Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 december 2007
gepubliceerd op 21 januari 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap

bron
vlaamse overheid
numac
2008035046
pub.
21/01/2008
prom.
14/12/2007
ELI
eli/besluit/2007/12/14/2008035046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikelen 76 en 77;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikelen 50 en 51;

Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek, inzonderheid op artikel IX.3 en IX.6;

Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI, inzonderheid op artikel IX.6;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 juli 2007;

Gelet op het protocol nr. 639 van 5 oktober 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 404 van 5 oktober 2007 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 31 oktober 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap wordt hoofdstuk I, dat bestaat uit artikel 1 tot en met 6, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK I. - Tijdelijk project vervangingen van korte afwezigheden Afdeling I. - Basisonderwijs

Artikel 1.§ 1. In het basisonderwijs wordt tijdens het schooljaar 2007-2008 het tijdelijke project verlengd waarbij projectscholen een eigen beleid kunnen voeren betreffende vervangingen van korte afwezigheden van personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, afhankelijk van eigen lokale behoeften en prioriteiten. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° projectscholen : scholen die in het basisonderwijs samenwerken binnen : a) een scholengemeenschap;b) een samenwerkingsplatform tussen (een) scholengemeenschap(pen) en (een) onderwijsinstelling(en) die niet beho(o)r(t)en tot een scholengemeenschap;c) een samenwerkingsplatform tussen meerdere scholengemeenschappen;2° korte afwezigheden : de afwezigheden van de personeelsleden aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarvoor op basis van andere regelgeving geen vervanger kan worden gefinancierd of gesubsidieerd. § 3. Het personeelslid dat vervangt, krijgt een salaris als de vervanging voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit. Het salaris wordt vastgesteld op basis van de aanstelling van het personeelslid en op basis van de geldende reglementering.

Art. 2.Tijdens het schooljaar 2007-2008 kunnen alle scholen van het basisonderwijs deelnemen aan het tijdelijke project vervanging van korte afwezigheden.

Art. 3.§ 1. Aan de projectscholen worden extra middelen toegekend in de vorm van vervangingseenheden die worden berekend op basis van artikel 4.

Ze worden samen gelegd op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeld in artikel 1, § 2. § 2. De vervangingseenheden worden toegekend op voorwaarde dat een convenant werd gesloten tussen de inrichtende machten en één of meer vakorganisaties. Het convenant wordt op het niveau van het samenwerkingsverband van de projectscholen, vermeld in artikel 1, § 2, gesloten en omvat minimaal : 1° de aanleiding voor het sluiten van het convenant;2° de doelstellingen;3° de wijze waarop vervangingen in korte afwezigheden zullen gebeuren;4° afspraken over de opvolging van de aanwending van de vervangingseenheden en over de evaluatie van het project;5° de participanten;6° de duur van het convenant;7° de datum van inwerkingtreding. § 3. De inrichtende machten of schoolbesturen van de projectscholen wenden de vervangingseenheden aan binnen het beschikbare budget en conform de bepalingen van het convenant, vermeld in § 2.

Art. 4.§ 1. Het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt berekend aan de hand van de volgende formules : 1° het aantal beschikbare voltijdse equivalenten wordt berekend door het beschikbare budget voor reglementaire korte vervangingen in het basisonderwijs te delen door 34.097 euro, waarbij : a) het beschikbare budget voor het begrotingsjaar 2007 4.039.277 euro en voor het begrotingsjaar 2008 5.085.750 euro bedraagt; b) het beschikbare budget vooraf wordt verminderd door een afhouding van 15 % voor de betaling van de « verlengingsopdracht tijdelijke »; c) het beschikbare budget en het bedrag van 34.097 euro worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, bedoeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen; 2° het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs wordt verkregen door het aantal beschikbare voltijdse equivalenten te vermenigvuldigen met 10.000 en 42,86, waarbij : a) 10.000 de voltijdse weekopdracht uitdrukt voor het basisonderwijs; b) 42,86 het aantal bezoldigde weken is, verkregen door het maximale aantal betalingsdagen op jaarbasis van een personeelslid aangesteld in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, te delen door 7;3° de coëfficiënt, bestemd om het aantal vervangingseenheden per school te bepalen voor een schooljaar, wordt vastgesteld door het totale aantal vervangingseenheden voor het basisonderwijs te delen door het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden voor het basisonderwijs wordt verstaan de som van het totale aantal : a) lestijden volgens de schalen;b) aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen;c) extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs;d) lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer;4° het aantal vervangingseenheden per school wordt voor een schooljaar berekend door de vervangingscoëfficiënt te vermenigvuldigen met het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar, waarbij onder het totale aantal lestijden van de school van het vorige schooljaar wordt verstaan de som van het totale aantal : a) lestijden volgens de schalen;b) aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen voor de school;c) extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs;d) lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer. § 2. Een aanstelling op basis van vervangingseenheden kan enkel starten bij afwezigheid van een titularis. Het personeelslid moet steeds worden aangesteld in een voltijdse of halftijdse opdracht. § 3. Voor de aanwending van de vervangingseenheden wordt de volgende formule toegepast : X x aantal aanstellingsdagen/7 = Y waarbij 1° X = de opdracht op weekbasis van het personeelslid dat met vervangingseenheden wordt aangesteld, uitgedrukt in 10.000sten; 2° aantal aanstellingsdagen = het aantal dagen waarop het personeelslid met vervangingseenheden wordt aangesteld, met inbegrip van een wettelijke feestdag, een weekeinde, de herfst-, kerst-, krokus-, of paasvakantie voor zover die periode in het aantal vervangingsdagen begrepen is;3° Y = het aantal vervangingseenheden, afgerond naar de hogere eenheid, als het resultaat van de breuk na de komma 5 of meer bedraagt. § 4. Op het personeelslid dat met vervangingseenheden wordt aangesteld, zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : 1° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs;2° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs. Afdeling II. - Secundair onderwijs

Art. 5.§ 1. In het secundair onderwijs wordt tijdens het schooljaar 2007-2008 het tijdelijk project vervangingen van korte afwezigheden verlengd. Hierbij wordt vervanging van personeelsleden van het onderwijzend personeel mogelijk voor afwezigheden van minimum zes werkdagen en maximum negen werkdagen. Het personeelslid dat het afwezige personeelslid vervangt, krijgt een salaris. § 2. Op het personeelslid dat het afwezige personeelslid vervangt, zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van toepassing van : 1° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs;2° het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs.

Art. 6.Het tijdelijke project is van toepassing op alle instellingen van het secundair onderwijs.

Art. 7.§ 1. Het beschikbare budget bedraagt voor het begrotingsjaar 2007 1.688.751 euro en voor het begrotingsjaar 2008 3.291.000 euro. § 2. Maandelijks zal worden opgevolgd in welke mate het beschikbare budget is opgebruikt. Wanneer 90 % van het beschikbare budget is aangewend, zullen geen nieuwe vervangingen van personeelsleden overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 kunnen gebeuren. Afdeling III. - Evaluatie

Art. 8.§ 1. Het project wordt gevolgd door een stuurgroep, aangesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs.

De stuurgroep is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en uit telkens één vertegenwoordiger van het gemeenschapsonderwijs, van elke representatieve vereniging van inrichtende machten en van elke representatieve vakorganisatie. § 2. De stuurgroep heeft de volgende taken : 1° het project opvolgen en bijsturen voor wat betreft de toepassing van artikel 4, § 2 en van de bepalingen in afdeling II;2° een evaluatie maken;3° een eindrapport opstellen voor de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs.

Art. 9.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2007 en houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 2008.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 december 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^