Etaamb.openjustice.be
Wet van 08 juni 2008
gepubliceerd op 16 juni 2008

Wet houdende diverse bepalingen (1)

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2008202046
pub.
16/06/2008
prom.
08/06/2008
ELI
eli/wet/2008/06/08/2008202046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2008. - Wet houdende diverse bepalingen (I) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Financiën HOOFDSTUK I. - Bekrachtiging van een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 109, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde

Art. 2.Het koninklijk besluit van 21 december 2006 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2007, de dag van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK II. - Accijnzen

Art. 3.In artikel 415, § 1, van de programmawet van 27 december 2004 wordt het laatste lid vervangen als volgt : « Worden beschouwd als "bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt", de producten waarvan de producent of de bestemmeling kan vermoeden dat ze, behoudens tegenbewijs, voor dergelijk gebruik worden aangewend. »

Art. 4.In artikel 418, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden na de woorden "De bepalingen inzake controle en verkeer" de volgende woorden ingevoegd : "van hoofdstuk II.- Productie, verwerking en voorhanden hebben en van hoofdstuk III. - Verkeer"; 2° het laatste lid wordt vervangen als volgt : « Worden beschouwd als "bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt", de producten waarvan de producent of de bestemmeling kan vermoeden dat ze, behoudens tegenbewijs, voor dergelijk gebruik worden aangewend.»; 3° § 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor de toepassing van lid 1, c), wordt onder "commercieel bulkvervoer" verstaan het vervoer van onverpakte goederen in containers die een integraal deel uitmaken van het vervoermiddel (wegtankwagens, tankwagons, tankschepen, of daarmee gelijkgestelde vervoermiddelen) of in ISO-tanks.Hiermee wordt gelijkgesteld het vervoer van onverpakte goederen in andere containers met een inhoudsvermogen van meer dan 210 liter. »

Art. 5.Artikel 419 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2005, 10 juni 2006, 7 december 2006 en 25 februari 2007 en de koninklijke besluiten van 14 september 2007 en 29 november 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 419.Bij het in verbruik stellen hier te lande worden elektriciteit en de onderstaande energieproducten onderworpen aan een als volgt vastgesteld tarief van de accijnzen : a) gelode benzine van de GN codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 363,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; b) ongelode benzine van de GN-code 2710 11 49 : i) met een hoog zwavelgehalte en/of aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 363,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii)* met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen, aangevuld met ten minste 7 % vol bio-ethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcohol-volumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; c) ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 : i) onvermengd : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) aangevuld met ten minste 7 % vol bioethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcohol-volumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; d) kerosine van de GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25 : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 294,9933 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 256,8177 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 9,2960 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 1,2040 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere : - accijns : 18,5920 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : zakelijk gebruik : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 8,9738 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere bedrijven : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 17,9475 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 17,9475 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; e) gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 met een zwavelgehalte van meer dan 10 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 119,7063 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 9,2960 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 1,2040 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere : - accijns : 18,5920 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : zakelijk gebruik : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 5 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 4,2427 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere bedrijven : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 8,4854 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 8,4854 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; f) gasolie van de GN code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : * onvermengd : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 104,7063 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * aangevuld met ten minste 5 % vol FAME van de GN-code 3824 90 99 die voldoet aan de NBN-EN-norm 14214 : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 88,8116 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 9,2960 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 1,2040 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere : - accijns : 18,5920 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 2,4080 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : zakelijk gebruik : * de energie-intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 5 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 3,5511 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; * andere bedrijven : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 7,1022 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - controleretributie : 10 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 7,1022 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;

De inwerkingtreding van een tarief van 5,7190 EUR per 1 000 liter bij 15 °C voor de bijdrage op de energie kan worden vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. g) zware stookolie van de GN codes 2710 19 61 tot en met 2710 19 69 : zakelijk gebruik : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (met uitzondering van het gebruik voor de productie van elektriciteit) : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (met uitzondering van het gebruik voor de productie van elektriciteit) : - accijns : 6,50 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 1 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * andere bedrijven (met uitzondering van het gebruik voor de productie van elektriciteit) : - accijns : 13 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 2 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * gebruik voor de productie van elektriciteit : - accijns : 13 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 2 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * niet-zakelijk gebruik : - accijns : 13 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 2 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; h) vloeibaar petroleumgas van de GN codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 18,5920 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 1,9080 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; * andere : - accijns : 37,1840 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 3,8160 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 0 EUR per 1 000 kg; iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : zakelijk gebruik : * de energie-intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : - voor butaan van de GN-code 2711 13 : 0 EUR per 1 000 kg; - voor propaan van de GN-code 2711 12 : 0 EUR per 1 000 kg; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : - voor butaan van de GN-code 2711 13 : 8,5523 EUR per 1 000 kg; - voor propaan van de GN-code 2711 12 : 8,6762 EUR per 1 000 kg; * andere bedrijven : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : - voor butaan van de GN-code 2711 13 : 17,1047 EUR per 1 000 kg; - voor propaan van de GN-code 2711 12 : 17,3525 EUR per 1 000 kg; niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : - voor butaan van de GN-code 2711 13 : 17,1047 EUR per 1 000 kg; - voor propaan van de GN-code 2711 12 : 17,3525 EUR per 1 000 kg; i) aardgas van de GN codes 2711 11 00 en 2711 21 00 : i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); ii) gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling (enkel voor het gebruik bedoeld in artikel 420, § 4, a) en b) ) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); * andere : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); iii) gebruikt als verwarmingsbrandstof : zakelijk gebruik : * de energie-intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0,0942 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); * andere bedrijven : a) de totale jaarlijks geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is gelijk aan of meer dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0,3642 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); b) de totale jaarlijks geleverde hoeveelheid per eindgebruiker is minder dan 976,944 MWh (bovenste verbrandingswaarde) : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0,9889 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); - bijdrage op de energie : 0,9889 EUR per MWh (bovenste verbrandingswaarde); j) kolen, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 en 2704 : - accijns : 0 EUR per 1 000 kg; - bijzondere accijns : 8,6526 EUR per 1 000 kg; - bijdrage op de energie : 3 EUR per 1 000 kg; k) elektriciteit van de GN code 2716 : zakelijk gebruik : - geleverd aan een eindgebruiker aangesloten op het transport- of verdelingsnetwerk waarvan de nominale spanning meer is dan 1 kV, met inbegrip van een eindgebruiker die geïdentificeerd wordt als een met hoogspanning gelijkgestelde afnemer : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh; - geleverd aan een eindgebruiker aangesloten op het transport- of verdelingsnetwerk waarvan de nominale spanning gelijk is aan of minder is dan 1 kV : * de energie intensieve bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 0 EUR per MWh; * de bedrijven met een overeenkomst of een vergunning milieudoelstelling : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 0,9544 EUR per MWh; * andere bedrijven : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 1,9088 EUR per MWh; niet-zakelijk gebruik : - accijns : 0 EUR per MWh; - bijzondere accijns : 0 EUR per MWh; - bijdrage op de energie : 1,9088 EUR per MWh. »

Art. 6.In artikel 420 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 4, derde lid, wordt vervangen als volgt : « Worden niet aangemerkt als zijnde bestemd voor industriële en commerciële doeleinden de brandstoffen gebruikt voor de voeding van motoren van voertuigen - andere dan deze bedoeld onder c) - die dienen voor het vervoer van materieel, machines en voertuigen als bedoeld in het eerste lid.»; 2° het artikel wordt aangevuld met de paragraaf 8, luidende : « § 8.Voor de toepassing van artikel 419, k), moet onder "een met hoogspanning gelijkgestelde afnemer" worden verstaan, een eindgebruiker die wordt gevoed via een zelf gefinancierde geïndividualiseerde kabel vanuit een transformatorcabine die deel uitmaakt van het hoogspanningsnetwerk. Deze klanten worden als dusdanig geïdentificeerd door de netbeheerder. »

Art. 7.In artikel 429 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2005, 10 juni 2006, 7 december 2006, 25 februari 2007 en 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, d), wordt aangevuld met een lid, luidende : « Worden aangemerkt als zijnde begrepen onder de bovenvermelde procédés, alle werkzaamheden vanaf het lossen van de grondstoffen, daaronder begrepen het lossen in de grondstoffenverbrijzelaar, de interne grondstoftransporten binnen de productieafdeling en de behandeling van de ledige verpakkingen en de toevoegstoffen bestemd voor de fabricage, tot het verkrijgen van afgewerkte producten daaronder mede begrepen het vervoer ervan naar een opslagplaats gelegen binnen de productieafdeling en het daar uitvoeren van behandelingen met betrekking tot de opslag en de uitslag uit de stockageplaats;»; 2° in § 1, f), eerste lid, worden de woorden "de luchtvaart, particuliere plezierluchtvaart daaronder begrepen" vervangen door de woorden "andere luchtvaart dan particuliere plezierluchtvaart";3° in § 1, g), wordt het eerste lid vervangen als volgt : « de energieproducten die worden geleverd voor gebruik als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof voor de vaart op communautaire wateren (met inbegrip van de visserij) en niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen, en aan boord van de vaartuigen opgewekte elektriciteit.»; 4° in § 2, g), worden de woorden "particuliere pleziervaartuigen inbegrepen" vervangen door de woorden "en niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen";5° in § 2 wordt de bepaling onder j) opgeheven;6° in § 2, p), wordt het woord "beschermende" vervangen door het woord "beschermde";7° in § 3, a), i), worden de woorden "in het kader van strikte landbouwactiviteiten" opgeheven en worden de woorden "in het kader van strikte landbouwactiviteiten" ingevoegd tussen de woorden "voor verwarmingsdoeleinden" en de woorden ", in deze ruimtes";8° de §§ 4 en 7 worden opgeheven.

Art. 8.Artikel 433 van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden ", en als brandstof voor het aandrijven van motoren van particuliere pleziervaartuigen bedoeld in artikel 429, § 1, g) en § 2, g), voor de vaart op binnenwateren of communautaire wateren.".

Art. 9.Worden bekrachtigd voor de periode waarin ze van toepassing waren : - het koninklijk besluit van 14 september 2007 tot wijziging van de accijnstarieven van gasolie gebruikt als motorbrandstof en tot vaststelling van de inwerkingtreding van het artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005; - het koninklijk besluit van 14 september 2007 tot wijziging van bepaalde accijnstarieven betreffende benzine; - het koninklijk besluit van 29 november 2007 tot wijziging van bepaalde accijnstarieven van gasolie voor de weg.

Art. 10.Opgeheven worden : - het koninklijk besluit van 15 januari 2007 tot vaststelling van een definitie betreffende de energieproducten bestemd om te worden gebruikt als verwarmings- of motorbrandstof; - artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005. HOOFDSTUK III. - Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten

Art. 11.Het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten wordt bekrachtigd met ingang van de datum van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK IV. - Deposito- en Consignatiekas

Art. 12.Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.Elk deposito in effecten of in geld geeft aanleiding tot een inschrijving op rekening bij de Deposito- en Consignatiekas ten gunste van de deponent.

