gepubliceerd op 02 oktober 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet
29 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ingevolge de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 2009 in de zaken C-287/07 en C-292/07, Commissie/België, moeten een aantal aanpassingen worden aangebracht in de bestaande wetgeving overheidsopdrachten om deze in overeenstemming te brengen met de interpretatie gegeven in die arresten.
Daartoe wijzigt dit ontwerp de wet van 24 december 1993 met toepassing met name van de artikelen 1, § 1, tweede lid, 2, tweede lid, 5, 27, 43, § 1, eerste lid, 59, § 1, en 65, eerste lid, van deze wet, volgens dewelke de Koning de nodige maatregelen kan nemen om te voorzien in de omzetting van de verplichte bepalingen van het Verdrag en van de internationale akten die eruit voortvloeien.
Het ontwerp wijzigt ook enkele bepalingen van de koninklijke besluiten van 8 januari 1996, 10 januari 1996 en 18 juni 1996, onder meer om, althans wat betreft de uitvoeringsbesluiten, de nieuwe bepalingen van het koninklijk besluit van 23 november 2007 eveneens toepasselijk te maken op de opdrachten beneden de drempels voor de Europese bekendmaking. Dit laatste gebeurt vanuit een bekommernis voor de samenhang en de vereenvoudiging van de reglementaire teksten.
Er is rekening gehouden met de opmerkingen van de Raad van State onder voorbehoud van wat volgt in dit verslag.
In punt 4.2 van het advies wordt erop gewezen dat de artikelen 44, § 4, en 72 van de Richtlijn 2004/18/EG en de artikelen 49, §§ 4 en 5, van de Richtlijn 2004/17/EG niet zouden zijn omgezet.
Het voormelde artikel 44, § 4, voorziet erin dat de beperking van het aantal oplossingen die kunnen worden besproken in het kader van een concurrentiedialoog of van de offertes die kunnen worden onderhandeld in het kader van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking moet gebeuren door toepassing te maken van gunningscriteria. De eerste hypothese kan geen toepassing vinden onder de wet van 24 december 1993. De tweede is gedekt door artikel 65 van het ontwerp dat een artikel 122ter invoegt in het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Het voormelde artikel 72 voorziet erin dat wanneer er bij een prijsvraag voor ontwerpen een beperkt aantal kandidaten zijn, de aanbestedende overheden duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria moeten opstellen en dat het aantal kandidaten dat wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de prijsvraag in ieder geval voldoende groot moet zijn om een daadwerkelijke mededinging te garanderen.
Een omzettingsmaatregel is genomen met artikel 43 en, wat de speciale sectoren betreft, met de artikelen 91 en 121 van het ontwerp.
De omschrijving verschilt licht van die van de richtlijnen die wat dubbelzinnig is. Immers, de vereiste dat de selectiecriteria duidelijk en niet-discriminerend moeten zijn, geldt niet enkel wanneer er bij de prijsvraag voor ontwerpen een beperkt aantal kandidaten zijn, maar in alle gevallen.
Inzake artikel 49, §§ 4 en 5, van de Richtlijn 2004/17/EG betreffende de beslissingen over de kwalificatie en de informatietermijnen dienaangaande zijn bijkomende aanpassingen aangebracht aan de artikelen 67, 74, 82 en 116 van het ontwerp om rekening te houden met de bekommernis geuit in het advies van de Raad van State.
De concordantietabel is in de gewenste zin aangepast.
Hoofdstuk 1 bevat de algemene bepalingen.
Artikel 1.Volgens dit artikel voorziet het ontwerpbesluit met name in de omzetting van sommige bepalingen, enerzijds, van Richtlijn 2004/17/EG van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en, anderzijds, van Richtlijn 2004/18/EG van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Zoals in de inleiding reeds is vermeld, wordt daarnaast van de gelegenheid gebruik gemaakt om de toepassing van een aantal bepalingen van de uitvoeringsbesluiten, die inzonderheid door het koninklijk besluit van 23 november 2007 werden ingevoerd, uit te breiden tot de opdrachten beneden de Europese bekendmakingsdrempels.
Immers, doordat het koninklijk besluit van 23 november 2007 moest worden uitgevaardigd in een periode van lopende zaken, zag de toenmalige regering zich in haar optreden beperkt tot wat strikt noodzakelijk was met het oog op de omzetting van de dwingende bepalingen van de voormelde richtlijnen, zodat zij niet regelgevend kon optreden ten aanzien van de opdrachten die buiten het toepassingsveld van de bedoelde richtlijnen vallen. Het gebrek aan coherentie dat daaruit is voortgevloeid, zal met het voorliggende ontwerpbesluit nu dus worden weggewerkt. Verder wordt, buiten de omzetting van de richtlijnen, een precisering opgenomen over het gevolg dat moet worden gegeven aan een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen is opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, een computervirus of een andere schadelijke instructie vertoont. Ten slotte worden nog enkele verbeteringen doorgevoerd aan de structuur van de uitvoeringsbesluiten zoals de wijziging van het opschrift van een aantal titels en een herschikking van artikelen.
Hoofdstuk 2 is gewijd aan de wijzigingen aangebracht in de wet van 24 december 1993.
Art. 2.Dit artikel brengt een precisering aan in artikel 21bis, § 2, van de wet om erop te wijzen dat de onregelmatigheid van een offerte met name kan voortvloeien uit de vaststelling door de aanbestedende overheid dat de voorgestelde oplossingen in de offerte niet gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties of niet voldoen aan de vastgestelde prestatie- of functionele eisen. In zijn advies stelt de Raad van State voor het woord « oplossingen » te wijzigen in de woorden « werken, leveringen of diensten ». Gezien de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG op dit punt zelf uiteenlopen, wordt geopteerd voor de terminologie « oplossingen voor de werken, leveringen of diensten ».
Art. 3.Dit artikel vult artikel 41bis aan met een paragraaf die verduidelijkt dat dezelfde gunningscriteria moeten worden gebruikt zowel voor het sluiten van een raamovereenkomst als voor de gunning van de op deze raamovereenkomst gebaseerde opdrachten. Volgens deze bepaling mag de raamovereenkomst bovendien niet worden misbruikt om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen.
Art. 4.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 2.
Art. 5.Dit artikel vervolledigt de definitie van de overheidsopdracht voor aanneming van leveringen en voegt een bepaling toe betreffende de raamovereenkomst. Wat dit laatste punt betreft, wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 3 van het ontwerp. Er is geen gevolg gegeven aan de opmerking van de Raad van State die ertoe strekt de woorden « plaatsings- of installatiewerkzaamheden » te wijzigen in « werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van de geleverde producten », aangezien deze omslachtige formulering inhoudelijk geen meerwaarde biedt.
Art. 6.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 2 van het ontwerp.
Art. 7.Dit artikel brengt een tekstverbetering aan in artikel 63bis van de wet dat werd ingevoegd bij artikel 9 van het koninklijk besluit van 23 november 2007, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 december 2007 om, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2004/17/EG, te kunnen bepalen welk stelsel toepasselijk is op een overheidsopdracht of op een opdracht wanneer het voorwerp ervan meerdere activiteiten omvat.
Wat de vorm betreft, moet deze bepaling worden vernummerd om artikel 65bis van Boek III van de wet te vormen dat de slotbepalingen bevat.
Art. 8.Dit artikel heeft tot doel bijlage 1 van de wet te vervangen, hoofdzakelijk om er de versienummers van de NACE-nomenclatuur in te vermelden die opgenomen is in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG. Deze aanpassing leidt niet tot een wijziging van het begrip « opdracht voor aanneming van werken » zoals het momenteel van toepassing is, behalve dat een categorie 45.5 is toegevoegd betreffende de verhuur van machines voor de bouwnijverheid met bedieningspersoneel, waarvan de impact gering is.
Art. 9.Dit artikel heeft tot doel bijlage 2 van de wet te vervangen wat de opdrachten voor aanneming van diensten betreft. Rekening houdend met het arrest in de zaak C-287/07, moet worden opgemerkt dat de uitzondering die betrekking heeft op de overeenkomsten voor de aankoop, ontwikkeling, de productie of coproductie van programmamateriaal door omroeporganisaties en op de overeenkomsten betreffende zendtijd, niet van toepassing is in de speciale sectoren.
Gezien de bewoordingen van de bijlagen van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG betreffende de diensten en om redenen van samenhang, wordt ook de uitsluiting betreffende bepaalde telecommunicatiediensten van de categorie A5 geschrapt voor de opdrachten die de Europese drempel niet bereiken.
Bovendien worden de nieuwe CPV-codes, waarvan het gebruik verplicht is in het kader van de bekendmaking van opdrachten voor diensten, in deze bijlage opgenomen.
Hoofdstuk 3 is gewijd aan de wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 8 januari 1996.
Art. 10.Dit artikel brengt een precisering aan in artikel 2 van het besluit, betreffende de modaliteiten voor de berekening van het geraamde bedrag van een opdracht voor aanneming van werken of van een bouwwerk in geval van eventuele opties of een eventuele opdrachtverlenging.
Art. 11.In zijn advies vestigt de Raad van State de aandacht op de noodzaak om wat betreft de bepaling inzake de verzendingswijzen van de aanvragen tot deelneming nauwer aan te sluiten bij de terminologie van artikel 48, § 6, c , van de Richtlijn 2004/17/EG. Maar gezien een gelijkaardige bepaling voorkomt in artikel 42, § 6, c, van de Richtlijn 2004/18/EG, wordt eveneens een wijziging aangebracht aan artikel 6, § 3, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Er wordt verduidelijkt dat indien de aanvraag tot deelneming per telefax of via een elektronisch middel gebeurt, met het oog op een juridisch bewijs een schriftelijke bevestiging kan worden geëist. Wat het elektronisch middel betreft, is deze bevestiging evenwel enkel vereist wanneer dat middel niet voldoet aan de voorschriften van artikel 81quater, § 1. Een schriftelijke bevestiging is daarentegen verplicht ingeval van een telefonische aanvraag tot deelneming.
Art. 12.Dit artikel brengt een precisering aan in artikel 7 van het besluit, betreffende de regels voor de vaststelling van de ontvangsttermijn van de aanvragen tot deelneming en de offertes. Bij de vaststelling van de termijn dient immers rekening te worden gehouden met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes.
Art. 13.Dit artikel vult artikel 9 van het besluit aan en voegt de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag bevonden offertes toe aan de - overigens niet-limitatieve - lijst van de inlichtingen vermeld in het proces-verbaal dat aan de Europese Commissie wordt overgemaakt.
Art. 14.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 15.Dit artikel brengt twee preciseringen aan in artikel 16 van het besluit, betreffende de algemene selectieregels. In het vijfde lid, dat gewijd is aan het aantal kandidaten dat tot de onderhandelingen wordt toegelaten in geval van onderhandelingsprocedure met bekendmaking, wordt, zoals voor de beperkte procedures, bepaald dat het aantal geraadpleegde kandidaten voldoende moet zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen.
Bovendien herinnert een nieuw lid eraan dat de inlichtingen en de minimumeisen voor de beoordeling van de financiële en economische draagkracht en de technische bekwaamheid van de kandidaten en inschrijvers verband moeten houden met en in verhouding moeten staan tot het voorwerp van de opdracht.
Art. 16.Dit artikel wijzigt artikel 17, § 1, van het besluit betreffende de verplichte uitsluitingsgronden, om het toepasselijk te maken op de opdrachten beneden de Europese drempel.
Art. 17.Dit artikel wijzigt artikel 19 van het besluit betreffende de technische en beroepsbekwaamheid, om het laatste lid ervan toepasselijk te maken op de opdrachten beneden de Europese drempel.
Art. 18.In artikel 20, § 2, van het besluit wordt een tweede lid ingevoegd dat verwijst naar een bijlage die voortaan de bedoelde beroepsregisters en attesten voor elke lidstaat vermeldt. Deze lijst, die opgenomen is in bijlage IX van Richtlijn 2004/18/EG heeft momenteel evenwel slechts betrekking op vijftien van de zevenentwintig lidstaten.
Art. 19.Dit artikel wijzigt artikel 20bis van het besluit, betreffende de kwaliteitsnormen, om het toepasselijk te maken op de opdrachten beneden de Europese drempel.
Art. 20.Dit artikel wijzigt artikel 20ter van het besluit, betreffende de normen inzake milieubeheer, om dezelfde reden als die welke de in het vorige artikel aangebrachte wijziging rechtvaardigt.
Art. 21.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 10 van het ontwerp.
Art. 22.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 11 van het ontwerp.
Art. 23.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 24.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 13 van het ontwerp.
Art. 25.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 26.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 15 van het ontwerp.
Art. 27.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 16 van het ontwerp.
Art. 28.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 17 van het ontwerp.
Art. 29.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 18 van het ontwerp.
Art. 30.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 19 van het ontwerp.
Art. 31.Dit artikel brengt twee wijzigingen aan in artikel 54 van het besluit. De eerste wijziging betreft het tweede lid en bevat een precisering van de algemene formulering in het eerste lid, volgens dewelke voor de verzekeringsdiensten en de diensten die betrekking hebben op ontwerpen ook rekening moet worden gehouden met alle andere vormen van vergoeding.
De tweede wijziging, betreffende de berekening van het geraamde bedrag van de opdracht, stemt overeen met die welke met name reeds vermeld is in artikel 10 van het ontwerp. Bijgevolg wordt verwezen naar de commentaar bij dit artikel. Er is geen gevolg gegeven aan de opmerking van de Raad van State om de woorden « en alle andere vormen van vergoeding » te wijzigen in, al naargelang, « en andere vormen van beloning of « en andere wijzen van bezoldiging » om aldus meer aan te sluiten op de terminologie van de richtlijn. Deze alternatieve formuleringen bieden immers geen inhoudelijke meerwaarde.
Art. 32.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 11 van het ontwerp.
Art. 33.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 34.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 13 van het ontwerp.
Art. 35.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 36.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 15 van het ontwerp.
Art. 37.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 16 van het ontwerp.
Art. 38.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 18 van het ontwerp.
Art. 39.Dit artikel voorziet in de opheffing van artikel 73 van het besluit, betreffende de normen inzake kwaliteitsbewaking. Voortaan worden de bepalingen vervat in artikel 73bis toepasselijk gemaakt in alle gevallen.
Art. 40.Dit artikel maakt artikel 73bis van het besluit toepasselijk op alle opdrachten, zoals uiteengezet in de commentaar bij artikel 39.
Art. 41.Dit artikel breidt de toepasselijkheid uit tot alle opdrachten ongeacht hun bedrag, van de bepalingen van artikel 73ter van het besluit betreffende de normen inzake milieubeheer.
Art. 42.Dit artikel voegt in het hoofdstuk gewijd aan de prijsvraag voor ontwerpen, een artikel 74bis in teneinde te preciseren dat deze bepalingen niet toepasselijk zijn in de speciale sectoren. Deze in feite overbodige bepaling is uitsluitend ingevoegd om te voldoen aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 2009 in de zaak C-292/07, Commissie/België.
Art. 43.Dit artikel brengt verscheidene preciseringen aan in artikel 75 van hetzelfde besluit, betreffende de prijsvraag voor ontwerpen.
Volgens de eerste precisering moet het bestek bepalen of de jury over een adviesbevoegdheid of een beslissingsbevoegdheid beschikt. Voorts wordt eraan herinnerd dat de jury volledig autonoom optreedt bij het uitoefenen van haar advies- of beslissingsbevoegdheid.
De tweede precisering benadrukt dat de selectiecriteria duidelijk en niet-discriminerend moeten zijn. Het gaat welteverstaan om een algemeen beginsel dat in alle gevallen van toepassing is. Deze bepaling is eveneens uitsluitend ingevoegd om te voldoen aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 2009 in de zaak C-292/07, Commissie/België.
De derde precisering wijst op de noodzaak om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen in het kader van de selectie van de kandidaten die worden uitgenodigd om deel te nemen aan de prijsvraag.
Art. 44.Dit artikel bepaalt in artikel 76, § 2, van het besluit, dat bij de berekening van het geraamde bedrag van een prijsvraag die plaatsvindt in het kader van de gunningsprocedure van een overheidsopdracht voor aanneming van diensten, ook rekening gehouden wordt met het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers, alsook met de geraamde waarde van de daaropvolgende dienstopdracht, behoudens indien de aanbestedende overheid in dat laatste geval de latere gunning van de opdracht heeft uitgesloten in de aankondiging van prijsvraag.
Art. 45.Dit artikel wijzigt het opschrift van Titel IIIbis van het besluit. Deze titel moet immers alle communicatiemiddelen behandelen en niet enkel de elektronische communicatiemiddelen.
