Etaamb.openjustice.be
Decreet van 13 april 1999
gepubliceerd op 05 mei 1999

Decreet tot wijziging van de decreten betreffende de inspectie en begeleidingsdiensten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035529
pub.
05/05/1999
prom.
13/04/1999
ELI
eli/decreet/1999/04/13/1999035529/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 APRIL 1999. - Decreet tot wijziging van de decreten betreffende de inspectie en begeleidingsdiensten (1)


Het Vlaams parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten

Art. 2.In de titel van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, worden tussen de woorden « inspectie » en « en » de woorden « , Dienst voor Onderwijsontwikkeling » ingevoegd.

Art. 3.Artikel 1 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. »

Art. 4.Aan titel II van hetzelfde decreet worden de volgende woorden toegevoegd : « en Dienst voor Onderwijsontwikkeling ».

Art. 5.Aan artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 december 1993, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Bij de Vlaamse Gemeenschap is een Dienst voor Onderwijsontwikkeling. »

Art. 6.§ 1. In artikel 5, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 24 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : In het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden « en het hoger onderwijs van het korte type » vervangen door de woorden « het onderwijs voor sociale promotie »;

Aan het tweede lid worden de volgende woorden toegevoegd : « of in artikel 62, 7°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. »;

Aan het vierde lid worden de volgende woorden toegevoegd : « of bedoeld in artikel 53 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997. ». § 2. Aan hetzelfde artikel worden een § 3 en een § 4 toegevoegd die luiden als volgt : « § 3. De onderwijsinspectie is ten aanzien van het deeltijds kunstonderwijs bevoegd voor : 1° de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in § 1, met uitzondering van de bevoegdheden bedoeld in 2°, eerste en tweede streepje, en 3°;2° het nagaan of de goedgekeurde minimumleerplannen, met uitzondering van de pedagogische methodes, worden gerealiseerd;3° het verstrekken van adviezen over experimenten en de evaluatie van deze experimenten. § 4. De onderwijsinspectie is ten aanzien van de basiseducatie bevoegd voor : 1° het nagaan of het centrum de decretale doelstellingen realiseert of nastreeft;2° het uitbrengen van advies omtrent de financiering of de opname in de toelageregeling;3° het uitbrengen van beleidsadviezen;4° alle andere opdrachten die worden toegekend door of krachtens wetten en decreten.»

Art. 7.Artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Om tot de onderwijsinspectie te worden toegelaten, komen in aanmerking : 1° de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd vrij en officieel onderwijs die behoren tot de categorieën van het bestuurs- en onderwijzend, paramedisch, sociaal, medisch, orthopedagogisch en psychologisch personeel;2° de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd vrij en officieel onderwijs en van de gesubsidieerde vrije en officiële centra;3° het technisch personeel van de gesubsidieerde vrije en officiële centra, van de centra van het gemeenschapsonderwijs en van het rijksvormingscentrum zoals bepaald in het koninklijk besluit van 18 juni 1979 tot oprichting van Rijksvormingscentra voor het technisch personeel van de Rijks-PMS-centra en van de gespecialiseerde Rijks-PMS-centra en tot vaststelling van de benoemingsvoorwaarden van de leden van het technisch personeel van de Rijksvormingscentra;4° de personeelsleden van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling die het ambt van directeur of adviseur uitoefenen;5° het zelfstandig en het assisterend academisch personeel van de universiteiten;6° het onderwijzend personeel van de hogescholen. In afwijking van het eerste lid komen de educatieve personeelsleden tewerkgesteld in de centra voor basiseducatie en in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Centra voor Basiseducatie in aanmerking voor toelating tot het ambt van inspecteur volwassenenonderwijs, belast met de basiseducatie. ».