De inschrijving op rekening geldt als rechtstitel tegenover de Deposito- en Consignatiekas.

Aan de deponent wordt een attest van ontvangst van het deposito afgeleverd.

De overdracht en de inpandgeving van het deposito mogen niet tegen de Kas worden ingebracht, indien zij haar niet betekend zijn volgens de bij artikel 32 van dit besluit voorgeschreven vormen. » HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen in verzekeringsaangelegenheden

Art. 13.Dit hoofdstuk zet ondermeer naar Belgisch recht de bepalingen om van Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven. Afdeling 1. - Wijzigingen aan de wet van 21 november 1989 betreffende

de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

Art. 14.In artikel 3, § 1, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De verzekering waarborgt ieder verblijf van het verzekerde motorrijtuig in een andere staat van de Europese Economische Ruimte gedurende de ganse duur van de overeenkomst. In geen geval kan een dergelijk verblijf worden aanzien als een verzwaring of vermindering van het verzekerde risico, noch aanleiding geven tot wijziging van de verzekering. Van zodra het verzekerde motorrijtuig ingeschreven wordt in een andere staat dan België, is de verzekering van rechtswege beëindigd. »

Art. 15.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.§ 1. De verzekeraar geeft aan de verzekeringnemer een bewijs af van het bestaan van de verzekeringsovereenkomst, bedoeld in artikel 2. § 2. Hij overhandigt hem eveneens binnen vijftien dagen na zijn verzoek en na het einde van de overeenkomst een verklaring betreffende de vorderingen die derden gedurende ten minste de laatste vijf jaar van de contractuele verhouding hebben ingediend ten aanzien van het voertuig of de voertuigen door de verzekeringsovereenkomst gedekt of een verklaring betreffende het ontbreken van dergelijke vorderingen. § 3. De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden de bij de voorgaande paragrafen bedoelde documenten worden afgegeven en ingetrokken. Hij kan de vorm ervan bepalen alsook de gegevens die zij moeten vermelden. »

Art. 16.Artikel 19bis- 7 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 augustus 2002, wordt aangevuld met het volgende lid : « Het Fonds zendt aan de Europese Commissie de lijst van de personen of instellingen die zijn vrijgesteld van de verzekeringsverplichting en op wiens naam de voertuigen zijn ingeschreven bedoeld in artikel 19bis -6, § 1, 4°), alsmede de naam en het adres van de overheden en instellingen die belast zijn met de vergoeding bedoeld in artikel 19bis -6, § 1, 5°). »

Art. 17.Artikel 19bis -13, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 augustus 2002, wordt vervangen als volgt : « § 3. In het geval bedoeld bij artikel 19bis -11, § 1, 7°, en wanneer het ongeval zich heeft voorgedaan op het Belgische grondgebied, kan de Koning de verplichtingen van het Fonds beperken tot de vergoeding van de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels.

Evenwel is een dergelijke beperking niet toegelaten wanneer het Fonds vergoedt omwille van aanzienlijk lichamelijk letsel door enige benadeelde opgelopen in een ongeval waarbij materiële schade werd veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig.

Wordt beschouwd als aanzienlijk lichamelijk letsel, een lichamelijk letsel dat, ingevolge het ongeval, ofwel : 1. de dood van de benadeelde;2. een bestendige invaliditeit van 15 % of meer;3. een tijdelijke invaliditeit van een maand of meer;4. een hospitaalopname van zeven dagen of meerheeft veroorzaakt. De Koning kan de voorwaarden, waaronder een lichamelijk letsel als aanzienlijk wordt beschouwd, nader bepalen of de lijst ervan aanvullen.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de gevolgen van de ongevallen die zich hebben voorgedaan voor zijn inwerkingtreding. » Afdeling 2. - Wijzigingen aan de wet van 9 juli 1975 betreffende de

controle der verzekeringsondernemingen

Art. 18.Artikel 2, § 6, 8°, c) van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het voorgaande lid wordt, wanneer een motorrijtuig, bedoeld bij artikel 1 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat wordt verzonden, de lidstaat van bestemming, vanaf de aanvaarding van de levering door de koper, gedurende een periode van dertig dagen beschouwd als de lidstaat waar het risico gelegen is, zelfs indien het motorrijtuig in de lidstaat van bestemming niet officieel is geregistreerd; ».

Art. 19.In artikel 68, § 1, 4°, tweede streepje, van dezelfde wet wordt het vierde lid opgeheven. Afdeling 3. - Wijzigingen aan de wet van 25 juni 1992 op de

landverzekeringsovereenkomst

Art. 20.Artikel 68-8, § 2, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, ingevoegd bij de wet van 21 mei 2003 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 2007/039 van 15 maart 2007, wordt vervangen als volgt : « § 2. De verzekeraar mag het totaal van de vergoedingen die hij zal moeten betalen bij een natuurramp, beperken tot het laagste bedrag van die welke door toepassing van de volgende formules worden verkregen : a) (0,45 x P + 0,05 x S) met een minimum van 2 000 000 EUR;b) (1,05 x 0,45 x P) met een minimum van 2 000 000 EUR; waar : P het incasso is van de premies en bijkomende kosten, zonder commissie en acquisitiekosten voor de waarborgen brand en aanverwante gevaren plus elektriciteit van de eenvoudige risico's, bedoeld in artikel 67, § 2, incasso dat door de verzekeraar gerealiseerd werd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het schadegeval;

S het bedrag is van de vergoedingen te betalen door de verzekeraar voor een natuurramp anders dan een aardbeving dat 0,45 x P overschrijdt.

In het geval van een aardbeving mag de verzekeraar het totaal van de vergoedingen die hij zal moeten betalen beperken tot het laagste bedrag van die welke door toepassing van de volgende formules worden verkregen : a) (1,20 x P + 0,05 x S') met een minimum van 2 000 000 EUR;b) (1,05 x 1,20 x P) met een minimum van 2 000 000 EUR; waar : P is het incasso van de premies en bijkomende kosten, zonder commissie en acquisitiekosten voor de waarborgen brand en aanverwante gevaren plus elektriciteit van de eenvoudige risico's, bedoeld in artikel 67, § 2, incasso dat door de verzekeraar gerealiseerd werd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het schadegeval;

S' het bedrag is van de vergoedingen te betalen door de verzekeraar voor een aardbeving dat 1,20 x P overschrijdt.

Het bedrag van 2 000 000 EUR, bedoeld bij deze paragraaf wordt geïndexeerd overeenkomstig het voorschrift van artikel 19, § 3, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bekendgemaakt. »

Art. 21.Artikel 20 treedt in werking op 1 juli 2008.

TITEL III. - Pensioenen ENIG HOOFDSTUK. - Aanpassing van punt IV van de bijlage bij de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen

Art. 22.In de linkerkolom van punt IV van de bijlage bij de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, vervangen bij de wet van 3 februari 2003 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt D wordt vervangen als volgt : « D.1. Controleurs; 2. Eerstaanwezend controleurs; In de mate dat de titularissen van deze graden met behoud van hun graad uitreikingsdiensten als postman-uitreiker presteren ten gevolge van de implementatie van het project Refocus. »; 2° een punt E, luidend als volgt, wordt toegevoegd : « E.Alle statutaire personeelsleden van De Post die, krachtens de functieclassificatie, benoemd zijn in de functies van "uitreiker" en "uitreiker algemene dienst", in de mate dat zij uitreikingsdiensten presteren. »

Art. 23.Artikel 22, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2006 en artikel 22, 2°, met ingang van 1 januari 2007.

TITEL IV. - Volksgezondheid HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wetgeving met het oog op de bevordering van de patiëntenmobiliteit

Art. 24.Artikel 6 van de wet van 4 juni 2007 tot wijziging van de wetgeving met het oog op de bevordering van de patiëntenmobiliteit wordt vervangen als volgt "Deze wet of afzonderlijke bepalingen ervan treden in werking op een door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te bepalen datum en uiterlijk op 1 juli 2009." HOOFDSTUK II. - Geneeskundige Commissies

Art. 25.In artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1974, 6 april 1995, 25 januari 1999 en 13 december 2006, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 2°, b), derde lid, wordt het woord "herhaalbaar" vervangen door de woorden "herhaalbaar zo vaak als nodig";2° in § 1, 2°, b), vierde lid, wordt het woord "herhaalbaar" vervangen door de woorden "herhaalbaar zo vaak als nodig";3° in § 4, tweede lid, worden de woorden "dat schorsend is" opgeheven. HOOFDSTUK III. - Verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen Afdeling 1. - Medische zuurstof

Art. 26.In artikel 35bis, § 16, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de zinnen "Uiterlijk op 31 december 2007 bevestigt de Koning de lijst van de op 1 januari 2008 vergoedbare medische zuurstof en van de vergoedbare medische hulpmiddelen die gebruikt worden in het kader van zuurstoftherapie. Met ingang van 1 januari 2008 kan de Koning deze lijst wijzigen." vervangen door de zinnen "De Koning bevestigt op een nader te bepalen datum de lijst van de vergoedbare medische zuurstof en van de vergoedbare medische hulpmiddelen die gebruikt worden in het kader van zuurstoftherapie.

Met ingang van die te bepalen datum kan de Koning deze lijst wijzigen." Afdeling 2. - Wijziging artikelen 35bis, § 10, 73 en 146bis, § 1,

van de wet van 14 juli 1994

Art. 27.In artikel 35bis, § 10, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 13 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "die onderworpen zijn aan specifieke vergoedingsvoorwaarden," opgeheven;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De minister wijst, hetzij op voorstel van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, hetzij na het advies van de nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen te hebben ingewonnen, op eigen initiatief, de therapeutische klassen of subklassen aan van de farmaceutische specialiteiten of groepen van farmaceutische specialiteiten, die hiervoor in aanmerking komen en past de lijst van de vergoedbare specialiteiten aan, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde procedures.»; 3° het vierde lid wordt opgeheven.

Art. 28.In artikel 73 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en de wetten van 27 december 2005 en 13 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, worden de woorden "ingesteld bij het koninklijk besluit van 6 december 1994" vervangen door de woorden "ingesteld op basis van artikel 19";2° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 3.De aanbevelingen van goede medische praktijk en de indicatoren bedoeld in § 2, eerste lid, worden gedefinieerd op eigen initiatief door de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie.

De in § 2, tweede lid, bedoelde aanbevelingen vastgesteld door de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, worden op verzoek van deze laatste of op vraag van de minister, binnen de termijn die hij bepaalt, voorgesteld door een drieledige werkgroep, in gelijke delen samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de artsen, in de zin van artikel 211, § 1, de verzekeringsinstellingen en de wetenschappelijke organisaties. De samenstelling van deze werkgroep kan zo nodig aangepast worden, naar gelang de aard en de specificiteiten van de uit te vaardigen aanbevelingen, met eerbiediging echter van het principe van de drieledige samenstelling.

