Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 juli 2005
gepubliceerd op 16 september 2005

Decreet betreffende het onderwijs XV

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2005036093
pub.
16/09/2005
prom.
15/07/2005
ELI
eli/decreet/2005/07/15/2005036093/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 2005. - Decreet betreffende het onderwijs XV (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende het onderwijs XV. HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Art. I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Basisonderwijs Afdeling 1. - Decreet basisonderwijs

Art. II.1. In artikel 3, 45°bis, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, worden tussen de woorden "betrekkingen van beleids- en ondersteunend personeel" en het woord "bepaalt" de woorden "en/of bestuurs- en onderwijzend personeel" ingevoegd.

Art. II.2. In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet wordt een punt 7° ingevoegd, dat luidt als volgt : « 7° de eerste schooldag na hemelvaartsdag. » Art. II.3. Aan artikel 34, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : "tenzij het gaat om een afwezigheid vanwege een chronische ziekte".

Art. II.4. Artikel 86 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 86.§ 1. Het werkingsbudget wordt ieder schooljaar per school berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar. § 2. In afwijking van § 1, is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in het gewoon onderwijs in programmatie de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. Deze teldag geldt voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en de vijf daarop volgende schooljaren. § 3. In afwijking van § 1 is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in het gewoon basisonderwijs die betrokken zijn bij een herstructurering de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

In geval van oprichting van een vestigingsplaats voor kleuteronderwijs of van een niveau kleuteronderwijs in een schooi of vestigingsplaats geldt die teldag voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en de twee daarop volgende schooljaren.

In geval van oprichting van een vestigingsplaats voor basisonderwijs of lager onderwijs of van een onderwijsniveau lager onderwijs in een school of vestigingsplaats geldt deze teldag voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en de vijf daarop volgende schooljaren. § 4. In afwijking van § 1 is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget in het gewoon basisonderwijs voor scholen die tegelijkertijd betrokken zijn bij een fusie en een herstructurering, berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. § 5. In afwijking van § 1 is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in het buitengewoon onderwijs in programmatie en voor scholen die betrokken zijn bij een herstructurering of een fusie, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.

In geval van oprichting van een school of een type geldt deze teldag voor het schooljaar van oprichting en gedurende de twee daaropvolgende schooljaren. In geval van een omvorming van een type geldt deze teldag voor het schooljaar waarin de omvorming ingaat en voor het schooljaar na het beëindigen van de omvorming. § 6. In afwijking op § 1 is de telperiode voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning of voor scholen van het buitengewoon basisonderwijs type 5 het gemiddelde aantal regelmatige leerlingen ingeschreven tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari van het jaar waarin het betrokken schooljaar een aanvang neemt indien de school of het type voor deze hele duur georganiseerd was of van de eerste dertig dagen te rekenen vanaf de oprichting van de school respectievelijk het openstellen van het type. » Art. II.5. In artikel 100, § 1, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede "de artikelen 97, 98 en 99" vervangen door de zinsnede "de artikelen 97 en 99".

Art. II.6. In artikel 103 van hetzelfde decreet wordt een § 1bis ingevoegd die luidt als volgt : « § 1bis. In afwijking van § 1 kan, indien er nog geen school van die groep bestaat, één nieuwe school voor buitengewoon onderwijs per 1 september in de financierings- of subsidieregeling opgenomen worden indien zij op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar de door de Vlaamse Regering vastgestelde programmatienorm bereikt. » Art. II.7. In artikel 125quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een § 4bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 4bis.In afwijking van § 2 kan de overeenkomst of beslissing, die in werking treedt op 1 september 2005, beëindigd worden op 31 augustus 2006. »;2° er wordt een § 4ter ingevoegd, die luidt als volgt : « § 4ter.Tijdens voormelde periode van zes schooljaren kan de beslissing of overeenkomst inzake de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, in die zin dat een school alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de scholengemeenschap kan stappen. Uitstap uit de scholengemeenschap kan evenwel alleen indien de scholengemeenschap minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen telt op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar. Wijzigingen van een beslissing of overeenkomst treden in werking op 1 september na de datum waarop de wijziging is tot stand gekomen. »; 3° er wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : "In afwijking van § 5 worden de beslissingen of overeenkomsten die in werking treden op 1 september 2005 vóór 1 juli 2005 bezorgd aan het departement onderwijs.» Art. II.8. In artikel 125octies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 en § 2 wordt het woord "drie" telkens vervangen door het woord "vijf";2° er wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3.Het schoolbestuur van een school met meerdere vestigingsplaatsen die gelegen zijn in verschillende zones bepaalt tot welke zone de volledige school behoort. » Art. II.9. In hetzelfde decreet wordt een artikel 125octies 1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 125octies 1. § 1. Een scholengemeenschap behoort tot één van de volgende contingenten : 1° categorie 1 :gemeenschapsonderwijs : maximum 44 scholengemeenschappen;2° categorie 2 : gesubsidieerd officieel onderwijs : maximum 95 scholengemeenschappen;3° categorie 3 : gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs : maximum 248 scholengemeenschappen;4° categorie 4 : gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs : maximum 5 scholengemeenschappen. § 2. Een scholengemeenschap bestaande uit scholen die behoren tot verschillende categorieën bedoeld in § 1, wordt verrekend op het contingent van die categorie waartoe de meeste scholen van de scholengemeenschap behoren.

Is het aantal scholen uit de verschillende categorieën evenwel gelijk, dan wordt door de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs en/of de betrokken representatieve verenigingen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval, bepaald op welk contingent de scholengemeenschap wordt verrekend. § 3. De Raad voor het Gemeenschapsonderwijs of de betrokken representatieve vereniging van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval, beslist welke voorgestelde scholengemeenschappen niet kunnen worden gevormd indien het vastgestelde contingent in de betrokken categorie wordt overschreden. » Art. II.10. In hetzelfde decreet wordt artikel 125duodecies, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003. vervangen door wat volgt : «

Artikel 125duodecies.§ 1. De scholengemeenschap ontvangt jaarlijks een door de Vlaamse Regering vastgelegde puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking. § 2. Bij het tellen van de leerlingen voor de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking gelden de volgende regels : 1 ° alleen de regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar worden geteld; 2° in afwijking van 1° worden voor de basisscholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning en scholen voor type 5 de leerlingen geteld op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari;3° elke leerling telt voor één teleenheid.De Vlaamse Regering kan hierop afwijking toekennen op basis van de bevolkingsdichtheid van de gemeente en op basis van de inschrijving in het buitengewoon basisonderwijs; 4° het aantal gewogen leerlingen per scholengemeenschap is gelijk aan de som van het aantal gewogen leerlingen per school. § 3. In afwijking van § 1 behoudt de scholengemeenschap die op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar minder dan 900 gewogen regelmatige leerlingen telt, gedurende maximaal twee opeenvolgende schooljaren, het recht op een puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap. De puntenenveloppe is deze voor scholengemeenschappen met 900 gewogen regelmatige leerlingen. » Art. II.11. Aan artikel 153sexies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. Indien de punten voor ICT samengelegd worden op het niveau van een samenwerkingsplatform, als bedoeld in artikel X.53 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, is de beperking vermeld in § 4 niet van toepassing. De punten voor ICT kunnen op het niveau van het samenwerkingsplatform enkel voor ICT-coördinatie gebruikt worden.