Art. 8.Artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 8.§ 1. De inspectie, met uitzondering van de coördinerende inspecteur-generaal en de inspecteur volwassenenonderwijs belast met de basiseducatie, wordt paritair samengesteld : ze bestaat voor de ene helft uit personeelsleden afkomstig uit het Gemeenschapsonderwijs, gesubsidieerd officieel onderwijs, de centra van het Gemeenschapsonderwijs en de gesubsidieerde officiële centra, en voor de andere helft uit personeelsleden afkomstig uit het gesubsidieerd vrij onderwijs en de gesubsidieerde vrije centra.

De afkomst wordt bepaald door de laatste instelling waar de kandidaat functioneert vóór de aanstelling tot inspecteur en de instelling waar de kandidaat de grootste opdracht heeft. Bij gelijke opdracht telt de instelling waarin het personeelslid de meeste dienstanciënniteit heeft.

De Vlaamse regering stelt de personeelsformatie van de inspectie vast en kan sommige coördinatieopdrachten definiëren en toewijzen en bepaalt de voorwaarden waaronder coördinatieopdrachten toegewezen kunnen worden. § 2. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen voor het vaststellen van de pariteit van de inspectie. § 3. Binnen de paritair samengestelde inspectie bedoeld in § 1, worden de ambten van inspecteur-generaal basisonderwijs en inspecteur-generaal secundair onderwijs onderling paritair toegewezen. § 4. Binnen de paritair samengestelde inspectie bedoeld in § 1, worden de ambten van coördinerend inspecteur onderling paritair toegewezen. ».

Art. 9.Artikel 9, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 februari 1995, wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Binnen het kader van de beleidsvoorbereidende opdracht van het departement Onderwijs, heeft de Dienst voor Onderwijsontwikkeling tot opdracht het uitbrengen van wetenschappelijke onderbouwde adviezen ten behoeve van de Vlaamse regering en de minister bevoegd voor onderwijs.

Dit omvat in hoofdzaak : 1° het formuleren van voorstellen betreffende de ontwikkeling van de opleidingenstructuur;2° de ontwikkeling van criteria voor het goedkeuren van leerplannen en handelingsplannen;3° het formuleren van voorstellen inzake ontwikkelingsdoelen, eindtermen en basiscompetenties;4° de ontwikkeling van analyse- en evaluatie-instrumenten om scholen en centra door te lichten.»

Art. 10.In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de punten 3°, 9° en 12° geschrapt;2° in § 1 wordt punt 8° vervangen door « coördinerend inspecteur »;3° in § 1, 13°, wordt het woord « algemeen » vervangen door « coördinerend »;4° § 1 wordt aangevuld met een tweede lid, dat luidt als volgt : « Binnen de inspectie wordt één inspecteur volwassenenonderwijs belast met de basiseducatie.Deze inspecteur komt niet in aanmerking voor een ander ambt binnen de inspectie of binnen de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. »; 5° § 2, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling » Art.11. In artikel 20bis, § 1, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 12.Aan artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 5°, worden de woorden « in vast verband benoemd zijn » vervangen door « aangesteld zijn of in vast verband benoemd zijn »;2° de bestaande tekst vormt een § 1 en een § 2 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.In afwijking van § 1 worden de voorwaarden voor toelating tot de inspectie bedoeld in § 1, tweede lid, 4° en 5° voor kandidaten voor het ambt van inspecteur volwassenenonderwijs belast met de basiseducatie vervangen door : ten minste 5 jaar ervaring hebben als educatief personeelslid in de basiseducatie. ».

Art. 13.In artikel 23, 4°, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 4° wordt het woord « vijf » vervangen door het woord « tien »;2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse regering kan eventueel extra diplomavereisten en extra nuttige ervaring vereisen.».

Art. 14.In hetzelfde decreet wordt een artikel 23bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 23bis.Voor de toegang tot het ambt van navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling wordt een proef georganiseerd.

