdeling II. - Decreet betreffende de centra voor

leerlingenbegeleiding Art. X.3. In artikel 20 van het decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding van 1 december 1998 wordt een paragraaf 3 toegevoegd die luidt als volgt : " § 3. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare kredieten jaarlijks een forfaitaire subsidie verlenen aan het Gemeenschapsonderwijs en elke representatieve vereniging van de besturen van de centra voor leerlingenbegeleiding van het gesubsidieerd onderwijs. Deze subsidies strekken ertoe begeleiding en ondersteuning te bieden aan alle centra voor leerlingenbegeleiding bij de uitvoering van hun opdracht als vermeld in artikel 20, § 1.

De Vlaamse Regering bepaalt : 1° de voorwaarden waaronder de subsidie kan worden toegekend;2° de aanwendingsmogelijkheden van de subsidie, waaronder alleszins de verplichting dat de diverse begunstigden van deze subsidie de ontvangen middelen moeten samenleggen met het oog op optimale en efficiënte besteding; 3° de controle op de aanwending.''. Afdeling III. - Decreet betreffende de gelijke onderwijskansen

Art. X.4. In artikel IV.7 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijkeonderwijskansen-I, gewijzigd bij de decreten van 25 november 2011 en 21 maart 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt een punt 8° toegevoegd dat luidt als volgt : "8° lidmaatschap van de Vlaamse Bemiddelingscommissie";2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede "artikel 37undecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 110/11 van de Codex Secundair Onderwijs" vervangen door de zinsnede "artikel 37undecies, § 2 en § 3, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel 110/11, § 2 en § 3, van de Codex Secundair Onderwijs"; 3° in paragraaf 4 wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : "Deze leden zetelen met een raadgevend mandaat.". Afdeling IV. - Decreet betreffende de organisatie van tijdelijke

projecten Art. X.5. In artikel 2 van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs wordt een punt 7° toegevoegd dat luidt als volgt : "7° voor wat de leertijd betreft : de gesubsidieerde centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;".

Art. X.6. In artikel 3 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 4 toegevoegd die luidt als volgt : " § 4. De Vlaamse Regering kan een tijdelijk project vroegtijdig beëindigen indien de doelstelling(en) ervan minder relevant of niet meer relevant zijn geworden. Beëindiging kan enkel bij het einde van een schooljaar en mits de studievoortgang van de betrokken leerlingen niet in het gedrang wordt gebracht. De scholen en centra die aan het tijdelijke project deelnemen, worden op een uiterste datum te bepalen door de Vlaamse Regering van deze beëindiging op de hoogte gebracht.". Afdeling V. - Decreet betreffende de studiefinanciering

Art. X.7. In artikel 8 van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd door het decreet van 21 december 2012, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin : "De afdeling Studietoelagen kan eveneens gegevens uitwisselen met de voor studiefinanciering bevoegde overheden uit het buitenland, voor zover deze informatieuitwisseling noodzakelijk is voor de toepassing van de buitenlandse regelgeving en berust op een schriftelijk afsprakenkader tussen de betrokken overheidsdiensten, met inachtname van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.".

Art. X.8. In artikel 30, § 2, van hetzelfde decreet, wordt in punt 1° de zin "Hierbij wint de Vlaamse Regering het advies in van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming." opgeheven.

Art. X.9. In artikel 34, § 1, van hetzelfde decreet wordt het punt 2° vervangen door wat volgt : "2° de leefeenheid waar de leerling of student ingevolge een gerechtelijke uitspraak of een tussenkomst van een publiekrechtelijke overheid of instelling fiscaal ten laste is van een andere natuurlijke persoon dan de ouders van wie zijn afstamming vaststaat, of de leefeenheid waar de leerling of student minstens drie jaar zijn hoofdverblijfplaats heeft bij of fiscaal ten laste is van een andere natuurlijke persoon dan een of beide ouders van wie zijn afstamming vaststaat;".

Art. X.10. In artikel 35, § 1, van hetzelfde decreet wordt het punt 7° opgeheven. Afdeling VI. - Decreet betreffende het flankerend onderwijsbeleid op

lokaal niveau Art. X.11. Artikel 20 van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau wordt opgeheven. Afdeling VII. - Decreet houdende organisatie en werking van de

regionale technologische centra Art. X.12. In artikel 2 van het decreet van 14 december 2007 houdende de organisatie en werking van de regionale technologische centra wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "De werking van een RTC is gericht op : 1° de bewerkstelliging van synergiën tussen onderwijsinstellingen en bedrijven;2° de optimale doorstroming van leerlingen naar het bedrijfsleven; 3° de ondersteuning van het technisch onderwijs, het beroepsonderwijs en de leertijd.".