Dit samenleggen mag niet tot gevolg hebben dat personeelsleden bijkomend ter beschikking gesteld worden wegens ontstentenis van betrekking. De niet-naleving van deze bepaling heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. Het schoolbestuur moet met het oog op de controle een verklaring op erewoord bezorgen aan het departement waarin het verklaart deze bepaling in acht te nemen. » Art. II.12. In artikel 164 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In elke school wordt bij de voorbereiding van het schooljaar onderhandeld over de algemene regels om de vaststelling van het aantal lestijden/lesuren prestatie tussen het minimum en het maximum van de hoofdopdracht en de schoolopdracht op een billijke en transparante wijze te bepalen. » Afdeling II. - Inwerkingtreding

Art. II.13. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, met uitzondering van artikel II.5 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2003, artikel II.3 dat in werking treedt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum en artikel II.9 dat in werking treedt op 1 september 2006. HOOFDSTUK III. - Secundair onderwijs Afdeling I. - Plage-uren

Art. III.1. In artikel 47 van het decreet betreffende het onderwijs II van 31 juli 1990, gewijzigd bij het decreet van 19 april 1995, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden in punt 3° de volgende woorden toegevoegd : « , met uitzondering van artikel 57bis, § 2, die van toepassing is op alle opleidingsvormen;".

Art. III.2. In artikel 57bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de huidige tekst wordt § 1;2° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.Personeelsleden kunnen slechts met plage uren worden belast als die plage-uren om organisatorische redenen noodzakelijk zijn en op een billijke en transparante wijze georganiseerd worden. Over de algemene regels die de inrichtende macht hierbij zal hanteren, wordt bij de voorbereiding van het schooljaar in elke onderwijsinstelling onderhandeld in de bevoegde organen. » Afdeling II. - Scholengemeenschappen

Art. III.3. Artikel 62 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 62.De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op het secundair onderwijs, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 73, 76, 78 en 79 die niet van toepassing zijn op het buitengewoon secundair onderwijs.

Binnen de bepalingen van deze titel wordt onder "instelling" verstaan : een instelling voor voltijds gewoon secundair onderwijs, met inbegrip van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor deeltijds secundair zeevisserijonderwijs dat eventueel aan deze instelling is gehecht, of een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs. » Art. III.4. In artikel 64 van hetzelfde decreet wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Tijdens voormelde periode van zes schooljaren kan de beslissing of overeenkomst inzake de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, in die zin dat een instelling alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de scholengemeenschap kan stappen. Uitstap uit de scholengemeenschap kan evenwel alleen indien de scholengemeenschap minder dan 900 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke tellingsdatum. Wijziging van een beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september na de datum waarop deze wijziging is tot stand gekomen. » Art. III.5. Artikel 66 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 66.Een scholengemeenschap is qua inplanting van de hoofdvestigingsplaats van elk van de betrokken instelling(en) gelegen binnen maximaal vijf aangrenzende onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage gevoegd bij dit decreet. » Art. III.6. In artikel 71 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° wordt de volgende zin toegevoegd : "Naast voormeld centrum kan de scholengemeenschap uiterlijk tot 31 augustus 2009 ook samenwerken met het centrum voor leerlingenbegeleiding van een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs die tot de scholengemeenschap behoort;"; 2° punt 7° wordt vervangen door wat volgt : « 7° kan een samenwerkingsakkoord sluiten met een of meer instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs die buiten de desbetreffende scholengemeenschap zijn gebleven;een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs kan samenwerkingsakkoorden sluiten met verschillende scholengemeenschappen;".

Art. III.7. In artikel 77, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden in punt 2° tussen de woorden "ondersteunend personeel" en de woorden "van de instellingen" de woorden ", het opvoedend hulppersoneel en het administratief personeel" ingevoegd;2° in § 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « In afwijking op § 1, 2°, kunnen de administratieve medewerkers en de leden van het administratief personeel mits hun instemming worden ingezet in de onderwijsinstellingen van dezelfde scholengroep of van dezelfde inrichtende macht binnen de scholengemeenschap in het gesubsidieerd onderwijs.» Art. III.8. In artikel 84 van hetzelfde decreet, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn van twee opeenvolgende schooljaren kan evenwel voor buitengewone gevallen door de Vlaamse Regering worden verlengd. Onder buitengewone gevallen worden instellingen verstaan waar de problematiek van kansarmoede binnen een stedelijke context dermate disproportioneel aanwezig is, dat hun bestuurlijk vermogen slechts kan worden gevrijwaard mits handhaving van de omvang van het directiekader. » Art. III.9. In artikel 93 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 14 februari 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Deze titel is van toepassing op het gewoon secundair onderwijs, met uitzondering van artikel 99bis dat ook van toepassing is op het buitengewoon secundair onderwijs. » Art. III.10. In artikel 96, § 6, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004, worden tussen de woorden "budgettaire mogelijkheden" en de woorden "de coëfficiënten" de woorden "de formule en" ingevoegd.

Art. III.11. In artikel 98 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De scholengemeenschap kent, rekening houdend met artikel 71, 9°, en artikel 97, elk schooljaar aan alle instellingen die tot de scholengemeenschap behoren een aantal punten toe : - voor de instandhouding van betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden in ambten van het ondersteunend personeel en/of; - voor de oprichting van betrekkingen in ambten van het ondersteunend personeel.

Vooraleer de scholengemeenschap overgaat tot de verdeling van de punten zoals bepaald in het eerste lid kan ze, onder de voorwaarden zoals bepaald in artikel 99, een aantal punten voorafnemen voor de ondersteuning van de, scholengemeenschap.

Heeft een scholengemeenschap na de eventuele voorafname van de punten zoals bepaald in het tweede lid en na de verdeling van de punten zoals bepaald in het eerste lid nog punten over, dan kan ze deze toekennen aan een instelling voor de toekenning van een hogere weddenschaal aan een personeelslid van het ondersteunend personeel volgens artikel 55 van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en volgens artikel 44 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs. »; 2° § 4 wordt opgeheven. Art. III.12. In artikel 99 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt opgeheven;2° het laatste lid van § 2 wordt vervangen door wat volgt : « Vanaf het schooljaar 2004-2005 en tot een door de Vlaamse Regering te bepalen datum kan de scholengemeenschap tot maximum 5 % van de totale puntenenveloppe voorafnemen voor haar ondersteuning.Vanaf het schooljaar 2005-2006 mag deze voorafname niet tot gevolg hebben dat personeelsleden van het ondersteunend personeel wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden gesteld, tenzij ze onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel in de scholengemeenschap en dit voor de duur van het volledige schooljaar. Deze voorafname kan enkel plaatsvinden als zowel over de besteding van deze punten als de gevolgen hiervan op de personeelsleden binnen het bevoegde lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap een akkoord wordt bereikt. » Art. III.13. In artikel 99bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Naast het volgens artikel 96 berekend aantal punten ontvangt de scholengemeenschap jaarlijks een forfaitaire puntenenveloppe van 120 punten als op 1 februari van het voorgaande schooljaar de som van het aantal regelmatige leerlingen van alle instellingen van de scholengemeenschap minimum 900 leerlingen bedraagt.

