gepubliceerd op 01 augustus 2013
Koninklijk besluit tot wijziging van de bedragen bedoeld in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
18 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de bedragen bedoeld in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat we de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de jaarlijkse leeftijdsbijslag, ook wel « schoolpremie » genoemd, voor het jaar 2013 te verminderen.
Ter ondersteuning van de koopkracht van de gezinnen wordt jaarlijks bij het begin van het nieuwe schooljaar een bijslag toegekend die verhoogt volgens de leeftijd van het kind. Deze bijslag wordt sinds 2008 toegekend voor alle kinderen die rechtgevend zijn op kinderbijslag. Hij vervangt zo de gerichte maatregelen in 2006 en 2007, nl. de toekenning van een schoolpremie voor kinderen van 6 tot 11 jaar en van 12 tot 17 jaar. Het bedrag van de bijslag hangt af van de leeftijd van het kind. In de leeftijdscategorie van 18 tot 25 jaar werd de bijslag overigens gefaseerd opgetrokken in 2010, 2011 en 2012 overeenkomstig de beschikbare budgettaire ruimte.
In het kader van de begrotingscontrole 2013 werd evenwel op 30 juni 2013 vastgesteld dat voor de toekenning van de schoolpremie voor het schooljaar 2013-2014 de nodige budgettaire ruimte ontbrak om de schoolpremie aan 100 % toe te kennen. Daarom voorziet dit koninklijk besluit een besparing op de schoolpremie voor het komende schooljaar.
Het gaat om een dringende en noodzakelijke besparingsmaatregel gelet op de precaire economische toestand en om tegemoet te komen aan de Europese aanbevelingen.
Dit ontwerp houdt geen rekening met de beschouwing geformuleerd door de Raad van State in zijn advies nr. 53.665/1 van 10 juli 2013 betreffende artikel 2 van het ontwerp van koninklijk besluit.
Dit artikel bepaalt dat het koninklijk besluit uitwerking heeft met ingang van 30 juni 2013, zijnde de datum van de begrotingsbeslissing.
Het verlenen van terugwerkende kracht aan een besluit is mogelijk in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en geen verkregen situaties worden aangetast.
Opdat de gezinnen vóór de aanvang van het nieuwe schooljaar 2013-2014 en met name zoals elk jaar in augustus zouden kunnen beschikken over de schoolpremie, dienen de kinderbijslaginstellingen tijdig, in de maand juli, de toekenningsvoorwaarden voor het recht op de schoolpremie te kunnen onderzoeken en het recht vast te stellen. Gelet op de dwingende Europese begrotingsaanbevelingen die ertoe nopen de besparingsmaatregel inzake de schoolpremie te laten ingaan voor het komende schooljaar, diende de besparingsmaatregel in te gaan op 30 juni 2013 om de kinderbijslaginstellingen toe te laten in hun betalingstoepassingen tijdig rekening te houden met deze maatregel.
In die zin beoogt de betreffende bepaling de goede werking van de kinderbijslaginstellingen teneinde de vlotte en tijdige betaling van de schoolpremie aan de gezinnen niet in het gedrang te brengen.
Hierdoor wordt echter geenszins afbreuk gedaan aan verworven rechten.
Hoewel het recht op de schoolpremie wordt vastgesteld in de maand juli houdt dit immers enkel verband met de tijdige betaling ervan in de maand augustus. Terwijl het recht op kinderbijslag voor de maand juli kan beschouwd worden in te gaan op de eerste dag van die maand, heeft de schoolpremie het karakter van een jaarlijkse premie die de kosten van het begin van het nieuwe schooljaar financieel beoogt te ondersteunen. Daarom wordt het recht op de schoolpremie door de kinderbijslaginstellingen onderzocht in de maand juli en gebeurt de betaling ervan vervolgens in de maand augustus samen met de kinderbijslag van de maand juli, en dit uitsluitend om betalingseconomische redenen.
De retroactiviteit kan dus als noodzakelijk beschouwd worden voor de goede werking van de diensten en er worden geen verkregen situaties aangetast.