Om tot de proef te worden toegelaten moet de kandidaat : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap, behoudens door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling;2° van goed gedrag zijn, zoals dat blijkt uit een attest van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan drie maanden tevoren werd uitgereikt;3° de burgerlijke en politieke rechten hebben;4° in het bezit zijn van een diploma van doctor op proefschrift en ten minste drie jaar ervaring hebben inzake onderwijskundige wetenschappelijke studieactiviteiten of in het bezit zijn van een academisch diploma of een diploma van academisch niveau en ten minste zes jaar ervaring hebben inzake onderwijskundige wetenschappelijke studieactiviteiten;5° een dossier overleggen met zijn curriculum vitae, met opgave van alle elementen waardoor hij zijn onderwijskundige inzichten heeft uitgebreid en verdiept. De Vlaamse regering kan eventueel extra diplomavereisten en extra nuttige ervaring bepalen. »

Art. 15.Aan artikel 24, § 1, van hetzelfde decreet wordt een 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° gepresteerd als lid van de inspectie of als lid van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. »

Art. 16.In artikel 25, 3°, van hetzelfde decreet wordt tussen de woorden « centra » en « het » de woorden « de hogescholen of de universiteiten » ingevoegd.

Art. 17.Aan artikel 26 van hetzelfde decreet wordt een 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° in de hogescholen : de diensten en daarmee gelijkgestelde diensten, die een personeelslid heeft gepresteerd in de categorie van het onderwijzend personeel zoals bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. ».

Art. 18.In artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De termijn van vier jaar bedoeld in het tweede lid, wordt opgeschort gedurende de periode dat een kandidaat tijdelijk is aangesteld ter vervanging van een personeelslid dat binnen de inspectie een ambt bij mandaat uitoefent. ».

Art. 19.Aan artikel 30, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 april 1993, wordt tweemaal na het woord « adviseurs » de woorden : « en navorsers » toegevoegd.

Art. 20.De titel van titel II, hoofdstuk II, afdeling 5, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Afdeling 5. Toegang tot het ambt van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal basisonderwijs, inspecteur-generaal secundair onderwijs en coördinerend inspecteur-generaal. ».

Art. 21.Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 34.§ 1. Elke nieuwe aanstelling in een vacante betrekking in de ambten van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal basisonderwijs, inspecteur-generaal secundair onderwijs en van coördinerend inspecteur-generaal, wordt vanaf 1 mei 1999 toegewezen bij mandaat.

Het mandaat heeft een onbepaalde duur. § 2. Prestaties geleverd tijdens een mandaat worden in aanmerking genomen voor de dienstanciënniteit en de geldelijke anciënniteit van het personeelslid.

Als een personeelslid zonder vaste benoeming in het onderwijs, in de inspectie of in de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, aangesteld wordt bij mandaat, wordt dit zowel voor de administratieve als geldelijke toestand als een tijdelijke aanstelling beschouwd. § 3. Een in de inspectie of in de Dienst voor Onderwijsontwikkeling benoemd personeelslid dat een mandaat opneemt, is gedurende vier opeenvolgende jaren tijdelijk belast met een andere opdracht. Na een periode van vier jaar, kan het ambt waarin het personeelslid vastbenoemd is, vacant worden verklaard. § 4. Een personeelslid dat belast is met een mandaat kan vrijwillig afzien van het mandaat. Hij deelt dit per aangetekende brief mee aan de Vlaamse regering tenminste zes maanden voor het neerleggen van het mandaat. In onderling overleg kan van deze periode van zes maanden worden afgeweken. § 5. De Vlaamse regering kan een einde maken aan het mandaat mits inachtname van een opzeggingstermijn van zes maanden. Zij motiveert haar beslissing. § 6. Bij de beëindiging van het mandaat neemt het vastbenoemd personeelslid opnieuw zijn ambt als inspecteur, adviseur of navorser op of wordt dit personeelslid ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking. § 7. Het personeelslid dat voorafgaand aan het mandaat vastbenoemd is in de inspectie of in de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, en dat belast is met een mandaat in een vacante betrekking in het ambt wordt op zijn verzoek vanaf de leeftijd van 55 jaar door de Vlaamse regering vastbenoemd in dit ambt.