In afwijking op het voorgaande lid, behoudt of krijgt de scholengemeenschap op 1 september, en dit gedurende maximaal twee opeenvolgende schooljaren, het recht op de jaarlijkse puntenenveloppe van 120 punten als op 1 februari van het voorgaande schooljaar de som van het aantal regelmatige leerlingen van alle instellingen van de scholengemeenschap minder dan 900 leerlingen bedraagt.

De forfaitaire puntenenveloppe is bestemd om in de scholengemeenschap aan een dynamisch proces van organisatie- en beleidscultuur te werken, op zijn minst toegespitst op de bevoegdheden van de scholengemeenschap zoals vermeld in artikel 71.

De bevoegde onderwijsinspectie zal bij schooldoorlichtingen nagaan in welke mate de scholengemeenschap aan een dergelijke organisatie- en beleidscultuur heeft gewerkt en in hoever de beslissing om het personeelslid dat belast is met het mandaat van coördinerend directeur al dan niet school- of klasvrij te maken, zoals bedoeld in § 3, laatste lid, daarin een rol heeft gespeeld. »; 2° in § 2 wordt het laatste streepje vervangen door wat volgt : - wanneer de scholengemeenschap tussen 8.000 en 9.499 leerlingen telt, ontvangt ze 180 punten; - wanneer de scholengemeenschap tussen 9.500 en 10.999 leerlingen telt, ontvangt ze 240 punten; - wanneer de scholengemeenschap 11.000 leerlingen of meer telt, ontvangt ze 300 punten. »; 3° in § 3 worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt : « In het gemeenschapsonderwijs is de scholengroep verplicht om het personeelslid dat belast is met het mandaat van algemeen directeur school- of klasvrij te maken.De scholengroep heeft de keuze om hiervoor punten aan te wenden van de in § 1 en § 2 bedoelde enveloppe en/of punten van de enveloppe bedoeld in artikel 125duodecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. Indien een scholengroep tenminste één netoverschrijdende scholengemeenschap telt, wordt in de overeenkomst van deze scholengemeenschap vastgelegd op welke wijze aan voormelde verplichting wordt voldaan.

Eens de scholengemeenschap haar keuze heeft bepaald, geldt deze keuze in principe uiterlijk voor de duur waarvoor de scholengemeenschap is opgericht. De scholengemeenschap kan evenwel binnen deze periode haar keuze om de twee schooljaren herzien.

In het geval de scholengemeenschap tijdens de periode waarvoor zij is opgericht niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in § 1 of § 2 en aldus geen recht meer heeft op een forfaitaire of bijkomende forfaitaire enveloppe of haar bijkomende forfaitaire enveloppe kleiner wordt, kan zij haar keuze eveneens herzien.

Indien de scholengemeenschap beslist om het personeelslid dat belast is met het mandaat van coördinerend directeur school- of klasvrij te maken, dan omvat zijn kernopdracht het werken aan een dynamisch proces van organisatie- en beleidscultuur zoals vermeld in § l. »; 4° § 4 wordt opgeheven. Art. III. 14. In artikel 3, § 5, eerste lid, en § 6, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de woorden "voltijds gewoon secundair onderwijs" telkens vervangen door de woorden "voltijds secundair onderwijs". Afdeling III. - Onderwijs aan huis voor zieke jongeren

Art. III.15. In het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt een afdeling 4bis "Onderwijs aan huis voor zieke jongeren" ingevoegd, bestaande uit de artikelen 74bis tot en met 74quinquies, luidend als volgt : « Afdeling 4bis. - Onderwijs aan huis voor zieke jongeren

Artikel 74bis.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : 1° secundair onderwijs : het secundair onderwijs met uitzondering van : a) in het voltijds secundair onderwijs : de derde leerjaren van de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs, de derde leerjaren van de derde graad van het algemeen, technisch en kunstsecundair onderwijs en de leerjaren van de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs;b) het deeltijds beroepssecundair onderwijs;c) het deeltijds secundair zeevisserijonderwijs;d) de alternerende beroepsopleiding in het buitengewoon secundair onderwijs;2° onderwijs aan huis voor zieke jongeren : onderwijs dat thuis of in een medische instelling verstrekt wordt aan zieke leerlingen of leerlingen met een handicap;3° betrokken personen : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf;4° toelatingsvoorwaarden : de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 5, § 1, van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs en in artikel 10 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs;5° CABO : Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs.

Artikel 74ter.§ 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om secundair onderwijs te volgen in hun school hebben, onder de voorwaarden door de Vlaamse Regering bepaald, recht op tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke jongeren. § 2. Bij langdurige afwezigheid van een leerling is de directie van de school waar deze leerling is ingeschreven, verplicht op vraag van de betrokken personen, tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke jongeren te organiseren. Die verplichting vervalt voor de periode dat de leerling in een preventorium of in een ziekenhuis verblijft waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of in een Dienst met onderwijsbehoeften. § 3. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke jongeren, bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt en welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren.

De Vlaamse Regering bepaalt ook wat onder langdurige afwezigheid moet worden begrepen, met dien verstande dat een afwezigheid van minder dan 21 kalenderdagen geen langdurige afwezigheid is voor de toepassing van dit artikel, tenzij het gaat om een afwezigheid vanwege een chronische ziekte.

Artikel 74quater.§ 1. Leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden maar voor wie het omwille van een handicap permanent onmogelijk is secundair onderwijs te volgen op school, hebben na gunstig advies van de CABO, recht op permanent onderwijs aan huis. § 2. Rekening houdend met de vrije keuze van de betrokken personen, duidt de CABO de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs aan om het permanent onderwijs aan huis te organiseren. Omwille van omstandigheden eigen aan de leerling en mits omstandige motivering kan een andere school voor buitengewoon onderwijs worden aangeduid.

Artikel 74quinquies.De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze het permanent onderwijs aan huis georganiseerd wordt en welke vorm van hulp de school krijgt om het permanent onderwijs aan huis te organiseren. » Afdeling IV. - Onderwijs op school voor zieke jongeren

Art. III. 16. In het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II wordt een afdeling 4ter "Onderwijs op school voor zieke jongeren" ingevoegd, bestaande uit de artikelen 74sexies en 74septies, luidend als volgt : « Afdeling 4ter. - Onderwijs op school voor zieke jongeren

Artikel 74sexies.Voor leerlingen van het secundair onderwijs die wegens ziekte of ongeval het geheel van de vorming van een bepaald leerjaar niet binnen een schooljaar kunnen volgen, kan de klassenraad een spreiding van het lessenprogramma van een leerjaar over twee schooljaren toestaan.

