gepubliceerd op 05 september 2008
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht
16 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, artikel 42;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht;
Overwegende dat de krachtlijnen van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht worden bepaald door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank en dat deze krachtlijnen verder geconcretiseerd moeten worden door de dienst belast met de opvolging van deze strafuitvoeringsmodaliteiten;
Overwegende dat uit de praktijk de noodzaak blijkt de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht nauwkeuriger te omschrijven;
Overwegende dat de concrete invulling van het programma enerzijds vereist dat op een flexibele wijze kan worden ingespeeld op de dagdagelijkse realiteit en de persoonlijke evolutie van de veroordeelde waardoor een aanpassing van de concrete invulling van het programma noodzakelijk kan zijn, terwijl anderzijds dit programma wordt gekenmerkt door een aantal vereisten die standaard verbonden zijn aan elke beperkte detentie en elk elektronisch toezicht. Deze strafuitvoeringsmodaliteiten kunnen niet worden uitgevoerd zonder de aanwezigheid daarvan.
Overwegende dat artikel 13 van de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (II) in artikel 64 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, een nieuw punt 6°, heeft ingevoegd, waardoor een nauwkeuriger omschrijving van de minimumelementen waaruit het programma van de concrete invulling bestaat, nog meer aangewezen is.
Gelet op advies 44.723/2 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot bepaling van de concrete invulling van het programma van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht wordt vervangen als volgt : «
Art. 1.§ 1. Overeenkomstig artikel 42 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalt de justitieassistent het uurrooster en de standaardinstructies van de beperkte detentie, op de hierna bepaalde wijze. § 2. Het uurrooster wordt opgesteld door de justitieassistent, na overleg met de directeur, in functie van de naleving van het programma en van de in voorkomend geval opgelegde geïndividualiseerde voorwaarden. De justitieassistent begeleidt de betrokkene bij de naleving er van.
Het uurrooster geeft weer wanneer de veroordeelde in de gevangenis moet zijn en wanneer de veroordeelde de gevangenis moet verlaten. § 3. De standaardinstructies verbonden aan de uitvoering van het programma van de concrete invulling omvatten minimum de volgende punten : - de na te leven richtlijnen indien het uurrooster door problemen of onvoorziene omstandigheden niet kan worden nageleefd; - het feit dat de directeur van de gevangenis de veroordeelde herinnert aan de verplichting tot naleving van het uurrooster wanneer een niet naleving van het uurrooster wordt vastgesteld en dat hij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, het openbaar ministerie en de justitieassistent van deze niet-naleving op de hoogte brengt. »
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel 42 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalt de justitieassistent het uurrooster en de standaardinstructies van het elektronisch toezicht, op de hierna bepaalde wijze. § 2. Het uurrooster wordt opgesteld door de justitieassistent, na overleg met het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht, in functie van de naleving van het programma en van de in voorkomend geval opgelegde geïndividualiseerde voorwaarden. De justitieassistent begeleidt de betrokkene bij de naleving er van.
Het uurrooster geeft weer wanneer de veroordeelde aanwezig moet zijn op het opgegeven adres, wanneer hij er afwezig moet zijn voor het vervullen van verplichte activiteiten ter uitvoering van het programma en wanneer hij er afwezig mag zijn voor de vrije uren. De vrije uren worden progressief ingevuld met een minimum van acht uur en een maximum van vijfentwintig uur per week. § 3. De standaardinstructies verbonden aan de uitvoering van het programma van de concrete invulling omvatten minimum de volgende punten : - de technische vereisten nodig voor de uitvoering en de controle van het programma; - de na te leven richtlijnen van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht met betrekking tot de plaatsing, het handhaven en teruggave van het toezichtmateriaal; - het akkoord van de meerderjarige personen die verblijven op het adres waar de technische middelen ter controle van de naleving van het programma moeten worden geïnstalleerd; - de na te leven richtlijnen indien het uurrooster door problemen of onvoorziene omstandigheden niet kan worden nageleefd; - het feit dat de directeur van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht de veroordeelde herinnert aan de verplichting tot naleving van het uurrooster wanneer een niet-naleving van het uurrooster wordt vastgesteld en dat hij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, het openbaar ministerie en de justitieassistent van deze niet-naleving op de hoogte brengt; - het feit dat de directeur van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht een verrekening doet van de vrije uren wanneer deze niet werden nageleefd en dat hij de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, het openbaar ministerie en de justitieassistent hiervan op de hoogte brengt. »
Art. 3.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN