Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 oktober 2006
gepubliceerd op 05 december 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap

bron
vlaamse overheid
numac
2006036926
pub.
05/12/2006
prom.
27/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/27/2006036926/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 OKTOBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, inzonderheid op artikel 2 tot en met 6;

Gelet op het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI, inzonderheid op artikel IX.1, 1°, en IX.6;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 29 juni 2006;

Gelet op protocol nr. 611 van 14 juli 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 376 van 14 juli 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het feit dat de Vlaamse Onderwijsraad spoedeisend om een advies werd verzocht op basis van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, inzonderheid op artikel 70, eerste lid, 3°, en artikel 72, § 1, en dat bedoeld advies binnen de gestelde termijn niet werd uitgebracht;

Gelet op het advies 41.223/1 van de Raad van State, gegeven op 28 september 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap, wordt het hoofdstuk III, bestaande uit artikel 13 tot en met 18, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk III. - Mentorschap

Art. 13.§ 1. In het basisonderwijs, secundair onderwijs, volwassenenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs wordt tijdens het schooljaar 2006-2007 een tijdelijk project georganiseerd waarbij scholen, centra en instellingen middelen ontvangen voor mentorschap. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° mentorschap : a) de aanvangsbegeleiding in het schooljaar 2006-2007 van beginnende leraars in het basisonderwijs, secundair onderwijs, volwassenenonderwijs of deeltijds kunstonderwijs, en b) de ondersteuning in voormeld schooljaar van studenten en cursisten die vanuit hun lerarenopleiding een stage lopen in een school voor basisonderwijs of secundair onderwijs, een centrum voor volwassenenonderwijs of een instelling voor deeltijds kunstonderwijs;2° samenwerkingsverband : a) een scholengemeenschap in het basis- of secundair onderwijs;b) een scholengroep;c) een samenwerkingsplatform tussen twee of meer van de volgende instanties : - scholengemeenschappen in het basis- of secundair onderwijs; - scholengroepen; - scholen voor gewoon en/of buitengewoon basisonderwijs, voorzover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het basisonderwijs; - scholen voor gewoon en/of buitengewoon secundair onderwijs, voorzover deze niet behoren tot een scholengemeenschap in het secundair onderwijs; - centra voor volwassenenonderwijs; - instellingen voor deeltijds kunstonderwijs; 3° stagiair : een student of cursist die in het school- of academiejaar 2005-2006 een lerarenopleiding heeft gevolgd en ten minste één uur stage heeft gelopen in een school voor basisonderwijs of secundair onderwijs, een centrum voor volwassenenonderwijs of een instelling voor deeltijds kunstonderwijs.

Art. 14.Elke school, centrum of instelling die tot een samenwerkingsverband is toegetreden, zorgt voor de aanvangsbegeleiding van beginnende leraars; de aanvangsbegeleiding hoeft zich niet te beperken tot het eerste jaar van de beroepsuitoefening. Elke school, centrum of instelling die tot een samenwerkingsverband is toegetreden, zorgt ook voor de ondersteuning van de student of cursist tijdens de stage.

Deze taken worden toevertrouwd aan een of meer personeelsleden die belast zijn met het mentorschap.

Art. 15.§ 1. Binnen de beschikbare begrotingskredieten worden aan de scholen, centra en instellingen middelen voor mentorschap toegekend onder vorm van lestijden (gewoon en buitengewoon basisonderwijs), uren-leraar (gewoon secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs) en leraarsuren (volwassenenonderwijs).

Deze middelen worden, zoals bepaald in § 2 tot en met § 9, per betrokken onderwijsniveau afzonderlijk berekend voor de « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » respectievelijk voor de « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage ». § 2. Voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs wordt het aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = A = 990.684,97 euro - de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis = B = 33.305 euro - de gemiddelde weekopdracht = C = 24 2° A gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totaal aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = D = 713,89 3° D gedeeld door het totaal aantal lestijden schooljaar 2005-2006 voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = E 4° E vermenigvuldigd met het totaal aantal lestijden schooljaar 2005-2006 van de betrokken school = het aantal lestijden mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » voor desbetreffende school. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder de woorden « totaal aantal lestijden » de som verstaan van de lestijden volgens de schalen, de aanvullende lestijden voor gelijke onderwijskansen, de extra lestijden onderwijsvoorrang in het buitengewoon basisonderwijs, en de lestijden godsdienst en niet-confessionele zedenleer. § 3. Voor het gewoon en buitengewoon basisonderwijs wordt het aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = F = 935.537,45 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = G = 33.305 euro - de gemiddelde weekopdracht = H = 24 2° F gedeeld door G en vermenigvuldigd met H = het totaal aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = I = 674,16 3° I gedeeld door het totaal aantal stagiairs in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = J 4° J vermenigvuldigd met het totaal aantal stagiairs in de betrokken school = het aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » voor desbetreffende school. § 4. Voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs wordt het aantal uren-leraar respectievelijk lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = A = 1.492.695,57 euro - de gemiddelde brutoloonkost op jaarbasis = B = 36.862 euro - de gemiddelde weekopdracht = C = 22,53 2° A gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totaal aantal uren-leraar respectievelijk lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = D = 912,33 3° D gedeeld door het totaal aantal uren-leraar respectievelijk lesuren schooljaar 2005-2006 voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = E 4° E vermenigvuldigd met het totaal aantal uren-leraar respectievelijk lesuren schooljaar 2005-2006 van de betrokken school = het aantal uren-leraar respectievelijk lesuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » voor desbetreffende school. Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder de woorden « totaal aantal uren-leraar » de som verstaan van de wekelijkse uren-leraar met inbegrip van de uren-leraar godsdienst en niet-confessionele zedenleer en de eventuele uren-leraar ingevolge vrijwillige fusie, de uren-leraar voor gelijke onderwijskansen, de uren-leraar deeltijds beroepssecundair onderwijs met inbegrip van de organieke uren-leraar trajectbegeleiding, en de uren-leraar deeltijds zeevisserijonderwijs.

Voor de toepassing van 3° en 4° wordt onder de woorden « totaal aantal lesuren » de som verstaan van de wekelijkse lesuren en de lesuren onderwijsvoorrangsbeleid. § 5. Voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs wordt het aantal lestijden mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = F = 3.798.725,66 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = G = 36.862 euro - de gemiddelde weekopdracht = H = 22,53 2° F gedeeld door G en vermenigvuldigd met H = het totaal aantal uren-leraar respectievelijk lesuren mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = I = 2.321,77 3° I gedeeld door het totaal aantal stagiairs in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = J 4° J vermenigvuldigd met het totaal aantal stagiairs in de betrokken school = het aantal uren-leraar respectievelijk lesuren mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » voor desbetreffende school. § 6. Voor het volwassenenonderwijs wordt het aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = A = 152.265,71 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = B = 38.900 euro - de gemiddelde weekopdracht = C = 21 2° A gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totaal aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = D = 82,19 3° D gedeeld door het totaal aantal leraarsuren schooljaar 2005-2006 voor het volwassenenonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = E 4° E vermenigvuldigd met het totaal aantal leraarsuren schooljaar 2005-2006 van het betrokken centrum = het aantal leraarsuren mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » voor desbetreffend centrum. § 7. Voor het volwassenenonderwijs wordt het aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = F = 387.497,40 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = G = 38.900 euro - de gemiddelde weekopdracht = H = 21 2° F gedeeld door G en vermenigvuldigd met H = het totaal aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = I = 209,18 3° I gedeeld door het totaal aantal stagiairs in het volwassenenonderwijs = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = J 4° J vermenigvuldigd met het totaal aantal stagiairs in het betrokken centrum = het aantal leraarsuren mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » voor desbetreffend centrum. § 8. Voor het deeltijds kunstonderwijs wordt het aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = A = 42.951,32 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = B = 36.500 euro - de gemiddelde weekopdracht = C = 21,16 2° A gedeeld door B en vermenigvuldigd met C = het totaal aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = D = 24,89 3° D gedeeld door het totaal aantal uren-leraar schooljaar 2005-2006 voor het deeltijds kunstonderwijs = mentorcoëfficiënt « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » = E 4° E vermenigvuldigd met het totaal aantal uren-leraar schooljaar 2005-2006 van de betrokken instelling = het aantal uren-leraar mentorschap « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » voor desbetreffende instelling. § 9. Voor het deeltijds kunstonderwijs wordt het aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » als volgt berekend : 1° parameters : - het beschikbare begrotingskrediet = F = 109.305,80 euro - de gemiddelde bruto loonkost op jaarbasis = G = 36.500 euro - de gemiddelde weekopdracht = H = 21,16 2° F gedeeld door G en vermenigvuldigd met H = het totaal aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = I = 63,37 3° I gedeeld door het totaal aantal stagiairs in het deeltijds kunstonderwijs = mentorcoëfficiënt « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » = J 4° J vermenigvuldigd met het totaal aantal stagiairs in de betrokken instelling = het aantal uren-leraar mentorschap « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage » voor desbetreffende instelling.

Art. 16.§ 1. De middelen voor mentorschap worden samen gelegd op het niveau van het samenwerkingsverband. Het resultaat na samenlegging wordt, afzonderlijk voor de middelen « aanvangsbegeleiding van beginnende leraars » en voor de middelen « ondersteuning van studenten of cursisten tijdens de stage », afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma 5 of meer is, zoniet vervallen de cijfers na de komma. § 2. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over de verdeling van de totaliteit van de middelen voor mentorschap naar de scholen, centra of instellingen die tot het samenwerkingsverband behoren.

De verdelingscriteria worden onderhandeld in het lokaal comité.

Art. 17.§ 1. De middelen kunnen enkel worden aangewend voor het oprichten van een of meer betrekkingen in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel. § 2. Een personeelslid belast met mentorschap kan voor maximum de helft van zijn opdracht aangesteld zijn in de betrekking vermeld in § 1.

Deze aanstelling is een aanstelling als tijdelijk personeelslid. De betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur of de inrichtende macht kan in geen geval personeelsleden vast benoemen, affecteren of muteren in de betrekking. § 3. Een personeelslid dat een betrekking uitoefent in het ambt van directeur in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs of een personeelslid dat een functie uitoefent van adjunct-directeur in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs, kan in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs niet met mentorschap worden belast.

Een personeelslid dat een betrekking uitoefent in het ambt van directeur, adjunct-directeur of coördinator in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs, kan in het gewoon of buitengewoon secundair onderwijs niet met mentorschap worden belast.

Een personeelslid dat een betrekking uitoefent in het ambt van directeur of adjunct-directeur in het volwassenenonderwijs, kan in het volwassenenonderwijs niet met mentorschap worden belast.

Een personeelslid dat een betrekking uitoefent in het ambt van directeur in het deeltijds kunstonderwijs, kan in het deeltijds kunstonderwijs niet met mentorschap worden belast.

Art. 18.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2006 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2007. »

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 oktober 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^