Artikel 74septies.Voor leerlingen van het secundair onderwijs die wegens ziekte of ongeval bepaalde vakken niet kunnen volgen, kan de klassenraad vrijstellingen toestaan op voorwaarde dat de leerlingen vervangende activiteiten volgen. » Afdeling V. - Inwerkingtreding

Art. III. 17. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, behoudens de woorden "tenzij het gaat om een afwezigheid vanwege een chronische ziekte" van § 3 in artikel 74ter die in werking treden op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum. HOOFDSTUK IV. - Volwassenonderwijs Art. IV.1. In artikel 3 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt de volgende wijziging aangebracht : er wordt een punt 1°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 1°bis basiscompetenties : kennis, vaardigheden en attitudes die in een opleiding verworven worden en die afgeleid zijn van een referentiekader,".

Art. IV.2. In artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, wordt in § 2, de tweede zin vervangen door wat volgt : « Door de Vlaamse Regering experimenteel erkende studiegebieden worden uiterlijk na vijf jaar aan § 1 van dit artikel toegevoegd of de erkenning ervan wordt jaar na jaar opgeheven. » Art. IV.3. Art. 10bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 oktober 2000, wordt opgeheven.

Art. IV.4. In artikel 34, tweede lid, 3°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden tussen de woorden "certificaat" en het woord "bedoeld" de woorden "of getuigschrift" ingevoegd.

Art. IV.5. In artikel 40 van hetzelfde decreet worden punt 4° en 5° geschrapt.

Art. IV.6. In artikel 41 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 en in § 3 worden telkens de woorden "van de opties" geschrapt en wordt het woord "opleiding" vervangen door het woord "opleidingen";2° in § 4, l', worden de woorden "optie van de" geschrapt. Art. IV.7. In artikel 45, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden tussen het woord "centrum" en het woord "werkzaam" de woorden "zoals bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de Huizen van het Nederlands" ingevoegd.

Art. IV.8. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005. HOOFDSTUK V. - Hogescholen Afdeling 1. - Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse

Gemeenschap Art. V.1. In artikel 2, 25°, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap worden tussen de woorden "tijdelijk" en "toewijzen" de woorden "voor bepaalde of voor onbepaalde duur" ingevoegd.

Art. V.2. In artikel 124, § 1, van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikelen 122 en 123" worden vervangen door de woorden "artikelen 122,123 en 124bis ";2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : Het eerste lid is niet van toepassing op aanstellingen in de ambten van groep 1 en 3 die gebeuren vanaf 1 september 2005.» Art. V.3. In hetzelfde decreet wordt een artikel 124bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 124bis.§ 1. Vanaf het derde opeenvolgende academiejaar zijn de aanstellingen in vacante betrekkingen in de ambten van groep 1 en groep 3, zoals bedoeld in artikel 101, eerste lid, ook deze via ambtswijziging, van onbepaalde duur. § 2. Als het hogeschoolbestuur een einde maakt aan een aanstelling van onbepaalde duur moet het de bepalingen van artikel 92 in acht nemen.

Ingeval een einde wordt gemaakt aan een aanstelling na ambtswijziging bedoeld in artikel 90bis en 121 wordt voor de berekening van de opzeggingstermijn enkel rekening gehouden met de periode van aanstelling na de ambtswijziging. § 3. Aanstellingen in vacante betrekkingen voor bepaalde duur die aanvingen voor 1 september 2005 en waarvan de duur verstrijkt na 1 oktober 2005, en de hernieuwde aanstellingen in toepassing van artikel 124, § 2, tweede lid, 1°, blijven ressorteren onder de bepalingen van artikel 124. § 4. Personeelsleden van de in § 3 vermelde aanstellingen die na het verstrijken van de duur van deze aanstellingen opnieuw in een vacante betrekking worden aangesteld, worden voor onbepaalde duur aangesteld voorzover zij aan de voorwaarden van § 1 voldoen. » Art. V.4. Aan titel III van hetzelfde decreet wordt een afdeling 7, bestaande uit artikelen 171bis tot en met 171 sexies, toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 7. - Politiek verlof

Artikel 171bis.De leden van het administratief en technisch personeel worden van ambtswege en zonder dat ze zich eraan kunnen onttrekken met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° het lidmaatschap van het Europees of Belgisch Parlement, van een gemeenschaps- of gewestraad, van de Commissie van de Europese Gemeenschap, van een regering op federaal-, gemeenschaps- of gewestniveau;2° het ambt van gouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant of het mandaat van lid van het rechtsprekend college, bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzonder wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, of van bestendig afgevaardigde of van staatssecretaris in het Brusselse Gewest, of van burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter in een gemeente van meer dan 50 000 inwoners. Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging voor één van de bovenvermelde mandaten.

Artikel 171ter.Het hogeschoolbestuur kan de leden van het administratief en technisch personeel op hun verzoek voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van een gemeente, of voorzitter of lid van het vast bureau van de districtsraad, ongeacht het aantal inwoners, een politiek verlof toekennen. Het personeelslid kan dit verlof voltijds of halftijds opnemen.

Artikel 171quater.Voor de toepassing van artikel 171bis wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de gemeentewet.

Artikel 171quinquies.Gedurende de perioden van politiek verlof op eigen verzoek of van ambtswege is het personeelslid in de stand non-activiteit. Het personeelslid heeft tijdens deze periodes geen recht op salaris. De perioden van politiek verlof tellen echter wel mee voor de berekening van de geldelijke anciënniteit.

Art. 171sexies.Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die waarin het mandaat een einde neemt.

Art. 171septies.De leden van het administratief en technisch personeel die een politiek mandaat hebben uitgeoefend zoals bedoeld in deze afdeling, in de periode tussen 1 januari 1996 en 1 september 2005, worden geacht een politiek verlof overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling te hebben opgenomen. » Art. V.5. Aan artikel 281, § 3, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De hogescholen moeten een kwaliteitsvolle organisatie van de medezeggenschap faciliteren. » Art. V.6. Aan artikel 304, § 2, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De hogescholen moeten een kwaliteitsvolle organisatie van de medezeggenschap faciliteren. » Art. V.7. Artikel 337bis van hetzelfde decreet wordt opgeheven. Afdeling II. - Decreet betreffende de herstructurering van het hoger

onderwijs in Vlaanderen Art. V.8. In artikel 95, § 2, eerste zin, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen worden na het woord "instemming" de woorden "dan wel op zijn verzoek" ingevoegd. Afdeling IIl. - Inwerkingtreding

Art. V.9. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005. HOOFDSTUK VI. - Centra voor leerlingenbegeleiding Art. VI.1. In artikel 72 van het decreet van I december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Een tussentijdse wijziging van de personeelsformatie is mogelijk na onderhandeling in het lokaal comité en mag niet leiden tot het bijkomend ter beschikking stellen van vastbenoemde personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking. » Art. VI.2. Art. 78 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 78.§ 1. De arbeidstijd voor een voltijdse betrekking bedraagt 36 uur per week. § 2. Elke betrekking in een wervingsambt kan worden georganiseerd voor 50 %, 60 %, 70 %, 80 %, 90 % of 100 %.

Een voltijdse betrekking in het bevorderingsambt van directeur wordt steeds toegekend hetzij aan één personeelslid, hetzij aan twee personeelsleden die elk met een halftijdse betrekking worden belast.