Ten slotte vermelden we dat de algemene opmerking van de Raad van State waarvoor de Raad verwijst naar het advies 53.658/1 van 10 juli 2013 over de amendementen bij het ontwerp van wet « houdende diverse bepalingen » (Parl. St. Kamer 2012-13, nr. 2891/003) in dit verslag buiten beschouwing blijft aangezien die opmerking enkel onrechtstreeks het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit betreft.
We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Sociale Zaken en voor Gezinnen, Ph. COURARD
ADVIES 53.665/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE Op 5 juli 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Gezinnen verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van de bedragen bedoeld in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 10 juli 2013.
De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, en Wim Geurts, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Paul Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 juli 2013. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.In het onderhavige geval wordt het spoedeisende karakter van de adviesaanvraag gemotiveerd « door de noodzaak om zo snel mogelijk het geheel van budgettaire maatregelen uit te voeren die door de regering zijn genomen in de maand juni 2013 teneinde snel het overheidstekort te kunnen terugdringen en aldus de genomen verbintenissen, aangegaan door België ten aanzien van de instellingen van de Europese Unie, te respecteren.
De inhoud van het voorliggende ontwerp heeft betrekking op de jaarlijkse leeftijdsbijslag waarvan het recht ontstaat in de maand juli en het bedrag wordt betaald eind juli voor de overheidssector en op 8 augustus voor de privésector, terwijl de kinderbijslaginstellingen snel moeten beschikken over de vereiste reglementaire basis om de nieuwe bedragen toe te passen ». 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het bedrag van de jaarlijkse leeftijdsbijslag waarin wordt voorzien in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 'betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders' te verminderen met ingang van 30 juni 2013. Het ontwerp dient volgens de gemachtigde te worden opgevat als een tussenstap om bedoelde vermindering van het bedrag van de leeftijdsbijslag nog dit jaar te kunnen toepassen, in afwachting van de totstandkoming van een nieuwe wettelijke regeling. Die nieuwe wettelijke regeling is opgenomen in artikel 26 van het ontwerp van wet 'houdende diverse bepalingen', zoals dat artikel in dat ontwerp wordt ingevoegd bij amendement nr. 2, ingediend door de heer TERWINGEN c.s. (1) Artikel 27 van hetzelfde ontwerp, ingevoegd bij hetzelfde amendement, voorziet bovendien in de opheffing van het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit, met ingang van 30 juni 2013 (artikel 28 van hetzelfde ontwerp, ingevoegd bij hetzelfde amendement).4. Rechtsgrond voor het voorliggende ontwerp wordt geboden door artikel 75, 2°, van de voornoemde samengeordende wetten.Naar luid van die bepaling kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, artikel 44ter wijzigen wat betreft de erin vermelde bijslagbedragen en leeftijdscategorieën.
Onderzoek van de tekst Algemene opmerking 5. Zoals hiervoor is uiteengezet, dient de ontworpen regeling te worden gesitueerd in de nieuwe wettelijke regeling betreffende de jaarlijkse leeftijdsbijslag waarin wordt voorzien bij het voornoemde amendement nr.2. De Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft met betrekking tot die nieuwe wettelijke regeling in advies 53.658/1 van 10 juli 2013 het volgende opgemerkt : « Ontworpen artikel 26 6. Het ontworpen artikel 26 strekt ertoe om artikel 44ter, van de voornoemde samengeordende wetten te vervangen.Dat artikel bevat een regeling voor de toekenning van een jaarlijkse leeftijdsbijslag. De thans ontworpen regeling inzake die leeftijdsbijslag maakt wat het bedrag ervan betreft een onderscheid naar gelang de kinderen rechtgevend zijn of niet op een toeslag bedoeld in de artikelen 41, 42bis, 47 of 50ter of op de bijslag bedoeld in artikel 50bis van de voornoemde samengeordende wetten. Wat de rechtgevenden op dergelijke toeslag of bijslag betreft stemt het nieuwe bedrag overeen met dat van de huidige leeftijdsbijslag, wat de niet-rechtgevenden betreft wordt het huidige bedrag van de leeftijdsbijslag verminderd voor het jaar 2013 en nogmaals verminderd voor de toekenning van die bijslag vanaf het jaar 2014. Overeenkomstig het ontworpen artikel 28 heeft de nieuwe regeling uitwerking met ingang van 30 juni 2013, waardoor ze van toepassing is vanaf de betaling van de jaarlijkse leeftijdsbijslag voor het jaar 2013, die betaald wordt samen met de gezinsbijslag verschuldigd voor de maand juli. 6.1. Uit de verantwoording van het amendement valt niet af te leiden waarom in de ontworpen regeling een verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen de twee voornoemde categorieën van rechtgevende kinderen, terwijl die categorieën thans in de huidige regeling gelijk worden behandeld. De indieners van het amendement doen er goed aan om tijdens de parlementaire behandeling te verduidelijken op grond van welke objectieve en in redelijkheid aanvaardbare verantwoording het gemaakte onderscheid in overeenstemming kan worden geacht met het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid en niet-discriminatie. 6.2. De ontworpen regeling heeft uitwerking met ingang van 30 juni 2013 en is bijgevolg retroactief van toepassing op de jaarlijkse leeftijdsbijslag betaald samen met de gezinsbijslag verschuldigd voor de maand juli 2013.