De aanbevelingen, voorbereid door de drieledige werkgroep, vermelden eveneens de elementen waarover de zorgverlener moet beschikken, opdat de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle volgens de procedure bedoeld in 146bis, zou kunnen nagaan of de desbetreffende farmaceutische specialiteiten voorgeschreven werden conform de voornoemde aanbevelingen, de geldigheidsduur van deze elementen, de omstandigheden waarin deze moeten vernieuwd worden, alsook de elementen die het voortzetten van een behandeling eerder aangevat door een andere zorgverlener rechtvaardigen.

De voorstellen van aanbevelingen van deze werkgroep worden niet voorgesteld aan de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, wanneer ze bij unanimiteit verworpen worden door de leden van één van de drie betrokken partijen. De verwerping moet gemotiveerd worden.

De Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen kan hetzij het voorstel uitgewerkt door de werkgroep goedkeuren, hetzij dit verwerpen op basis van een gemotiveerd advies. Ingeval het voorstel wordt verworpen informeert het de werkgroep die hetzij een nieuw voorstel formuleert, hetzij zich hiervan onthoudt.

Het Comité voor evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen definieert, op eigen initiatief of op voorstel van de minister, de indicatoren en de drempels bedoeld in § 2, tweede lid. »

Art. 29.In artikel 146bis, § 1, ingevoegd bij de wet van 13 december 2006, wordt tussen het vijfde en het zesde lid het volgende lid ingevoegd luidende : « Voor de toepassing van leden 8 en 9 alsook van de artikelen 73bis, 6°, en 142, § 1, 6°, betreft de controle van de elementen, bedoeld in artikel 73, § 3, derde lid, enkel de voorschriften afgeleverd vanaf de begindatum van de monitoring. » TITEL V. - Sociale zaken HOOFDSTUK I. - Sociale zekerheid Afdeling 1. - Uitvoering van het IPA Niet-recurrente

resultaatsgebonden voordelen

Art. 30.Artikel 38, § 3novies, vierde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 21 december 2007, wordt vervangen als volgt : « De bijdrage wordt door de werkgever betaald aan de instelling belast met de inning van de sociale-zekerheidsbijdragen, binnen dezelfde termijnen en onder dezelfde voorwaarden als de socialezekerheidsbijdragen voor de werknemers. »

Art. 31.Artikel 30 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008. Afdeling 2. - Kinderbijslag

Art. 32.Artikel 15 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 oktober 1960 en door de wetten van 29 april 1996, 10 juni 1998 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld met het volgende lid : « De derde bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, is in de plaats van de werkgever onderworpen aan de bepalingen van dit artikel als hij de integrale bezoldiging van de werknemer uitkeert en in de plaats gesteld wordt van de werkgever voor het vervullen van alle verplichtingen betreffende deze bezoldiging bepaald door het eerder vermelde besluit. » HOOFDSTUK II. - Beroepsherinschakeling

Art. 33.In de artikelen 77, 87, 88 en 90, van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling, worden de woorden "twee jaar" vervangen door de woorden "vier jaar". HOOFDSTUK III. - Betere invordering van de socialezekerheidsbijdragen van werknemers

Art. 34.Artikel 41quater, § 3, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Wanneer de in § 1 bedoelde akte verleden is, geldt de in § 2 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar van de inninginstelling van socialezekerheidsbijdragen en geldt als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is deze bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen.

Onverminderd de rechten van derden, is de notaris, wanneer de in § 1 bedoelde akte verleden is, gehouden, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek, de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar van de inninginstelling in handen van de inninginstelling van de socialezekerheidsbijdragen te storten, uiterlijk de achtste werkdag die volgt op het verlijden van de akte, ten belope van het bedrag van de schuldvorderingen waarvan hij in kennis werd gesteld in uitvoering van § 2.

Daarenboven, indien de aldus voor beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal der sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, de inninginstellingen van de bijdragen daarover inlichten, uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte : 1° door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, via de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;2° door elk ander middel waardoor de informatie kan worden ondertekend en waardoor de verzending ervan een vaste dagtekening bekomt, wanneer de informatie niet overeenkomstig 1° kan worden verzonden. Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of de inschrijving van de akte niet tegen de inninginstellingen van socialezekerheidsbijdragen ingeroepen worden, indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen acht werkdagen na de verzending van de in het vorige lid bedoelde inlichting.

Zijn zonder uitwerking ten opzichte van de schuldvorderingen van de inninginstellingen van socialezekerheidsbijdragen die ter uitvoering van § 2 ter kennis werden gegeven, alle niet-ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in het tweede lid van de huidige paragraaf voorziene termijn beslag wordt gelegd of verzet wordt aangetekend. » TITEL VI. - Economie en Zelfstandigen HOOFDSTUK I. - Intellectuele eigendom Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het

auteursrecht en de naburige rechten

Art. 35.In artikel 57 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, gewijzigd bij de wet van 22 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° aan de instellingen die door de overheid officieel erkend en gesubsidieerd worden met het oog op de bewaring van geluidsmateriaal of audiovisueel materiaal.De vergoeding wordt enkel terugbetaald voor de dragers die zijn bestemd om geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal te bewaren en ter plaatse beluisterd of bekeken te worden; »; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 36.In artikel 79bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 80 en 82" telkens vervangen door de woorden "in artikel 80";2° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om van de uitzonderingen bepaald in artikel 21, § 2, in artikel 22, § 1, 4°, 4°bis, 4°ter, 4°quater, 8°, 10°, 11° en 13°, in artikel 22bis, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, en in artikel 46, 3°bis, 3°ter, 7°, 9°, 10° en 12°, te kunnen genieten mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.».

Art. 37.Artikel 81 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 mei 2005 en 15 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 81.De misdrijven bepaald in de artikelen 79bis, § 1, 79ter en 80 worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 100 000 EUR of met een van die straffen alleen. In geval van herhaling binnen vijf jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde inbreuk, worden de opgelopen straffen op het dubbele van het maximum gebracht. ». Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 31 augustus 1998 houdende

omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken

Art. 38.In artikel 13 van de wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid, wordt het woord "bewust" vervangen door de woorden "met kwaadwillig of bedrieglijk opzet";2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Wanneer de aan de rechtbank voorgelegde feiten het voorwerp uitmaken van een vordering tot staking met toepassing van artikel 12sexies, kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.»

Art. 39.In artikel 14 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 mei 2007, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De in de artikelen 12bis, § 1, 12ter en 13 bepaalde misdrijven worden gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaren en met geldboete van 100 euro tot 100 000 euro of met een van die straffen alleen. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten

Art. 40.§ 1. In artikel 34, eerste lid, van de wet van 26 juni 1963 tot instelling van een Orde van architecten, gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1998 en 15 februari 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepalingen onder a), b) en c) worden de woorden "vier jaar" vervangen door de woorden "zes jaar";2° in de bepaling onder d) worden de woorden "voor een termijn van zes jaar" ingevoegd tussen de woorden "door de Koning" en "benoemd onder de";3° in de bepaling onder e) worden de woorden "voor een termijn van vier jaar benoemd onder de architecten ambtenaar of beambte in overheidsdienst" vervangen door de woorden "voor een termijn van zes jaar benoemd onder de architecten ambtenaar die niet bedoeld zijn in b) ". § 2. In artikel 34, tweede lid, van dezelfde wet, de woorden "en een plaatsvervangend rechtskundig bijzitter" vervangen door de woorden "en meerdere plaatsvervangende rechtskundige bijzitters". § 3. In artikel 34, derde lid, van dezelfde wet, de woorden "Hij wordt gekozen" vervangen door de woorden "Zij worden gekozen".

In hetzelfde lid worden de woorden "Hij heeft" vervangen door de woorden "Ze hebben". § 4. Artikel 34, vierde lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 41.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.De mandaten van de gewone en plaatsvervangende leden van de Provinciale Raden van de Orde die werden verkozen in 2003 nemen een einde op 31 december 2008.

De Provinciale Raden worden voor de helft vernieuwd met ingang op 1 januari 2009 en vervolgens zoals aangegeven in artikel 11, tweede lid.

Vanaf de verkiezingen in 2008 nemen de mandaten een aanvang op 1 januari van het daaropvolgende jaar. »

Art. 42.Artikel 56 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 56.De mandaten van de leden van de Nationale Raad bedoeld onder artikel 34, eerste lid, a), wiens mandaat een aanvang nam in 2007, vervallen één jaar later. » HOOFDSTUK III. - Bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 102 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen

Art. 43.Het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding en wat betreft artikel 67, met ingang van 27 april 2007.

Art. 44.De artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen met het oog op het omzetten van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, worden bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van hun inwerkingtreding.

Art. 45.De artikelen 3 en 4 van hetzelfde besluit worden bekrachtigd met ingang van 27 april 2007, de dag van hun inwerkingtreding en bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 46.De artikelen 15 tot 19 van het koninklijk besluit van 26 april 2007 tot organisatie van het toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende het tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren, worden bekrachtigd met ingang van 27 april 2007, de dag van hun inwerkingtreding.

Art. 47.Hetzelfde besluit, met uitzondering van de artikelen 15 tot 19, wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 48.Het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende coördinatie van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 49.Het koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 50.De artikelen 11 en 13, § 2, van het koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren, worden bekrachtigd met ingang van 1 januari 2008, de dag van hun inwerkingtreding.

Art. 51.Hetzelfde besluit, met uitzondering van de artikelen 11 en 13, § 2, wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 52.Het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende benoeming van leden van de Tuchtcommissie bij het Instituut van de Bedrijfsrevisoren bedoeld in artikel 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 53.Het koninklijk besluit van 30 april 2007 houdende benoeming van leden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling bedoeld in artikel 44, § 5, van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, wordt bekrachtigd met ingang van 15 mei 2007, de dag van zijn inwerkingtreding.

Art. 54.Het koninklijk besluit van 7 juni 2007 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren wordt bekrachtigd met ingang van 31 augustus 2007, de dag van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen

Art. 55.In artikel 6, vierde lid, van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen wordt het woord "tien" vervangen door het woord "zeven".

Art. 56.In artikel 8, § 2, van dezelfde wet wordt het woord "tien" vervangen door het woord "zeven". HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen

Art. 57.Artikel 12, § 2, van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen wordt vervangen als volgt : « § 2. In afwijking van § 1 zijn alleen verschillen gegrond op de respectieve levensverwachtingen van mannen en vrouwen toegelaten.

In afwijking van het eerste lid maken pensioentoezeggingen geen onderscheid tussen mannen en vrouwen bij de bepaling van het niveau van de persoonlijke bijdragen.