Indien een betrekking deeltijds wordt georganiseerd, wordt het aangewende omkaderingsgewicht van de betrekking vermenigvuldigd met de breuk van de arbeidstijd. § 3. In afwijking van het eerste lid van § 2 kan een centrum : 1° op zijn personeelsformatie zoals bedoeld in artikel 72 van dit decreet, één betrekking per ambt van hetzij 10 %, hetzij 20 %, hetzij 30 %, hetzij 40 % organiseren.2° een betrekking organiseren voor 25 % of 75 % in de gevallen dat personeelsleden gebruik maken van de overgangsmaatregel inzake terbeschikkingstellingwegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen waarbij nog een wekelijkse prestatie van 75 % wordt uitgeoefend. § 4. Een personeelslid kan als tijdelijke vervanger van een titularis worden tewerkgesteld voor een tewerkstellingstijd die kleiner is dan 50 %. » Art. VI.3. Aan artikel 89 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Naarmate de omkaderingsgewichten van de boventallige klerken, bedoeld in artikel 187, niet meer worden aangewend op 1 september 2005, worden die vrijgekomen omkaderingsgewichten tijdens het schooljaar 2005-2006 aangewend voor de toepassing van artikel 82. » Art. VI.4. In artikel 184 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt § 1 opgeheven.

Art. VI.5. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005. HOOFDSTUK VII. - Rechtspositie van het onderwijspersoneel Afdeling I. - Decreet betreffende de rechtspositie in het

gemeenschapsonderwijs Art. VII.1. Aan artikel 3, 10°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Als het gaat om een opdracht in een ambt van het ondersteunend personeel vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs.Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau. » ; 2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « Een personeelslid dat deeltijds werkt, heeft het recht dat deze prestaties maximaal over een proportioneel aantal halve dagen per week worden gespreid.» Art. VII.2. In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 10 juli 2003 en 2 april 2004, wordt het woord "gewoon" geschrapt.

Art. VII.3. In artikel 21bis, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 2 april 2004, wordt het woord "gewoon" geschrapt.

Art. VII.4. In artikel 28, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 10 juli 2003 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Als op 1 september volgend op de vacantverklaring een wijziging plaatsvindt in de samenstelling van de scholengemeenschap waarvan de instelling deel uitmaakt, of waarvan zij vanaf 1 september deel zal uitmaken, moet in de procedure worden bepaald dat kan worden gekandideerd tot minstens 15 september. » Art. VII.5. In artikel 28bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt aan het tweede lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Als op 1 september volgend op de vacantverklaring een wijziging plaatsvindt in de samenstelling van de scholengemeenschap waarvan de instelling deel uitmaakt, of waarvan zij vanaf 1 september deel zal uitmaken, moet in de procedure worden bepaald dat kan worden gekandideerd tot minstens 15 september. » Art. VII.6. In artikel 48, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De prestaties die een personeelslid dat toegelaten is tot de proeftijd levert tijdens de periode dat hij belast is met het mandaat van algemeen directeur of met het mandaat van coördinerend directeur worden beschouwd als effectieve prestaties. » Art. VII.7. In artikel 55bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. In afwijking van § 4 wordt het vastbenoemde personeelslid tijdens de periode van tijdelijke of waarnemende aanstelling verder beschouwd als vastbenoemd personeelslid voor de toepassing van de reglementaire bepalingen inzake : 1° het bevallingsverlof;2° het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming;3° het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, met inbegrip van arbeidsongevallen, van ongevallen op de weg van en naar het werk en van beroepsziekten;4° de anciënniteit voor het bepalen van het recht op verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;5° de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten. Het eerste lid van deze paragraaf geldt eveneens voor het vastbenoemde personeelslid dat overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III. - Wervingsambten als tijdelijk personeelslid wordt aangesteld. » Art. VII.8. In artikel 55vicies, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 13 juli 2001 en 10 juli 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Op voordracht van de scholengemeenschap van het secundair onderwijs kan de scholengroep een personeelslid voltijds of twee personeelsleden elk halftijds bij mandaat aanstellen tot coördinerend directeur van die scholengemeenschap als het personeelslid belast is met taken voor de totaliteit van de instellingen die deel uitmaken van de scholengemeenschap.

Het personeelslid moet tijdelijk aangesteld zijn of vast benoemd zijn als directeur aan een instelling van de scholengemeenschap. » Art. VII.9. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIbis, bestaande uit artikel 56bis, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIbis. - Rechten van personeelsleden bij wijziging van de samenstelling van een scholengemeenschap

Artikel 56bis.§ 1. Wanneer een instelling die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een scholengemeenschap, dan worden de diensten die voor de toetreding tot de scholengemeenschap in deze instelling werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit geacht ook gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij de raad van bestuur of inrichtende macht van de betrokken instelling, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn voor de scholengemeenschap waartoe de instelling zal behoren. § 2. Wanneer instelling die voorheen tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een andere scholengemeenschap, dan worden de diensten die voor de toetreding tot deze andere scholengemeenschap in deze instelling werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit geacht ook gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze andere scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij de raad van bestuur of een inrichtende macht van de scholengemeenschap of de scholengroep, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn voor de scholengemeenschap waartoe de instelling zal behoren. § 3. Wanneer een-instelling uit een scholengemeenschap treedt, en niet opnieuw toetreedt tot een scholengemeenschap, dan worden de diensten die in deze instelling in de scholengemeenschap werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit steeds geacht gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze instelling.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij de raad van bestuur of een inrichtende macht van de scholengemeenschap, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn bij de betrokken raad van bestuur. § 4. Voor het basisonderwijs gelden de bepalingen van dit hoofdstuk met ingang van 1 mei 2006. » Art. VII.10. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIter, bestaande uit artikel 56ter, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK VIter. - Concordantie

Artikel 56ter.§ 1. De Vlaamse Regering kan bij het wijzigen van een personeelscategorie, een ambt, een vak, een specialiteit of de classificatie van een vak of specialiteit, ambtshalve concordanties opstellen. Een ambtshalve concordantie is de omzetting van de bestaande benaming van een personeelscategorie, een ambt, een vak, een specialiteit of een classificatie van een vak of specialiteit naar een nieuwe benaming. § 2. Voor de toepassing van dit artikel kan de Vlaamse Regering de nadere administratieve en geldelijke bepalingen voor de betrokken personeelsleden vastleggen.

Het betreft bepalingen inzake : - de draagwijdte van vaste benoeming; - de prestaties geleverd als tijdelijk personeelslid; - de rechten met betrekking tot de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur; - de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling; - de vacantverklaring van betrekkingen met het oog op vaste benoeming; - de bekwaamheidsbewijzen; - de weddenschalen. § 3. Onverminderd de krachtens artikel 146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming worden de concordanties die voor 1 september 2005 werden vastgelegd, beschouwd als zijnde vastgelegd overeenkomstig dit artikel. » Art. VII.11. Artikel 72, § 1, 1°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, wordt vervangen door wat volgt : « 1° een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters, onafhankelijke personen die aangesteld worden door de Vlaamse Regering. » Afdeling II. - Decreet betreffende de rechtspositie in het

gesubsidieerd onderwijs Art. VII.12. Aan artikel 5, 12°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « Als het gaat om een opdracht in een ambt van het ondersteunend personeel vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs.Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau. »; 2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « Een personeelslid dat deeltijds werkt, heeft het recht dat deze prestaties maximaal over een proportioneel aantal halve dagen per week worden gespreid.» Art. VII.13. In artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 10 juli 2003 en 2 april 2004, wordt het woord "gewoon" geschrapt.