In dat verband dient erop te worden gewezen dat volgens de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof de niet-retroactiviteit van wetten een waarborg is ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende kracht kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. Indien bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot gevolg heeft dat de afloop van een of meer gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin wordt beïnvloed of dat rechtscolleges worden verhinderd zich uit te spreken over een rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden (2).
Vraag is of de terugwerkende kracht van de ontworpen regeling aan deze vereiste voldoet. De afdeling Wetgeving heeft geen kennis van alle elementen die toelaten die vraag op afdoende wijze te beantwoorden zodat wat dat betreft een voorbehoud wordt gemaakt.
Ontworpen artikel 27 7. Het ontworpen artikel 27 strekt ertoe het koninklijk besluit van '... tot wijziging van de bedragen vermeld in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders' op te heffen. Dat koninklijk besluit, waarover de Raad van State, afdeling Wetgeving, in ontwerpvorm heden advies 53.665/1 uitbrengt, voorziet in een vermindering van het bedrag van de leeftijdsbijslag bedoeld in voornoemd artikel 44ter, met toepassing van artikel 75, 2°, van de voornoemde samengeordende wetten, en dit eveneens met ingang van 30 juni 2013. Die vermindering stemt overeen met de vermindering van het bedrag van de leeftijdsbijslag waarin is voorzien in het ontworpen artikel 26, wat betreft de in dat artikel bedoelde niet-rechtgevende kinderen. Het uitvaardigen van dat koninklijk besluit dient te worden opgevat als een tussenstap om bedoelde vermindering van het bedrag van de leeftijdsbijslag nog dit jaar te kunnen toepassen, in afwachting van de totstandkoming van de nieuwe wettelijke regeling opgenomen in het ontworpen artikel 26. Overeenkomstig het ontworpen artikel 28 heeft de opheffing van dat besluit uitwerking met ingang van 30 juni 2013, datum waarop het in werking is getreden, en zal het bijgevolg moeten worden geacht nooit te hebben bestaan niettegenstaande het wel degelijk is toegepast. 7.1. Vooreerst moet worden vastgesteld dat de regeling die is opgenomen in het voornoemde ontworpen besluit niet overeenstemt met de regeling die voorkomt in het ontworpen artikel 26, aangezien eerstgenoemde regeling in een vermindering van het bedrag van de leeftijdsbijslag voorziet voor alle kinderen, terwijl laatstgenoemde regeling enkel in een vermindering voorziet voor de in die regeling bedoelde niet-rechtgevende kinderen. Aangezien het blijkbaar de bedoeling is dat de eerstgenoemde regeling wordt toegepast in afwachting dat de laatstgenoemde regeling retroactief in de plaats komt van die regeling, rijst de vraag naar de werkbaarheid van de gelijktijdige toepassing van beide regelingen. 7.2. Vraag is bovendien of een uitdrukkelijke opheffing van dat besluit wel nodig is, nu de wijzigingen die door dat besluit worden aangebracht in voornoemd artikel 44ter ook reeds ab initio ongedaan worden gemaakt door de retroactieve inwerkingtreding met ingang van 30 juni 2013 van het ontworpen artikel 26, waarbij het huidige artikel 44ter wordt vervangen. Het lijkt er dan ook sterk op dat de uitdrukkelijke opheffing van dat besluit met ingang van de datum van inwerkingtreding ervan inzonderheid tot doel heeft om het te onttrekken aan het rechterlijk toezicht, voor het geval het zou zijn aangetast door een onwettigheid. Aangezien dat besluit retroactief in werking treedt met ingang van 30 juni 2013, en die retroactiviteit op het eerste gezicht niet kan worden ingepast in één van de gevallen waarin retroactiviteit mogelijk is (3), is het allerminst uitgesloten dat dit laatste wel degelijk het geval is. Wat de terugwerkende kracht van de uitdrukkelijke opheffing van bedoeld koninklijk besluit betreft, kan dan ook worden verwezen naar de opmerking die hiervoor is gemaakt bij het ontworpen artikel 26 (opmerking 3.2), inzonderheid betreffende het ontnemen van jurisdictionele waarborgen door het verlenen van retroactiviteit. » Die opmerkingen dienen mutatis mutandis ook te worden betrokken op het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit.
