Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 juli 2004
gepubliceerd op 23 september 2004

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het experimenteel Brussels curriculum in het voltijds secundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036454
pub.
23/09/2004
prom.
14/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/14/2004036454/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JULI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het experimenteel Brussels curriculum in het voltijds secundair onderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor, inzonderheid op hoofdstuk X, afdeling 1;

Gelet op het overleg dat, in toepassing van artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, met de afgevaardigden van de inrichtende machten heeft plaats gehad op 23 oktober 2003;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 april 2004;

Gelet op het protocol nr. 529 van 30 juni 2004 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 296 van 30 juni 2004 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het eerste leerjaar A en het tweede leerjaar van de eerste graad van de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen voor voltijds secundair onderwijs, gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het behelst een onderwijsexperiment dat betrekking heeft op de schooljaren 2004-2005 tot en met 2006-2007 en dat gebaseerd is op de bepalingen van hoofdstuk X, afdeling 1, van het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor.

Art. 2.Het onderwijsexperiment laat onderwijsinstellingen toe pedagogisch-didactische initiatieven te nemen via structureel-organisatorische maatregelen. De doelstellingen hiervan zijn : 1) taalachterstanden Nederlands, in voorkomend geval, maximaal weg te werken zodat de slaagkansen in het eerste leerjaar A en het tweede leerjaar van de eerste graad worden verhoogd en de doorstroming naar het algemeen, het technisch of het kunstsecundair onderwijs wordt versoepeld;2) de uiteenlopende voorkennis van leerlingen op het vlak van talen binnen het leerproces optimaal te benutten.

Art. 3.§ 1. De inrichtende macht van de onderwijsinstelling beslist over deelname aan en eventueel vroegtijdige uittreding uit het onderwijsexperiment, na kennisname van het advies van de school- of participatieraad en na overleg of onderhandeling binnen het in personeelsaangelegenheden bevoegde lokaal orgaan.

Zowel deelname aan als eventueel vroegtijdige uittreding uit het onderwijsexperiment zullen uiterlijk 15 juni van het voorafgaand schooljaar door de betrokken inrichtende macht aan de bevoegde administratie van het departement onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap worden meegedeeld. § 2. Toelating van een leerling tot het experiment vereist elk schooljaar het voorafgaand schriftelijk akkoord van de ouders na kennisname van het gemotiveerd advies van de toelatingsklassenraad.

Art. 4.In afwijking van de vigerende wettelijke, decretale en reglementaire onderwijsbepalingen, hebben de onderwijsinstellingen die aan het onderwijsexperiment deelnemen toelating om, naargelang van de behoeften, één of meer van de hierna volgende inrichtingsmodaliteiten toe te passen. Deze toelating doet geen afbreuk aan de verplichting voor deze onderwijsinstellingen om de basisvorming onverkort aan te bieden en om in hoofde van de leerlingen de eindtermen te bereiken of na te streven, naargelang van het geval; deze toelating doet evenmin afbreuk aan de vigerende rechtspositieregeling voor het personeel. 1) Het uitbreiden van de tweejarige structuur van de eerste graad naar een driejarige structuur.2) Het hanteren van leerplannen zonder het in aanmerking nemen van de vigerende goedkeuringsmodaliteiten doch met voorafgaand akkoord van de bevoegde inspectie van het departement onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.3) Het niet koppelen van de respectieve basisvormingen aan een minimum aantal wekelijkse lestijden.4) Het differentiëren van de lesspreiding naar periode, klasgroep of zelfs individuele leerling.5) Onverminderd het principe van de unieke inschrijving, het laten volgen van lessen door leerlingen in andere bij het experiment betrokken scholen.6) Het doorvoeren van alle horizontale en verticale samenzettingen van leerlingen, mits voorafgaand akkoord van de bevoegde inspectie van het departement onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Onder horizontale samenzetting wordt om het even welke al dan niet vakoverschrijdende groepering van leerlingen van eenzelfde leerjaar verstaan; onder verticale samenzetting wordt om het even welke al dan niet vakoverschrijdende groepering van leerlingen van verschillende leerjaren verstaan. 7) Het al dan niet geïntegreerd organiseren van vakken onder de vorm van uren die geen lesuren zijn doch ermee gelijkgesteld worden, meer bepaald onder de vorm van bijzondere pedagogische taken.

Art. 5.Bij uitbreiding naar een driejarige structuur van de eerste graad, bedoeld in artikel 4, 1), wordt het derde leerjaar geacht zich op het niveau van het tweede leerjaar van desbetreffende eerste graad, dat is opgebouwd uit basisopties, te situeren.

In voorkomend geval : 1) wordt het oriënteringsattest van het eerste respectievelijk het tweede leerjaar vervangen door een attest van regelmatige lesbijwoning hetwelk, onverminderd het in artikel 3, § 2, gestelde, toelating verleent tot het tweede respectievelijk het derde leerjaar in zover dat leerjaar onder toepassing van deze afwijkende regeling valt;2) wordt aan elke leerling, en voor zover nog niet in zijn bezit, op het einde van het eerste leerjaar een getuigschrift van basisonderwijs uitgereikt;3) wordt op het einde van het derde leerjaar een getuigschrift van de eerste graad van het secundair onderwijs uitgereikt tezamen met, naargelang van de beslissing van de delibererende klassenraad, een oriënteringsattest A of B;de toekenning van een oriënteringsattest C vindt in dit leerjaar niet plaats; 4) beslist de delibererende klassenraad van het eerste respectievelijk het tweede leerjaar alsnog om hetzij een oriënteringsattest A hetzij een oriënteringsattest B toe te kennen aan elke leerling die dit leerjaar heeft beëindigd en die vóór het einde van de eerste graad overstapt naar een school of een structuuronderdeel die(dat) niet onder toepassing van deze afwijkende regeling valt;5) wordt voor toepassing van de financierings- en subsidiëringsmechanismen en voor toepassing van de programmatie- en rationalisatienormen het tweede en derde leerjaar van de eerste graad als één geheel beschouwd.

Art. 6.De participerende onderwijsinstellingen en hun inrichtende machten zullen hun medewerking verlenen aan de evaluatie bedoeld in artikel 81 van hetzelfde decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004 en houdt op uitwerking te hebben op 31 augustus 2007.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^