Art. VII.14. In artikel 23bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 2 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het woord "gewoon" geschrapt;2° in § 3 wordt aan het derde lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « In afwijking van het voorgaande moet het personeelslid in het basisonderwijs dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, op straffe van verlies van zijn recht voor het schooljaar 2005-2006, vóór 15 juli 2005 bij een inrichtende macht van één van de instellingen van de scholengemeenschap in het basisonderwijs, kandideren met een ter post aangetekende brief.» Art. VII.15. In artikel 33, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 18 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Behoort in het gewoon secundair onderwijs een instelling" vervangen door de woorden "Behoort een instelling";2° het tweede lid en derde lid worden vervangen door wat volgt : « Voor de vaste benoemingen in het basisonderwijs op 1 januari 2006 deelt het schoolbestuur voor de instellingen die vanaf 1 september 2005 tot een scholengemeenschap behoren de vacante betrekkingen mee na 15 oktober 2005 en voor 15 november 2005.De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 oktober 2005.

De vacante betrekkingen die werden meegedeeld voor 15 mei 2005 op basis van de toestand op 15 april 2005 hebben geen uitwerking.

Het tweede en derde lid van deze paragraaf zijn niet van toepassing indien het schoolbestuur in toepassing van het eerste lid reeds aan alle personeelsleden van alle instellingen die op 1 september 2005 deel uitmaken van de scholengemeenschap en die de voorwaarden voor vaste benoeming vervullen, de vacante betrekkingen heeft meegedeeld. » Art. VII.16. Artikel 44bis, § 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « § 5. In afwijking van § 4 wordt het vastbenoemde personeelslid tijdens de periode van tijdelijke aanstelling verder beschouwd als vast benoemd personeelslid voor de toepassing van de reglementaire bepalingen inzake : 1° het bevallingsverlof;2° het verlof wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming;3° het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, met inbegrip van arbeidsongevallen, van ongevallen op de weg van en naar het werk en van beroepsziekten;4° de anciënniteit voor het bepalen van het recht op verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;5° de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten. Het eerste lid van deze paragraaf geldt eveneens voor het vastbenoemde personeelslid dat overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III - Werving van deze titel als tijdelijk personeelslid wordt aangesteld. » Art. VII.17. In artikel 44quinquies decies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij decreten van 13 juli 2001 en 10 juli 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. In een scholengemeenschap van het secundair onderwijs kan een personeelslid voltijds of kunnen twee personeelsleden elk halftijds bij mandaat worden aangesteld tot coördinerend directeur van die scholengemeenschap als het personeelslid belast is met taken voor de totaliteit van de instellingen die deel uitmaken van de scholengemeenschap.

Het personeelslid moet tijdelijk aangesteld zijn of vast benoemd zijn als directeur aan een instelling van de scholengemeenschap. » Art. VII.18. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk Xbis, bestaande uit artikel 74ter, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK Xbis. - Rechten van personeelsleden bij wijziging van de samenstelling van een scholengemeenschap.

Artikel 74ter.§ 1. Wanneer een instelling die voorheen niet tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een scholengemeenschap, dan worden de diensten die voor de toetreding tot de scholengemeenschap in deze instelling werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit geacht ook gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij het schoolbestuur of inrichtende macht van de betrokken school of instelling, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn voor de scholengemeenschap waartoe de school of instelling zal behoren. § 2. Wanneer een instelling die voorheen tot een scholengemeenschap behoorde, toetreedt tot een andere scholengemeenschap, dan worden de diensten die voor de toetreding tot deze andere scholengemeenschap in deze instelling werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit geacht ook gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze andere scholengemeenschap.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij een schoolbestuur of een inrichtende macht van de scholengemeenschap of de raad van bestuur van de scholengroep, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn voor de scholengemeenschap waartoe de school of instelling zal behoren. § 3.

Wanneer een instelling uit een scholengemeenschap treedt, en niet opnieuw toetreedt tot een scholengemeenschap, dan worden de diensten die in deze instelling in de scholengemeenschap werden gepresteerd in een ambt, betrekking, vak of specialiteit steeds geacht gepresteerd te zijn in dat ambt, deze betrekking, dat vak of deze specialiteit in deze instelling.

Een kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling die in toepassing van dit decreet reeds werd gedaan bij het schoolbestuur of een inrichtende macht van de scholengemeenschap, wordt geacht ook gedaan geweest te zijn bij het betrokken schoolbestuur of de betrokken inrichtende macht. § 4. Als de samenstelling van de scholengemeenschap wijzigt na de datum waarop de vacante betrekkingen met het oog op de vaste benoeming werden meegedeeld, dan hebben deze geen uitwerking. De procedure zoals voorzien in hoofdstuk III van dit decreet moet dan worden overgedaan in deze zin dat de datum van 15 april wordt vervangen door 15 oktober en de datum van 15 mei door 15 november.

Het vorige lid is niet van toepassing indien in toepassing van de procedure zoals voorzien in hoofdstuk III van dit decreet de mededeling van vacante betrekkingen reeds heeft plaatsgevonden voor alle instellingen die op 1 september tot dezelfde scholengemeenschap behoren. § 5. Voor het basisonderwijs gelden de bepalingen van dit hoofdstuk met ingang van 1 mei 2006. » Art. VII.19. In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk Xter, bestaande uit artikel 74quater, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK Xter. - Concordantie

Artikel 74quater.§ 1. De Vlaamse Regering kan bij het wijzigen van een personeelscategorie, een ambt, een vak, een specialiteit of de classificatie van een vak of specialiteit, ambtshalve concordanties opstellen. Een ambtshalve concordantie is de omzetting van de bestaande benaming van een personeelscategorie, een ambt, een vak. een specialiteit of een classificatie van een vak of specialiteit naar een nieuwe benaming. § 2. Voor de toepassing van dit artikel kan de Vlaamse Regering de nadere administratieve en geldelijke bepalingen voor de betrokken personeelsleden vastleggen.

Het betreft bepalingen inzake : - de draagwijdte van vaste benoeming; - de prestaties geleverd als tijdelijk personeelslid; - de rechten met betrekking tot de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur; - de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling; - de mededeling van vacante betrekkingen met het oog op vaste benoeming; - de bekwaamheidsbewijzen; - de weddenschalen. § 3. Onverminderd de krachtens artikel 146 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming worden de concordanties die voor 1 september 2005 werden vastgelegd, beschouwd als zijnde vastgelegd overeenkomstig dit artikel. » Afdeling III. - Inwerkingtreding

Art. VII.20. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, met uitzondering van artikelen VII.4, VII.5, VII.9, VII.13, 2°, en VII.17 die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2005. HOOFDSTUK VIII. - Decreet houdende dringende bepalingen betreffende het lerarenambt Art. VIII.1. In artikel 6 van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 10 juli 2003 en 7 mei 2004, worden in de eerste zin tussen de woorden "basisonderwijs" en het woord "kan" de woorden "en secundair onderwijs" ingevoegd.