Art. X.13. In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt het woord "procescontrole" vervangen door het woord "controle".

Art. X.14. Aan artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juni 2015, wordt een punt 7° toegevoegd dat luidt als volgt : "7° vergoedingen vanwege scholen bij deelname van leraren aan door een RTC ingerichte nascholingsprojecten; de bepaling van het bedrag zal in de beheersovereenkomst geregeld worden;". Afdeling VIII. - Decreet Kwalificatiestructuur

Art. X.15. Aan afdeling I van hoofdstuk IV van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur wordt een artikel 13/1 toegevoegd dat luidt als volgt : "

Art. 13/1.De Vlaamse Regering bepaalt een verkorte procedure voor het actualiseren of schrappen van een beroepskwalificatie.". Afdeling IX. - Decreet Kwaliteit van onderwijs

Art. X.16. Aan artikel 16 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, gewijzigd door de decreten van 9 juli 2010 en 19 juni 2015, wordt een paragraaf 7 toegevoegd die luidt als volgt : " § 7. De pedagogische begeleidingsdienst die op 1 februari 2015 voor het eerst 350 of meer organieke betrekkingen telt in een van de niveaus, vermeld in § 1, zal voor het schooljaar 2015-2016 en voor het schooljaar 2016-2017 niet over een personeelsformatie beschikken.".

Art. X.17. In artikel 27/2 van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 19 juni 2015, wordt de zinsnede "het Nederlandstalig onderwijs in Brussel in de instellingen verbonden aan de pedagogische begeleidingsdiensten" vervangen door de zinsnede "de scholen en de centra van het basisonderwijs en secundair onderwijs die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap en gelegen zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en die zij begeleiden".

Art. X.18. In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009, 21 december 2012 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 3.Het krediet, vermeld in paragraaf 1, wordt alleen ter beschikking gesteld als : 1° driejaarlijks een beleidsplan wordt opgesteld, waarin de uitvoering van de opdracht, vermeld in paragraaf 1, verduidelijkt wordt en dit beleidsplan toegevoegd wordt aan het begeleidingsplan, vermeld in artikel 15, § 2, eerste lid; 2° jaarlijks een activiteitenverslag en een financieel rapport worden opgesteld en worden toegevoegd aan het activiteitenverslag met inbegrip van een financiële verantwoording, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid."; 2° paragraaf 4 wordt opgeheven. Art. X.19. In artikel 87, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "artikel 88." vervangen door de zinsnede "artikel 88, behalve indien het een vaste benoeming betreft volgens artikel 88, § 1/1.".

Art. X.20. In artikel 88 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd die luidt als volgt : " § 1/1. Het volgens artikel 79, § 1, extern geworven personeelslid dat belast is met een mandaat van coördinerend inspecteur wordt op zijn verzoek in het onderliggend ambt van inspecteur benoemd, als aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het personeelslid heeft in het ambt van coördinerend inspecteur geen definitieve eindevaluatie met eindconclusie onvoldoende gekregen;2° het personeelslid wordt voorgedragen door de inspecteur-generaal; 3° het personeelslid heeft op het ogenblik van de vaste benoeming ten minste 2 jaar het mandaat van coördinerend inspecteur voltijds uitgeoefend.".

Art. X.21. In artikel 90, § 1, en in artikel 98, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "artikel 63 tot en met artikel 65." vervangen door de zinsnede "artikel 63 tot en met artikel 65/1.".

Art. X.22. In artikel 142 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt : "Als in de voormelde wettelijke of reglementaire bepalingen of in de door de Vlaamse Regering uitgevaardigde verlofstelsels wordt vermeld dat als gevolg van een tijdens het schooljaar of dienstjaar genoten verlof het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd, heeft dat tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar, enkel voor de bezoldiging, een aantal kalenderdagen eveneens als dergelijk verlof wordt beschouwd. De aldus met een periode van verlof gelijkgestelde dagen worden niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van verlof waarop het personeelslid nog recht heeft. Voor het berekenen van dit aantal kalenderdagen : 1° worden het aantal kalenderdagen genoten verlof opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd; 3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond.".