Art. 46.Dit artikel vervangt artikel 81ter van het besluit.
Het vormt een deels nieuwe bepaling die, net zoals artikel 42, 3, van Richtlijn 2004/18/EG verduidelijkt dat, ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt, de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zodanig moeten plaatsvinden dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de offertes en van de aanvragen tot deelneming gewaarborgd worden en dat de aanbestedende overheid pas bij het verstrijken van de voorziene termijn kennisneemt van de inhoud ervan.
Dit artikel bepaalt vervolgens in zijn paragraaf 2 het gevolg dat moet worden gegeven aan een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen is opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, een computervirus of een andere schadelijke instructie vertoont. - Het is mogelijk dat de ontvangen versie door de bestemmeling in een veiligheidsarchief wordt opgenomen. Indien zulks technisch noodzakelijk is, wordt het document als niet ontvangen beschouwd en wordt de afzender van het schriftelijk stuk hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. De bestemmeling kan eveneens beslissen het bewuste document te aanvaarden, indien hij meent het zonder risico te kunnen lezen of desinfecteren, teneinde niet enkel zijn computersysteem, maar ook de integriteit van dat document te vrijwaren. De bestemmeling die een dergelijke verrichting overweegt, moet zich ervan vergewissen dat hierdoor de inhoud van het document niet zal worden gewijzigd. De bevoegde overheid is verantwoordelijk voor de eindbeslissing en moet erop toezien dat het gelijkheidsbeginsel wordt nageleefd.
Indien het document een aanvraag tot deelneming of een offerte is, is de aanpak evenwel anders. Indien zulks technisch noodzakelijk is, kan de aanvraag tot deelneming of de offerte geweerd worden. De selectie- of de gunningsbeslissing moet de verwerping motiveren. Wanneer het ontvangstsysteem van de offertes de macro of de infectie ontdekt, mag de aanbestedende overheid de kandidaat of inschrijver hiervan niet onmiddellijk in kennis stellen. De kandidaten of inschrijvers in kwestie mogen immers niet de kans krijgen om alsnog een schriftelijk stuk in te dienen dat aan de voorschriften voldoet en hun aanvraag tot deelneming of offerte te regulariseren, aangezien de gelijke behandeling van de concurrenten die een papieren gegevensdrager of klassieke transmissietechnieken gebruiken, hierdoor in het gedrang zou komen. De informatie zal gebeuren volgens de vigerende wettelijke of reglementaire bepalingen.
Paragraaf 3 bepaalt dat de aanbestedende overheid het gebruik van elektronische middelen kan toestaan voor de verzending van andere schriftelijke stukken dan de aanvragen tot deelneming of de offertes, zoals bijvoorbeeld verduidelijkingen of prijsverantwoordingen.
Dezelfde regel is toepasselijk voor de kandidaten of inschrijvers. Het tweede lid van § 3 voegt hieraan toe dat wanneer een bepaling van het besluit vermeldt dat een verzending aangetekend moet plaatsvinden of worden bevestigd, in dat geval, elektronische middelen mogen worden gebruikt mits ze voldoen aan artikel 81quater, § 1. Het bepaalt ook dat de bewijslast van de ontvangst berust op de bestemmeling.
Art. 47.Dit artikel betreffende het gebruik van elektronische middelen voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes herneemt bepalingen van de artikelen, 81ter, 81quater, § 1, en 81quinquies van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Het bevat evenwel ook enkele nieuwe bepalingen. Het voorliggende ontwerp heft meer bepaald het verbod op voor de aanbestedende overheid om het gebruik van elektronische middelen op te leggen.
Paragraaf 1 van artikel 81quater bepaalt vervolgens de na te leven minimumvoorwaarden wanneer elektronische middelen worden gebruikt.
Deze voorwaarden stemmen inhoudelijk overeen met die van het huidige artikel 81ter van het koninklijk besluit van 8 januari 1996.
Wat de opgesomde voorwaarden betreft, zijn enkel die vermeld in 1°, betreffende de elektronische handtekening, alsook die betreffende de automatische vaststelling van het precieze tijdstip van ontvangst (2°), de te nemen maatregelen in geval van ontdekking van een computervirus (3°) en de gewaarborgde integriteit van de inhoud van de verzending (4°) tegelijk van toepassing op de kandidaten of inschrijvers, en op de aanbestedende overheid.
De overige voorwaarden zijn enkel van toepassing op de aanbestedende overheid.
De tekst verduidelijkt in het laatste lid dat de voorwaarden van 3° tot 8°, niet toepasselijk zijn op de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet via deze middelen worden overgelegd. Het is immers mogelijk dat een schriftelijk stuk wordt opgesteld via elektronische middelen en via andere middelen wordt verzonden. Zo bijvoorbeeld wanneer het wordt weggeschreven naar een materiële informaticadrager (hardware) zoals CD, DVD, USB-apparaat,... . In dit geval zijn de regels voor de verzending per brief of per drager van toepassing. - Volgens 1° moet de handtekening een geavanceerde elektronische handtekening met een gekwalificeerd certificaat zijn, zoals bedoeld in de Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor de elektronische handtekeningen en zoals bedoeld in de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Hieruit vloeit voort dat een aanvraag tot deelneming of offerte die werd ondertekend via een anoniem certificaat, moet worden verworpen. De geavanceerde elektronische handtekening garandeert o.a. de authenticiteit van de handtekening zelf maar ook de integriteit van de inhoud ervan. Zij laat bovendien perfect toe na te gaan of de offerte werd geopend of gewijzigd.
Eén van de voorwaarden is dat de handtekening wordt gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening. Volgens bijlage III van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, die Richtlijn 1999/93/EG omzet, moet een dergelijk middel, via passende technieken en procedures, ten minste waarborgen dat : -de gebruikte gegevens voor het aanmaken van een handtekening in de praktijk slechts éénmaal kunnen voorkomen en dat de vertrouwelijkheid ervan op redelijke wijze verzekerd is; - men redelijke zekerheid heeft dat de gebruikte gegevens voor het aanmaken van de handtekening niet door deductie kunnen worden achterhaald en dat de handtekening met de op dit ogenblik beschikbare technische middelen beschermd is tegen vervalsing; - de voor het aanmaken van de handtekening gebruikte gegevens door de legitieme ondertekenaar op betrouwbare wijze kunnen worden beschermd tegen het gebruik door anderen.
Bovendien mogen de veilige middelen voor het aanmaken van een handtekening noch de te ondertekenen gegevens wijzigen, noch verhinderen dat die gegevens vóór het ondertekeningsproces aan de ondertekenaar worden voorgelegd.
De bepalingen van de Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt, zijn ook van toepassing op de verzending via elektronische middelen.
Bovendien heeft de wet van 20 oktober 2000, het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure ingevoerd. - Volgens 2° moet de integriteit van de inhoud van de verzending worden gewaarborgd. Zoals hierboven werd opgemerkt, is deze bepaling niet enkel van toepassing op de aanbestedende overheid, maar ook op de kandidaten of inschrijvers. Hieruit vloeit voort dat een aanvraag tot deelneming of offerte die een macro-opdracht bevat die het document kan wijzigen, zal worden geweerd. Macro-opdrachten die de inhoud van het document niet kunnen wijzigen, zijn daarentegen toegestaan. Er wordt voor dit punt verwezen naar het commentaar van artikel 43, § 2. - Volgens 3° moet, wanneer een verzending via elektronische middelen gebeurt, het tijdstip van ontvangst van het document kunnen worden bewezen door overlegging van een ontvangstbewijs dat automatisch door de bestemmeling aan de afzender wordt verstrekt.
Op technisch niveau dienen de automatisch verzonden ontvangstbewijzen tenminste de datum en het uur van ontvangst te vermelden, alsook een refertenummer en het aantal en de naam van de elementen waaruit het bericht bestaat, m.a.w. de bijlagen. Het is niet nodig een kopie van het ontvangen bericht als bijlage toe te voegen. - Volgens 4° en 5° wordt het vertrouwelijk karakter van de aanvragen tot deelneming en de gewaarborgd door een systeem dat redelijkerwijs verzekert dat de overgemaakte gegevens voor niemand toegankelijk zijn vóór de uiterste datum en dat elke inbreuk zal worden opgespoord. Het is de bedoeling om via deze vereiste een waarborg te bieden die minstens gelijkwaardig is aan die geboden door de vormvereiste van de definitief gesloten omslag en de verzending onder gewone of dubbele omslag in geval van overhandiging door een bode of verzending per brief. - Volgens 6° en 7° mogen enkel de aangestelde personen die handelen in naam van de aanbestedende overheid, de data van opening van de overgelegde gegevens vastleggen of wijzigen en kunnen ze, door hun gelijktijdig optreden, toegang verlenen tot deze gegevens op de vastgelegde uiterste datum en uur. De overgemaakte gegevens betreffen zowel de aanvragen tot deelneming als de offertes, de wijzigingen en intrekkingen van offertes, alsook de plannen en ontwerpen bij een ontwerpenwedstrijd. Deze bepalingen zijn daarentegen niet van toepassing op het onderzoek van de elektronische aanvragen tot deelneming of offertes en evenmin op de procedures van interne controle bij de aanbestedende overheid. - Volgens 8° zijn die vertrouwelijke gegevens, zowel in het geval van een aanvraag tot deelneming als van een offerte, na de opening ervan alleen toegankelijk voor de tot inzage aangestelde personen. - Volgens 9° mogen de te gebruiken hulpmiddelen niet discriminerend zijn. Ze moeten algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en verenigbaar met de algemeen gebruikte informatie- en communicatiemiddelen. Ze worden beschreven in de aankondiging van opdracht of het bestek.
Bijgevolg worden aanvragen tot deelneming of offertes geweerd die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen die deze voorwaarden bevatten. Dit zal het geval zijn wanneer een offerte wordt ingediend op een materiële informaticadrager (hardware) zoals CD, DVD, USB-apparaat,... en die niet compatibel is met de door de aanbestedende overheid in de aankondiging van opdracht of het bestek aangeduide middelen.
Overeenkomstig de interpretatie van het Hof van Justitie, laat paragraaf 2 het daarentegen aan de aanbestedende overheid over om voor elke opdracht te beslissen of het gebruik van elektronische middelen voor de indiening van de aanvragen tot deelneming of de offertes wordt opgelegd, toegestaan of verboden. Deze beslissing alsook, eventueel, het te gebruiken elektronisch adres worden vermeld in de aankondiging van opdracht of het bestek. Indien deze vermeldingen ontbreken, is het gebruik van elektronische middelen verboden. Deze laatste oplossing is verschillend van de oplossing waarvoor tot nu toe werd geopteerd in het koninklijk besluit van 8 januari 1996. In dit besluit wordt immers bepaald dat zelfs indien de aanbestedende overheid het gebruik van elektronische middelen toestaat, de kandidaten en de inschrijvers hun aanvragen tot deelneming of offertes op papier mogen opstellen, of gedeeltelijk via elektronische middelen en gedeeltelijk op papier.
De aanbestedende overheid die bruikbare communicatiemiddelen kiest, en in het bijzonder elektronische middelen, moet met name rekening houden met de vraag of het voor de ondernemingen in een bepaalde sector mogelijk is om via deze middelen een aanvraag tot deelneming of een offerte in te dienen.
Het tweede lid, van § 2, zorgt evenwel voor een versoepeling aangezien het onmogelijk of zeer moeilijk kan zijn om sommige documenten elektronisch beschikbaar te maken. In dat geval mogen de kandidaten en inschrijvers, zelfs indien de aanbestedende overheid het gebruik van elektronische middelen heeft opgelegd of toegestaan, deze documenten op papier bezorgen. Indien elektronische middelen verplicht zijn, dient de aanbestedende overheid zich vooraf akkoord te verklaren met het gebruik van papieren documenten.
Het derde lid, van § 2, stemt overeen met de inhoud van artikel81quinquies van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Uit deze bepaling blijkt dat de kandidaat of inschrijver die zijn aanvraag tot deelneming of offerte volledig of gedeeltelijk via elektronische middelen indient, aanvaardt dat bepaalde gegevens door de werking zelf van het ontvangstsysteem worden geregistreerd. Een dergelijke bepaling is vereist om reden dat de registratie van de activiteiten (logging) inzake ontvangst van de aanvragen tot deelneming of offertes absoluut noodzakelijk blijkt te zijn. Deze bepaling komt met name tegemoet aan de voorschriften van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Paragraaf 3 vormt een nieuwe bepaling betreffende de dubbele zending en de veiligheidskopie. De aanbestedende overheid kan voortaan het gebruik van deze mogelijkheden toestaan.
In de praktijk kan de vastgestelde termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming of de offertes om diverse technische redenen worden overschreden : de server van de aanbestedende overheid is overbelast omdat omvangrijke documenten gelijktijdig zijn binnengekomen, tijdelijke onbeschikbaarheid van de server die te wijten is aan de internetprovider van de kandidaat of de inschrijver, foute inschatting van de downloadtermijnen door de inschrijver, enz.
In dat geval is slechts een deel van de offerte tijdig « toegekomen ».
De gekozen oplossing bestaat er in concreto in dat enkel een vereenvoudigd document mag worden ingediend op het uiterste ogenblik van de ontvangst van de aanvragen tot deelneming of de offertes. Dit document bevat hun identiteit, de elektronische handtekening van hun volledige aanvraag tot deelneming of offerte en, in voorkomend geval, het bedrag van hun offerte. De elektronische handtekening op de vereenvoudigde zending moet dus verplicht betrekking hebben op de volledige aanvraag tot deelneming of offerte. Via deze elektronische handtekening wordt de integriteit gewaarborgd van de inhoud van het document dat later wordt verzonden. Ook dit vereenvoudigd document moet elektronisch worden ondertekend omdat het geldt als aanvraag tot deelneming of offerte.
Het downloaden van de volledige offerte binnen de daaropvolgende vierentwintig uur biedt een oplossing voor dit technisch probleem.
Vanzelfsprekend mag de periode van vierentwintig uur enkel volgen op het uiterste ogenblik van de ontvangst van de offerte en er niet aan voorafgaan. Zoniet zal hetzelfde probleem opduiken na afloop van deze periode. Na de opening mag niets meer worden gewijzigd aan de offerte.
In geval van offertes neemt de voorzitter van de zitting, bij de opening, kennis van de vereenvoudigde offerte die de verplichte vermeldingen voor de voorlezing bevat. De elektronische handtekening op de vereenvoudigde offerte authentificeert de inschrijver.
Via de elektronische handtekening op de vereenvoudigde offerte wordt de integriteit nagegaan van de volledige offerte die later wordt verzonden.
Bovendien, om eventuele technische moeilijkheden van allerlei aard te verhelpen die deze overlegging nog zouden kunnen verstoren, met name indien de over te leggen offertes zeer omvangrijk zijn, kunnen de kandidaten of inschrijvers hun offerte bovendien overleggen via een dubbele zending met een « veiligheidskopie ». Deze veiligheidskopie bevat de volledige inhoud van de oorspronkelijke offerte die aan de aanbestedende overheid werd overgemaakt. Ze kan worden overgelegd op een elektronische fysieke drager (CD-Rom, DVD-Rom, USB-sleutel...) of op een papieren drager. Ze wordt gericht aan de aanbestedende overheid, gelijktijdig met de verzending van de oorspronkelijke offerte, onder gesloten omslag en met de verplichte vermelding : « Veiligheidskopie ». De documenten die deze drager bevat, moeten met de hand worden ondertekend indien het om een papieren drager gaat of elektronisch worden ondertekend indien het om een elektronische drager gaat. Deze veiligheidskopie mag slechts worden geopend in geval van een tekortkoming bij de overlegging, de ontvangst of de opening van de aanvraag tot deelneming of van de offerte die via elektronische middelen wordt overgelegd. Eens geopend, vervangt deze kopie definitief het document dat ze heeft bewaard. Op de veiligheidskopie zijn voor het overige alle regels toepasselijk die gelden voor offertes, zowel vóór als na de opening ervan.
Art. 48.Dit artikel voorziet in de opheffing van artikel 82quinquies van hetzelfde besluit, waarvan de inhoud opgenomen is in de voorgaande artikelen.
Art. 49.Dit artikel voorziet in de opheffing van artikel 82 van het besluit, dat definities bevat inzake technische specificaties en normen en enkel toepasselijk is beneden de Europese drempels.
Art. 50.Dit artikel maakt de definities inzake technische specificaties en normen toepasselijk op alle opdrachten, ongeacht het bedrag.