Art. VIII.2. In hetzelfde decreet wordt het hoofdstuk IV. - De vervangingspool, opgeheven.

Art. VIII.3. In artikel 43bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 7 mei 2004, worden in § 5 de jaartallen "2004-2005" vervangen door de jaartallen "2005-2006".

Art. VIII.4. In artikel 44, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2002 en 7 mei 2004, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De maatregelen vermeld in hoofdstukken II en III gelden tot en met het schooljaar 2007-2008. » Art. VIII.5. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005. HOOFDSTUK IX. - Andere bepalingen Afdeling I. - Sociale tegemoetkoming

Art. IX.1. Aan artikel XI.I van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek worden een punt 5°, 6° en 7° toegevoegd, die luiden als volgt : « 5° de contractuelen betaald ten laste van het departement Onderwijs; 6° de contractuelen, betaald met het werkingsbudget van de onderwijsinstellingen;7° de personeelsleden van de Brusselse kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.» Afdeling II. - Decreet betreffende participatie op school en de

Vlaamse Onderwijsraad Art. IX.2. In artikel 10 van het decreet van 2 april 2004 betreffende de participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De schoolraad telt een gelijk aantal leden per geleding. Bij de oprichting van de schoolraad telt elke geleding ten minste twee leden.

De schoolraad legt het aantal leden per geleding vast. Dat aantal kan evenwel nooit minder dan twee bedragen. » Art. IX.3. Aan § 3 van artikel 67 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De overdracht van personeel geschiedt met hun graad of een gelijkwaardige graad. Het personeel behoudt de bezoldiging, de administratieve en geldelijke anciënniteit, de reglementaire toelagen en vergoedingen die ze hadden op de vooravond van de inwerkingtreding van deze titel. » Afdeling III. - Tijdelijke projecten

Art. IX.4. Art. VI.21 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VI.21. De Vlaamse Regering voorziet voor de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008 in een extra begeleiding om de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding bij de implementatie van dit hoofdstuk te ondersteunen.

De Vlaamse Regering verleent daartoe een verlof wegens bijzondere opdracht aan personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en de gesubsidieerde onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding. » Art. IX.5. Art. VIII.1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VIII.1. De Vlaamse Regering kent gedurende de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008 aan scholen voor basis- en secundair onderwijs een puntenenveloppe en/of werkingsbudget toe in het kader van projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen.

Deze projecten hebben als doelstelling : 1° het zelfbeeld bevorderen bij leerlingen met een risico op schoolse achterstand;2° de cultuurcompetentie bij deze doelgroep verhogen;3° de betrokkenheid van de buurt en de ouders bij de school te vergroten.» Art. IX.6. Art. VIII.2 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VIII.2. De in artikel VIII.1, tweede lid, bedoelde doelstelling wordt verwezenlijkt door : 1° een artistieke begeleiding van de betrokken minderjarigen door kunstenaars;en/of 2° de professionalisering van leerkrachten van een school voor basisonderwijs of secundair onderwijs inzake de integratie van muzische vorming in een interculturele schoolomgeving;en/of 3° de organisatie van een kunstinitiatie die nauw aansluit bij de leefwereld van de betrokken minderjarigen.» Art. IX.7. Art. VIII.3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VIII.3. § 1. De in artikel VIII.1, eerste lid, bedoelde ondersteuning wordt toegekend aan een school voor basisonderwijs of secundair onderwijs. § 2. De puntenenveloppe en het werkingsbudget worden ingezet in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen scholen voor basis- of secundair onderwijs en alle hierna vermelde partners : 1° een instelling voor deeltijds kunstonderwijs;2° een erkende professionele culturele organisatie;3° een buurtgerichte organisatie. § 3. De scholen voor basis- en secundair onderwijs kunnen de toegekende punten in het kader van een samenwerkingsovereenkomst overdragen naar een meewerkende instelling voor deeltijds kunstonderwijs, op voorwaarde dat vooraf een akkoord tussen de betrokken schoolbesturen, dan wel inrichtende machten wordt afgesloten. § 4. De puntenenveloppes kunnen omgezet worden in een werkingsbudget om voordrachtgevers in te zetten. § 5. De Vlaamse Regering bepaalt de puntenwaarden op basis waarvan de betrekkingen in de ambten van het onderwijzend, beleids- en ondersteunend personeel, het ondersteunend personeel, het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel kunnen worden opgericht. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de weddenschaal van het personeelslid dat de betrekking uitoefent. De Vlaamse Regering legt de puntenwaarde vast volgens de weddenschaal. » Art. IX.8. Art. VIII.4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VIII.4. De scholen voor basis-, secundair en deeltijds kunstonderwijs kunnen de punten aanwenden voor het oprichten van één of meer betrekkingen in ambten van het onderwijzend, beleids- en ondersteunend personeel, dan wel het ondersteunend personeel en het opvoedend hulppersoneel.

Het personeelslid dat in een school voor basis-, secundair dan wel deeltijds kunstonderwijs wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid.

De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, zijn van toepassing, met uitzondering van volgende bepalingen : - de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling. Het schoolbestuur, dan wel de inrichtende macht kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking.

Deze reaffectatie, wedertewerkstelling of tewerkstelling gebeurt steeds met instemming van het terbeschikking gestelde personeelslid.

De tewerkstelling wordt beschouwd als een wedertewerkstelling; - het schoolbestuur, dan wel de inrichtende macht van de instelling waar de betrekking wordt opgericht, is niet verplicht om in deze betrekking een personeelslid aan te stellen dat voorrang heeft voor een tijdelijke aanstelling of dat het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven overeenkomstig de bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet personeelsleden gesubsidieerd onderwijs; - de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur, dan wel de inrichtende macht kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking. » Art. IX.9. Art. VIII.5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel VIII.5. De Vlaamse Regering bepaalt : 1° het bedrag dat toegekend wordt aan elk punt dat omgezet wordt in een werkingsbudget om voordrachtgevers in te zetten en de modaliteiten voor de toekenning en de aanwending van het bedrag bestemd voor de voordrachtgevers;2° de modaliteiten voor de toekenning en de aanwending van het werkingsbudget.» Art. IX.10. In artikel VIII.6 van hetzelfde decreet wordt na de jaartallen "2004-2005" de zinsnede "en 2007-2008;" ingevoegd.