De vaste benoeming gaat steeds in op de eerste dag van een maand volgend op de aanvraag bij de Vlaamse regering. § 8. Een vastbenoemd coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal of directeur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, kan door de Vlaamse regering worden belast met een andere opdracht. Deze opdracht kan een ander ambt zijn binnen de inspectie of de Dienst voor Onderwijsontwikkeling of met een door de Vlaamse regering te bepalen bijzondere opdracht.

Het personeelslid behoudt de wedde verbonden aan zijn vaste benoeming.

Het ambt waarin het personeelslid vastbenoemd was, kan onmiddellijk worden vacant verklaard. ».

Art. 22.Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 35.§ 1. Om tot het ambt van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal basisonderwijs, inspecteur-generaal secundair onderwijs en coördinerend inspecteur-generaal te worden toegelaten, moeten de kandidaten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° vastbenoemd inspecteur, adviseur of navorser zijn;2° ten minste drie jaar dienstanciënniteit hebben;3° zich kandidaat hebben gesteld volgens de vorm en binnen de termijn vermeld in het schrijven waarbij de vacature ter kennis werd gebracht. De Vlaamse regering kan eventueel extra diploma-vereisten en extra nuttige ervaring bepalen. § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1, en van artikel 7 kunnen de ambten bedoeld in § 1, met uitzondering van het ambt van coördinerend inspecteur, ook bij mandaat worden toegewezen aan een kandidaat extern aan de inspectie of de Dienst voor Onderwijsontwikkeling die voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° blijk geven van een zeer grondig onderwijskundig inzicht;2° gedurende ten minste 10 jaar een leidinggevende functie hebben uitgeoefend;3° ten minste 15 jaar nuttige ervaring hebben in het onderwijs bedoeld in artikel 5 ofwel ten minste 15 jaar nuttige ervaring hebben deels in het onderwijs bedoeld in artikel 5 en deels met het onderwijs bedoeld in artikel 5;4° zich kandidaat hebben gesteld volgens de vorm en binnen de termijn vermeld in het schrijven waarbij de vacature hen ter kennis werd gebracht;5° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, behoudens door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling;6° van goed gedrag zijn, zoals dat blijkt door een attest van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan drie maanden tevoren werd uitgereikt;7° de burgerlijke en politieke rechten genieten. De extern geworven inspecteur-generaal is een tijdelijk personeelslid.

De Vlaamse regering kan eventueel extra diplomavereisten en extra nuttige ervaring bepalen. ».

Art. 23.De artikelen 36, 37 en 38 van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Art. 24.In artikel 39, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikelen 35, 3°, 36, § 1, 3° en § 2, 3°, 37, 3° en 38, 3° » worden vervangen door de woorden « artikel 35 »;2° tussen de woorden « inspectie » en « in » worden de woorden « of van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling » ingevoegd.

Art. 25.In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de woorden « artikelen 35, 3°, 36, § 1, 3° en § 2, 3°, 37, 3° en 38, 3° » vervangen door de woorden « artikel 35 ».

Art. 26.Artikel 42 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 42.De toewijzing bij mandaat in het ambt van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal en coördinerend inspecteur-generaal, gebeurt op voorstel van een commissie. ».

Art. 27.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 43.Telkens als een lijst van kandidaturen voor het ambt van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal en coördinerend inspecteur-generaal moet worden opgesteld, wordt een commissie samengesteld. ».

Art. 28.Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 47.De toewijzing van een mandaat of de benoeming in een ambt van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, coördinerend inspecteur, inspecteur-generaal of coördinerend inspecteur-generaal gebeurt door de Vlaamse regering. ».

Art. 29.In artikel 48 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het woord « inspecteur-coördinator » vervangen door « coördinerend inspecteur »;2° in § 2 worden de woorden « inspecteur-generaal hoger onderwijs en algemeen » vervangen door « coördinerend »;3° paragraaf 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.Om als tijdelijk inspecteur te worden aangesteld, draagt de bevoegde inspecteur-generaal per vacature twee kandidaten voor van de in artikel 28 vermelde lijst, rekening houdend met de pariteit en de volgorde.