Art. 51.Dit artikel voorziet in de opheffing van artikel 83 van het besluit, betreffende het gebruik van de technische specificaties, dat enkel toepasselijk is beneden de Europese drempels.
Art. 52.Dit artikel maakt de regels inzake het gebruik van technische specificaties toepasselijk op alle opdrachten, ongeacht het bedrag.
Art. 53.De door dit artikel aangebrachte wijzigingen in artikel 84 van het besluit zijn van louter formele aard. Ze houden rekening met de wijzigingen die in de vorige artikelen werden aangebracht.
Art. 54.Dit artikel brengt een precisering aan in artikel 85, tweede lid, van het besluit, betreffende het verbod om merken, octrooien of types, of een bepaalde oorsprong of productie te vermelden. De tweede zin van dit tweede lid bevat een uitzondering op dit verbod. Het werd evenwel nuttig geacht om het uitzonderlijke karakter ervan nog meer te benadrukken via de aanvulling « , bij wijze van uitzondering ».
Art. 55.Dit artikel voorziet in de omzetting van artikel 27 van Richtlijn 2004/18/EG wat betreft de verplichtingen inzake fiscaliteit, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden.
Art. 56.Dit artikel schrapt het tweede lid, van § 1, van artikel 104 van hetzelfde besluit dat overbodig blijkt gezien de bepalingen van artikel 81quater.
Art. 57.Dit artikel brengt een tekstverbetering aan in artikel 105 van hetzelfde besluit.
Art. 58.Dit artikel brengt twee wijzigingen aan in artikel 106, tweede lid, van hetzelfde besluit.
De eerste wijziging wordt aangebracht in 4°. Het neemt een bepaling over die momenteel vervat is in 5°, betreffende de formaliteit van de paraaf. Hieruit blijkt dat de voorzitter of een bijzitter niet enkel de offerte en de documenten tot wijziging of tot intrekking ervan parafeert, maar ook de bijlagen die ze het belangrijkst achten, rekening houdend met wat materieel mogelijk is.
Bovendien, wanneer de offertes via elektronische middelen conform artikel 81quater, § 1, zijn opgesteld, plaatst de voorzitter of een bijzitter zijn elektronische handtekening op de documenten. De elektronische handtekening van een document genereert een « hash » (code gevormd door opeenvolging van cijfers en letters) die uniek is voor het document. Deze formaliteit is evenwel niet vereist indien de door de aanbestedende overheid gebruikte elektronische middelen toelaten de integriteit van de documenten na hun opening te controleren.
In het geval van elektronische offertes kunnen de hashs van de documenten worden opgenomen in het proces-verbaal van de openingszitting dat wordt ondertekend. Het is dus niet nodig om alle documenten die deel uitmaken van de offertes te ondertekenen, vermits de controle op de integriteit van een document op elk ogenblik kan worden uitgeoefend. Zelfs indien men een bijkomende spatie in het document invoegt, wijzigt de hash.
De tweede wijziging, aangebracht in 5°, vervangt de drie eerste zinnen van de bepaling, aangezien de formaliteit van de paraaf naar 4° wordt verplaatst.
Art. 59.Dit artikel, betreffende het organiseren van een bijkomende openingszitting, vervangt artikel 108 van hetzelfde besluit. Een dergelijke zitting moet plaatsvinden : - wanneer offertes, wijzigingen of intrekkingen te laat zijn ingediend, maar overeenkomstig de artikelen 104 en 105 toch in aanmerking kunnen worden genomen, aangezien deze ten laatste vier kalenderdagen vóór de datum van de opening van de offertes per aangetekende brief bij de post werd afgegeven. Indien de aangetekende brief met deze offerte, de intrekking of de wijziging ervan evenwel nog tijdens de zitting bij de voorzitter toekomt, kan die onmiddellijk worden geopend. Een bijkomende zitting is in dat geval dan ook niet vereist; - in geval van technische moeilijkheden waarbij het niet mogelijk is om tijdens de oorspronkelijke openingszitting, een met elektronische middelen opgestelde offerte te openen en te onderzoeken, behoudens wanneer men op geldige wijze een veiligheidskopie volgens de voorwaarden van artikel 81quater, § 3, eerste lid, 2°, heeft kunnen openen.
Artikel 59 bepaalt verder dat de modaliteiten zoals omschreven in de artikelen 106, derde lid, punten 4° en 5°, en 107, betreffende het verloop van de zitting en het opmaken van het proces-verbaal van de openingszitting hier eveneens van toepassing zijn, en dit vanuit een bekommernis van transparantie en gelijke behandeling van de inschrijvers.
Art. 60.Dit artikel vervangt § 3, derde lid, van artikel 110 van het besluit. Het niet-limitatieve karakter van de opgesomde verantwoordingen waarmee rekening kan worden gehouden om aan te tonen dat een prijs niet abnormaal is, wordt bevestigd door de toevoeging van de woorden « met name ».
Bovendien werd de niet-limitatieve lijst van de aanvaardbare verantwoordingen in overeenstemming gebracht met die van artikel 55 van Richtlijn 2004/18/EG. In zijn advies merkt de Raad van State op dat het hem niet duidelijk is in welke mate artikel 55, §§ 2 en 3, van de Richtlijn 2004/18/EG is omgezet. Aangaande die twee punten moet worden onderstreept dat § 4 van artikel 110 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 reeds preciseert welke regels de aanbestedende overheid in acht moet nemen wanneer hij de betrokken inschrijver bevraagt en hem uitnodigt de nodige rechtvaardigingen te verstrekken.
Wat betreft de problematiek van de staatssteun is een oplossing aangebracht met de exemplatieve opsomming in een nieuw derde lid van § 3, van artikel 110 van het koninklijk besluit.
De mededeling aan de Europese Commissie in geval van de verwerping van een abnormaal lage offerte om reden van een onrechtmatig toegekende staatssteun, is reeds geregeld in § 5 van hetzelfde artikel.
Art. 61.Dit artikel brengt een tekstverbetering aan in de artikelen 111, 112 en 114 van hetzelfde besluit, teneinde rekening te houden met de aanpassingen aangebracht in artikel 81quater.
Art. 62.Er wordt verwezen naar de commentaar bij het vorige artikel.
Art. 63.Dit artikel brengt een precisering aan in artikel 120bis van het besluit dat het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2, 1°, c, van de wet toestaat wanneer, « voor zover strikt noodzakelijk, het dringende karakter voortvloeiend uit niet te voorziene gebeurtenissen niet toelaat de bij de andere procedures gestelde termijnen na te leven ». Ingevolge de uitspraak van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak 292/07/EG en om de strikte formulering van artikel 31, 1, c, van Richtlijn 2004/18/EG over te nemen, wordt verduidelijkt dat de ingeroepen omstandigheden in geen geval aan de aanbestedende overheid te wijten mogen zijn.
Art. 64.De wijziging aangebracht in artikel 122, laatste lid, van hetzelfde besluit heeft tot doel het gebruik van de e-mail mogelijk te maken voor de opdrachten van meer dan 5.500 euro exclusief BTW die bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking worden gegund.
Art. 65.Dit artikel zorgt voor de invoeging van een artikel 122ter in het besluit.
In geval van onderhandelingsprocedure met een verplichte voorafgaande Europese bekendmaking (wat met name de opdrachten voor aanneming van diensten bedoeld in de bijlage II, B, van de wet uitsluit), is de mogelijkheid om te onderhandelen over de voorwaarden van de opdracht beperkt tot de inhoud van de offertes. Immers, de aanbestedende overheid mag in dat geval slechts over de offertes onderhandelen om ze aan te passen aan de eisen vermeld in de opdrachtdocumenten en, naargelang het geval, de offerte te kiezen die vanuit haar oogpunt de laagste of economisch voordeligste is. Bijgevolg mogen de voorwaarden van de opdracht en het voorwerp ervan, die vooraf zijn bepaald, niet worden gewijzigd tijdens de onderhandelingen.
De aanbestedende overheid kan in hetzelfde geval in de opdrachtdocumenten bepalen dat de onderhandelingen in opeenvolgende fases verlopen teneinde het aantal offertes waarover onderhandeld wordt te beperken op basis van de gunningscriteria. Overeenkomstig de beginselen inzake gelijkheid en niet-discriminatie, kan de aanbestedende overheid, volgens de modaliteiten bepaald in de opdrachtdocumenten en na een eerste onderzoek van de offertes, beslissen dat zij de onderhandelingen enkel aangaat of voortzet met de inschrijvers die een offerte hebben ingediend die het best aansluit bij haar behoeften. Zoniet zal de aanbestedende overheid met alle inschrijvers onderhandelen.
De bovenstaande verplichtingen gelden niet voor de opdrachten die niet aan een verplichte voorafgaande Europese bekendmaking zijn onderworpen.
Art. 66.Dit artikel voorziet in de invoeging van een bijlage 8 in het besluit, dat de bedoelde beroeps- of handelsregisters, verklaringen of attesten bevat als bedoeld in de artikelen 18, 29 en 38 van het ontwerp.
Hoofdstuk 4 is gewijd aan de wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 10 januari 1996.
Art. 67.Dit artikel brengt drie preciseringen aan in artikel 7, § 2, van het besluit, betreffende het kwalificatiestelsel. Enerzijds wordt 1° aangevuld wat de draagwijdte ervan betreft, die niet enkel de beslissing over de kwalificatie moet omvatten, maar ook de bijwerking van de criteria en van de toepasselijke regels, alsook de keuze van de deelnemers aan een procedure. Anderzijds worden in 3° de termijnen voor de kennisgeving aan de aanvragers aangepast, rekening houdend met het feit dat de beslissing over de kwalificatie voortaan binnen een maximumtermijn van zes maanden moet worden genomen.
Ten slotte is 4° aangepast om de termijnen te preciseren binnen dewelke de beslissingen over de kwalificatie en over de intrekking van de kwalificatie aan de betrokkenen moeten worden meegedeeld.
Art. 68.Dit artikel brengt twee wijzigingen aan in artikel 8 van het besluit. Voor de eerste wijziging wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp. De tweede wijziging heeft betrekking op het laatste lid van artikel 8 betreffende de verzendingswijzen van de aanvragen tot deelneming. Er wordt verwezen naar de commentaar van artikel 11.
Art. 69.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 70.Dit artikel zorgt voor de invoeging in artikel 16, § 2, betreffende de algemene selectieregels, van de verwijzing naar het principe volgens hetwelke, enerzijds, de aanbestedende overheid sommige kandidaten geen voorwaarden kan opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen en, anderzijds, van het verbod op proeven en motiveringen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn.
Art. 71.Er wordt verwezen naar de commentaar bij de artikelen 16 en 18 van het ontwerp.
Art. 72.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 19 van het ontwerp.
Art. 73.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 20 van het ontwerp.
Art. 74.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 67 van het ontwerp.
Art. 75.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 68 van het ontwerp.
Art. 76.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 77.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 70 van het ontwerp.
Art. 78.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 16 van het ontwerp.
Art. 79.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 18 van het ontwerp.
Art. 80.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 19 van het ontwerp.
Art. 81.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 31 van het ontwerp.
Art. 82.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 67 van het ontwerp.
Art. 83.Er wordt verwezen naar de commentaar bij de artikelen 11 en 12 van het ontwerp.
Art. 84.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 12 van het ontwerp.
Art. 85.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 70 van het ontwerp.
Art. 86.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 16 van het ontwerp.
Art. 87.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 18 van het ontwerp.
Art. 88.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 39 van het ontwerp.
Art. 89.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 40 van het ontwerp.
Art. 90.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 41 van het ontwerp.
Art. 91.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 43 van het ontwerp.
Art. 92.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 44 van het ontwerp.
Art. 93.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 45 van het ontwerp.
Art. 94.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 46 van het ontwerp.
Art. 95.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 47 van het ontwerp.
Art. 96.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 48 van het ontwerp.
Art. 97.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 49 van het ontwerp.
Art. 98.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 50 van het ontwerp.
Art. 99.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 51 van het ontwerp.
Art. 100.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 52 van het ontwerp.
Art. 101.Dit artikel bevat een bepaling die vervat is in artikel 36, § 2, van Richtlijn 2004/17/EG. Volgens deze bepaling mag een variante niet worden afgewezen enkel omwille van het feit dat, indien de aanbestedende overheid ze zou aanvaarden, een opdracht voor aanneming van diensten een opdracht voor aanneming van leveringen zou worden of omgekeerd. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn voor een opdracht betreffende de ontwikkeling van software via een opdracht voor diensten, terwijl een concurrent als variante een softwarepakket zou indienen dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende overheid.
Art. 102.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 54 van het ontwerp.
Art. 103.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 55 van het ontwerp.
Art. 104.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 56 van het ontwerp.
Art. 105.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 57 van het ontwerp.
Art. 106.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 58 van het ontwerp.
Art. 107.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 59 van het ontwerp.
Art. 108.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 60 van het ontwerp.
Art. 109.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 61 van het ontwerp.
Art. 110.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 62 van het ontwerp.
Art. 111.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 64 van het ontwerp.
Art. 112.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 63 van de becommentarieerde bepaling.
Art. 113.Dit artikel vult artikel 122, § 2, tweede lid, van het besluit aan, betreffende de nodige informatie die voor de Europese Commissie moet worden bewaard ingeval zij die opvraagt.
Art. 114.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 66 van het ontwerp.
Hoofdstuk 5 is gewijd aan de wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 18 juni 1996.
Art. 115.Er wordt verwezen naar de commentaar bij de artikelen 10 en 31 van het ontwerp.
Art. 116.Dit artikel brengt enkele termijnen toepasselijk bij beperkte procedure en onderhandelingsprocedure met bekendmaking in overeenstemming met de Richtlijn 2004/17/EG.
Art. 117.Dit artikel wijzigt artikel 10 van het besluit. Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 67 van het ontwerp, betreffende de wijziging in 3° van de becommentarieerde bepaling.
Art. 118.Er wordt verwezen naar de commentaar bij de artikelen 11 en 12 van het ontwerp.
Art. 119.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 70 van het ontwerp.
Art. 120.In artikel 15 van het besluit worden vier bijkomende gevallen ingevoegd waarin een concurrent kan worden uitgesloten.
Art. 121.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 60 van het ontwerp.
Art. 122.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 43 van het ontwerp.
Art. 123.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 44 van het ontwerp.
Art. 124.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 45 van het ontwerp.
Art. 125.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 46 van het ontwerp.
Art. 126.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 47 van het ontwerp.
Art. 127.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 48 van het ontwerp.
Art. 128.Dit artikel zorgt voor de invoeging van een hoofdstuk V in titel I van hetzelfde besluit betreffende de sociale en fiscale verplichtingen.
Art. 129.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 55 van het ontwerp.
Art. 130.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 113 van het ontwerp.
Art. 131.Dit artikel bepaalt de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van het besluit op 1 november 2009.
De datum van inwerkingtreding van de bepalingen inzake de technische specificaties waarin is voorzien in de artikelen 49 tot 52 en in de artikelen 97 tot 100 van het ontwerp, is evenwel bepaald op 1 januari 2010. Deze langere termijn strekt ertoe de aanbestedende overheden toe te laten hun bestekken aan te passen aan de regels die voortvloeien uit de richtlijnen voor de opdrachten die de Europese drempel niet bereiken.