In afwijking van het eerste lid maken de pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen geen onderscheid tussen mannen en vrouwen bij de bepaling van het niveau van de bijdragen.

Verschillen die voortvloeien uit het eerste lid, zijn toegelaten in hoofde van zowel de inrichter van de aanvullende regeling voor sociale zekerheid als de pensioen- of verzekeringsinstelling die deze regeling uitvoert.

Wat de dienstjaren gepresteerd na 17 mei 1990 betreft, mag de in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid bedoelde pensioentoezegging geen enkel ander direct onderscheid op grond van geslacht inhouden dan die welke toegelaten zijn krachtens het eerste lid.

In overeenstemming met het vorige lid, levert het directe onderscheid op grond van geslacht in de in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid bedoelde pensioentoezegging, met betrekking tot dienstjaren gepresteerd tot en met 17 mei 1990, geen ongeoorloofd onderscheid op in strijd met artikel 45 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. » HOOFDSTUK VI. - Betere invordering van de socialezekerheidsbijdragen van de zelfstandigen

Art. 58.In artikel 23ter, § 3, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht 1° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde akte verleden is, geldt de in § 2 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar van de inninginstelling van socialezekerheidsbijdragen en geldt als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is deze bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen.

Onverminderd de rechten van derden, is de notaris, wanneer de in § 1 bedoelde akte verleden is, gehouden, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek, de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de schuldenaar van de inninginstelling in handen van de inninginstelling van de socialezekerheidsbijdragen te storten, uiterlijk de achtste werkdag die volgt op het verlijden van de akte, ten belope van het bedrag van de schuldvorderingen waarvan hij in kennis werd gesteld in uitvoering van § 2.

Daarenboven, indien de aldus voor beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal der sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, de inninginstellingen van de bijdragen daarover inlichten, uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte : 1° door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;2° door elk ander middel waardoor de informatie kan worden ondertekend en waardoor de verzending ervan een vaste dagtekening bekomt, wanneer de informatie niet overeenkomstig 1° kan worden verzonden. Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of de inschrijving van de akte niet tegen de inninginstellingen van sociale-zekerheidsbijdragen ingeroepen worden, indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen acht werkdagen na de verzending van de in het vorige lid bedoelde inlichting.

Zijn zonder uitwerking ten opzichte van de schuldvorderingen van de inninginstellingen van socialezekerheidsbijdragen die ter uitvoering van § 2 ter kennis werden gegeven, alle niet-ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in het tweede lid voorziene termijn beslag wordt gelegd of verzet wordt aangetekend. »; 2° in § 4, worden de woorden "de in § 3, derde lid, bedoelde termijn" vervangen door de woorden "de in § 3, vierde lid, bedoelde termijn". TITEL VII. - Werk HOOFDSTUK I. - Arbeidsongevallen Afdeling 1. - Notie belangrijkste kostwinner

Art. 59.Artikel 20bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 285 van 31 maart 1984, wordt aangevuld met het volgende lid : « De getroffene wordt als de belangrijkste kostwinner beschouwd wanneer het gedeelte van zijn inkomen dat effectief diende als bijdrage, zowel in geld als in natura, in het onderhoud van de bloedverwanten in opgaande lijn op het ogenblik van het ongeval meer bedroeg dan het geglobaliseerd inkomen van de bloedverwanten in opgaande lijn, waarin de bijdrage, zowel in geld als in natura, van de getroffene niet is begrepen. Bij de vaststelling van de financiële bijdrage, zowel in geld als in natura, van de getroffene worden de kosten voor zijn eigen onderhoud niet in aanmerking genomen. » Afdeling 2. - Intresten op medische kosten

Art. 60.Artikel 41 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 41.De vergoeding voor begrafeniskosten bedoeld in artikel 10 wordt in de maand die volgt op het overlijden uitbetaald aan de persoon die deze kosten ten laste heeft genomen. Bij ontstentenis van betaling binnen deze termijn, zijn er van rechtswege verwijlintresten verschuldigd op deze vergoeding.

De overbrengingskosten bedoeld in artikel 11 en de kosten bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk, met uitzondering van de bijkomende vergoeding bedoeld in artikel 28bis, derde lid, worden terugbetaald aan de persoon die deze kosten heeft gedragen, binnen twee maanden na de dag van ontvangst van de bewijsstukken, en brengen van rechtswege verwijlintresten op vanaf deze dag in geval van niet-betaling binnen de opgelegde termijn. »

Art. 61.In artikel 42, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden "deze wet" vervangen door de woorden "dit artikel". Afdeling 3. - Inwerkingtreding

Art. 62.Onderhavig hoofdstuk treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De bepaling van artikel 59 is van toepassing op de arbeidsongevallen overkomen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK II. - Bouwsector

Art. 63.Artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, gewijzigd bij de programmawet van 9 juli 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.§ 1. In de ondernemingen bedoeld in artikel 1, kunnen de grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 130 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of kan een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur toegekend worden.

Bij ontstentenis van de in het vorige lid bedoelde keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend.

De toekenning van inhaalrustdagen gebeurt in onderling overleg binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden, naar rato van één rustdag per acht bijkomend gepresteerde uren. In geval er inhaalrustdagen worden toegekend, worden de bijkomend gepresteerde uren, in afwijking van de bepalingen van artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, betaald op het ogenblik dat de inhaalrust wordt toegekend.

Voor de in het eerste lid bedoelde overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur dient de werkgever vooraf het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging te verkrijgen. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging wordt de Voorzitter van het Paritair Comité geïnformeerd. § 2. In afwijking van het verbod op zaterdagwerk bedoeld in artikel 4, 2°, van de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken en onverminderd andere bepalingen genomen krachtens een wet, die zaterdagwerk mogelijk maken, kan er in de ondernemingen bedoeld in artikel 1, op zaterdag gewerkt worden gedurende 64 uren per kalenderjaar per arbeider.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren op zaterdag werden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden. Er wordt een loontoeslag van 50 % toegekend per uur gepresteerd op zaterdag, ongeacht of er gekozen wordt voor de toekenning van inhaalrustdagen of niet. Indien de arbeider voor de toekenning van inhaalrustdagen kiest wordt deze loontoeslag betaald op het ogenblik van het verrichten der prestaties en het normale loon, in afwijking van de bepalingen van artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, op het ogenblik van het nemen van de inhaalrust. Het aantal uren gepresteerd op zaterdag komt in mindering van het aantal uren bepaald in § 1, eerste lid.

De gevallen waarin op zaterdag kan gewerkt worden, zijn : 1° de werken die op geen enkel ander ogenblik kunnen uitgevoerd worden;2° de werken waarbij de gelijktijdige uitvoering van bouwactiviteiten en andere activiteiten op dezelfde plaats risico's inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de werknemers of derden;3° de werken die om technische redenen niet combineerbaar zijn met andere activiteiten. Voor het werken op zaterdag is het akkoord vereist van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging, kan er op zaterdag gewerkt worden mits de werkgever een protocol van toetreding tot de regeling ondertekent samen met minstens één arbeider. Dit protocol moet medeondertekend worden door de gewestelijke vakbondssecretarissen indien aanwezig in het gewest, van wie de handtekening rechtstreeks of na tussenkomst van de lokale beroepsorganisatie wordt bekomen. De gewestelijke vakbondssecretarissen beschikken over een termijn van veertien dagen om het protocol te ondertekenen dan wel hun weigering kenbaar te maken.

In geval van weigering wordt via plaatselijk overleg getracht een verzoening te bereiken. Bij het uitblijven van een oplossing na uitputting van het plaatselijk overleg, maakt de meest gerede partij het geschil aanhangig bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Het protocol van toetreding tot de regeling is geldig voor de duur van één jaar en wordt behoudens protest stilzwijgend hernieuwd.

Het werken op zaterdag gebeurt steeds op vrijwillige basis. De vrijwilligheid van de arbeider moet vastgesteld worden in een schriftelijk akkoord uiterlijk op het tijdstip van de aanvang der werkzaamheden, ondertekend door de arbeider en de werkgever. Dit schriftelijk akkoord wordt bewaard op de bouwplaats. » HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen Afdeling 1. - Wijziging van artikel 47 van de wet van 24 december 1999

ter bevordering van de werkgelegenheid

Art. 64.In artikel 47 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 9 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, vierde lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° het aantal dagen dat het verplichte aantal jongeren niet werd tewerkgesteld en/of het aantal dagen dat de aanwerving van jongeren door het ontslag van personeel werd gecompenseerd, uitgedrukt in kalenderdagen, dus met inbegrip van zon- en feestdagen;»; 2° § 1, vierde lid, 2°, wordt aangevuld als volgt : « , uitgedrukt in voltijdse equivalenten »;3° in § 4, derde lid, wordt het woord "1quater," ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 1ter," en de woorden "2, 3, 8, 9 en 13". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 7 januari 1958 betreffende de

Fondsen voor Bestaanszekerheid

Art. 65.In de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor Bestaanszekerheid, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 18 december 1968 en 15 juli 1970 en bij koninklijk besluit van 1 maart 1971, bij de wetten van 22 december 1989, 8 juli 1991, 23 maart 1994, 13 februari 1998, 26 juni 2000 en 25 april 2007, wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 5bis.- De Fondsen voor bestaanszekerheid waarborgen dat de voordelen die zij toekennen kosteloos zijn voor de rechthebbenden.

Geen enkele kost mag op enigerwijze ten laste van de rechthebbende worden gelegd. »

Art. 66.Artikel 16 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor Bestaanszekerheid, gewijzigd bij de wetten van 18 december 1968 en 26 juni 2000, wordt aangevuld als volgt : « 3° de Fondsen voor bestaanszekerheid en hun beheerders die artikel 5bis overtreden. » Afdeling 3. - Aanpassing van artikel 2, § 3, 1°, eerste lid, van de

wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités

Art. 67.In artikel 2, § 3, 1°, eerste lid, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, gewijzigd door de wetten van 17 juni 1991, 19 juli 2001, 24 december 2002, 20 juli 2005 en 3 juni 2007 en de koninklijk besluiten van 16 juni 1994, 7 april 1995, 19 december 1996 en 23 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "en" dat voorafgaat aan de termen "van de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten" wordt geschrapt;2° het wordt aangevuld met de woorden : « en van de naamloze vennootschappen van publiek recht "Brussels South Charleroi Airport-Security" en "Liège-Airport-Security" ». Afdeling 4. - Aanpassing van artikel 1, § 3, van de wet van 19

december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Art. 68.Artikel 1, § 3, 2°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, opgeheven door de wet van 21 december 1994, wordt hersteld in de volgende opstelling : « 2° van de naamloze vennootschappen van publiek recht "Brussels South Charleroi Airport-Security" en "Liège Airport-Security" ». Afdeling 5. - Fonds voor sluiting van de ondernemingen Bekrachtiging

van het koninklijk besluit van 3 juli 2005

Art. 69.Het koninklijk besluit van 3 juli 2005 betreffende de inwerkingtreding van de artikelen 81 en 82 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen wordt bekrachtigd.