Voor een tijdelijke toewijzing in het ambt van coördinerend inspecteur, bij wijze van mandaat, zijn de bepalingen van de artikelen 35, § 1, 4°, en 42 tot en met 46 niet van toepassing. »; 4° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.In afwijking van artikel 34, eindigt het mandaat van de personeelsleden die tijdelijk een ambt bij mandaat uitoefenen ter vervanging van een mandaathouder, op het ogenblik dat de mandaathouder die titularis is van het mandaat, terug het mandaat effectief opneemt. ».

Art. 30.In artikel 48duodecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 31.Aan artikel 48quaterdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Voor de personeelsleden die een mandaat bekleden bij de inspectie of de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, heeft een definitieve evaluatie « onvoldoende » de onmiddellijke beëindiging van het mandaat tot gevolg. ».

Art. 32.In artikel 48undevicies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » tweemaal vervangen door het woord « coördinerend » en wordt het woord « inspecteurs-coördinatoren » vervangen door de woorden « coördinerende inspecteurs ».

Art. 33.In artikel 48vicies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » tweemaal vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 34.In artikel 48viciessemel van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend » en wordt het woord « inspecteur-coördinator » vervangen door de woorden « coördinerend inspecteur ».

Art. 35.In artikel 48viciesbis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « inspecteur-coördinator » tweemaal vervangen door de woorden « coördinerend inspecteur ».

Art. 36.In artikel 48vicies ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend » en worden tussen de woorden « adviseur » en « van » de woorden « of navorser » ingevoegd.

Art. 37.In artikel 51 van hetzelfde decreet wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de inspecteurs basisonderwijs en secundair onderwijs en voor de coördinerende inspecteurs worden alle tuchtstraffen voorgesteld door de functioneel bevoegde inspecteur-generaal basisonderwijs of secundair onderwijs. Voor de inspecteurs kunstonderwijs, volwassenenonderwijs en centra worden alle tuchtstraffen voorgesteld door de coördinerend inspecteur-generaal.

Voor de personeelsleden van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, met uitzondering van de directeur, worden alle tuchtstraffen voorgesteld door de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. De tuchtstraffen worden door de Vlaamse regering uitgesproken. In beroep worden ze eveneens opgelegd door de Vlaamse regering, na de door haar voorziene procedure te hebben gevolgd. ».

Art. 38.In artikel 62, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A ».

Art. 39.In artikel 67 van hetzelfde decreet wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Hij kan aanspraak maken op een ambt van directeur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, van coördinerend inspecteur, van inspecteur-generaal of van coördinerend inspecteur-generaal. ».

Art. 40.In artikel 69 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het personeelslid kan alleen onder de door de Vlaamse regering bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een weddeverhoging en op een ambt van directeur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, van coördinerend inspecteur, van inspecteur-generaal of van coördinerend inspecteur-generaal. ».

Art. 41.Artikel 77, § 1, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « - het beëindigen van een mandaat en het opnieuw opnemen van een ambt van inspecteur, adviseur of navorser. ».

Art. 42.Aan artikel 82 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Voor zover niet anders is bepaald, worden de personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld ambtshalve en zonder opzegging uit hun ambt ontslagen : 1° bij de terugkeer van de titularis van de betrekking of van het personeelslid dat hem tijdelijk vervangt;2° op het ogenblik dat de betrekking van het tijdelijk aangesteld personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen aan een vastbenoemd personeelslid;3° door toepassing van de reglementering op de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling;4° op het ogenblik dat het tijdelijk personeelslid vast wordt benoemd in deze betrekking;5° de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst door het personeelslid van het bericht van de Sociaal-Medische Rijksdienst waarbij het tijdelijk aangesteld personeelslid definitief ontoelaatbaar wordt verklaard;6° bij de inruststelling wegens het bereiken van de leeftijdsgrens;7° door afschaffing van de betrekking;8° indien zij niet meer voldoen aan één van de volgende voorwaarden : a) onderdaan van een lidstaat van de Europese Gemeenschap zijn, behoudens door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling;b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;c) de verplichtingen van de dienstplichtwetten nakomen;9° indien zij na een geoorloofde afwezigheid, zonder geldige redenen behoudens overmacht, hun dienst niet hervatten en gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien kalenderdagen afwezig blijven;10° indien zij zonder geldige redenen hun betrekking verlaten en gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien kalenderdagen afwezig blijven;11° indien zij zich bevinden in de gevallen waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;12° indien is vastgesteld dat zij wegens een overeenkomstig de wet, het decreet of een reglement erkende blijvende arbeidsongeschiktheid niet meer in staat zijn hun ambt naar behoren te vervullen;13° vanaf het ogenblik waarop hun onregelmatige tijdelijke aanstelling wordt ingetrokken.».