Artikel 2 6. Luidens artikel 2 van het ontwerp heeft het te nemen besluit uitwerking met ingang van 30 juni 2013. In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.
Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.
Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt.
Aangezien de ontworpen regeling ertoe strekt om met ingang van 30 juni 2013 het bedrag van de jaarlijkse leeftijdsbijslag waarin wordt voorzien in artikel 44ter van de voornoemde samengeordende wetten te verminderen, moet worden vastgesteld dat de retroactiviteit afbreuk doet aan verworven rechten, nu de jaarlijkse leeftijdsbijslag overeenkomstig voornoemd artikel 44ter, § 2, wordt gevoegd bij de gezinsbijslag verschuldigd voor de maand juli, en het recht op laatstgenoemde gezinsbijslag ingaat op de eerste dag van die maand. De retroactieve inwerkingtreding van het te nemen besluit kan dan ook geen doorgang vinden.
De griffier, W. Geurts.
De voorzitter, M. Van Damme. _______ Nota's (1) Parl.St. 2012-13, nr. 2891/003. (2) Voetnoot 3 in het geciteerde advies : Zie, onder meer, Grondwettelijk Hof, nr.26/2009, 18 februari 2009, B.13. (3) Voetnoot 4 in het geciteerde advies : Volgens de adviespraktijk van de Raad van State, afdeling Wetgeving, is het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast. 18 JULI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van de bedragen bedoeld in artikel 44ter van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, artikel 44ter, ingevoegd door de wet van 8 juni 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2008 pub. 16/06/2008 numac 2008202046 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 augustus 2009 en artikel 75, vervangen door de wet van 8 juni 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2008 pub. 16/06/2008 numac 2008202046 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten en gewijzigd bij de wet van 22 december 2008;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers van 2 juli 2013;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 2013;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 4 juli 2013;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het noodzakelijk is om zo snel mogelijk het geheel aan budgettaire maatregelen uit te voeren die door de regering in juni 2013 werden beslist teneinde het overheidstekort snel te verminderen en zo de engagementen te respecteren die door België werden aangegaan ten opzichte van de instellingen van de Europese Unie.
Overwegende dat het recht op de jaarlijkse leeftijdsbijslag ontstaat in de maand juli en het bedrag wordt betaald eind juli voor de overheidssector en op 8 augustus voor de privé-sector en overwegende dat de kinderbijslagkassen snel moeten beschikken over de vereiste reglementaire basis om de nieuwe bedragen toe te passen;
Gelet op het advies 53.665/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2013, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van onze Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Gezinnen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 44ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd door de wet van 8 juni 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2008 pub. 16/06/2008 numac 2008202046 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 augustus 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt gewijzigd als volgt : a) in a) worden de woorden « 20,92 EUR » vervangen door de woorden « 16,67 euro »;b) in b) worden de woorden « 44,40 EUR » vervangen door de woorden « 37,89 euro »;c) in c) worden de woorden « 62,16 EUR » vervangen door de woorden « 53,05 euro »;d) in d) worden de woorden « 41,02 EUR » vervangen door de woorden « 72 euro ».2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 30 juni 2013.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en onze Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Gezinnen worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juli 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Beroepsrisico's, Ph. COURARD