Art. 70.Artikel 69 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2005.

TITEL VIII. - Justitie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden

Art. 71.Artikel 57 van de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden wordt vervangen als volgt : «

Art. 57.De vonnissen houdende verklaring van afwezigheid gewezen met toepassing van de oude artikelen 115 tot 119 van het Burgerlijk Wetboek en de vonnissen gewezen met toepassing van de oude artikelen 112 en 113 van het Burgerlijk Wetboek kunnen, na verloop van een termijn van vijf jaar na de uitspraak, bij vonnis omgezet worden in een verklaring van afwezigheid zoals bedoeld in deze wet. »

Art. 72.Artikel 71 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2007. HOOFDSTUK II. - Wijziging van artikel 365-1, 3°, van het Burgerlijk Wetboek

Art. 73.In artikel 365-1 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt de bepaling onder 3° aangevuld met de volgende zin : « De inachtneming van de in de artikelen 361-3 en 361-4 bedoelde voorwaarden wordt door de bevoegde gemeenschap bevestigd. »

Art. 74.Artikel 73 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005. HOOFDSTUK III. - Wijziging van het Wetboek van vennootschappen onder meer ingevolge de richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen

Art. 75.In artikel 698, § 1, van het Wetboek van vennootschappen worden de woorden "of een coöperatieve vennootschap" vervangen door de woorden ", een coöperatieve vennootschap, een commanditaire vennootschap, of een vennootschap onder firma".

Art. 76.In artikel 711, § 1, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of een coöperatieve vennootschap" vervangen door de woorden ", een coöperatieve vennootschap, een commanditaire vennootschap, of een vennootschap onder firma".

Art. 77.In Boek XI van hetzelfde Wetboek wordt een titel Vbis ingevoegd, luidende : « TITEL Vbis. - Bijzondere regels inzake grensoverschrijdende fusies en gelijkgestelde verrichtingen HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling I. - Inleidende bepaling

Art. 772/1.De bepalingen inzake fusie van dit boek zijn van toepassing, behoudens de volgende afwijkende bepalingen.

Zijn uitgesloten van de toepassing van deze titel : - de openbare beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal als bedoeld in de artikelen 10 en 14 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; - vennootschappen die in vereffening zijn. Afdeling 2. - Vergoeding van de inbreng

Artikel 772/2.De grensoverschrijdende fusie vindt rechtsgeldig plaats niettegenstaande de opleg in geld van meer dan een tiende van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de uitgereikte aandelen of deelbewijzen van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap, op voorwaarde dat de wetgeving waaronder ten minste één van de bij de fusie betrokken buitenlandse vennootschappen valt het toelaat. Afdeling 3. - Rechtsgevolgen van grensoverschrijdende fusie

Art. 772/3.De grensoverschrijdende fusie heeft met ingang van de datum bedoeld in artikel 772/14 de rechtsgevolgen bepaald in artikel 682, met uitzondering van het eerste lid, 1°, laatste zin van voornoemd artikel. Afdeling 4. - Tegenwerpelijkheid van de grensoverschrijdende fusie

Art. 772/4.Onverminderd de toepassing van artikel 683, worden de rechten en de verplichtingen van de fuserende vennootschappen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of dienstverbanden, en die bestaan op de datum bedoeld in artikel 772/14, door het van kracht worden van die grensoverschrijdende fusie op de datum daarvan op de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap overgedragen.

De formaliteiten die voortvloeien uit dit artikel worden verricht door de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap. Afdeling 5. - Nietigheid van de grensoverschrijdende fusie

Art. 772/5.Een overeenkomstig artikel 772/14 van kracht geworden grensoverschrijdende fusie kan niet nietig worden verklaard. HOOFDSTUK II. - Te volgen procedure bij grensoverschrijdende fusie van vennootschappen

Art. 772/6.De bestuursorganen van de te fuseren vennootschappen stellen bij authentieke of bij onderhandse akte een gemeenschappelijk fusievoorstel op.

In het fusievoorstel worden ten minste vermeld : a) de rechtsvorm, de naam, het doel en de statutaire zetel van de fuserende vennootschappen, alsmede de voorgenomen rechtsvorm, naam, doel en statutaire zetel van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;b) de ruilverhouding van de aandelen of deelbewijzen in het maatschappelijk kapitaal en, in voorkomend geval, het bedrag van de opleg in geld;c) de wijze van uitreiking van de aandelen of deelbewijzen in het maatschappelijk kapitaal van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;d) de waarschijnlijke gevolgen van de fusie voor de werkgelegenheid;e) de datum vanaf welke deze aandelen of deelbewijzen in het maatschappelijk kapitaal recht geven in de winst te delen, alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;f) de datum vanaf welke de handelingen van de fuserende vennootschappen boekhoudkundig worden geacht voor rekening van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap te zijn verricht;g) de rechten die de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap aan de vennoten met bijzondere rechten en aan de houders van effecten anders dan aandelen of deelbewijzen in het maatschappelijk kapitaal toekent, of de jegens hen voorgestelde maatregelen;h) ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen die het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie onderzoeken alsmede aan de leden van organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van, of het toezicht of de controle op de fuserende vennootschappen;i) de statuten van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;j) in voorkomend geval, informatie over de procedures volgens welke, overeenkomstig de maatregelen welke de Koning neemt in uitvoering van artikel 16 van richtlijn 2005/56/EG, regelingen worden vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop de werknemers bij de vaststelling van hun medezeggenschapsrechten in de uit de fusie ontstane vennootschap worden betrokken;k) informatie over de evaluatie van de activa en de passiva die overgaan naar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;l) data van de rekeningen van de fuserende vennootschappen die worden gebruikt om de voorwaarden voor de grensoverschrijdende fusie vast te stellen. Voor het fusievoorstel van de met fusie door overneming gelijk gestelde verrichting, zijn b), c) en e) niet van toepassing.

Art. 772/7.Het fusievoorstel moet door elke vennootschap die bij de fusie betrokken is, uiterlijk zes weken voor de algemene vergadering die over de fusie moet besluiten, ter griffie van de rechtbank van koophandel waar hun maatschappelijke zetel is gevestigd, worden neergelegd, en bij uittreksel bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74.

Ten minste onderstaande gegevens worden bekendgemaakt : a) de rechtsvorm, de naam en de statutaire zetel van iedere fuserende vennootschap;b) het rechtspersonenregister en het ondernemingsnummer, of voor buitenlandse vennootschappen het register waarbij voor elke fuserende vennootschap de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 68/151/EEG bedoelde akten zijn neergelegd, alsmede het nummer van inschrijving in dat register;c) vermelding voor elke fuserende vennootschap van de regelingen volgens welke de rechten van de schuldeisers en, in voorkomend geval, van de minderheidsvennoten van de fuserende vennootschappen worden uitgeoefend, alsmede van het adres waar kosteloos volledige inlichtingen betreffende die regelingen kunnen worden verkregen.

Art. 772/8.In elke vennootschap stelt het bestuursorgaan een omstandig schriftelijk verslag op bestemd voor de vennoten waarin de stand van het vermogen van de te fuseren vennootschappen wordt uiteengezet en waarin tevens uit een juridisch en economisch oogpunt worden toegelicht en verantwoord : de wenselijkheid van de fusie, de voorwaarden en de wijze waarop ze zal geschieden en de gevolgen voor de vennoten, de schuldeisers en de werknemers ervan, de methoden volgens welke de ruilverhouding van de aandelen of deelbewijzen is vastgesteld, het betrekkelijk gewicht dat aan deze methoden wordt gehecht, de waardering waartoe elke methode komt, de moeilijkheden die zich eventueel hebben voorgedaan en de voorgestelde ruilverhouding.

De vennoten en de vertegenwoordigers van de werknemers of, indien er geen vertegenwoordigers zijn, de werknemers zelf, hebben het recht uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, in de zetel van de vennootschap kennis te nemen van het in het eerste lid bedoelde verslag.

Indien de organisaties ter vertegenwoordiging van de werknemers in de schoot van de ondernemingsraad tijdig aan het bestuursorgaan een advies formuleren in het kader van de informatie voorzien in artikel 11 van de CAO nr. 9 van 9 maart 1972, wordt dit advies aan het in het eerste lid bedoelde verslag gehecht.

Art. 772/9.§ 1. In elke vennootschap wordt een schriftelijk verslag over het fusievoorstel opgesteld hetzij door de commissaris, hetzij, wanneer er geen commissaris is, door een bedrijfsrevisor of door een externe accountant, die de bestuurders of de zaakvoerders hebben aangewezen.

De commissaris, de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant moet in het bijzonder verklaren of de ruilverhouding naar zijn mening al dan niet relevant en redelijk is.

In deze verklaring moet ten minste worden aangegeven : 1° volgens welke methoden de voorgestelde ruilverhouding is vastgesteld;2° of deze methoden in het gegeven geval passen en tot welke waardering elke gebruikte methode leidt;tevens moet een oordeel worden gegeven over het betrekkelijke gewicht dat bij de vaststelling van de in aanmerking genomen waarde aan deze methoden is gehecht.

In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die er eventueel bij de waardering zijn geweest.

De commissaris, de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant mogen van de vennootschappen die bij de fusie betrokken zijn, verlangen dat hun alle informatie wordt verstrekt die zij nodig achten.

Wanneer het verslag betrekking heeft op een overnemende vennootschap die de rechtsvorm heeft van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, van een Europese vennootschap, of van een naamloze vennootschap, zijn de artikelen 313, 423 of 602 niet van toepassing. § 2. Bij wijze van alternatief voor het inschakelen van de commissaris, de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant die voor elk van de fuserende vennootschappen optreden, kan het onderzoek van het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie worden verricht door één of meer commissarissen, aangewezen bedrijfsrevisoren of externe accountants die daartoe op gezamenlijk verzoek van deze vennootschappen zijn aangewezen dan wel goedgekeurd door de voorzitter van de rechtbank van koophandel, overeenkomstig artikel 588, 17°, van het Gerechtelijk Wetboek. Deze onafhankelijke deskundige(n) stel(l)t(en) één voor alle vennoten bestemd verslag op. § 3. Indien alle vennoten in elke bij de grensoverschrijdende fusie betrokken vennootschap hiermee hebben ingestemd, is noch het onderzoek van het gemeenschappelijke voorstel voor een grensoverschrijdende fusie door de commissaris, de aangewezen bedrijfsrevisor of externe accountant, noch het verslag waarvan sprake in de eerste paragraaf vereist. § 4. Voor de met grensoverschrijdende fusie gelijkgestelde verrichting wordt het verslag waarvan sprake in de eerste paragraaf niet vereist.