Art. 43.In artikel 84 van hetzelfde decreet wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt : « Voorzover niet anders is bepaald, geven voor de vast benoemde en tijdelijke personeelsleden eveneens aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging of tot beëindiging van de tijdelijke aanstelling. ».

Art. 44.Artikel 87 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt vervangen door : «

Artikel 87.§ 1. In het gesubsidieerd officieel onderwijs en de gesubsidieerde officiële centra worden de pedagogische begeleidingsdiensten georganiseerd door verenigingen zonder winstoogmerk of intercommunales en in het gesubsidieerd vrij onderwijs en in de gesubsidieerde vrije centra door verenigingen zonder winstoogmerk.

Die verenigingen zonder winstoogmerk en de intercommunales worden opgericht door de representatieve groeperingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra. Per representatieve groepering van inrichtende machten wordt één pedagogische begeleidingsdienst in de toelageregeling opgenomen. § 2. Onverminderd artikel 33, § 1, 6° van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, wordt in het gemeenschapsonderwijs door de Raad voor het Gemeenschapsonderwijs een pedagogische begeleidingsdienst opgericht. ».

Art. 45.In artikel 88, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 december 1993, worden de woorden « en artikel 32, 5° van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs » geschrapt.

Art. 46.In artikel 89, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 april 1995, wordt tussen het woord « psychologisch » en het woord « en » het woord « orthopedagogisch » ingevoegd.

Art. 47.In artikel 90, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 december 1992 en 19 april 1995, worden de woorden « en in artikel 55, § 3, van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs » geschrapt.

Art. 48.§ 1. In artikel 92, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt tussen de woorden « begeleidingsdiensten » en « dat » de woorden « die op basis van artikel 89, § 1, een eigen personeelsformatie hebben, » ingevoegd; 2° in het eerste lid, 1°, worden de woorden « bepaald door de Vlaamse regering » vervangen door « van 120.000 frank »; 3° in het eerste lid, 2°, worden tussen de woorden « bedrag » en « gelijk » de woorden « van 53 miljoen frank » ingevoegd;4° het laatste lid wordt geschrapt. § 2. In hetzelfde artikel wordt een § 2, opgeheven door het decreet van 8 juli 1996, opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « § 2. De pedagogische begeleidingsdiensten, die met toepassing van artikel 89, § 1, geen eigen personeelsformatie hebben, ontvangen een forfaitaire toelage van 4.500 frank per organieke betrekking in het basis- en secundair onderwijs. Het aantal organieke betrekkingen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 89, § 3. ». § 3. In hetzelfde artikel worden een § 3 en een § 4 ingevoegd, die luiden als volgt : « § 3. De bedragen vermeld in de §§ 1 en 2, worden vanaf 1 januari 1999 gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de onderwijssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 4. De in de §§ 1 en 2 bedoelde bedragen, bestemd voor de organisatie en de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, kunnen worden aangewend voor de uitbetaling van de weddes van contractuele personeelsleden of voor de terugbetaling van de loonlast bedoeld in de artikelen 94, § 4 en 95, § 3. ».