Art. 132.Dit artikel bepaalt dat de Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
Koninklijk besluit van 29 september 2009 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet CONCORDANTIETABEL
Koninklijk besluit
Richtlijnen
? art. 1
? art. 71, 1, derde lid, richtl. 2004/17/EG ? art. 80, 1, tweede lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 2
? art. 41, 2, eerste lid, tweede streepje, richtl. 2004/18/EG
? art. 3
? art. 14, 1 en 4, richtl. 2004/17/EG
? art. 4
? art. 49, 2, eerste lid, tweede streepje, richtl. 2004/17/EG
? art. 5
? art. 1, 2, c, tweede lid, en 14, 1 en 4, richtl. 2004/17/EG
? art. 6
? art. 49, 2, eerste lid, tweede streepje, richtl. 2004/17/EG
? art. 7
? -
? art. 8
? bijlage XII richtl. 2004/17/EG ? bijlage I richtl. 2004/18/EG
? art. 9
? bijlage XVII richtl. 2004/17/EG ? bijlage II richtl. 2004/18/EG
? art. 10
? art. 9, 1, eerste lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 11
? art. 42, 6, c, richtl. 2004/18/EG
? art. 12
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 13
? art. 43, eerste lid, d, richtl. 2004/18/EG
? art. 14
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 15
? art. 44, 3, tweede lid, en 2, tweede lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 16
? -
? art. 17
? -
? art. 18
? art. 46, eerste lid, en bijlage IX richtl. 2004/18/EG
? art. 19
? -
? art. 20
? -
? art. 21
? art. 9, 1, eerste lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 22
? art. 42, 6, c, richtl. 2004/18/EG
? art. 23
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 24
? art. 43, eerste lid, d, richtl. 2004/18/EG
? art. 25
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 26
? art. 44, 3, tweede lid, en 2, tweede lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 27
? -
? art. 28
? -
? art. 29
? art. 46, eerste lid, en bijlage IX richtl. 2004/18/EG
? art. 30
? -
? art. 31
? art. 9, 8, a, i en iii, en 1, en 67, 2, richtl. 2004/18/EG
? art. 32
? art. 42, 6, c, richtl. 2004/18/EG
? art. 33
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 34
? art. 43, eerste lid, d, richtl. 2004/18/EG
? art. 35
? art. 38, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 36
? art. 44, 3, tweede lid, en 2, tweede lid, richtl. 2004/18/EG
? art. 37
? -
? art. 38
? art. 46, eerste lid, en bijlage IX richtl. 2004/18/EG
? art. 39
? -
? art. 40
? -
? art. 41
? -
? art. 42
? art. 68, a, richtl. 2004/18/EG
? art. 43
? art. 74, 1, en 72, richtl. 2004/18/EG
? art. 44
? art. 67 richtl. 2004/18/EG
? art. 45
? -
? art. 46 - § 1 - §§ 2 en 3
? - art. 42, 3, richtl. 2004/18/EG
? art. 47 - §§ 1 en 2 - § 3
? - art. 42 en bijlage X richtl. 2004/18/EG
? art. 48
? -
? art. 49
? -
? art. 50
? -
? art. 51
? -
? art. 52
? -
? art. 53
? -
? art. 54
? art. 23, 8, tweede zin, richtl. 2004/18/EG
? art. 55
? art. 27 richtl. 2004/18/EG
? art. 56
? -
? art. 57
? -
? art. 58
? -
? art. 59
? -
? art. 60
? art. 55, 1, richtl. 2004/18/EG
? art. 61
? -
? art. 62
? -
? art. 63
? art. 31, 1, c, laatste zin, richtl. 2004/18/EG
? art. 64
? -
? art. 65
? art. 30, 2 tot 4, richtl. 2004/18/EG
? art. 66
? art. 46, eerste lid, en bijlage IX richtl. 2004/18/EG
? art. 67
? art. 52, 1, en 49, 3, 4 en 5, richtl. 2004/17/EG
? art. 68
? art. 45, 1, en 48, 6, b en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 69
? art. 45, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 70
? art. 52, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 71 - § 1 - § 2
? - art. 54, 4, tweede lid, richtl. 2004/17/EG
? art. 72
? -
? art. 73
? -
? art. 74
? art. 52, 1, en 49, 3, 4 en 5, richtl. 2004/17/EG
? art. 75
? art. 45, 1, en 48, 6, b en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 76
? art. 45, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 77
? art. 52, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 78
? art. 54, tweede lid, richtl. 2004/17/EG
? art. 79
? -
? art. 80
? -
? art. 81
? art. 17, 10, a en b, en 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 82
? art. 52, 1, en 49, 3, 4 en 5, richtl. 2004/17/EG
? art. 83
? art. 45, 1, en 48, 6, b en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 84
? art. 45, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 85
? art. 52, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 86
? -
? art. 87
? -
? art. 88
? -
? art. 89
? -
? art. 90
? -
? art. 91
? art. 66, 1, en 65, 2, richtl. 2004/17/EG
? art. 92
? art. 61 richtl. 2004/17/EG
? art. 93
? -
? art. 94 - § 1 - §§ 2 en 3
? - art. 48, 3, richtl. 2004/17/EG
? art. 95 - §§ 1 en 2 - § 3
? - art. 48 en bijlage XXIV richtl. 2004/17/EG
? art. 96
? -
? art. 97
? -
? art. 98
? -
? art. 99
? -
? art. 100
? -
? art. 101
? art. 36, 2, richtl. 2004/17/EG
? art. 102
? art. 34, 8, laatste zin, richtl. 2004/17/EG
? art. 103
? art. 39 richtl. 2004/17/EG
? art. 104
? -
? art. 105
? -
? art. 106
? -
? art. 107
? -
? art. 108
? art. 57, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 109
? -
? art. 110
? -
? art. 111
? -
? art. 112
? -
? art. 113
? art. 50 richtl. 2004/17/EG
? art. 114
? -
? art. 115
? art. 17, 1 en 10, a en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 116
? art. 45, § 3, a en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 117
? art. 49, 3, 4 en 5 en 45, 3, b en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 118
? art. 45, 1, en 48, 6, b en c, richtl. 2004/17/EG
? art. 119
? art. 52, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 120
? -
? art. 121
? art. 57, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 122
? art. 65, 2, en 66, 1, richtl. 2004/17/EG
? art. 123
? art. 61 richtl. 2004/17/EG
? art.124
? -
? art. 125 - § 1 - §§ 2 en 3
? - art. 48, 3, richtl. 2004/17/EG en bijlage XXIV richtl. 2004/17/EG
? art. 126 - §§ 1 en 2 - § 3
? - art. 48 en bijlage XXIV richtl. 2004/17/EG
? art. 127
? -
? art. 128
? -
? art. 129
? art. 39 richtl. 2004/17/EG
? art. 130
? art. 50 richtl. 2004/17/EG
? art. 131
? -
? art. 132
? -
ADVIES 47.059/1/V VAN 18 AUGUSTUS 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste vakantiekamer, op 22 juli 2009 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd met twintig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet », heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.
STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe diverse wijzigingen aan te brengen in, eensdeels, de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en, anderdeels, bepaalde van de ter uitvoering van die wet tot stand gekomen koninklijke besluiten, met name van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten en het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten. Aan de ontworpen wijzigingen ligt vooreerst de bedoeling ten grondslag om, in afwachting dat de wetten van 15 (1) en 16 juni 2006 (2) in werking treden, door middel van een aanpassing van de heden nog van toepassing zijnde regelgeving, de dwingende bepalingen van Richtlijnen 2004/17/EG (3) en 2004/18/EG (4) in het interne recht om te zetten (5) en op die wijze tegemoet te komen aan de arresten, beide van 23 april 2009, van het Hof van Justitie C-287-07 (betreffende Richtlijn 2004/17/EG) en C-292/07 (betreffende Richtlijn 2004/18/EG), waarbij het Hof oordeelde dat een aantal bepalingen van de betrokken richtlijnen ofwel niet, ofwel onvolledig of incorrect, werden omgezet in het interne recht.
De ontworpen regeling is zodoende tijdelijk van aard, in die zin dat de definitieve omzetting van de voornoemde richtlijnen zal gebeuren door en ter uitvoering van de wetten van 15 en 16 juni 2006, van zodra die wetten in werking zullen zijn getreden en in de noodzakelijke uitvoeringsbesluiten ervan zal zijn voorzien.
Het ontwerp strekt er ook toe de toepassing van een aantal bepalingen van de uitvoeringsbesluiten uit te breiden tot de opdrachten beneden de Europese bekendmakingsdrempels; voorts worden, buiten de problematiek van de omzetting van de richtlijnbepalingen, enkele bepalingen ontworpen betreffende een ontvangen « besmet » elektronisch document en wordt aan de structuur van de uitvoeringsbesluiten gesleuteld. 2.1. De ontworpen regeling, die zowel de zogenaamde « klassieke sectoren » als de « nutssectoren » betreft, vindt, wat de omzetting van voornoemde richtlijnen betreft in de wet van 24 december 1993 en in haar uitvoeringsbesluiten, rechtsgrond in de artikelen 43, § 1, eerste lid, en 65, eerste lid, van de wet van 24 december 1993.
Artikel 43, § 1, luidt : « De Koning kan, voor de overheidsopdrachten en de concessies van openbare werken onderworpen aan dit boek, elke maatregel, met inbegrip van de opheffing, aanvulling, wijziging of vervanging van wetsbepalingen, nemen die nodig is om de omzetting te verzekeren van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de internationale maatregelen die krachtens dit verdrag genomen werden.
Deze maatregelen zullen het voorwerp uitmaken van een verslag dat zal voorgelegd worden aan de wetgevende Kamers in de loop van de zitting indien zij vergaderen, zo niet bij de aanvang van hun eerstvolgende zitting ».
Artikel 65 luidt : « De Koning kan de maatregelen nemen, met inbegrip van de opheffing, aanvulling, wijziging of vervanging van wetsbepalingen, die nodig zijn om de omzetting te verzekeren van de verplichte bepalingen die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de internationale maatregelen die genomen werden krachtens dit verdrag en die, enerzijds, de opdrachten voor aanneming van werken en leveringen betreffen bedoeld in dit boek, en anderzijds, de opdrachten voor aanneming van diensten die zullen onderworpen worden aan de voornoemde verplichte bepalingen.
De maatregelen zullen het voorwerp uitmaken van een verslag dat zal voorgelegd worden aan de wetgevende Kamers in de loop van de zitting indien zij vergaderen, zo niet bij de aanvang van hun eerstvolgende zitting ».
Een grondwetsconforme lezing van voornoemde wetsbepalingen leidt tot de vaststelling dat de Koning op grond van die bepalingen slechts gemachtigd is om maatregelen te nemen die betrekking hebben op aangelegenheden waarin er in hoofde van de Koning geen of bijna geen beleidskeuze is, die met andere woorden slechts de omzetting zijn van internationaalrechtelijke « verplichte bepalingen » of « verplichtingen », in de zin van voornoemde wetsbepalingen. Er anders over oordelen heeft immers tot gevolg dat aan die machtigingen een dermate verregaande draagwijdte moet worden toebedeeld dat zij niet in overeenstemming kunnen worden geacht met de grondwettelijke beginselen die de verhouding regelen tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. Een dergelijke ruime machtiging zou enkel aanvaardbaar kunnen worden geacht indien zij betrekking heeft op aangelegenheden die ze uitdrukkelijk, nauwkeurig en limitatief opsomt, en er zodanige uitzonderlijke omstandigheden bestaan dat de wetgever zich in de onmogelijkheid bevindt om zelf de voorgenomen omzettingen tot stand te brengen, omdat de inachtneming van de parlementaire procedure hem niet in staat zou stellen om met de vereiste spoed te handelen om zulk een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken. In het voorliggende geval voldoen de aan de Koning verleende machtigingen echter niet aan die voorwaarden, zodat zij in voornoemde beperkte zin moeten worden gelezen.
De ontworpen wijzigingen die door de artikelen 2 tot 7 van het ontwerp worden aangebracht aan de wet van 24 december 1993, lijken geen hiervoor bedoelde beleidskeuze te omvatten. 2.2. De ontworpen wijzigingen aan de bijlagen 1 en 2 van de wet van 24 december 1993 (artikelen 8 en 9 van het ontwerp) vinden rechtsgrond in de artikelen 5 en 27 van deze wet die specifieke delegaties aan de Koning bevatten. 2.3. Voor zover de ontworpen regeling niet de omzetting van de voornoemde richtlijnen betreft, vindt zij rechtsgrond : -wat de wijzigingen van het voornoemde koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreft, in artikel 1, § 1, tweede lid, van de wet van 24 december 1993 dat de Koning opdraagt om de inrichting vast te leggen van de in artikel 1, eerste lid, van de wet bedoelde gunningsprocedures, evenals de algemene uitvoeringsregels voor de overheidsopdrachten; - wat de wijzigingen van het voornoemde koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreft, in artikel 2, tweede lid, van de wet van 24 december 1993 dat de Koning opdraagt om de inrichting vast te leggen van de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde gunningsprocedures voor de nutssectoren; - wat de wijzigingen van het voornoemde koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreft, in artikel 59, § 1, van de wet van 24 december 1993, dat bepaalt dat de opdrachten, naar keuze van de aanbestedende dienst, worden gegund bij openbare of beperkte procedure of bij een onderhandelingsprocedure met naleving van de mededingingsvoorschriften vastgelegd door de Koning.
ALGEMENE OPMERKINGEN 3. Rekening houdend met de omvang en de complexiteit van de hem om advies voorgelegde ontwerptekst heeft de Raad van State, afdeling Wetgeving, zich hoofdzakelijk toegespitst op de vraag of met de ontworpen regeling Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG naar behoren zijn omgezet in de interne rechtsorde. De betrokken vraag valt niet makkelijk en met zekerheid te beantwoorden. Er is immers niet enkel de ingewikkeldheid van de voornoemde Europeesrechtelijke teksten, maar ook het gegeven dat de omzetting van de betrokken richtlijnen in het interne recht over diverse normatieve teksten, van uiteenlopende juridische waarde, wordt gespreid en reeds eerder gedeeltelijk en blijkbaar onvolkomen gebeurde (6). Daar komt nog bij dat de omzetting van de richtlijnen in de ontworpen regeling wordt geënt op het bestaande wettelijke en reglementaire kader dat evenwel zal worden vervangen door de regelgeving die is vervat in de wetten van 15 en 16 juni 2006 en in de nog tot stand te brengen uitvoeringsbesluiten daarvan, eenmaal die regelgeving in werking zal zijn getreden. 4.1. Het verdient aanbeveling dat naast het verslag aan de Koning, de concordantietabel die aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, werd bezorgd en waaruit blijkt welke bepalingen van het ontwerp beogen welke bepalingen van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG in het interne recht om te zetten, mee zou worden bekendgemaakt. 4.2. Bij vergelijking tussen de voornoemde arresten van het Hof van Justitie en de concordantietabel valt op dat bepaalde richtlijnbepalingen waarvan het Hof oordeelde dat ze niet of onvolkomen waren omgezet in de interne rechtsorde, niet voorkomen op de tabel; zo kan bij wijze van voorbeeld gewezen worden op artikel 44, lid 4, en artikel 72, van Richtlijn 2004/18/EG en op artikel 49, leden 4 en 5, van Richtlijn 2004/17/EG. Voor zover deze bepalingen in het ontwerp omgezet zijn, dient de concordantietabel aangepast te worden. 5. Er dient opgemerkt te worden dat bij de adviesaanvraag de bijlagen waarvan sprake in het ontwerp (artikelen 8, 9, 17, 27, 35, 63, 68, 76, 84, 111 en 127 van het ontwerp), ontbraken en dat deze op vraag van de auditeur-verslaggever werden bijgebracht. BIJZONDERE OPMERKINGEN Aanhef 6. Het eerste lid van de aanhef dient te worden aangepast gelet op hetgeen werd opgemerkt sub 2 omtrent de rechtsgrond voor het ontworpen besluit. Artikelen 2, 4 en 6 7. In artikel 41, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 49, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van Richtlijn 2004/17/EG (7) wordt een andere terminologie gehanteerd dan in de ontworpen bepalingen van de artikelen 2, 4 en 6 van het ontwerp; zo vermelden de richtlijnbepalingen « werken, leveringen of diensten » terwijl de ontworpen bepalingen het woord « oplossingen » vermelden; op het eerste gezicht lijken de richtlijnbepalingen ruimer geformuleerd dan de ontworpen bepalingen.
Artikel 5, 1° 8. Door de ontworpen bepaling die de wettelijke regeling inzake de nutssectoren betreft, wordt een aanvulling gegeven aan de definitie van opdracht van leveringen;bijkomend mag dergelijke overeenkomst plaatsings- of installatiewerkzaamheden bevatten. Artikel 1, lid 2, c), van Richtlijn 2004/17/EG hanteert als terminologie dat de opdracht ook in bijkomende orde om de werkzaamheden voor het aanbrengen en installeren van de geleverde producten kan gaan. In artikel 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1993 dat de klassieke sectoren betreft, wordt gesteld dat die overeenkomst bijkomend werken van aanleg en plaatsing mag bevatten. Het lijkt aangewezen in de Nederlandse tekst een meer eenvormige terminologie te hanteren, temeer het definities betreft.
Artikel 14, 1°, 24, 1° en 33, 1° 9. In de ontworpen bepalingen wordt de term « geselecteerden » of « kandidaten » vermeld.In artikel 44, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2004/18/EG en in de artikelen 16, vijfde lid, 42, vijfde lid, en 68, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 die door de ontworpen bepalingen worden aangevuld, wordt de term « (uitgenodigde) gegadigden » gebruikt.
Het verdient aanbeveling om nauwer aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijn en de tekst van de te wijzigen artikelen. 10. Op te merken valt ook dat artikel 44, lid 4, van richtlijn 2004/18/EG in de ontworpen bepalingen onvolkomen omgezet lijkt. Artikel 24 11. Artikel 24 beoogt artikel 42, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 te wijzigen.Op te merken valt dat dit artikel 42 niet onderverdeeld is in paragrafen.