Art. 772/10.§ 1. In elke vennootschap worden het fusievoorstel en de verslagen bedoeld in de artikelen 772/8 en 772/9, alsmede de mogelijkheid voor de aandeelhouders en vennoten om de genoemde stukken kosteloos te verkrijgen, vermeld in de agenda van de algemene vergadering die zich over het fusievoorstel moet uitspreken. § 2. Iedere vennoot heeft tevens het recht uiterlijk een maand voor de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, in de zetel van de vennootschap kennis te nemen van de volgende stukken : 1° het fusievoorstel;2° de in de artikelen 772/8 en 772/9 bedoelde verslagen;3° de jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren van elk van de vennootschappen die bij de fusie betrokken is;4° wat de naamloze vennootschappen betreft, de commanditaire vennootschappen op aandelen, de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, de Europese vennootschappen en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, de verslagen van de bestuurders, van de leden van de directieraad, van de leden van de raad van toezicht of van de zaakvoerders en de verslagen van de commissarissen over de laatste drie boekjaren;5° indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het fusievoorstel is afgesloten : een boekhoudkundige staat afgesloten binnen drie maanden voor de datum van dat voorstel en die overeenkomstig het tweede tot het vierde lid zijn opgesteld. Deze boekhoudkundige staat wordt opgemaakt volgens dezelfde methoden en dezelfde opstelling als de laatste jaarrekening.

Een nieuwe inventaris moet echter niet worden opgemaakt.

De wijzigingen van de in de laatste balans voorkomende waarderingen kunnen beperkt zijn tot de wijzigingen die voortvloeien uit de verrichte boekingen. Rekening moet echter worden gehouden met tussentijdse afschrijvingen en voorzieningen, alsmede met belangrijke wijzigingen van de waarden die niet uit de boeken blijken. § 3. Iedere vennoot kan op zijn verzoek kosteloos een volledig of desgewenst gedeeltelijk afschrift verkrijgen van de in § 2 bedoelde stukken, met uitzondering van die welke hem overeenkomstig § 1 zijn toegezonden.

Art. 772/11.§ 1. Onder voorbehoud van strengere bepalingen in de statuten en onverminderd de bijzondere bepalingen van dit artikel, moet tot grensoverschrijdende fusie van een vennootschap besloten worden door de algemene vergadering overeenkomstig de volgende regels van aanwezigheid en meerderheid : 1° de aanwezigen moeten ten minste de helft van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen.Is deze voorwaarde niet vervuld, dan is een nieuwe bijeenroeping nodig. Opdat de tweede vergadering op geldige wijze kan beraadslagen en besluiten, is het voldoende dat enig deel van het kapitaal er vertegenwoordigd is; 2° a) een voorstel tot grensoverschrijdende fusie is alleen dan aangenomen, wanneer het ten minste drie vierde van de stemmen heeft verkregen;b) in de gewone commanditaire en in de coöperatieve vennootschappen is het stemrecht van de vennoten evenredig aan hun aandeel in het vennootschapsvermogen en wordt het aanwezigheidsquorum berekend naar verhouding van dat vermogen. In afwijking van het vorige lid, is de goedkeuring door de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap niet vereist voor de met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting. § 2. Indien er verschillende soorten aandelen, effecten of deelbewijzen bestaan die het in de statuten vastgestelde kapitaal al of niet vertegenwoordigen en de grensoverschrijdende fusie aanleiding geeft tot wijziging van hun respectieve rechten, is artikel 560, vierde lid, van overeenkomstige toepassing. § 3. De instemming van alle vennoten is vereist : 1° in de overnemende of over te nemen vennootschappen die vennootschappen onder firma zijn;2° in de over te nemen vennootschappen wanneer de overnemende vennootschap de rechtsvorm heeft aangenomen van : a) een vennootschap onder firma;b) een gewone commanditaire vennootschap;c) een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid. In de in het eerste lid bedoelde gevallen is de eenparige instemming vereist van de houders van aandelen die het kapitaal van de vennootschap niet vertegenwoordigen, zo die er zijn. § 4. In de gewone commanditaire vennootschappen en in de commanditaire vennootschappen op aandelen is bovendien de instemming van alle beherende vennoten vereist. § 5. De algemene vergadering van elke fuserende vennootschap kan zich het recht voorbehouden de totstandkoming van de grensoverschrijdende fusie afhankelijk te stellen van haar uitdrukkelijke bekrachtiging van de regelingen die met betrekking tot de medezeggenschap van de werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap zijn vastgesteld. § 6. Onmiddellijk na het besluit tot grensoverschrijdende fusie worden de eventuele wijzigingen van de statuten van de overnemende vennootschap, met inbegrip van de bepalingen tot wijziging van haar doel, vastgesteld volgens de regels van aanwezigheid en meerderheid door dit wetboek vereist. Zolang deze wijziging van de statuten niet heeft plaatsgevonden, blijft het besluit tot grensoverschrijdende fusie zonder gevolg. § 7. In elke vennootschap die de fusie aangaat worden de notulen van de algemene vergadering waarin tot de fusie wordt besloten opgesteld bij authentieke akte.

In de akte wordt de conclusie opgenomen van het in het artikel 772/9 bedoelde verslag.

Art. 772/12.De instrumenterende notaris moet na onderzoek het bestaan en zowel de interne als de externe wettigheid bevestigen van de rechtshandelingen en formaliteiten waartoe de vennootschap waarbij hij optreedt, gehouden is. Hiertoe geeft hij onverwijld een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de fusie voorafgaande handelingen en formaliteiten omschreven in deze afdeling correct zijn verricht.

Art. 772/13.De notaris vergewist er zich van dat de fuserende vennootschappen gemeenschappelijke voorstellen voor een grensoverschrijdende fusie van gelijke strekking hebben goedgekeurd en dat, in voorkomend geval, de regelingen met betrekking tot het medezeggenschap van de werknemers zijn vastgesteld overeenkomstig de maatregelen genomen in uitvoering van artikel 16 van Richtlijn 2005/56/EG. Daartoe legt elke fuserende vennootschap het in artikel 772/12 bedoelde attest voor aan de in het eerste lid bedoelde notaris binnen een termijn van zes maanden na de afgifte ervan, samen met een afschrift van het gemeenschappelijke voorstel voor een grensoverschrijdende fusie, dat door de in artikel 772/11 bedoelde algemene vergadering is goedgekeurd.

Art. 772/14.De grensoverschrijdende fusie door overneming wordt van kracht op de datum waarop de instrumenterende notaris de voltooiing van de fusie heeft vastgesteld op verzoek van de vennootschappen die fuseren, op voorlegging van de attesten en andere documenten die de verrichting rechtvaardigen. Bij grensoverschrijdende fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap moet bovendien de nieuwe vennootschap zijn opgericht.

Deze akte wordt neergelegd en bij uittreksel bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74, en in voorkomend geval worden de akten tot wijziging van de statuten van de overnemende vennootschap neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74.

De Koning bepaalt de wijze waarop het buitenlandse register, waar de buitenlandse vennootschap haar akten heeft neergelegd, in kennis wordt gesteld van de van kracht geworden grensoverschrijdende fusie. »

Art. 78.In artikel 773 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 1° worden de woorden "en door artikel 743" vervangen door de woorden ", door artikel 743, artikel 772/6 en door artikel 772/7".b) In het 2° worden de woorden "en de artikelen 746 en 748" vervangen door de woorden ", de artikelen 746 en 748 en de artikelen 772/8 en 772/9". HOOFDSTUK IV. - Omzetting van Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal

Art. 79.De Koning kan, bij een besluit tot 31 december 2008, de maatregelen nemen tot omzetting van Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal.

Art. 80.De op grond van artikel 79 genomen besluiten die uiterlijk op 31 juli 2009 niet bekrachtigd zijn, hebben geen gevolgen. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van artikel 88 bis en 90 ter van het Wetboek van strafvordering

Art. 81.In artikel 88bis, § 1, zesde lid, van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, worden de woorden "artikel 145, § 3 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie" vervangen door de woorden "artikel 145, § 3 en § 3bis van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie".

Art. 82.In artikel 90ter, § 2, van hetzelfde Wetboek, wordt de bepaling onder 15°, vervangen bij de wet van 20 juli 2006, vervangen als volgt : « 15° artikel 145, § 3 en § 3bis van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie; ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie

Art. 83.In artikel 2, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1999 en 27 december 2006, worden de woorden "het openbaar ministerie," ingevoegd tussen het woord "kunnen" en de woorden "de onderzoeksrechter". HOOFDSTUK VII. - Wijziging van artikel 782 bis van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 84.In artikel 782bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Het vonnis wordt uitgesproken door de voorzitter van de kamer die het heeft gewezen, zelfs in afwezigheid van de andere rechters en, behalve voor straf- en in voorkomend geval voor tuchtzaken, van het openbaar ministerie. » TITEL IX. - Energie HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Art. 85.In artikel 23, § 2, tweede lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3°, opgeheven bij de wet van 27 juli 2007, wordt hersteld in de volgende lezing : « 3° toezicht houden op de transparantie en de mededinging op de elektriciteitsmarkt overeenkomstig artikel 23bis ;»; 2° het 3°bis, opgeheven bij de wet van 16 maart 2007, wordt hersteld in de volgende lezing : : « 3°bis de objectief verantwoorde verhouding beoordelen tussen de prijzen en de kosten van een bedrijf, bedoeld in artikel 23ter ;»; 3° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « 19° er op toezien dat de met name technische en tarifaire toestand van de elektriciteitssector alsook de evolutie van deze sector het algemeen belang beogen en kaderen in het algemene energiebeleid.De Commissie verzekert de permanente monitoring van de elektriciteitsmarkt, zowel op het vlak van de marktwerking als op het vlak van de prijzen. De Koning kan, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de permanente monitoring van de elektriciteitsmarkt nader bepalen; 20° toezien op de essentiële belangen van de consument en op de correcte toepassing van de openbare dienstverplichtingen door de betrokken ondernemingen.»

Art. 86.Artikel 23bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 maart 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 23bis.De Commissie ziet er op toe dat elk elektriciteitsbedrijf, dat elektriciteit levert aan in België gevestigde afnemers, zich onthoudt, afzonderlijk of in overleg met meerdere andere elektriciteitsbedrijven, van elk anti-competitief gedrag of oneerlijke handelspraktijken die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt in België.

Indien de Commissie bij de uitoefening van haar toezichts-controletaken oneerlijke handelspraktijken of een anti-competitief gedrag vaststelt, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister, met haar bevindingen en desgevallend elke maatregel waarvan zij het nodig acht dat die genomen wordt door haarzelf of door elke andere bevoegde overheid om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende elektriciteitsmarkt in België te verhelpen.

De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de Raad voor de Mededinging, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.