Art. 49.In artikel 94, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 april 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door de volgende bepaling : « benoemd of aangesteld zijn in het gesubsidieerd onderwijs of in een gesubsidieerd centrum of als lid van de inspectie of lid zijn van het onderwijzend personeel van de hogescholen of het academisch personeel van de universiteiten »;2° punt 2° wordt aangevuld met de volgende zin : « Deze dienstanciënniteit kan ook verworven worden in een hogeschool of een universiteit en wordt in deze gevallen berekend overeenkomstig artikel 25 van dit decreet.».

Art. 50.Artikel 95, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Leden van het onderwijzend personeel van de hogescholen of het academisch personeel van de universiteiten kunnen eveneens in een ambt van de pedagogische begeleidingsdiensten van het Gemeenschapsonderwijs tijdelijk aangesteld of vastbenoemd worden. De diensten verworven in een hogeschool of een universiteit worden mee in aanmerking genomen voor het berekenen van de dienstanciënniteit, die in deze gevallen berekend wordt overeenkomstig artikel 25 van dit decreet. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken

Art. 51.Artikel 1 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. »

Art. 52.In artikel 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden tussen de woorden « onderwijswetgeving » en « en » de volgende woorden ingevoegd : « of bedoeld in de artikelen 41 en 42 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 »;2° aan 2° wordt de volgende bepaling toegevoegd : « en de opleidingsonderdelen die voorkomen onder een benaming vermeld in 1° en die georganiseerd worden in de lerarenopleidingen van de hogescholen bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap.».

Art. 53.In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 54.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 55.In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen de woorden « secundair onderwijs, » en de woorden « en in het pedagogisch » de tekst « in de lerarenopleidingen georganiseerd door de hogescholen » ingevoegd;2° aan § 1, 1°, worden de volgende woorden toegevoegd : « of bedoeld in het artikel 29 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997; » : 3° in § 3, eerste lid, wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend »;4° aan § 3, tweede lid, worden de volgende woorden toegevoegd : « of vermeld in het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.».

Art. 56.Aan artikel 10, § 1, derde en vierde streepje, van hetzelfde decreet worden na de woorden « pedagogisch hoger onderwijs » de woorden « en de leraren-opleidingen georganiseerd door de hogescholen; » toegevoegd.

Art. 57.In artikel 13, 5°, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij het eerste streepje worden de woorden « het lager of » geschrapt;2° het tweede streepje wordt vervangen door wat volgt : « - hetzij houder zijn van een minimaal vereist bekwaamheidsbewijs voor het onderwijzen van het opleidingsonderdeel godsdienst of niet confessionele zedenleer in de hogescholen, zoals bedoeld in artikel 128 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;»; 3° bij het derde streepje wordt de bepaling « houder zijn van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen of geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs van leermeester in de niet-confessionele zedenleer in het gewoon lager en basisonderwijs, zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Executieve van 27 juni 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen en de bezoldigingsregeling in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 19 december 1991 of » geschrapt;4° het vierde streepje, wordt vervangen door wat volgt : « - hetzij houder zijn van één van de vereiste bekwaamheidsbewijzen of geacht in het bezit te zijn van een vereist bekwaamheidsbewijs voor het onderwijzen van de betreffende godsdienst of niet- confessionele zedenleer in het lager onderwijs zoals bedoeld door en krachtens het artikel 74 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;».

Art. 58.In artikel 18, §§ 1 en 2, van hetzelfde decreet wordt het woord « algemeen » vervangen door het woord « coördinerend ».

Art. 59.In artikel 20, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « niveau 1 » vervangen door de woorden « niveau A ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 60.Dit decreet treedt in werking op 1 mei 1999, met uitzondering van de artikelen 44, 45 en 47 die uitwerking hebben met ingang van 1 april 1999.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 13 april 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS _______ Nota Zitting 1998-1999.

Stukken. - Ontwerp van decreet: 1326, nr. 1. - Amendementen: 1326, nr. 2. - Verslag : 1326, nr.3.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 30 en 31 maart 1999.

^