Art. X.23. Aan artikel 146 van hetzelfde decreet wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "Als in de voormelde wettelijke of reglementaire bepalingen of in de door de Vlaamse Regering uitgevaardigde verlofstelsels wordt vermeld dat als gevolg van een tijdens het schooljaar of dienstjaar genoten terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd, heeft dat tot gevolg dat in de zomervakantie van dat schooljaar of dienstjaar, enkel voor de bezoldiging, een aantal kalenderdagen eveneens als dergelijk verlof wordt beschouwd. De aldus met een periode van verlof gelijkgestelde dagen worden niet meegerekend om de duur te bepalen van de periode van verlof waarop het personeelslid nog recht heeft. Voor het berekenen van dit aantal kalenderdagen : 1° worden het aantal kalenderdagen genoten verlof opgeteld met een maximum van driehonderd dagen per schooljaar of dienstjaar;2° wordt het resultaat met 0,2 vermenigvuldigd; 3° wordt het resultaat naar de lagere eenheid afgerond.". Afdeling X. - Decreet betreffende de integrale jeugdhulp

Art. X.24. Aan artikel 78, § 1, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp wordt een paragraaf 3 toegevoegd die luidt als volgt : `` § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2, werkt de zorginspectie voor het toezicht samen met de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 38, § 1, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, voor zover het een centrum voor leerlingenbegeleiding betreft.''. Afdeling XI. - Decreet houdende diverse maatregelen betreffende de

rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school Art. X.25. In het decreet van 4 april 2014 houdende diverse maatregelen betreffende de rechtspositie van leerlingen in het basis- en secundair onderwijs en betreffende de participatie op school moet het op basis van artikel V.12, V.13, V.15, V.16, V.17, V.18, V.21, V.22, V.24, V.26, V.27, V.28, V.29, respectievelijk V.31, in de Codex Secundair Onderwijs ingevoerd artikel 123/1, 123/2, 123/3, 123/4, 123/5, 123/6, 123/7, 123/8, 123/9, 123/10, 123/11, 123/12, 123/13, respectievelijk 123/14, qua nummering worden gewijzigd in artikel 123/6, 123/7, 123/8, 123/9, 123/10, 123/11, 123/12, 123/13, 123/14, 123/15, 123/16, 123/17, 123/18, respectievelijk 123/19. Afdeling XII. - Onderwijsinfrastructuur

Art. X.26. In artikel 17, § 2, eerste zin, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd bij het decreet van 7 december 2007 wordt de zinsnede "dat overeenstemt met een peil van E70." vervangen door de zinsnede "dat overeenstemt met een peil van E70 voor de scholenbouwprojecten die gerealiseerd worden in het kader van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur en met een peil van E40 voor de reguliere subsidiëring.".

Art. X.27. In artikel 5, § 2, van het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur wordt de zinsnede "waarin de Participatiemaatschappij Vlaanderen voor 50% participeert in het kapitaal." vervangen door de zinsnede "waarin de Vlaamse Gemeenschap voor 50% participeert in het kapitaal.". Afdeling XIII. - Decreet betreffende participatie op school en de

Vlaamse Onderwijsraad Art. X.28. In artikel 15 van het decreet van 2 april 2004, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een nieuw tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt : "Het schoolbestuur bezorgt daartoe aan de leden van de schoolraad, samen met de vergaderagenda, alle relevante documenten.Indien tijdens of na een overleg vastgesteld wordt dat er cruciale informatie ontbrak, dan wordt de desbetreffende beslissing van het schoolbestuur opgeschort."; 2° het bestaande tweede lid wordt derde lid; 3° er wordt een nieuw vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "Indien een schoolbestuur een overleg vraagt over een ontwerp van beslissing die de schoolorganisatie en de eigenheid van de school fundamenteel verandert, dan moeten de leden van de schoolraad eerst de geleding die ze vertegenwoordigen informeren én raadplegen.".

Art. X.29. In artikel 22 van het decreet van 2 april 2014, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, wordt een nieuw derde lid ingevoegd dat luidt als volgt : "Indien een schoolbestuur een overleg vraagt over een ontwerp van beslissing die de schoolorganisatie en de eigenheid van de school fundamenteel verandert, dan moeten de leden van de schoolraad eerst de geleding die ze vertegenwoordigen informeren én raadplegen zoals voorzien in artikel 15.". Afdeling XIV. - Inwerkingtreding

Art. X.30. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2016.

Artikel X.25 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2014.

Artikel X.18 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel X.16, X.21, hebben uitwerking met ingang van 1 september 2015.

Artikel X.1 heeft uitwerking met ingang van 19 december 2015.

Artikel X.4 heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2016.

Artikel X.5 heeft uitwerking met ingang van 15 juni 2016.

Artikel X.19, X.20 hebben uitwerking met ingang van 1 juni 2016.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 17 juni 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS _______ Nota Zitting 2015-2016 Stukken - Ontwerp van decreet : 744 - Nr. 1 - Amendementen : 744 - Nrs. 2 en 3 - Verslag : 744 - Nr. 4 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 744 - Nr. 5 Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergadering van 8 juni 2016.

^