Art. IX.11. In artikel X.1, van hetzelfde decreet, gewijzigd door het decreet van 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, l°, worden de woorden "of uren-leraar" en ", respectievelijk het buitengewoon secundair onderwijs" geschrapt;2° er wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° de extra uren-leraar onderwijsvoorrang in het buitengewoon secundair onderwijs, die zij in het schooljaar 1999-2000 ontvingen, tenzij in de betrokken scholen het aantal doelgroepleerlingen daalt.» Art. IX.12. Aan hetzelfde decreet wordt een artikel X.1bis toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel X.1bis. § 1. Tijdens de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008 behouden de scholen de extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs, die zij in het schooljaar 2001-2002 ontvingen. § 2. Tijdens de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008 behouden de scholen de extra uren-leraar onderwijsvoorrang in het buitengewoon secundair onderwijs, die zij in het schooljaar 2004-2005 ontvingen. » Art. IX.13. Art. 23bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, wordt opgeheven. Afdeling IV. - Inspectie

Art. IX.14. Aan artikel 28 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten wordt in het tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, de laatste zin vervangen door de volgende bepaling : « Wanneer binnen de periode van vier jaar een nieuwe proef bedoeld in de artikelen 22, 23 en 27 voor een bepaald ambt wordt georganiseerd, hoort de commissie op hun uitdrukkelijk verzoek de kandidaten van de nog binnen de voorziene periode van vier jaar lopende lijst en rangschikt hen in de nieuwe lijst op basis van een vergelijking van hun bekwaamheid, zoals vastgesteld tijdens de vorige proef. De kandidaten van een nog lopende lijst, die aan de nieuwe proef wensen deel te nemen kunnen op hun verzoek vrijgesteld worden van het schriftelijk gedeelte.

Kandidaten die op een lijst van geslaagde kandidaten voor een bepaald ambt na het verstrijken van de periode van vier jaar nog voorkomen, kunnen bij de eerstvolgende proef op hun uitdrukkelijk verzoek eenmalig vrijgesteld worden van het schriftelijk gedeelte. » Afdeling V. - ICT-samenwerkingsplatform

Art. IX.15. In artikel X.53 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004 wordt § 2, eerste lid, 3°, gewijzigd als volgt : « 3° vanaf 1 september 2005 voor de duur van zes schooljaren. Tijdens voormelde periode van zes schooljaren kan deze overeenkomst worden gewijzigd ten gevolge van toepassing van artikel 125quinquies, § 4bis en § 4ter van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van het artikel 64, derde lid, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betregende het basisonderwijs. Een wijziging van een overeenkomst treedt in werking op dezelfde datum waarop de wijziging in de scholengemeenschap in werking treedt.''. Afdeling VI. - Beiaardschool

Art. IX.16. In het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs II wordt aan artikel 95, § 3, toegevoegd bij decreet van 13 juli 2001, een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2005 houdende de organisatie en de financiering van de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen wordt bekrachtigd. » Afdeling VII. - Coördinatie van de regelgeving

Art. IX.17. Aan artikel X.35 van het decreet betreffende het onderwijs XIV van 14 februari 2003, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, wordt een punt 39° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 39° het decreet betreffende het onderwijs XV. » Afdeling VIII. - Inwerkingtreding

Art. IX.18. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, met uitzondering van : 1 ° artikel IX.1 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2002; 2° artikel IX.11 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2002; 3° artikel IX.14 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005; 4° artikel IX.2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 april 2005; 5° artikel IX.3 dat in werking treedt op een datum te bepalen door de Vlaamse Regering; 6° artikel IX.15bis dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2004. HOOFDSTUK X. Autonome bepalingen Afdeling I. - Internaten

Art. X.1. De besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en 15 april 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, worden bekrachtigd. Afdeling II. - Begeleiding van lokale comités

Art. X.2. § 1. De vakorganisaties, aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde vakcentrale, kunnen beschikken over personeelsleden uit het onderwijs met verlof wegens bijzondere opdracht overeenkomstig de geldende reglementaire bepalingen.

Deze personeelsleden moeten door die vakorganisaties belast worden met de begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen ervan voor de personeelsleden en de begeleiding en de ondersteuning van de lokale comités in het buitengewoon onderwijs, het volwassenenonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. § 2. Het totale aantal personeelsleden uit het onderwijs mag voor de verschillende vakorganisaties, bedoeld in § 1, samen niet meer dan zes bedragen. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van verdeling van het in dit artikel bedoelde aantal personeelsleden over de betrokken organisaties en legt de aanvraagprocedure vast.

Art. X.3. In artikel 166 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt in het laatste lid van § 1 tussen de woorden "worden" en "met" de woorden "met de begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen ervan voor de personeelsleden en" ingevoegd.

Art. X.4. In artikel 156, § 1, van het decreet houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het Basisonderwijs van 14 juli 1998 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt tussen de woorden "wegens" en "opdracht" het woord "bijzondere" ingevoegd;2° in het derde lid wordt tussen de woorden "worden" en "met" de woorden "met de begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen ervan voor de personeelsleden en" ingevoegd. Afdeling III. - Schoolboekhouding

Art. X.5. § 1. De representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije scholen bepalen, voor de schoolbesturen of inrichtende machten die dit wensen, de boekhoudkundige verplichtingen inzake de vereenvoudigde boekhouding en de dubbele boekhouding zoals bepaald in artikel 17, § 4, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

Deze boekhoudkundige verplichtingen dienen in bijkomende orde er mee rekening te houden dat de saldi, zoals bepaald conform het Europees Rekening Stelsel, door de Vlaamse Gemeenschap kunnen worden afgeleid uit de afgelegde rekeningen, zodat de Vlaamse Gemeenschap kan voldoen aan de terzake geldende Europese verplichtingen. § 2. De onder § 1 bedoelde vereenvoudigde boekhouding omvat, rekening houdend met de aard en de omvang van de schoolbesturen, ten minste alle verrichtingen betreffende de mutaties in contant geld of op de rekeningen. § 3. De onder § 1 bedoelde regels voor de vereenvoudigde boekhouding omvatten minimaal : l° basisregels met betrekking tot het voeren van een vereenvoudigde boekhouding;2° de staat van de ontvangsten en de uitgaven;3° de jaarrekening;4° de inventaris. § 4. De onder § 1 bedoelde dubbele boekhouding omvat, rekening houdend met de aard en de omvang van de instellingen, alle verrichtingen, bezittingen en schulden, rechten en verplichtingen van welke aard ook, betreffende de door de subsidiërende overheid verstrekte toelagen en de eigen middelen van elk schoolbestuur. § 5. De onder § 1 bedoelde regels voor de economische boekhouding omvatten minimaal : 1° de vorm en de inhoud van de jaarrekening;2° de waarderingsregels;3° de structuur van de jaarrekening;4° het schema van de balans;5° het schema van de resultatenrekening;6° de inhoud van de toelichting;7° de inhoud van de rubrieken van de balans en van de resultatenrekening;8° het minimum algemeen rekeningenstelsel. § 6. De in § 1 bedoelde regels worden door elke representatieve vereniging van de schoolbesturen of inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije scholen meegedeeld aan de Vlaamse Regering. § 7. Voor de eerste maal vervullen de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten van de gesubsidieerde vrije scholen binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze bepalingen, de in § 6 bedoelde verplichtingen. Afdeling IV. - Inwerkingtreding

Art. X.6. De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2005, met uitzondering van artikel X.1, waarbij het besluit van 19 september 2003 uitwerking heeft met ingang van 1 september 2002 en het besluit van 15 april 2005 met ingang van 1 september 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 juli 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBOUCKE _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005 Stukken.- Ontwerp van decreet, 398 - Nr. 1. - Amendement, 398 - Nr. 2. - Verslag + Errata, 398 - Nr.3. - Amendementen, 398 - Nrs. 4 en 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 398 - Nr. 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 7 juli 2005.

^