Artikel 26 12. Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst waarbij volgens de gemachtigde de Nederlandse tekst correct is. Artikel 29, 1° 13. Krachtens artikel 29 van het ontwerp worden de bepalingen van artikel 54, eerste lid, 1° en 3°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 in de Nederlandse tekst aangevuld met de woorden « en alle andere vormen van vergoeding ». In artikel 9, lid 8, a), i) en iii), van Richtlijn 2004/18/EG worden daarentegen naargelang het geval de woorden « en andere vormen van beloning » en « en andere wijzen van bezoldiging » gehanteerd.
Het verdient aanbeveling om nauwer aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijn.
Artikel 40, 2° 14. In de ontworpen bepaling wordt in de Nederlandse tekst de term « kandidaten » vermeld;in artikel 72 van Richtlijn 2004/18/EG wordt de term « gegadigden » gebruikt.
Het verdient aanbeveling om nauwer aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijn.
Artikel 51 15. De Nederlandse tekst van ontworpen bepaling lijkt niet volledig in overeenstemming met artikel 23, lid 8, van Richtlijn 2004/18/EG. Het verdient aanbeveling nauwer aan te sluiten bij de terminologie van deze richtlijnbepaling; in de richtlijnbepaling worden de woorden « of gelijkwaardig » vermeld terwijl in de ontworpen bepaling de woorden « of daarmee overeenstemmend » worden vermeld.
Artikel 52 16. Met het ontworpen artikel 86bis wordt beoogd artikel 27 van Richtlijn 2004/18/EG om te zetten. Er lijkt een wezenlijk verschil tussen het ontworpen artikel 86bis, tweede lid, (het woord « vermelding ») en artikel 27, lid 2, van de richtlijn (het woord « informatie »). Voorts verdient het aanbeveling nauwer aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijn.
Artikel 57 17. Opgemerkt dient te worden dat het de Raad van State niet duidelijk is in hoeverre artikel 55, lid 2 en lid 3, van Richtlijn 2004/18/EG, omgezet werd in het interne recht en deze bepaling dan ook niet het voorwerp dient uit te maken van het ontworpen artikel 110, § 3. Artikel 64 18. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 7, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald. 19. In het ontworpen artikel 7, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 schrijve men in fine en dit in overeenstemming met artikel 49, lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG : « ... de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen. » 20. Opgemerkt dient te worden dat artikel 49, leden 4 en 5, van Richtlijn 2004/17/EG niet lijkt omgezet te zijn.De gemachtigde bevestigt dit.
Artikel 65 21. De laatste zin van artikel 48, lid 6, c), van Richtlijn 2004/17/EG wordt in het ontworpen artikel 8, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 niet omgezet.22. De verwijzing in het ontworpen artikel 8, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 naar artikel 61ter, § 1, van dit koninklijk besluit is onjuist. Artikel 67 23. Op te merken valt dat artikel 16, § 2, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 drie leden telt zodat de ontworpen invoeging van een lid tussen het derde en vierde lid onjuist is.24. In de Nederlandse tekst van het ontworpen lid gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald. Artikel 68 25. Luidens de inleidende zin van artikel 68 van het ontwerp wordt artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 met een lid aangevuld.Luidens artikel 68, 1°, wordt echter artikel 17, § 1, gewijzigd. De stellers van het ontwerp dienen de inleidende zin wetgevingstechnisch te herzien.
Artikel 71 26. In de inleidende zin van artikel 71 van het ontwerp vervange men « artikel 29, § 2, 1°, » door « artikel 29, § 2, » en in de Nederlandse tekst bovendien het woord « bepalingen » door « wijzigingen ».27. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 29, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald. Artikel 74 28. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 38, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald. Artikel 78, 1° 29. In artikel 78, 1°, van het ontwerp dient « het eerste lid » vervangen te worden door « het tweede lid ». Artikel 79 30. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 50, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald. Artikel 82 31. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 59, § 2, nieuw lid, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald.32. Op te merken valt dat artikel 59, § 2, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 drie leden telt zodat de invoeging van het ontworpen nieuw lid tussen het derde en vierde lid onjuist is. Artikel 99 33. Het verdient aanbeveling nauwer aan te sluiten bij de terminologie van artikel 34, lid 8, van Richtlijn 2004/17/EG;in de richtlijnbepaling worden de woorden « of gelijkwaardig » vermeld terwijl in de Nederlandse tekst van ontworpen bepaling de woorden « of daarmee overeenstemmend » worden vermeld.
Artikel 100 34. Met het ontworpen artikel 76bis van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 wordt beoogd artikel 39 van Richtlijn 2004/17/EG om te zetten. Er lijkt een wezenlijk verschil tussen de beide teksten wat het ontworpen artikel, tweede lid (het woord « vermelding ») en artikel 39, lid 2 (het woord « informatie ») betreft. Het verdient aanbeveling nauwer aan te sluiten bij de terminologie van de richtlijn.
Artikel 105 35. Opgemerkt dient te worden dat het de Raad van State niet duidelijk is in hoeverre artikel 57, lid 2 en lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG, omgezet werd in het interne recht en deze bepaling dan ook niet het voorwerp dient uit te maken van het ontworpen artikel 98, § 3. Artikel 113 36. In het ontworpen artikel 10, § 3, 3°, van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 schrijve men in fine en dit in overeenstemming met artikel 49, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 2004/17/EG : « ... over de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen. » 37. In de Nederlandse tekst van de ontworpen paragraaf 4 vervange men het woord « nagelegd » door « nageleefd ». Artikel 114 38 In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 11, § 3, tweede zin, van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 is in fine een gedeelte weggevallen. 39. De laatste zin van artikel 48, lid 6, c), van Richtlijn 2004/17/EG werd in het ontworpen artikel 11, § 3, niet omgezet. Artikel 115 40. In het ontworpen artikel 13, nieuw lid, van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 gebruike men bij voorkeur het woord « bewijzen » in plaats van « motiveringen » zoals in artikel 52, lid 1, b), van Richtlijn 2004/17/EG bepaald.41. Op te merken valt dat artikel 13 slechts drie leden telt zodat de invoeging van het ontworpen nieuw lid tussen het derde en vierde lid onjuist is. Artikel 117 42. Opgemerkt dient te worden dat het de Raad van State niet duidelijk is in hoeverre artikel 57, lid 2 en lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG, omgezet werd in het interne recht en deze bepaling dan ook niet het voorwerp dient uit te maken van artikel 16 van het koninklijk besluit van 18 juni 1996.43. Luidens artikel 117 van het ontwerp wordt artikel 16 van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 met een lid aangevuld;op te merken valt dat artikel 16 onderverdeeld is in paragrafen.
Artikel 128 44. Artikel 128 van het ontwerp dient aangevuld te worden met de datum van inwerkingtreding. De kamer was samengesteld uit : de heren : J. VAN NIEUWENHOVE, staatsraad, voorzitter;
B. THYS, P. BARRA, staatsraden;
M. TISON, assessor van de afdeling Wetgeving;
Mevr. A. BECKERS, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de H. P. DEPUYDT, eerste auditeurafdelingshoofd.
De Griffier, A. BECKERS. De Voorzitter, J. VAN NIEUWENHOVE. _______ Nota's (1) Wet van 15 juni 2006 [inzake] overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.(2) Wet van 16 juni 2006 betreffende de gunning, informatie aan kandidaten en inschrijvers en wachttermijn inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.(3) Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten.(4) Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten.(5) De omzetting van de beide voornoemde richtlijnen diende tegen uiterlijk 31 januari 2006 te zijn gerealiseerd.(6) Koninklijk besluit van 23 november 2007 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet en de voornoemde arresten van het Hof van Justitie.(7) Op te merken valt dat in de Nederlandse tekst van dit artikel 49, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, de interne verwijzing naar artikel 23, leden 4 en 5 niet correct is;artikel 23 dient artikel 34 te zijn.
29 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, de artikelen 1, § 1, tweede lid, 2, tweede lid, 5, 27, 43, § 1, eerste lid, 59, § 1, en 65, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, de artikelen 2, 6, 7, 9, 15, 16, 17, 19, 20, 20bis, 20ter, 28, 32, 33, 35, 41, 42, 43, 45, 46, 46bis, 54, 58, 59, 61, 67, 68, 69, 72, 73, 73bis, 73ter, 75, 76, 81ter, 81quater, 81quinquies, 82, 83, 83bis, 84, 85, 104, 105, 106, 108, 110, 111, 117, 120bis en 122;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, de artikelen 7, 8, 15, 16, 17, 17quinquies, 17sexies, 29, 30, 37, 38, 39, 39ter, 39quinquies, 44, 50, 51, 58, 59, 60, 60ter, 61, 61bis, 61ter, 62, 63, 66ter, 66quater, 66quinquies, 67, 67bis, 68bis, 70, 71, 92, 93, 94, 96, 98, 99, 105, 110, 110bis en 122;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, de artikelen 3, 8, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 18, 19ter, 19quater, 19quinquies en 33;
Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 29 juni 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juli 2009;
Gelet op het advies nr. 47.059/1/V van de Raad van State, gegeven op 18 augustus 2009, met toepassing van artikel 84, § 1er, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Eerste Minister en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit voorziet met name in de omzetting van sommige bepalingen van de Richtlijn 2004/17/EG van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedure voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en van Richtlijn 2004/18/EG van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
Art. 2.In artikel 21bis, § 2, eerste lid, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, ingevoegd bij de wet van 9 juli 2004 en gewijzigd door de wet van 8 juni 2008, wordt de bepaling onder 2° aangevuld als volgt : « deze motieven hebben in voorkomend geval betrekking op de beslissing dat de voorgestelde oplossingen voor de werken, leveringen of diensten niet gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties of dat ze niet voldoen aan de vastgestelde prestatie- of functionele eisen; ».
Art. 3.In artikel 41bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 januari 1996 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt het vierde streepje aangevuld als volgt : « Voor de keuze van de partijen betrokken bij een raamovereenkomst en de gunning van de op deze raamovereenkomst gebaseerde opdrachten moeten dezelfde gunningscriteria worden gebruikt. De raamovereenkomst mag niet worden misbruikt om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. ».
Art. 4.In artikel 41sexies, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, wordt de bepaling onder 2° aangevuld als volgt : « deze motieven hebben in voorkomend geval betrekking op de beslissing dat de voorgestelde oplossingen voor de werken, leveringen of diensten niet gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties of dat ze niet voldoen aan de vastgestelde prestatie- of functionele eisen; ».
Art. 5.In artikel 48 van dezelfde wet, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 juni 1996 en van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede streepje wordt aangevuld als volgt : « deze overeenkomst mag bijkomend plaatsings- of installatiewerkzaamheden bevatten ».»; 2° het vijfde streepje wordt aangevuld als volgt : « voor de keuze van de partijen betrokken bij een raamovereenkomst en de gunning van de op deze raamovereenkomst gebaseerde opdrachten moeten dezelfde gunningscriteria worden gebruikt.De raamovereenkomst mag niet worden misbruikt om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen; ».
Art. 6.In artikel 62bis, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, wordt de bepaling onder 2° aangevuld als volgt : « deze motieven hebben, in voorkomend geval, betrekking op de beslissing dat de voorgestelde oplossingen voor de werken, leveringen of diensten niet gelijkwaardig zijn aan de technische specificaties of dat ze niet voldoen aan de vastgestelde prestatie- of functionele eisen; ».
Art. 7.In dezelfde wet wordt artikel 63bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, vernummerd tot artikel 65bis dat in Boek III wordt ingevoegd.
Art. 8.In dezelfde wet wordt bijlage 1 vervangen door bijlage 1 van dit besluit.
Art. 9.In dezelfde wet wordt bijlage 2, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, vervangen door bijlage 2 van dit besluit. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken
Art. 10.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999 en door het ministerieel besluit 24 december 2001, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : « Bij de berekening van het geraamde bedrag wordt rekening gehouden met de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdracht. ».
Art. 11.In artikel 6, § 3, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Wanneer de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 81quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat deze aanvragen schriftelijk worden bevestigd. In dat geval worden dit verzoek, alsook de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 12.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 13.Artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende : « 6° de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag bevonden offertes. ».
Art. 14.In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 15.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Het aantal gegadigden moet in elk geval voldoende zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen.»; 2° tussen het zesde en het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « De in de artikelen 18 en 19 bedoelde inlichtingen en minimumeisen inzake draagkracht en bekwaamheid moeten verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.».
Art. 16.In artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 3, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».
Art. 17.In artikel 19, laatste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 3, kan de bekwaamheid van de aannemer bovendien » vervangen door de woorden « De bekwaamheid van de aannemer kan bovendien ».
Art. 18.Artikel 20, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « De bedoelde beroepsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit. ».
Art. 19.In artikel 20bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 3, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 20.In artikel 20ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 3, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 21.In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : « Bij de berekening van het geraamde bedrag wordt rekening gehouden met de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdracht. ».
Art. 22.In artikel 32, § 3, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Wanneer de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 81quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat deze aanvragen schriftelijk worden bevestigd. In dat geval worden dit verzoek, alsook de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 23.In artikel 33 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 24.Artikel 35, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende : « 6° de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag bevonden offertes. ».
Art. 25.In artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 26.In artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Het aantal geselecteerden moet in elk geval voldoende zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen.»; 2° tussen het zesde en het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « De in de artikelen 44 en 45 bedoelde inlichtingen en minimumeisen inzake draagkracht en bekwaamheid moeten verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.».
Art. 27.In artikel 43, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 27, § 2, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».
Art. 28.In artikel 45, laatste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 27, § 2, kan, in geval van leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden nodig zijn, de bekwaamheid » vervangen door de woorden « In geval van leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden nodig zijn, kan de bekwaamheid ».
Art. 29.Artikel 46, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « De bedoelde beroeps- of handelsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit. ».
Art. 30.In artikel 46bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 27, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 31.In artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, het ministerieel besluit van 4 december 2001 en het koninklijk besluit van 31 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° voor de verzekeringsdiensten, de te betalen premie en alle andere vormen van vergoeding;»; b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° voor de diensten die betrekking hebben op ontwerpen, het te betalen honorarium of het commissieloon en alle andere vormen van vergoeding.». 2° het zevende lid wordt vervangen als volgt : « Bij de berekening van het geraamde bedrag wordt rekening gehouden met de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdracht.In geval van een prijsvraag voor ontwerpen wordt ook rekening gehouden met de premies en betalingen aan de deelnemers. ».
Art. 32.In artikel 58, § 3, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Wanneer de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 81quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat deze aanvragen schriftelijk worden bevestigd. In dat geval worden dit verzoek, alsook de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 33.In artikel 59 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 34.Artikel 61, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende : « 6° de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag bevonden offertes. ».
Art. 35.In artikel 67 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 36.In artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 maart 1999 en 20 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Het aantal kandidaten dat een offerte mag indienen, moet in elk geval voldoende zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen. »; 2° tussen het zevende en het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende : « De in de artikelen 70 en 71 bedoelde inlichtingen en minimumeisen inzake draagkracht en bekwaamheid moeten verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht.».
Art. 37.In artikel 69, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 53, § 3, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».
Art. 38.In artikel 72, § 2, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : « De bedoelde beroeps- of handelsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit. ».
Art. 39.Artikel 73 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 40.In artikel 73bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 53, § 3, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 41.In artikel 73ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 53, § 3, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 42.In titel III, hoofdstuk III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 74bis ingevoegd, luidende : «
Art. 74bis.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de prijsvragen voor ontwerpen die door de aanbestedende overheden worden georganiseerd met het oog op de uitoefening van haar activiteiten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten. ».
Art. 43.In artikel 75 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het bestek bepaalt of de jury een beslissings- of adviesbevoegdheid heeft.In alle gevallen is de jury autonoom bij het uitspreken van haar beslissingen of adviezen. »; 2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de volgende zin : « deze criteria moeten duidelijk en niet-discriminerend zijn.In elk geval moet het aantal kandidaten dat wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de prijsvraag voldoende zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen; ».
Art. 44.In artikel 76, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden : « Een aankondiging van prijsvraag voor ontwerpen wordt in het Officieel Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt in de volgende gevallen : 1° wanneer de prijsvraag voor ontwerpen georganiseerd wordt in het kader van de gunningsprocedure van een overheidsopdracht voor diensten waarvan het geraamde bedrag, met inbegrip van het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers, gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 53 van dit besluit;2° in alle gevallen van prijsvragen waarvoor het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 53 van dit besluit.Het geraamde bedrag van de overheidsopdracht die achteraf kan worden gegund, wordt ook in aanmerking genomen, tenzij de aanbestedende overheid de gunning van deze opdracht heeft uitgesloten in de aankondiging van prijsvraag.