Wat betreft de oneerlijke handelspraktijken, kan de Koning, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de dringende maatregelen nader bepalen die de Commissie toegelaten wordt te nemen.

De Commissie kan adviezen formuleren en elke maatregel voorstellen die de goede werking en de transparantie op de markt verhoogt en die van toepassing is op alle elektriciteitsbedrijven, actief in België. »

Art. 87.Een artikel 23ter wordt ingevoegd in dezelfde wet, luidende : « Art 23ter. § 1. De prijzen van een elektriciteitsbedrijf dienen op een objectief verantwoorde wijze in verhouding te staan tot de kosten van het bedrijf. De Commissie beoordeelt deze verhouding door ondermeer de kosten en de prijzen van genoemd bedrijf te vergelijken met de kosten en de prijzen van vergelijkbare bedrijven, indien mogelijk ook op internationaal vlak. § 2. Als een elektriciteitsbedrijf een verbonden onderneming is, wordt misbruik van machtpositie vermoed indien het discriminatoire prijzen en/of voorwaarden aanbiedt aan niet-verbonden ondernemingen. § 3. Indien de Commissie vaststelt dat er geen objectief verantwoorde verhouding bestaat zoals bedoeld in § 1, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister dat haar bevindingen weergeeft en de maatregelen die zij aanbeveelt.

De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de Raad voor de Mededinging, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke confidentiële informatie mede.

Wat betreft de discriminatoire prijzen en/of voorwaarden, kan de Koning, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de dringende maatregelen nader bepalen die de Commissie toegelaten wordt te nemen.

Wat betreft de prijzen, kan de Commissie adviezen formuleren en elke maatregel voorstellen die van toepassing is op alle elektriciteitsbedrijven, actief in België. »

Art. 88.In artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 maart 2003, 1 juni 2005 en 20 juli 2006, wordt een § 1bis ingevoegd, luidende : « § 1bis. Bij de uitvoering van de opdrachten die haar bij artikelen 23bis en 23ter worden toebedeeld, beschikt de Commissie bovendien over bevoegdheden en rechten die hierna beschreven zijn : 1° vanwege de elektriciteitsbedrijven elke inlichting verkrijgen, onder welke vorm ook, over materies die tot haar bevoegdheid en haar opdracht behoren binnen de dertig dagen na haar vraag;2° van deze bedrijven verslagen verkrijgen over hun werkzaamheden of bepaalde aspecten ervan;3° de informatie bepalen die haar regelmatig dient te worden meegedeeld en de periodiciteit waarmee deze informatie aan haar dient te worden overgezonden;4° bij weigering van het toezenden van de gevraagde informatie binnen de dertig dagen overgaan tot het ter plaatse kennisnemen van alle hoger bedoelde inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die haar zijn toegewezen en deze desgevallend kopiëren.» HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

Art. 89.In artikel 15/14, § 2, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3°, opgeheven bij de wet van 27 juli 2007, wordt hersteld in de volgende lezing : « 3° toezicht houden op de transparantie en de mededinging op de aardgasmarkt overeenkomstig artikel 15/14bis ;»; 2° het 3°bis, opgeheven bij de wet van 16 maart 2007, wordt hersteld in de volgende lezing : « 3°bis de objectief verantwoorde verhouding beoordelen tussen de prijzen en de kosten van een bedrijf, bedoeld in artikel 15/14ter ;»; 3° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « 12° er op toezien dat de met name technische en tarifaire toestand van de aardgassector alsook de evolutie van deze sector het algemeen belang beogen en kaderen in het algemene energiebeleid.De Commissie verzekert de permanente monitoring van de aardgasmarkt, zowel op het vlak van de marktwerking als op het vlak van de prijzen. De Koning kan, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de permanente monitoring van de aardgasmarkt nader bepalen; 13° toezien op de essentiële belangen van de consument en op de correcte toepassing van de openbare dienstverplichtingen door de betrokkene ondernemingen.»

Art. 90.Een artikel 15/14bis wordt ingevoegd in dezelfde wet, luidende : « Art.15/14bis. De Commissie ziet er op toe dat elke aardgasonderneming, die aardgas levert aan in België gevestigde afnemers zich onthoudt, afzonderlijk of in overleg met meerdere andere aardgasondernemingen, van elk anti-competitief gedrag of oneerlijke handelspraktijken die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt in België.

Indien de Commissie bij de uitoefening van haar toezichts- of controletaken oneerlijke handelspraktijken of een anti-competitief gedrag vaststelt, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister, met haar bevindingen en desgevallend elke maatregel waarvan zij het nodig acht dat die genomen wordt door haarzelf of door elke andere bevoegde overheid om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt in België te verhelpen.

De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de Raad voor de Mededinging, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden, en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.

Wat betreft de oneerlijke handelspraktijken, kan de Koning, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de dringende maatregelen nader bepalen die de Commissie toegelaten wordt te nemen.

De Commissie kan adviezen formuleren en elke maatregel voorstellen die de goede werking en de transparantie op de markt verhoogt en die van toepassing is op alle aardgasondernemingen, actief in België. »

Art. 91.Een artikel 15/14ter wordt ingevoegd in dezelfde wet, luidende : « Art 15/14ter. § 1. De prijzen van een aardgasonderneming dienen op een objectief verantwoorde wijze in verhouding te staan tot de kosten van de onderneming. De Commissie beoordeelt deze verhouding door ondermeer de kosten en de prijzen van genoemde onderneming te vergelijken met de kosten en de prijzen van vergelijkbare ondernemingen, indien mogelijk ook op internationaal vlak. § 2. Als een aardgasonderneming een verbonden onderneming is, wordt misbruik van machtpositie vermoed indien het discriminatoire prijzen en/of voorwaarden aanbiedt aan niet-verwante ondernemingen. § 3. Indien de Commissie vaststelt dat er geen objectief verantwoorde verhouding bestaat zoals bedoeld in § 1, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister dat haar bevindingen weergeeft en de maatregelen die zij aanbeveelt.

De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de Raad voor de Mededinging, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.

Wat betreft de discriminatoire prijzen en/of voorwaarden betreft, kan de Koning, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de dringende maatregelen nader bepalen die de Commissie toegelaten wordt te nemen.

Wat betreft de prijzen, kan de Commissie adviezen formuleren en elke maatregel voorstellen die van toepassing is op alle aardgasbedrijven, actief in België. »

Art. 92.In artikel 15/16 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001, 1 juni 2005 en 20 juli 2006, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 15/16.§ 1bis. Bij de uitvoering van de opdrachten die haar bij artikelen 15/14bis en 15/14ter worden toebedeeld, beschikt de Commissie bovendien over bevoegdheden en rechten die hierna beschreven zijn : 1° vanwege de aardgasbedrijven elke inlichting verkrijgen, onder welke vorm ook, over materies die tot haar bevoegdheid en haar opdracht behoren binnen de dertig dagen na haar vraag;2° van deze bedrijven verslagen verkrijgen over hun werkzaamheden of bepaalde aspecten ervan;3° de informatie bepalen die haar regelmatig dient te worden meegedeeld en de periodiciteit waarmee deze informatie aan haar dient te worden overgemaakt;4° bij weigering van het toezenden van de gevraagde informatie binnen de dertig dagen overgaan tot het ter plaatse kennisnemen van alle hoger bedoelde inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die haar zijn toegewezen en deze desgevallend kopiëren.» HOOFDSTUK III. - Instelling van de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten, lokale of regionale transmissienetten van elektriciteit en het gebruik ervan, met uitsluiting van de netten die een transmissiefunctie hebben

Art. 93.Artikel 12octies van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, ingevoegd bij de wet van 1 juni 2005, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 12octies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de beheerders van distributienetwerken, en netwerken van plaatselijk vervoer of gewestelijk vervoer, met uitsluiting van de netten die een transmissiefunctie hebben.

De definitie van artikel 2, 31°, is tevens van toepassing. § 2. De aansluiting op het distributienet en het gebruik van het net, alsmede de levering van ondersteunende diensten door de netbeheerder, gebeuren op basis van de tarieven die voorgesteld worden door de netbeheerder en die onderworpen worden aan de goedkeuring van de Commissie, met toepassing van de in § 8, 4°, bedoelde procedure. § 3. Het totaal inkomen dat nodig is voor de uitvoering van de wettelijke en reglementaire verplichtingen die rusten op de netbeheerder, wordt onderworpen aan de goedkeuring van de Commissie.