De aanbestedende overheid moet de datum van verzending kunnen bewijzen. ».
Art. 45.Het opschrift van titel IIIbis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2004, wordt vervangen als volgt : « Communicatiemiddelen ».
Art. 46.Artikel 81ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 81ter.§ 1. Ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt of niet, vindt de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie op zodanige wijze plaats dat : 1° de integriteit van de gegevens wordt gewaarborgd;2° de vertrouwelijkheid van de aanvragen tot deelneming en van de offertes wordt gewaarborgd, en dat de aanbestedende overheid pas bij het verstrijken van de uiterste termijn kennisneemt van de inhoud ervan. § 2. Elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, kan in een veiligheidsarchief worden opgenomen. Indien het stuk geen aanvraag tot deelneming of een offerte betreft, kan het, voor zover dit technisch noodzakelijk is, als niet ontvangen worden beschouwd. In dit geval wordt de afzender daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 3. De aanbestedende overheid kan het gebruik van elektronische middelen toestaan voor het uitwisselen, in de loop van de procedure, van schriftelijke stukken, andere dan aanvragen tot deelneming en offertes. De kandidaat of de inschrijver kunnen dit gebruik eveneens toestaan.
In geval van toepassing van het eerste lid kunnen, wanneer een bepaling van dit besluit voorschrijft dat een verzending plaatsvindt of wordt bevestigd per aangetekende brief, daarvoor elektronische middelen worden gebruikt voor zover ze voldoen aan artikel 81quater, § 1. De bestemmeling draagt in dit laatste geval de bewijslast van de ontvangst.».
Art. 47.Artikel 81quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 81quater.§ 1. Wanneer elektronische middelen worden gebruikt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, bieden ze ten minste de waarborg : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het Europees en het daarmee overeenstemmende nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een geldig gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat elke aanvraag tot deelneming of offerte die met elektronische middelen werd opgesteld en die in de ontvangen versie een macro, een computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, in een veiligheidsarchief kan worden opgenomen.Voor zover dit technisch noodzakelijk is, kan dit document als niet ontvangen worden beschouwd.
De aanvraag tot deelneming of de offerte wordt in dat geval geweerd, maar de kandidaat of inschrijver mag hiervan slechts op de hoogte worden gebracht volgens de bepalingen van artikel 21bis van de wet of van artikelen 25, 46 of 80 van dit besluit, al naargelang; 3° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de vastgelegde uiterste datum en uur toegang kan hebben tot de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de daartoe aangestelde personen het precieze tijdstip van opening van de overgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat tijdens de procedure, op de vastgelegde uiterste datum en uur, de toegang tot de overgelegde gegevens slechts mogelijk is wanneer de daartoe aangestelde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes, die geopend worden overeenkomstig de vereisten van dit artikel, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de daartoe aangestelde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend en algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en verenigbaar met algemeen gebruikte informatie- en communicatiemiddelen.Ze worden beschreven in de aankondiging van opdracht of in het bestek.
De voorwaarden vermeld in 1° tot 3° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende overheid en die vermeld in 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende overheid.
De voorwaarden vermeld in 3° tot 8° zijn niet toepasselijk op de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet via deze middelen worden overgelegd. § 2. De aanbestedende overheid beslist voor elke opdracht afzonderlijk of ze het gebruik van elektronische middelen oplegt, toestaat of verbiedt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes.
Ze vermeldt deze beslissing in de aankondiging van opdracht of in het bestek, desgevallend samen met de door de kandidaten of inschrijvers te gebruiken elektronische hulpmiddelen en adres. Bij gebrek aan deze vermeldingen is het gebruik van elektronische middelen verboden.
Zelfs indien het gebruik van elektronische middelen wordt opgelegd of toegestaan voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, kunnen bepaalde bij te voegen documenten, die niet of uiterst moeilijk via elektronische middelen kunnen worden aangemaakt, op papier worden bezorgd vóór de uiterste ontvangstdatum. In geval het gebruik van elektronische middelen is opgelegd, dient de aanbestedende overheid vooraf akkoord te gaan met het bezorgen van documenten op papier.
Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte geheel of gedeeltelijk via elektronische middelen over te leggen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat bepaalde gegevens van zijn aanvraag tot deelneming of offerte worden geregistreerd door de werking zelf van het ontvangstsysteem. § 3. Om te verhelpen aan sommige problemen die zich kunnen voordoen bij de overlegging, de ontvangst of de opening van met elektronische middelen ingediende aanvragen tot deelneming of offertes, kan de aanbestedende overheid aan de kandidaten of inschrijvers de toestemming geven om : 1° ingeval een aanvraag tot deelneming of offerte de overlegging kan meebrengen van omvangrijke documenten en teneinde elke mogelijke vertraging door de elektronische overlegging ervan te vermijden, hun aanvraag tot deelneming of offerte over te leggen via een dubbele elektronische zending. Een eerste stap bestaat uit de overlegging van een vereenvoudigde zending die hun identiteit, de elektronische handtekening van hun volledige aanvraag tot deelneming of offerte en, in voorkomend geval, het bedrag van hun offerte omvat. Deze vereenvoudigde zending wordt elektronisch ondertekend. Haar ontvangst geldt als ontvangsttijdstip van de aanvraag tot deelneming of offerte.
Een tweede stap omvat de overlegging van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte, die elektronisch ondertekend is om de integriteit van de gegevens van de aanvraag tot deelneming of offerte te certificeren.
De ontvangst van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte gebeurt binnen een termijn die geen vierentwintig uur mag overschrijden na het uiterste ontvangsttijdstip van de aanvragen tot deelneming of de offertes, op straf van wering van de aanvraag tot deelneming of offerte; 2° zowel een aanvraag tot deelneming of een offerte, overgelegd met elektronische middelen, in te dienen, als een veiligheidskopie, opgesteld met elektronische middelen of op papier.Deze veiligheidskopie wordt in een definitief gesloten envelop gestoken waarop duidelijk « veiligheidskopie » wordt vermeld en wordt binnen de opgelegde ontvangsttermijn ingediend. Deze kopie mag enkel worden geopend ingeval van een tekortkoming bij de overlegging, de ontvangst of de opening van de met elektronische middelen overgelegde aanvraag tot deelneming of offerte. Ze vervangt in dat geval definitief het met elektronische middelen overgelegd stuk. De veiligheidskopie is voor het overige onderworpen aan de op offertes toepasselijke regels van dit besluit.
De aanbestedende overheid geeft in de aankondiging van opdracht of in het bestek aan of ze de werkwijze sub 1°, de werkwijze sub 2° of beide toestaat. ».
Art. 48.Artikel 81quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt opgeheven.
Art. 49.Artikel 82 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt opgeheven.
Art. 50.In artikel 82bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag het bedrag voor de Europese bekendmaking bereikt, wordt verstaan onder : » vervangen door de woorden « Men verstaat onder : ».
Art. 51.Artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt opgeheven.
Art. 52.In artikel 83bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art. 53.In artikel 84, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, worden de woorden « zoals bedoeld in artikel 83, § 1, lid 2, » en « zoals bedoeld in artikel 83, § 3, 1° en 2° » geschrapt.
Art. 54.In artikel 85, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de tweede zin gewijzigd als volgt : « Bij wijze van uitzondering is een dergelijke aanduiding, vergezeld van de vermelding « of gelijkwaardig » evenwel toegestaan wanneer het niet mogelijk is door middel van voldoende nauwkeurige en voor alle betrokkenen volstrekt begrijpelijke specificaties een beschrijving van het voorwerp van de opdracht te geven. ».
Art. 55.In hetzelfde besluit wordt een artikel 86bis ingevoegd, luidende : «
Art. 86bis.De aanbestedende overheid kan in de aankondiging van opdracht of in het bestek vermelden bij welke instanties de inschrijvers de terzake dienende informatie kunnen verkrijgen over de verplichtingen inzake belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd en die tijdens de uitvoering van de opdracht op die prestaties van toepassing zijn.
Wanneer de aanbestedende overheid de in het eerste lid bedoelde informatie verstrekt, dienen de inschrijvers in hun offerte te verklaren dat zij bij het opstellen ervan rekening hebben gehouden met de verplichtingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd.
Het tweede lid geldt onverminderd de toepassing van artikel 110, § 3. ».
Art. 56.In artikel 104, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 57.In artikel 105, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, worden de woorden « artikel 81ter » vervangen door de woorden « artikel 81quater, § 1 ».
Art. 58.In artikel 106, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 4° wordt de tweede zin vervangen als volgt : « De voorzitter of een bijzitter parafeert blad per blad de offertes, met inbegrip van de door hem belangrijkst geachte bijlagen, alsook de documenten tot wijziging en tot intrekking van de offerte.Wanneer de offertes via elektronische middelen die voldoen aan artikel 81quater, § 1, zijn opgesteld, zet de voorzitter of een bijzitter zijn elektronische handtekening op de verschillende hierboven vermelde documenten, behalve indien de door de aanbestedende overheid aangewende elektronische middelen de integriteit van de documenten kunnen garanderen na de opening ervan; »; 2° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : « 5°.de voorzitter leest de naam of de handelsnaam van de inschrijvers, hun woonplaats of maatschappelijke zetel en de intrekkingen voor. ».
Art. 59.Artikel 108 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 108.Een extra openingszitting, waartoe alle inschrijvers gelijktijdig en schriftelijk worden uitgenodigd, vindt plaats in volgende gevallen : 1° wanneer offertes, wijzigingen of intrekkingen te laat zijn binnengekomen, maar toch in aanmerking kunnen worden genomen overeenkomstig de artikelen 104 en 105;2° wanneer tijdens de oorspronkelijke openingszitting technische moeilijkheden zijn gerezen voor de opening en de inzage van met elektronische middelen opgestelde offertes, tenzij er een veiligheidskopie is geopend volgens de voorwaarden van artikel 81quater, § 3, eerste lid, 2° en deze kopie niet de voormelde moeilijkheden oplevert. Artikel 106, tweede lid, 4° en 5°, en derde lid, en artikel 107 zijn toepasselijk op deze zitting. ».
Art. 60.In artikel 110, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 maart 1999 en van 18 februari 2004, wordt het derde lid vervangen als volgt : « Bij het onderzoek van de vermoedelijk abnormale prijzen kan de aanbestedende overheid met name rekening houden met verantwoordingen gebaseerd op : 1° de doelmatigheid van het bouwproces, van het productieproces van de producten of van de dienstverlening;2° de gekozen technische oplossingen en/of uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de uitvoering van de werken, de levering van de producten of het verlenen van de diensten kan profiteren;3° de originaliteit van de door de inschrijver aangeboden werken, producten of diensten;4° de naleving van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd;5° de eventuele ontvangst van rechtmatig toegekende overheidssteun door de inschrijver.».
Art. 61.In de artikelen 111, vierde lid, 112, § 5, en 114, § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 81ter » vervangen door de woorden « artikel 81quater, § 1 ».
Art. 62.In artikel 117, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, worden de woorden « indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig artikel 81quater, § 1, vierde lid » geschrapt.
Art. 63.In artikel 120bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt vóór het eerste lid een lid toegevoegd, luidende : « Ingeval van toepassing van artikel 17, § 2, 1°, c, van de wet mogen de ter rechtvaardiging van de dwingende spoed ingeroepen omstandigheden in geen geval aan de aanbestedende overheid te wijten zijn. ».
Art. 64.In artikel 122, laatste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt de tweede zin geschrapt.
Art. 65.In hetzelfde besluit wordt een artikel 122ter ingevoegd, luidende : « Art 122ter. § 1. Dit artikel is van toepassing in geval van onderhandelingsprocedure met bekendmaking wanneer het geraamde bedrag van de opdracht het bedrag voor de Europese bekendmaking bereikt. § 2. De aanbestedende overheid onderhandelt met de inschrijvers over de door hen ingediende offertes, om die aan te passen aan de eisen die zij in de aankondiging van opdracht, het bestek en de eventuele aanvullende documenten heeft vermeld en om de beste offerte te kiezen.
Tijdens de onderhandelingen waarborgt de aanbestedende overheid de gelijke behandeling van alle inschrijvers. Met name geeft zij geen discriminerende informatie die sommige inschrijvers kan bevoordelen tegenover andere. § 3. De aanbestedende overheid kan bepalen dat de onderhandelingsprocedure in opeenvolgende fases verloopt, teneinde het aantal offertes waarover onderhandeld moet worden, te beperken door toepassing van de gunningscriteria die in de aankondiging van opdracht of in het bestek zijn vermeld. Het gebruik van deze mogelijkheid wordt vermeld in de aankondiging van opdracht of in het bestek. ».
Art. 66.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 8 ingevoegd die als bijlage 3 is gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten
Art. 67.In artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1°.wanneer zij een beslissing neemt over de kwalificatie, de toepasselijke criteria en voorschriften bijwerkt of de deelnemers aan een procedure kiest, kan de aanbestedende overheid sommige aanvragers geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn; »; 2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3°.de aanbestedende overheid neemt binnen een termijn van zes maanden een beslissing over de kwalificatie van de aanvragers. Indien deze beslissing meer dan vier maanden zal bedragen vanaf het neerleggen van de aanvraag, licht zij de aanvrager binnen de twee maanden na het neerleggen in over de redenen van verlenging van de termijn en over de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen; »; 3° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4°.de weigering van een aanvraag tot kwalificatie is het voorwerp van een gemotiveerde beslissing die steunt op kwalificatiecriteria en voorschriften bedoeld in deze paragraaf. Deze beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de niet-gekwalificeerde aanvrager onverwijld en uiterlijk binnen vijftien dagen vanaf de datum van de beslissing. De beslissing tot intrekking van een kwalificatie wordt eveneens gemotiveerd en steunt op die kwalificatiecriteria en -voorschriften; de belanghebbende aannemer dient uiterlijk vijftien dagen vóór de datum waarop de kwalificatie zal worden ingetrokken, schriftelijk te worden ingelicht over dit voornemen en de redenen waarop het steunt; ».
Art. 68.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vooraan in het eerste lid wordt een zin ingevoegd, luidende : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd.»; 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Indien de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 66quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat zes chriftelijk worden bevestigd.In dat geval worden dit verzoek en de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht of in de periodieke indicatieve aankondiging gebruikt als oproep tot mededinging. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 69.In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 70.In artikel 16, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : « De aanbestedende overheid kan sommige kandidaten geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn. ».
Art. 71.In artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 maart 1999 en van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 2, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : « De bedoelde beroepsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit.».
Art. 72.In artikel 17quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 73.In artikel 17sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 1, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 74.In artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1°.wanneer zij een beslissing neemt over de kwalificatie, de toepasselijke criteria en voorschriften bijwerkt of de deelnemers aan een procedure kiest, kan de aanbestedende overheid sommige aanvragers geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn; »; 2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3°.de aanbestedende overheid neemt binnen een termijn van zes maanden een beslissing over de kwalificatie van de aanvragers. Indien deze beslissing meer dan vier maanden zal bedragen vanaf het neerleggen van de aanvraag, licht zij de aanvrager binnen de twee maanden na het neerleggen in over de redenen van verlenging van de termijn en over de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen; »; 3° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4°.de weigering van een aanvraag tot kwalificatie is het voorwerp van een gemotiveerde beslissing die steunt op kwalificatiecriteria en voorschriften bedoeld in deze paragraaf. Deze beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de niet-gekwalificeerde aanvrager onverwijld en uiterlijk binnen vijftien dagen vanaf de datum van de beslissing. De beslissing tot intrekking van een kwalificatie wordt eveneens gemotiveerd en steunt op die kwalificatiecriteria en -voorschriften; de belanghebbende leverancier dient uiterlijk vijftien dagen vóór de datum waarop de kwalificatie zal worden ingetrokken, schriftelijk te worden ingelicht over dit voornemen en de redenen waarop het steunt; ».
Art. 75.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vooraan in het eerste lid wordt een zin ingevoegd, luidende : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes.»; 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Indien de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 66quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat ze schriftelijk worden bevestigd.In dat geval worden dit verzoek en de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht of in de periodieke indicatieve aankondiging gebruikt als oproep tot mededinging. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 76.In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 77.In artikel 38, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : « De aanbestedende overheid kan sommige kandidaten geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn. ».
Art. 78.In artikel 39, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 22, § 2, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».
Art. 79.In artikel 39ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 2005, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : « De bedoelde beroepsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit. ».
Art. 80.In artikel 39quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 22, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 81.In artikel 44 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 31 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° voor de verzekeringsdiensten, de te betalen premie en alle andere vormen van vergoeding;»; b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° voor de diensten die betrekking hebben op ontwerpen, het te betalen honorarium of het commissieloon en alle andere vormen van vergoeding.». 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « Bij de berekening van het geraamde bedrag wordt rekening gehouden met de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdracht.In geval van een prijsvraag voor ontwerpen wordt ook rekening gehouden met de premies en betalingen aan de deelnemers. ».
Art. 82.In artikel 50, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : « 1° .wanneer zij een beslissing neemt over de kwalificatie, de toepasselijke criteria en voorschriften bijwerkt of de deelnemers aan een procedure kiest, kan de aanbestedende overheid sommige aanvragers geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn. »; 2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3°.de aanbestedende overheid neemt binnen een termijn van zes maanden een beslissing over de kwalificatie van de aanvragers. Indien deze beslissing meer dan vier maanden zal bedragen vanaf het neerleggen van de aanvraag, licht zij de aanvrager binnen de twee maanden na het neerleggen in over de redenen van verlenging van de termijn en over de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen; »; 3° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4°.de weigering van een aanvraag tot kwalificatie is het voorwerp van een gemotiveerde beslissing die steunt op kwalificatiecriteria en voorschriften bedoeld in deze paragraaf. Deze beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de niet-gekwalificeerde aanvrager onverwijld en uiterlijk binnen vijftien dagen vanaf de datum van de beslissing. De beslissing tot intrekking van een kwalificatie wordt eveneens gemotiveerd en steunt op die kwalificatiecriteria en -voorschriften; de belanghebbende dienstverlener dient uiterlijk vijftien dagen vóór de datum waarop de kwalificatie zal worden ingetrokken, schriftelijk te worden ingelicht over dit voornemen en de redenen waarop het steunt. ».
Art. 83.In artikel 51 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° vooraan in het eerste lid wordt een zin ingevoegd luidende : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes.»; 2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Indien de aanvragen tot deelneming worden ingediend per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 66quater, § 1, kan de aanbestedende overheid met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat ze schriftelijk worden bevestigd.In dat geval worden dit verzoek en de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht of in de periodieke indicatieve aankondiging gebruikt als oproep tot mededinging. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 84.In artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vooraan in het eerste lid de volgende zin ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende overheid inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes. ».
Art. 85.In artikel 59, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 25 maart 1999, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : « De aanbestedende overheid kan sommige kandidaten geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn. ».
Art. 86.In artikel 60, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 43, § 2, wordt » vervangen door het woord « Wordt ».
Art. 87.In artikel 60ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 maart 1999 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 2005, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : « De bedoelde beroepsregisters, verklaringen of attesten voor elke lidstaat zijn vermeld in bijlage 10 van dit besluit. ».
Art. 88.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven
Art. 89.In artikel 61bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 43, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 90.In artikel 61ter van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Wanneer het geraamde bedrag van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 43, § 2, en » vervangen door het woord « Wanneer ».
Art. 91.In artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het bestek bepaalt of de jury een beslissings- of adviesbevoegdheid heeft.In alle gevallen is de jury autonoom bij het uitspreken van haar beslissingen of adviezen. »; 2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de volgende zin : « deze criteria moeten duidelijk en niet-discriminerend zijn.In elk geval moet het aantal kandidaten dat wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de prijsvraag voldoende zijn om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen. ».
Art. 92.In artikel 63, § 2, van hetzelfde besluit wordt het eerste lid, vervangen door de volgende leden : « Een aankondiging van prijsvraag voor ontwerpen wordt in het Officieel Publicatieblad van de Europese Unie bekengemaakt in de volgende gevallen : 1° wanneer de prijsvraag voor ontwerpen georganiseerd wordt in het kader van de gunningsprocedure van een overheidsopdracht voor diensten waarvan het geraamde bedrag, met inbegrip van het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers, gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 43, § 2, van dit besluit;2° in alle gevallen van prijsvragen waarvoor het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 43, § 2, van dit besluit.Het geraamde bedrag van de overheidsopdracht die achteraf kan worden gegund, wordt ook in aanmerking genomen, tenzij de aanbestedende overheid de gunning van deze opdracht heeft uitgesloten in de aankondiging van prijsvraag.
De aanbestedende overheid moet de datum van verzending kunnen bewijzen. ».
Art. 93.Het opschrift van titel IIIbis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2004, wordt vervangen als volgt : « Communicatiemiddelen ».
Art. 94.Artikel 66ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 66ter.§ 1. Ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt of niet, vindt de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie op zodanige wijze plaats dat : 1° de integriteit van de gegevens wordt gewaarborgd;2° de vertrouwelijkheid van de aanvragen tot deelneming en van de offertes wordt gewaarborgd, en dat de aanbestedende overheid pas bij het verstrijken van de uiterste termijn kennisneemt van de inhoud ervan. § 2. Elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, kan in een veiligheidsarchief worden opgenomen. Indien het stuk geen aanvraag tot deelneming of een offerte betreft, kan het, voor zover dit technisch noodzakelijk is, als niet ontvangen worden beschouwd. In dit geval wordt de afzender daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 3. De aanbestedende overheid kan het gebruik van elektronische middelen toestaan voor het uitwisselen, in de loop van de procedure, van schriftelijke stukken, andere dan aanvragen tot deelneming en offertes. De kandidaat of de inschrijver kunnen dit gebruik eveneens toestaan.
In geval van toepassing van het eerste lid kunnen, wanneer een bepaling van dit besluit voorschrijft dat een verzending plaatsvindt of wordt bevestigd per aangetekende brief, daarvoor elektronische middelen worden gebruikt voor zover ze voldoen aan artikel 66quater, § 1. De bestemmeling draagt in dit laatste geval de bewijslast van de ontvangst.».
Art. 95.Artikel 66quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 66quater.§ 1. Wanneer elektronische middelen worden gebruikt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, bieden ze ten minste de waarborg : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het Europees en het daarmee overeenstemmende nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een geldig gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat elke aanvraag tot deelneming of offerte die met elektronische middelen werd opgesteld en die in de ontvangen versie een macro, een computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, in een veiligheidsarchief kan worden opgenomen.Voor zover dit technisch noodzakelijk is, kan dit document als niet ontvangen worden beschouwd.
De aanvraag tot deelneming of de offerte wordt in dat geval geweerd, maar de kandidaat of inschrijver mag hiervan slechts op de hoogte worden gebracht volgens de bepalingen van artikel 42sexies van de wet of van artikel 111 van dit besluit, al naargelang; 3° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de vastgelegde uiterste datum en uur toegang kan hebben tot de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de daartoe aangestelde personen het precieze tijdstip van opening van de overgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat tijdens de procedure, op de vastgelegde uiterste datum en uur, de toegang tot de overgelegde gegevens slechts mogelijk is wanneer de daartoe aangestelde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes, die geopend worden overeenkomstig de vereisten van dit artikel, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de daartoe aangestelde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend en algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en verenigbaar met algemeen gebruikte informatie- en communicatiemiddelen.Ze worden beschreven in de aankondiging van opdracht of in het bestek.
De voorwaarden vermeld in 1° tot 3° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende overheid en die vermeld in 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende overheid.
De voorwaarden vermeld in 3° tot 8° zijn niet toepasselijk op de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet via deze middelen worden overgelegd. § 2. De aanbestedende overheid beslist voor elke opdracht afzonderlijk of ze het gebruik van elektronische middelen oplegt, toestaat of verbiedt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes.
Ze vermeldt deze beslissing in de aankondiging van opdracht of in het bestek, desgevallend samen met de door de kandidaten of inschrijvers te gebruiken elektronische hulpmiddelen en adres. Bij gebrek aan deze vermeldingen is het gebruik van elektronische middelen verboden.
Zelfs indien het gebruik van elektronische middelen wordt opgelegd of toegestaan voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, kunnen bepaalde bij te voegen documenten, die niet of uiterst moeilijk via elektronische middelen kunnen worden aangemaakt, op papier worden bezorgd vóór de uiterste ontvangstdatum. In geval het gebruik van elektronische middelen is opgelegd, dient de aanbestedende overheid vooraf akkoord te gaan met het bezorgen van documenten op papier.
Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte geheel of gedeeltelijk via elektronische middelen over te leggen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat bepaalde gegevens van zijn aanvraag tot deelneming of offerte worden geregistreerd door de werking zelf van het ontvangstsysteem. § 3. Om te verhelpen aan sommige problemen die zich kunnen voordoen bij de overlegging, de ontvangst of de opening van met elektronische middelen ingediende aanvragen tot deelneming of offertes, kan de aanbestedende overheid aan de kandidaten of inschrijvers de toestemming geven om : 1° ingeval een aanvraag tot deelneming of offerte de overlegging kan meebrengen van omvangrijke documenten en teneinde elke mogelijke vertraging door de elektronische overlegging ervan te vermijden, hun aanvraag tot deelneming of offerte over te leggen via een dubbele elektronische zending. Een eerste stap bestaat uit de overlegging van een vereenvoudigde zending die hun identiteit, de elektronische handtekening van hun volledige aanvraag tot deelneming of offerte en, in voorkomend geval, het bedrag van hun offerte omvat. Deze vereenvoudigde zending wordt elektronisch ondertekend. Haar ontvangst geldt als ontvangsttijdstip van de aanvraag tot deelneming of offerte.
Een tweede stap omvat de overlegging van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte, die elektronisch ondertekend is om de integriteit van de gegevens van de aanvraag tot deelneming of offerte te certificeren.
De ontvangst van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte gebeurt binnen een termijn die geen vierentwintig uur mag overschrijden na het uiterste ontvangsttijdstip van de aanvragen tot deelneming of de offertes, op straf van wering van de aanvraag tot deelneming of offerte; 2° zowel een aanvraag tot deelneming of een offerte, overgelegd met elektronische middelen, in te dienen, als een veiligheidskopie, opgesteld met elektronische middelen of op papier.Deze veiligheidskopie wordt in een definitief gesloten envelop gestoken waarop duidelijk « veiligheidskopie » wordt vermeld en wordt binnen de opgelegde ontvangsttermijn ingediend. Deze kopie mag enkel worden geopend ingeval van een tekortkoming bij de overlegging, de ontvangst of de opening van de met elektronische middelen overgelegde aanvraag tot deelneming of offerte. Ze vervangt in dat geval definitief het met elektronische middelen overgelegd stuk. De veiligheidskopie is voor het overige onderworpen aan de op offertes toepasselijke regels van dit besluit.
De aanbestedende overheid geeft in de aankondiging van opdracht of in het bestek aan of ze de werkwijze sub 1°, de werkwijze sub 2° of beide toestaat. ».
Art. 96.Artikel 66quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt opgeheven.
Art. 97.Artikel 67 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt opgeheven.
Art. 98.In artikel 67bis, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de woorden « Voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag het bedrag voor de Europese bekendmaking bereikt, wordt verstaan » vervangen door de woorden « Men verstaat onder : ».
Art. 99.Artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt opgeheven.
Art. 100.In artikel 68bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt paragraaf 1 opgeheven.
Art. 101.Artikel 70 van hetzelfde besluit wordt met het volgende lid aangevuld : « Indien het bestek vrije varianten niet verbiedt, mag een variante in dezelfde procedures, niet worden verworpen uitsluitend omdat zij, indien zij werd gekozen, tot een overheidsopdracht voor aanneming van leveringen in plaats van een overheidsopdracht voor aanneming van diensten zou leiden. Hetzelfde geldt in het tegenovergestelde geval. ».
Art. 102.In artikel 71, tweede lid, van hetzelfde besluit,wordt de tweede zin gewijzigd als volgt : « Bij wijze van uitzondering is een dergelijke aanduiding, vergezeld van de vermelding « of gelijkwaardig » evenwel toegestaan wanneer het niet mogelijk is door middel van voldoende nauwkeurige en voor alle betrokkenen volstrekt begrijpelijke specificaties een beschrijving van het voorwerp van de opdracht te geven. ».
Art. 103.In hetzelfde besluit wordt een artikel 76bis ingevoegd, luidende : «
Art. 76bis.De aanbestedende overheid kan in de opdrachtdocumenten vermelden bij welke instanties de inschrijvers de terzake dienende informatie kunnen verkrijgen over de verplichtingen inzake belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd en die tijdens de uitvoering van de opdracht op die prestaties van toepassing zijn.
Wanneer de aanbestedende overheid de in het eerste lid bedoelde informatie verstrekt, dienen de inschrijvers in hun offerte te verklaren dat zij bij het opstellen ervan rekening hebben gehouden met de verplichtingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd.
Het tweede lid geldt onverminderd de toepassing van artikel 98, § 3. ».
Art. 104.In artikel 92, § 1, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 105.In artikel 93, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, worden de woorden « artikel 66ter » vervangen door de woorden « artikel 66quater, § 1 ».
Art. 106.In artikel 94, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 4° wordt de tweede zin vervangen als volgt : « De voorzitter of een bijzitter parafeert blad per blad de offertes, met inbegrip van de door hem belangrijkst geachte bijlagen, alsook de documenten tot wijziging en tot intrekking van de offerte.Wanneer de offertes via elektronische middelen die voldoen aan artikel 66quater, § 1, zijn opgesteld, zet de voorzitter of een bijzitter zijn elektronische handtekening op de verschillende hierboven vermelde documenten, behalve indien de door de aanbestedende overheid aangewende elektronische middelen de integriteit van de documenten kunnen garanderen na de opening ervan; »; 2° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : « 5°.de voorzitter leest de naam of de handelsnaam van de inschrijvers, hun woonplaats of maatschappelijke zetel en de intrekkingen voor. ».
Art. 107.Artikel 96 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 februari 2004 en van 31 juli 2008, wordt vervangen als volgt : «
Art. 96.Een extra openingszitting, waartoe alle inschrijvers gelijktijdig en schriftelijk worden uitgenodigd, vindt plaats in volgende gevallen : 1° wanneer offertes, wijzigingen of intrekkingen te laat zijn binnengekomen, maar toch in aanmerking kunnen worden genomen overeenkomstig de artikelen 92 en 93;2° wanneer tijdens de oorspronkelijke openingszitting technische moeilijkheden zijn gerezen voor de opening en de inzage van met elektronische middelen opgestelde offertes, tenzij er een veiligheidskopie is geopend volgens de voorwaarden van artikel 66quater, § 3, eerste lid, 2° en deze kopie niet de voormelde moeilijkheden oplevert. Artikel 95, tweede lid, 4° en 5°, en derde lid, en artikel 96 zijn toepasselijk op deze zitting. ».
Art. 108.In artikel 98, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 25 maart 1999 en van 18 februari 2004, wordt het derde lid vervangen als volgt : « Bij het onderzoek van de vermoedelijk abnormale prijzen kan de aanbestedende overheid met name rekening houden met verantwoordingen gebaseerd op : 1° de doelmatigheid van het bouwproces, van het productieproces van de producten of van de dienstverlening;2° de gekozen technische oplossingen en/of uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de uitvoering van de werken, de levering van de producten of het verlenen van de diensten kan profiteren;3° de originaliteit van de door de inschrijver aangeboden werken, producten of diensten;4° de naleving van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd;5° de eventuele ontvangst van rechtmatig toegekende overheidssteun door de inschrijver.».
Art. 109.In de artikelen 99, vierde lid, 100, § 5, en 102, § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 66ter » vervangen door de woorden « artikel 66quater, § 1 ».
Art. 110.In artikel 105, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 februari 2004, worden de woorden « indien de betrokkenen zulks overeengekomen zijn overeenkomstig artikel 66quater, § 1, vierde lid » geschrapt.
Art. 111.In artikel 110, laatste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt de tweede zin geschrapt.
Art. 112.In artikel 110bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2006 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt vóór het eerste lid een lid toegevoegd, luidende : « Ingeval van toepassing van artikel 39, § 2, 1°, c, van de wet mogen de ter rechtvaardiging van de dwingende spoed ingeroepen omstandigheden in geen geval aan de aanbestedende overheid te wijten zijn. ».
Art. 113.In artikel 122, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : « 2°.de afwijzing van een offerte in de gevallen bedoeld in artikel 68bis, §§ 4 en 5; »; 2° in de bepaling onder 4° worden de woorden « , 37bis » ingevoegd na de woorden « 28 tot 36 »;3° de bepaling onder 5° wordt ingevoegd, luidende : « 5°.het gebruik van een concessie voor diensten, die niet tot het toepassingsgebied van de wet behoort. ».