Dit totaal inkomen dekt inzonderheid : 1° het geheel van de kosten die nodig zijn voor de vervulling van de taken die de netbeheerder te beurt vallen gedurende de regulatoire periode, met inbegrip van de financiële lasten;2° een billijke marge en afschrijvingen die beiden nodig zijn om aan de netbeheerder een optimale werking, de noodzakelijke toekomstige investeringen en de leefbaarheid van het distributienet te waarborgen;3° desgevallend, de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, en;4° desgevallend de toeslagen die toegepast worden op de tarieven. § 4. De tarieven respecteren de volgende richtsnoeren : 1° ze zijn niet-discriminerend en transparant;2° ze maken de evenwichtige ontwikkeling mogelijk van het distributienet overeenkomstig de verschillende investeringsplannen van de netbeheerder;3° ze zijn vergelijkbaar met de beste tariefpraktijken die door vergelijkbare netbeheerders worden toegepast;4° ze maken het de netbeheerder mogelijk het totaal in artikel 12octies, § 3, bedoelde inkomen te genereren;5° ze beogen het gebruik van de capaciteit van het net te optimaliseren;6° ze zijn voldoende opgesplitst, met name : a) op basis van de voorwaarden en de nadere regels voor het gebruik van het distributienet;b) wat de ondersteunende diensten betreft;c) wat de eventuele meerkosten voor de openbare dienstverplichtingen betreft;7° de tariefstructuren zijn gelijk voor het gehele grondgebied van de distributienetbeheerder zonder onderscheid per geografische zone. § 5. Zonder evenwel afbreuk te doen aan de evaluatie- en controlebevoegdheid van de Commissie dient het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode als referentie voor de ontwikkeling van het totaal inkomen voor de volgende jaren van de regulatoire periode van vier jaar, rekening houdend met volgende ontwikkelingsregels : 1° de categorieën van samenstellende delen van het totale inkomen zoals bedoeld in artikel 12octies § 3, 1°, en die betrekking hebben op kosten waarop de netbeheerder geen rechtstreekse controle heeft en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het net evolueren jaarlijks in functie van de overeenstemmende kosten die door de netbeheerder gedragen worden;2° de categorieën van samenstellende delen van het totale inkomen zoals bedoeld in artikel 12octies § 3, 1°, en die betrekking hebben op kosten waarop de netbeheerder een rechtstreekse controle heeft en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het net evolueren jaarlijks op basis van een objectieve indexeringsformule die de dekking verzekert van de verplichtingen van de netbeheerder, overeenkomstig deze wet.Na advies van de Commissie wordt de objectieve indexeringsformule vastgesteld door de Koning na overleg in de Ministerraad; 3° de afschrijvingen evolueren jaarlijks in functie van de investeringen, die tegelijk de ontwikkelings- en vervangingsinvesteringen omvatten;4° de winstmarge evolueert jaarlijks in functie van de ontwikkeling van het gereguleerd actief en het rendementspercentage bedoeld in § 8, 1°;5° de interestlasten evolueren jaarlijks in functie van de evolutie van de rentetarieven. § 6. Vóór elke regulatoire periode, dient de netbeheerder bij de Commissie, ter goedkeuring, een tariefvoorstel in, uitgewerkt op basis van het totaal in artikel 12octies, § 3, bedoelde inkomen overeenkomstig de in § 8, 4°, bedoelde procedure. § 7. De netbeheerder kan de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de Commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het totaal inkomen en het door de Commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur. § 8. Op voorstel van de Commissie opgesteld in overleg met de netbeheerder en voorgelegd binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, stelt de Koning, na overleg met de gewesten en na overleg in de Ministerraad, de volgende regels vast met betrekking tot : 1° de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen en de billijke marge zoals bedoeld in artikel 12, § 2, 2°;deze methodologie legt meer bepaald het volgende vast : a) een definitie van het gereguleerde actief;b) de ontwikkelingsregels van het gereguleerde actief in de loop van de tijd;c) een bepaling van een rendementspercentage op dit gereguleerde actief dat overeenkomt met een rendement dat de beleggers, op competitieve markten, kunnen verwachten te bereiken voor investeringen op lange termijn met gelijkaardige risico's, overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markten;2° de algemene tariefstructuur voor de tarieven voor de aansluiting op het net, de tarieven voor het gebruik van het net, alsmede de tarieven van ondersteunende diensten;3° de behandeling van het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de ontvangsten, die jaarlijks opgelopen en geboekt zijn door de netbeheerder tijdens een regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil tussen de reële niet-beheersbare kosten opgelopen door de netbeheerder en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de netbeheerder;4° de procedure voor : a) het voorstel en de goedkeuring van het totaal inkomen en de tarieven van het eerste jaar van elke regulatoire periode;b) de controle op de naleving van de evolutieregels van het totaal inkomen tijdens de regulatoire periode, zoals bedoeld in § 5, en de tarieven tijdens de regulatoire periode;c) de publicatie van de tarieven;5° de jaarverslagen en de gegevens die de netbeheerder aan de Commissie moet verstrekken met het oog de controle van zijn tarieven door de Commissie;6° de doelstellingen die de netbeheerder moet nastreven inzake kostenbeheersing; § 9. De modellen van de verslagen die de netbeheerder aan de Commissie moet bezorgen, worden door de commissie uitgewerkt, na overleg met de netbeheerder. § 10. Indien er zich, tijdens een regulatoire periode, uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, legt deze ter goedkeuring aan de Commissie een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 12, § 2, bedoelde totaal inkomen voor wat de komende jaren van de regulatoire periode betreft.

Op het einde van iedere regulatoire periode van vier jaar, bepaalt de netbeheerder het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de ontvangsten die opgelopen en geboekt zijn door de netbeheerder tijdens de regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil, tussen de reële niet-beheersbare kosten die opgelopen zijn door de netbeheerder en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of uit een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de netbeheerder.

Hij brengt de Commissie op de hoogte van dit saldo en levert haar de elementen ter staving hiervan.

De verdeling van dit saldo wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. ». HOOFDSTUK IV. - Instelling van de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten van aardgas en het gebruik ervan

Art. 94.Artikel 15/5decies van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, ingevoegd bij de wet van 1 juni 2005, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 15/5decies.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de beheerders van distributienetten.

De definitie van artikel 1, 46° is eveneens van toepassing.

De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor aardgasdistributie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en goedgekeurd door de Commissie. § 2. De beheerder van het distributienet bepaalt het totaal inkomen dat nodig is voor de uitoefening van zijn wettelijke en reglementaire verplichtingen teneinde de distributietarieven op te stellen. Dit totaal inkomen dient ter goedkeuring aan de Commissie te worden voor-gelegd. § 3. De in paragraaf 2 bedoelde inkomsten dekken inzonderheid, voor de regulatoire periode van vier jaar : 1° het geheel van de reële kosten nodig voor de vervulling van de taken die de distributiebeheerder te beurt vallen;2° een billijke marge en afschrijvingen die beiden nodig zijn om aan de beheerder een optimale werking, de noodzakelijke toekomstige investeringen en de leefbaarheid van het net te waarborgen;3° desgevallend, de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen met toepassing van artikel 15/11;4° desgevallend, de toeslagen die krachtens de wet van toepassing zijn op de tarieven. § 4. De bedoelde tarieven beantwoorden aan de volgende richtsnoeren : 1° ze zijn niet-discriminerend en transparant;2° ze dekken het inkomen zoals gepreciseerd in § 2;3° ze maken het mogelijk de evenwichtige ontwikkeling te realiseren van het net;4° ze zijn vergelijkbaar met de beste tariefpraktijken die in gelijkaardige omstandigheden door vergelijkbare netbeheerders worden toegepast;5° ze beogen het gebruik van de capaciteit van het net te optimaliseren;6° ze zijn voldoende opgesplitst, met name : a) op basis van de voorwaarden en de nadere regels voor het gebruik van het net;b) wat de ondersteunende diensten betreft;c) wat de eventuele meerkosten voor de openbare dienstverplichtingen betreft;7° de tariefstructuren zijn éénvormig op het geheel van het grondgebied van de distributienetbeheerder zonder onderscheid per geografische zone. § 5. De beheerder van het net legt een aanvraag van zijn tarieven ter goedkeuring voor aan de Commissie, alsook van de tarieven voor ondersteunende diensten. Hij publiceert deze goedgekeurde tarieven. § 6. Het totaal inkomen wordt bepaald voor een periode van vier jaar en de tarieven hebben betrekking op een zelfde periode. Deze regulatoire periode van vier jaar begint bij de inwerkingtreding van de tarieven.

Het totaal inkomen wordt op een unitaire basis opgesplitst om tot de tarieven te komen. Deze tarieven dienen de geldstroom te respecteren die de netbeheerder elk jaar nodig heeft om zijn verplichtingen overeenkomstig deze wet na te komen. § 7. Zonder afbreuk te doen aan de evaluatie- en controlebevoegdheid van de Commissie dient het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode als referentie voor de ontwikkeling van het totaal inkomen voor de volgende jaren van de regulatoire periode van vier jaar, rekening houdend met volgende ontwikkelingsregels : 1° de categorieën van samenstellende elementen van het totaal inkomen zoals beoogd in § 3 en die betrekking hebben op kosten waarop de beheerders geen rechtstreekse controle hebben en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het aardgasdistributienet en die evolueren in functie van de overeenstemmende kosten die door de beheerder gedragen worden.De beheersbare kosten evolueren op basis van een objectieve indexeringsformule, die de dekking garandeert van de verplichtingen van de netbeheerder overeenkomstig deze wet. Na advies van de Commissie wordt de objectieve indexeringsformule vastgesteld door de Koning na overleg in de Ministerraad; 2° de afschrijvingen evolueren jaarlijks afhankelijk van het investeringsplan;3° de winstmarge evolueert jaarlijks afhankelijk van de ontwikkeling van het gereguleerd actief en het rendementspercentage, beoogd in § 2;4° de intrestlasten evolueren in functie van de evolutie van de rentetarieven. § 8. De beheerders dienen bij de Commissie, ter goedkeuring, een voorstel in betreffende hun inkomen en tarieven, dat uitgewerkt is op basis van het in § 3, bedoelde totaal inkomen. § 9. De beheerder kan de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten, ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de Commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerde tariefvoorstel houdt rekening met het totale inkomen en het door de Commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur. § 10. Na overleg met de gewesten legt de Koning, na beraadslaging in de Ministerraad, op voorstellen van de Commissie die in overleg met de netbeheerder worden opgesteld en die voorgelegd worden binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, de regels vast met betrekking tot : 1° de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat een billijke winstmarge zoals bedoeld in artikel 15/5decies bevat;deze methodologie legt het volgende vast : a) een definitie van het gereguleerd actief, waarbij rekening wordt gehouden met de afschrijvingen en de nieuwe investeringen;b) afschrijvingstoelages;c) een rendementspercentage op dit gereguleerd actief dat rekening houdt met een redelijke verdeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markt, dat het mogelijk maakt dat op competitieve markten, de investeerders van de beheerders kunnen verwachten hetzelfde rendement op lange termijn te behalen als voor investeringen waaraan soortgelijke risico's verbonden zijn;2° de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven;3° de procedure voor het voorstel, de goedkeuring, de weigering en de publicatie van de tarieven, met uitzondering van haar motivatie, in toepassing van dit artikel;4° de jaarverslagen en de gegevens die de beheerders aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op de controle van hun tarieven door de Commissie;5° de doelstellingen die de beheerders moeten nastreven inzake kostenbeheersing;6° de inkomensverschillen van één jaar in vergelijking met een ander, die zijn veroorzaakt door een significatieve verhoging van het volume van verkoopscapaciteit. § 11. Indien er zich, tijdens een regulatoire periode, uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, legt deze ter goedkeuring aan de Commissie een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in § 2 bedoelde totaal inkomen, voor wat de komende jaren van de regulatoire periode betreft, voor.

Aan het einde van elke regulatoire periode van vier jaar, bepaalt de beheerder het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de inkomsten, die opgelopen en geboekt zijn tijdens een regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil tussen de reële niet-beheersbare kosten en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of uit een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de beheerder. Hij brengt de Commissie op de hoogte van dit saldo en levert haar de elementen ter staving hiervan. De verdeling van dit saldo wordt bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. » HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop

Art. 95.Artikel 5, § 2, 4°, van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° ter beschikking gestelde hoeveelheden vanwege geregistreerde aardoliemaatschappijen die geen individuele voorraadplicht hebben, maar die vrijwillig besluiten toch een individuele voorraad gelijk aan de individuele voorraadplicht bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, in eigendom aan te houden. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, Mevr. M. ARENA De Minister van Energie, P. MAGNETTE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-1012 - 2007/2008 : 001 : Wetsontwerp. 002 tot 004 : Amendementen. 005 : Verslag. 006 : Amendementen. 007 en 008 : Verslagen. 009 : Amendement. 010 en 011 : Verslagen. 012 : Tekst verbeterd door de commissies. 013 : Verslag. 014 : Amendementen ingediend in plenaire vergadering. 015 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 8 mei 2008.

Stukken van de Senaat : 4-739 - 2007/2008 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

Nr. 2 : Amendementen.

Nrs. 3 tot 5 : Verslagen.

Nr. 6 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 29 mei 2008.

^