Art. 114.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 10 ingevoegd die als bijlage 4 is gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten
Art. 115.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 juni 1996 betreffende de mededinging in het raam van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 31 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder het eerste streepje wordt vervangen als volgt : « - voor de verzekeringsdiensten, de te betalen premie en alle andere vormen van vergoeding;»; c) de bepaling onder het derde streepje wordt vervangen als volgt : « - voor de diensten die betrekking hebben op ontwerpen, het te betalen honorarium of het commissieloon en alle andere vormen van vergoeding.»; 2° een paragraaf 4bis wordt ingevoegd, luidende : « § 4bis.Bij de berekening van het geraamde bedrag wordt rekening gehouden met alle eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdracht. In geval van een prijsvraag voor ontwerpen wordt ook rekening gehouden met de premies en betalingen aan de deelnemers. ».
Art. 116.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 17 maart 1999 en 22 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden « vijfendertig dagen » vervangen door de woorden « zevenendertig dagen »;2° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden » eenentwintig dagen » vervangen door de woorden « vierentwintig dagen ».
Art. 117.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 17 maart 1999 en van 12 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : « 3°.de aanbestedende dienst neemt binnen een termijn van zes maanden een beslissing over de kwalificatie van de aanvragers. Indien deze termijn meer dan zes maanden bedraagt vanaf het neerleggen van de aanvraag, licht hij de aanvrager, binnen de twee maanden na het neerleggen in, over de redenen van verlenging van de termijn en over de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen »; 2° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4°.de weigering van een aanvraag tot kwalificatie is het voorwerp van een gemotiveerde beslissing die steunt op kwalificatiecriteria en voorschriften bedoeld in deze paragraaf. Deze beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de niet-gekwalificeerde aanvrager onverwijld en uiterlijk binnen vijftien dagen vanaf de datum van de beslissing. De beslissing tot intrekking van een kwalificatie wordt eveneens gemotiveerd en steunt op die kwalificatiecriteria en -voorschriften; de belanghebbende aannemer, leverancier of dienstverlener dient uiterlijk vijftien dagen vóór de datum waarop de kwalificatie zal worden ingetrokken, schriftelijk te worden ingelicht over dit voornemen en de redenen waarop het steunt. »; 3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De termijnen vastgelegd in de artikelen 8, § 5, en 11 dienen nageleefd te worden. ».
Art. 118.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt de volgende zin vooraan in het tweede lid ingevoegd : « Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en offertes, houdt de aanbestedende dienst inzonderheid rekening met de complexiteit van de opdracht en met de nodige voorbereidingstijd van de offertes.»; 2° in paragraaf 3, wordt de tweede zin door de volgende bepaling vervangen : « Indien de aanvragen tot deelneming aan de opdrachten gebeuren per telefax of via een elektronisch middel dat niet in overeenstemming is met artikel 19quater, § 1, kan de aanbestedende dienst met het oog op een juridisch bewijs verzoeken dat ze schriftelijk worden bevestigd. In dat geval worden dit verzoek en de termijn binnen dewelke de bevestiging moet gebeuren, vermeld in de aankondiging van opdracht of in de periodieke indicatieve aankondiging gebruikt als oproep tot mededinging. Wanneer de aanvragen tot deelneming per telefoon worden ingediend, worden deze schriftelijk bevestigd vóór het verstrijken van de termijn bepaald voor hun ontvangst. ».
Art. 119.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : « De aanbestedende dienst kan sommige kandidaten geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die ze niet aan anderen zou opleggen, noch proeven of bewijzen eisen indien daarvoor al objectieve bewijzen voorhanden zijn. ».
Art. 120.In artikel 15 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst een § 2 zal vormen, wordt een paragraaf 1 ingevoegd, luidende : « § 1. Een aannemer, leverancier of dienstverlener kan de toegang tot de opdracht worden ontzegd wanneer hij bij een vonnis met kracht van gewijsde waarvan de aanbestedende dienst kennis heeft, veroordeeld is voor : 1° deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek;2° omkoping als bedoeld in artikel 246 van het Strafwetboek;3° fraude als bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de gemeenschap, goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002;4° witwassen van geld als bedoeld in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Met het oog op de toepassing van deze paragraaf kan de aanbestedende dienst, indien hij twijfels heeft over de persoonlijke situatie van een aannemer, leverancier of dienstverlener de bevoegde binnenlandse of buitenlandse autoriteiten verzoeken om de inlichtingen die hij terzake nodig acht.
De aanbestedende dienst kan om dwingende redenen van algemeen belang afwijken van de in deze paragraaf bedoelde verplichting. ».
Art. 121.Artikel 16, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt vervangen als volgt : « Bij het onderzoek van de vermoedelijke abnormale prijzen kan de aanbestedende dienst met name rekening houden met verantwoordingen gebaseerd op : 1° de doelmatigheid van het bouwproces, van het productieproces van de producten of van de dienstverlening;2° de gekozen technische oplossingen en/of uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de uitvoering van de werken, de levering van de producten of het verlenen van de diensten kan profiteren;3° de originaliteit van de door de inschrijver aangeboden werken, producten of diensten;4° de naleving van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de opdracht wordt uitgevoerd;5° de eventuele ontvangst door de inschrijver van rechtmatig toegekende overheidsteun.».
Art. 122.In artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt aangevuld met de volgende zin : « deze criteria moeten duidelijk en niet-discriminerend zijn.In elk geval moet het aantal kandidaten dat wordt uitgenodigd om deel te nemen aan de prijsvraag, worden bepaald in het licht van de noodzaak om een daadwerkelijke mededinging te waarborgen. »; 2° in punt 6° wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De jury is autonoom in haar beslissingen en adviezen.Ze neemt pas kennis van de inhoud van de ontwerpen bij het verstrijken van de ontvangsttermijn ervan. ».
Art. 123.In artikel 18, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden : « Een aankondiging van prijsvraag voor ontwerpen wordt in het Officieel Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt in de volgende gevallen : 1° wanneer de prijsvraag voor ontwerpen georganiseerd wordt in het kader van de gunningsprocedure van een opdracht voor aanneming diensten waarvan het geraamde bedrag, met inbegrip van het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers, gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 2 van dit besluit;2° in alle gevallen van prijsvragen waarvoor het totale bedrag van de premies en de betalingen aan de deelnemers gelijk is aan of hoger is dan het bedrag bepaald in artikel 2 van dit besluit.Het geraamde bedrag van de opdracht die achteraf kan worden gegund, wordt ook in aanmerking genomen, tenzij de aanbestedende dienst de gunning van deze opdracht heeft uitgesloten in de aankondiging van prijsvraag.
De aanbestedende dienst moet de datum van verzending kunnen bewijzen. ».
Art. 124.Het opschrift van hoofdstuk IIIbis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2007, wordt vervangen als volgt : « Communicatiemiddelen en vertrouwelijkheid van de informatie. ».
Art. 125.Artikel 19ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 19ter.§ 1. Ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt of niet, vindt de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie op zodanige wijze plaats dat : 1° de integriteit van de gegevens wordt gewaarborgd;2° de vertrouwelijkheid van de aanvragen tot deelneming en van de offertes wordt gewaarborgd, en dat de aanbestedende dienst pas bij het verstrijken van de uiterste termijn kennisneemt van de inhoud ervan. § 2. Elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, kan in een veiligheidsarchief worden opgenomen. Indien het stuk geen aanvraag tot deelneming of een offerte betreft, kan het, voor zover dit technisch noodzakelijk is, als niet ontvangen worden beschouwd. In dit geval wordt de afzender daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 3. De aanbestedende dienst kan het gebruik van elektronische middelen toestaan voor het uitwisselen, in de loop van de procedure, van schriftelijke stukken, andere dan aanvragen tot deelneming en offertes. De kandidaat of de inschrijver kunnen dit gebruik eveneens toestaan.
In geval van toepassing van het eerste lid kunnen, wanneer een bepaling van dit besluit voorschrijft dat een verzending plaatsvindt of wordt bevestigd per aangetekende brief, daarvoor elektronische middelen worden gebruikt voor zover ze voldoen aan artikel 19quater, § 1. De bestemmeling draagt in dit laatste geval de bewijslast van de ontvangst.».
Art. 126.Artikel 19quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «
Art. 19quater.§ 1. Wanneer elektronische middelen worden gebruikt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, bieden ze ten minste de waarborg : 1° dat de elektronische handtekening conform is met de regels van het Europees en het daarmee overeenstemmende nationaal recht inzake de geavanceerde elektronische handtekening met een geldig gekwalificeerd certificaat, waarbij deze handtekening werd gerealiseerd via een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening;2° dat elke aanvraag tot deelneming of offerte die met elektronische middelen werd opgesteld en die in de ontvangen versie een macro, een computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, in een veiligheidsarchief kan worden opgenomen.Voor zover dit technisch noodzakelijk is, kan dit document als niet ontvangen worden beschouwd.
De aanvraag tot deelneming of de offerte wordt in dat geval geweerd, maar de kandidaat of inschrijver mag hiervan slechts op de hoogte worden gebracht volgens de bepalingen van artikel 62bis van de wet of van artikel 33, al naargelang; 3° dat het precieze tijdstip van ontvangst door de bestemmeling automatisch vastgesteld wordt door een ontvangstbewijs dat via elektronische middelen wordt verzonden;4° dat redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de vastgelegde uiterste datum en uur toegang kan hebben tot de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes;5° dat in geval van een inbreuk op dat toegangsverbod redelijkerwijs kan worden verzekerd dat de inbreuk duidelijk opspoorbaar is;6° dat enkel de daartoe aangestelde personen het precieze tijdstip van opening van de overgelegde gegevens mogen vastleggen of wijzigen;7° dat tijdens de procedure, op de vastgelegde uiterste datum en uur, de toegang tot de overgelegde gegevens slechts mogelijk is wanneer de daartoe aangestelde personen gelijktijdig optreden;8° dat de gegevens betreffende de overgelegde aanvragen tot deelneming of offertes, die geopend worden overeenkomstig de vereisten van dit artikel, alleen maar toegankelijk mogen zijn voor de daartoe aangestelde personen;9° dat de te gebruiken hulpmiddelen en de technische eigenschappen ervan, met inbegrip van de eventuele versleuteling, niet discriminerend algemeen voor het publiek beschikbaar zijn en verenigbaar met algemeen gebruikte informatie- en communicatiemiddelen.Ze worden beschreven in de aankondiging van opdracht of in het bestek.
De voorwaarden vermeld in 1° tot 3° zijn van toepassing op de kandidaten, de inschrijvers en de aanbestedende dienst en die vermeld in 4° tot 9° zijn van toepassing op de aanbestedende dienst.
De voorwaarden vermeld in 3° tot 8° zijn niet toepasselijk op de met elektronische middelen opgestelde offertes die niet via deze middelen worden overgelegd. § 2. De aanbestedende dienst beslist voor elke opdracht afzonderlijk of hij het gebruik van elektronische middelen oplegt, toestaat of verbiedt voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes.
Hij vermeldt deze beslissing in de aankondiging van opdracht of in het bestek, desgevallend samen met de door de kandidaten of inschrijvers te gebruiken elektronische hulpmiddelen en adres. Bij gebrek aan deze vermeldingen is het gebruik van elektronische middelen verboden.
Zelfs indien het gebruik van elektronische middelen wordt opgelegd of toegestaan voor het indienen van aanvragen tot deelneming of offertes, kunnen bepaalde bij te voegen documenten, die niet of uiterst moeilijk via elektronische middelen kunnen worden aangemaakt, op papier worden bezorgd vóór de uiterste ontvangstdatum. In geval het gebruik van elektronische middelen is opgelegd, dient de aanbestedende dienst vooraf akkoord te gaan met het bezorgen van documenten op papier.
Door zijn aanvraag tot deelneming of offerte geheel of gedeeltelijk via elektronische middelen over te leggen, aanvaardt de kandidaat of inschrijver dat bepaalde gegevens van zijn aanvraag tot deelneming of offerte worden geregistreerd door de werking zelf van het ontvangstsysteem. § 3. Om te verhelpen aan sommige problemen die zich kunnen voordoen bij de overlegging, de ontvangst of de opening van met elektronische middelen ingediende aanvragen tot deelneming of offertes, kan de aanbestedende dienst aan de kandidaten of inschrijvers de toestemming geven om : 1° ingeval een aanvraag tot deelneming of offerte de overlegging kan meebrengen van omvangrijke documenten en teneinde elke mogelijke vertraging door de elektronische overlegging ervan te vermijden, hun aanvraag tot deelneming of offerte over te leggen via een dubbele elektronische zending. Een eerste stap bestaat uit de overlegging van een vereenvoudigde zending die hun identiteit, de elektronische handtekening van hun volledige aanvraag tot deelneming of offerte en, in voorkomend geval, het bedrag van hun offerte omvat. Deze vereenvoudigde zending wordt elektronisch ondertekend. Haar ontvangst geldt als ontvangsttijdstip van de aanvraag tot deelneming of offerte.
Een tweede stap omvat de overlegging van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte, die elektronisch ondertekend is om de integriteit van de gegevens van de aanvraag tot deelneming of offerte te certificeren.
De ontvangst van de eigenlijke aanvraag tot deelneming of offerte gebeurt binnen een termijn die geen vierentwintig uur mag overschrijden na het uiterste ontvangsttijdstip van de aanvragen tot deelneming of de offertes, op straf van wering van de aanvraag tot deelneming of offerte; 2° zowel een aanvraag tot deelneming of een offerte, overgelegd met elektronische middelen, in te dienen, als een veiligheidskopie, opgesteld met elektronische middelen of op papier.Deze veiligheidskopie wordt in een definitief gesloten envelop gestoken waarop duidelijk « veiligheidskopie » wordt vermeld en wordt binnen de opgelegde ontvangsttermijn ingediend. Deze kopie mag enkel worden geopend ingeval van een tekortkoming bij de overlegging, de ontvangst of de opening van de met elektronische middelen overgelegde aanvraag tot deelneming of offerte. Ze vervangt in dat geval definitief het met elektronische middelen overgelegd stuk. De veiligheidskopie is voor het overige onderworpen aan de op offertes toepasselijke regels van dit besluit.
De aanbestedende dienst geeft in de aankondiging van opdracht of in het bestek aan of ze de werkwijze sub 1°, de werkwijze sub 2° of beide toestaat. ».
Art. 127.Artikel 19quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, wordt opgeheven.
Art. 128.In titel 1 van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende : « Sociale en fiscale verplichtingen ».
Art. 129.In hetzelfde besluit wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : «
Art. 22bis.De aanbestedende dienst kan in de opdrachtdocumenten vermelden bij welke instanties de inschrijvers de terzake dienende informatie kunnen verkrijgen over de verplichtingen inzake belastingen, milieubescherming, arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd en die tijdens de uitvoering van de opdracht op die prestaties van toepassing zijn.
Wanneer de aanbestedende dienst de in het eerste lid bedoelde vermelding opneemt, dienen de inschrijvers in hun offerte te verklaren dat zij bij het opstellen ervan rekening hebben gehouden met de verplichtingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden die gelden op de plaats waar de prestaties worden uitgevoerd.
Het tweede lid geldt onverminderd de toepassing van artikel 16 laatste lid. ».
Art. 130.In artikel 33, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 17 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder b) wordt vervangen als volgt : « b) de afwijzing van een offerte in de gevallen bedoeld in artikel 21, §§ 4 en 5.»; 2° de bepaling onder e) wordt vervangen als volgt : « e) Het gebruik van een concessie voor diensten, die niet tot het toepassingsgebied van de wet behoort, of van een concessie voor openbare werken, waarop Boek II van de wet niet van toepassing is.». HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 131.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2009, met uitzondering van de artikelen 49 tot 52 en de artikelen 97 tot 100 die in werking treden op 1 januari 2010. De overheidsopdrachten, de opdrachten en de prijsvragen voor ontwerpen gepubliceerd vóór deze datum of waarvoor, bij ontstentenis van een bekendmaking van aankondiging, vóór deze datum uitgenodigd wordt om zich kandidaat te stellen of om een offerte in te dienen, blijven onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die gelden op het ogenblik van de aankondiging of van de uitnodiging.
Art. 132.De Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 29 september 2009 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet Bijlage 1. - Lijst van werkzaamheden in de zin van de artikelen 5, 27, 41bis en 48 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 29 september 2009 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet Bijlage 2. - Diensten in de zin van de artikelen 5, 27, 41bis en 48 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 29 september 2009 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY
Bijlage 4 bij het koninklijk besluit van 29 september 2009 tot wijziging van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en van sommige koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY