Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 juni 2013
gepubliceerd op 25 juni 2013

Wet tot wijziging van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011303
pub.
25/06/2013
prom.
13/06/2013
ELI
eli/wet/2013/06/13/2013011303/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

13 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van de wet van 26 januari 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2006 pub. 13/02/2006 numac 2006011055 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij heeft tot doel de Europese Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting van de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, om te zetten. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 26 januari 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2006 pub. 13/02/2006 numac 2006011055 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop

Art. 2.Artikel 1 van de wet van 26 januari 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2006 pub. 13/02/2006 numac 2006011055 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Zij voorziet in de omzetting van de Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting van de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden. »

Art. 3.In artikel 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder 4°, 5°, 6°, 7°, 10°, 11°, 12° en 14° worden vervangen als volgt : « 4° « verplichte voorraden » : de door België aan te houden voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten om aan de internationale verplichtingen tot het aanhouden van een minimumvoorraad ruwe aardolie en/of aardolieproducten, voortvloeiend uit de Richtlijn 2009/119/EG en de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, te voldoen;5° « Richtlijn 2009/119/EG » : de Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting van de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;6° « de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma » : de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, bekrachtigd door de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974, gewijzigd door de wet van 20 juli 2006;7° « bevoorradingscrisis » : een vermindering van de olievoorziening, zoals bedoeld in de artikelen 13, 14 en 17 van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, of als dusdanig erkend door een unanieme beslissing van de Raad van Bestuur van het Internationaal Energie Agentschap of door de Europese Commissie op basis van de bevindingen van de Coördinatiegroep, of een situatie die een zodanige daling in de aanvoer van ruwe aardolie en/of aardolieproducten met zich meebrengt dat het aanbod niet meer in de normale behoeften kan voorzien en die bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad wordt erkend als zijnde een bevoorradingscrisis;10° « uitslag tot verbruik » : de hoeveelheid aardolieproducten die in verbruik wordt gesteld in de betekenis van de artikelen 6, 35, 36 en 37 van de wet van 22 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009003493 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen sluiten betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, met inbegrip van de hoeveelheden die geleverd worden aan de internationale luchtvaart;11° « intergouvernementele overeenkomst » : overeenkomst tussen België en een andere lidstaat van het Internationaal Energie Agentschap waarin gestipuleerd wordt dat geen van de landen de transfert van de veiligheidsvoorraden van het andere land in geval van een bevoorradingscrisis zal belemmeren zoals bedoeld in artikel 3 van de Bijlage bij de Overeenkomst inzake een Internationaal Energie programma;12° « referentiejaar » : het kalenderjaar waarvan de verbruiks- of netto-invoercijfers worden gebruikt in de berekeningen waarmee zowel de op enig moment aan te houden voorraden als de werkelijk in opslag gehouden voorraden worden vastgesteld;14° « ter beschikking gestelde voorraden » of « ter beschikking gestelde hoeveelheden » : de voorraden ruwe aardolie, halffabricaten van aardolie en aardolieproducten, eigendom van de ter beschikking stellende onderneming of instantie, die voor een bepaalde periode voor APETRA of een andere centrale entiteit voor de voorraadvorming gereserveerd zijn met aankooprecht in geval tijdens die periode een bevoorradingscrisis uitbreekt;» 2° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 20° tot en met 30°, luidende : « 20° « Verordening (EG) nr.1099/2008 » : Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken; 21° « bunkervoorraden voor de internationale zeescheepvaart » : de voorraden zoals gedefinieerd in bijlage A, punt 2.1, van de Verordening (EG) nr. 1099/2008; 22° « Centrale entiteit voor de voorraadvorming (centrale entiteit) » : de instelling of dienst waaraan de bevoegdheid wordt gegeven om te handelen met het oog op het kopen, in stand houden en verkopen van olievoorraden, met inbegrip van veiligheidsvoorraden en speciale voorraden;23° « binnenlands verbruik » : het overeenkomstig bijlage II van deze wet berekende totaal van alle in een land geleverde hoeveelheden voor alle energie- en niet-energiedoeleinden;in dit totaal zijn begrepen de leveringen aan de omzettingssector, de industrie, de vervoersector, de huishoudens en andere sectoren met het oog op « eindverbruik »; dit totaal omvat ook het eigen verbruik van de energiesector zelf (met uitzondering van het verbruik van raffinaderijbrandstof); 24° « sleutelproducten » : de aardolieproducten waarvan het aardolie-equivalent van het binnenlands verbruik, voor het referentiejaar, ten minste 75 procent bedraagt van het totale binnenlands verbruik. Het aardolie-equivalent als bedoeld in het eerste lid wordt berekend door de som van het aggregaat « waargenomen bruto binnenlandse leveringen », in de zin van punt 3.2.1 van bijlage C van de Verordening (EG) nr. 1099/2008, voor de producten van de gebruikte of betrokken categorieën, te vermenigvuldigen met een factor 1,2.

Bunkervoorraden van de internationale zeescheepvaart worden niet meegerekend.

De sleutelproducten bestaan uitsluitend uit producten van een of meer van de volgende categorieën, zoals gedefinieerd in bijlage B, punt 4, van de Verordening (EG) nr. 1099/2008 : - ethaan, - LPG, - motorbenzine, - vliegtuigbenzine, - reactiemotorbrandstof van het benzinetype (reactiemotorbrandstof van het naftatype of JP4), - reactiemotorbrandstof van het kerosinetype, - lamppetroleum, - gasolie/diesel (gedistilleerde stookolie), - stookolie, - white spirit en speciale benzinesoorten, - smeermiddelen, - bitumen, - paraffine en - petroleumcoke; 25° « veiligheidsvoorraden » : alle voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten die een lidstaat of zijn centrale entiteit en/of zijn ondernemingen beheert ter naleving van de Richtlijn 2009/119/EG;26° « speciale voorraden » : de voorraden sleutelproducten die eigendom zijn van de lidstaat of de door de lidstaat ingestelde centrale entiteit, en waarbij er voor elk sleutelproduct eenzelfde minimum aantal verbruikersdagen voorraden dient te worden aangehouden. De speciale voorraden worden op het grondgebied van de Gemeenschap aangehouden; 27° « taken van beheer » : de taken betreffende het beheer van veiligheidsvoorraden en, met uitzondering van verkoop of aankoop, van speciale voorraden;28° « biobrandstof » : voor vervoer bestemde vloeibare of gasvormige brandstof gemaakt uit biomassa, waarbij onder « biomassa » wordt verstaan het biologisch afbreekbare deel van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede het biologisch afbreekbare deel van industrieel en huishoudelijk afval;29° « toevoegingen » : andere stoffen dan koolwaterstoffen die aan een product worden toegevoegd of erdoor worden gemengd om de eigenschappen ervan te veranderen;30° « handelsvoorraden » : de olievoorraden van geregistreerde aardoliemaatschappijen die niet krachtens een in deze wet vervatte verplichting worden aangehouden.»

Art. 4.In artikel 3, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden « gedefinieerd zoals in bijlage C, punt 3.1., lid 1, van de Verordening (EG) nr. 1099/2008 en » ingevoegd tussen het woord « aardolieproducten » en het woord « verdeeld ».

Art. 5.In dezelfde wet wordt in afdeling I van hoofdstuk II, een artikel 3/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 3/1.§ 1. De verplichte voorraden zijn ten minste gelijk aan de grootste van de twee volgende hoeveelheden : 90 maal het daggemiddelde van de netto-invoer of 61 maal het daggemiddelde van het binnenlands verbruik. § 2. Het daggemiddelde van de netto-invoer wordt berekend op basis van het in het voorafgaande kalenderjaar ingevoerde aardolie-equivalent, bepaald volgens de in bijlage I van deze wet uiteengezette regels en methode.

Het daggemiddelde van het binnenlands verbruik wordt berekend op basis van het in het voorafgaande kalenderjaar binnenlands verbruikte aardolie-equivalent, bepaald en berekend volgens de in bijlage II van deze wet uiteengezette regels en methode. § 3. Met biobrandstoffen en additieven wordt bij de berekening van de verplichte voorraden slechts rekening gehouden indien zij met de betrokken aardolieproducten vermengd zijn. § 4. Ten minste één derde van de verplichte voorraden wordt aangehouden onder vorm van sleutelproducten. »

Art. 6.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 8 juni 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2008 pub. 16/06/2008 numac 2008202046 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. APETRA wordt aangeduid als centrale entiteit. § 2. APETRA kan zijn voorraden beheren onder de vorm van : 1° ruwe aardolie;2° aardolieproducten behorende tot de drie categorieën uit artikel 3, § 1;3° mengcomponenten die beantwoorden aan de bepalingen onder artikel 12, § 1;4° biobrandstoffen en toevoegingen overeenkomstig de bepalingen onder artikel 6, § 3. § 3. APETRA kan de verschillende vormen van voorraden zoals bedoeld in paragraaf 2, aanhouden hetzij in volle eigendom, hetzij onder de vorm van door ondernemingen ter beschikking gestelde hoeveelheden.

APETRA kan enkel beroep doen op ter beschikking gestelde voorraden indien : 1° de overeenkomst ingaat de eerste van een maand;2° de overeenkomst loopt over volledige kalendermaanden;3° de overeenkomst handelt over een ter beschikking gestelde hoeveelheid van minimum 5 000 ton per overeenkomst en minimum 2 500 ton per in aanmerking komend depot, behoudens wanneer de hoeveelheden ter beschikking worden gesteld binnen het kader van vervangingsoperaties van de voorraden die APETRA in eigendom aanhoudt. In dit laatste geval komt de ter beschikking gestelde hoeveelheid overeen met het verschil tussen de afgenomen en opnieuw aangeleverde hoeveelheid product in eigendom van APETRA; 4° de ter beschikking gestelde voorraden voldoen aan de eisen van de verplichte voorraad gesteld in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten;5° deze voorraden eigendom zijn van de geregistreerde of buitenlandse aardoliemaatschappij en enkel betrekking hebben op hoeveelheden voorraden waarover deze onderneming beschikt bovenop voorraden die worden aangehouden ter invulling van zijn individuele voorraadplicht of de voorraadplicht van een andere lidstaat. § 4. In de samenstelling van haar voorraden houdt APETRA rekening met de sleutelproducten die zij overeenkomstig artikel 6, § 1, dient aan te houden en de beslissing inzake speciale voorraden bedoeld in artikel 6/1. De voorraden die APETRA beheert, bestaan voor maximaal 60 percent uit ruwe aardolie. APETRA werkt de noodzakelijke instrumenten uit om bij bevoorradingscrisis, deze ruwe aardolie, indien nodig en binnen een termijn van 30 dagen, naar afgewerkte aardolieproducten te kunnen laten omzetten. Voor de aankoop en verkoop van eigen voorraden legt de raad van bestuur, op voorstel van het directiecomité, specifieke voorwaarden en regels vast in algemene aankoop- en verkoopsvoorwaarden. § 5. APETRA controleert de stocks die zij beheert op frequente en afdoende wijze. De controle gebeurt door gecertifieerde onafhankelijke inspecteurs die door APETRA worden aangeduid. De opmeting van de hoeveelheden voorraad en de staalnemingen voor kwaliteitscontrole worden uitgevoerd door in de Europese Unie aanvaarde en erkende ijkers en meters. De kwaliteitsanalyse van de voorraden van APETRA wordt verricht door gecertificeerde laboratoria die eveneens door APETRA worden aangesteld.

Indien APETRA voorraden aanhoudt buiten het Belgische grondgebied en de controles door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat niet toelaten zowel de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de aangehouden voorraden na te gaan, worden deze eveneens door de door APETRA aangestelde inspecteurs verricht. § 6. De voorraden ruwe aardolie en aardolieproducten in eigendom van APETRA dienen op een adequate wijze verzekerd te zijn. § 7. APETRA kan taken van beheer voor een bepaalde termijn delegeren 1° aan een andere lidstaat van de Europese Unie op het grondgebied waarvan de voorraden zich bevinden of aan de door die lidstaat ingestelde centrale entiteit of;2° aan geregistreerde aardoliemaatschappijen of buitenlandse ondernemingen. Omgekeerd kan APETRA taken van beheer voor een bepaalde termijn voor een andere lidstaat of zijn centrale entiteit uitvoeren.

Een delegatie van taken van beheer tussen lidstaten van de Europese Unie of hun centrale entiteiten mag niet verder worden gedelegeerd aan andere lidstaten of hun centrale entiteiten; een delegatie van taken van beheer van APETRA naar een geregistreerde aardoliemaatschappij of buitenlandse onderneming mag in het geheel niet verder worden gedelegeerd.

Indien een delegatie van taken van beheer tot gevolg heeft, dat voorraden beheerd door APETRA zich buiten het Belgisch grondgebied bevinden respecteert APETRA de bepalingen van artikel 13, § 1. § 8. Voor ter beschikking gestelde voorraden waakt APETRA erover dat deze aardolieproducten ten laatste afgeleverd kunnen worden : 1° 7 dagen na uitoefening van haar aankooprecht voor ter beschikking gestelde voorraden ingedekt door aardolieproducten en biobrandstoffen die aan de bepalingen van artikel 6, § 3, tweede lid, voldoen;2° 30 dagen na uitoefening van haar aankooprecht voor ter beschikking gestelde voorraden halfafgewerkt product en ruwe aardolie. Mits APETRA beschikt over instrumenten die haar toelaten om bij bevoorradingscrisis ruwe aardolie binnen een termijn van 30 dagen om te laten zetten naar afgewerkte aardolieproducten, kan APETRA ook ter beschikking gestelde voorraden die haar recht van aankoop van ruwe aardolie geven contracteren. Dit mits inachtneming van het maximum percentage ruwe aardolie bepaald in § 4. § 9. APETRA waakt over de betrouwbaarheid van haar contractanten en over de beschikbaarheid en kwaliteit van de ter beschikking gestelde hoeveelheden en in haar plaats uitgevoerde taken van beheer. De contracten inzake ter beschikking gestelde hoeveelheden en opslagcapaciteit bevatten afdoende sancties die toepasbaar zijn indien APETRA inbreuken vaststelt.

Voor het aanvaarden van ter beschikking gestelde hoeveelheden legt de raad van bestuur, op voorstel van het directiecomité, specifieke voorwaarden en regels vast in het huishoudelijk reglement van APETRA, zoals bedoeld in artikel 26, § 1, 2°, laatste zin, die deze waakzaamheid en verantwoordelijkheid weerspiegelen. »

Art. 7.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.§ 1. Het niveau van de verplichte voorraden dat tijdens het voorraadjaar permanent wordt aangehouden door APETRA, wordt bepaald door het verschil tussen de verplichte voorraden berekend overeenkomstig artikel 3/1 en de som van de individuele voorraadplichten uitgedrukt in aardolie-equivalent. Ter naleving van artikel 3/1, § 4, houdt APETRA ten minste die sleutelproducten aan die niet als verplichte voorraden aangehouden worden door de voorraadplichtigen. § 2. De minister maakt ten laatste op 31 maart van elk jaar aan APETRA schriftelijk bekend : 1° het niveau van de verplichte voorraden dat APETRA overeenkomstig paragraaf 1, eerste zin, tijdens het komende voorraadjaar dient te beheren;2° ter naleving van artikel 3/1, § 4, laatste zin : a) de aardolieproducten die samen de sleutelproducten vormen en hun daggemiddelde van het verbruik berekend op basis van hun aardolie-equivalent;b) de voorraden sleutelproducten die door de voorraadplichtigen gedurende het voorraadjaar dienen te worden aangehouden en;c) de voorraden sleutelproducten die APETRA gedurende het komende voorraadjaar ten minste dient aan te houden. § 3. Het niveau van de aangehouden voorraden wordt berekend volgens de in bijlage III vervatte methoden. Bij de berekening van het voorraadniveau per in artikel 2, 24°, genoemde categorie zijn deze methoden uitsluitend van toepassing op de producten van de betreffende categorie.

Biobrandstoffen en toevoegingen worden eveneens meegeteld bij de berekening van het niveau van de effectief aangehouden voorraden indien : 1° ze vermengd zijn met de aardolieproducten bedoeld in artikel 3, § 1, of 2° ze nog vermengd moeten worden met de aardolieproducten bedoeld in artikel 3, § 1, onder de voorwaarden dat : a) ze zich bevinden op Belgisch grondgebied;b) de locatie waar ze opgeslagen liggen geschikt is voor (transport naar een plaats van) bijmenging en;c) de aldus aangehouden voorraden in verhouding zijn tot de aardolieproducten die APETRA beheert en in verhouding tot de toevoegingen en biobrandstoffen die hieraan volgens de specificaties kunnen worden toegevoegd. § 4. Alle olievoorraden kunnen tegelijkertijd worden meegeteld in de berekening van zowel de verplichte voorraden als de speciale voorraden, mits zij voldoen aan alle voorwaarden die in deze wet met betrekking tot respectievelijk elk van deze voorraadsoorten zijn vastgesteld. § 5. Bovenop de voorraden die APETRA dient te beheren ingevolge paragraaf 1 en dient over te nemen ingevolge artikel 4, § 3, kan APETRA (een deel van) de voorraadplicht van een buitenlandse onderneming overnemen, mits : 1° zij zich hiertoe voorafgaand bereid heeft verklaard en;2° de bepalingen van artikel 13, § 1, worden gerespecteerd. APETRA maakt openbaar : a) voortdurend, per product alle gegevens inzake de omvang van de voorraden die zij kan toezeggen in stand te houden ten behoeve van buitenlandse ondernemingen of centrale entiteiten;b) ten minste 7 maanden van tevoren, de voorwaarden waaronder zij bereid is aan buitenlandse ondernemingen diensten in verband met de instandhouding van voorraadhoeveelheden te verstrekken.De voorwaarden betreffende deze diensten, met inbegrip van de tijdsplanning, kunnen eveneens worden vastgesteld na een vergelijkende procedure waarin de onderneming of, in voorkomend geval, de betrokken centrale entiteit met de beste offerte wordt aangewezen.

APETRA aanvaardt dergelijke delegaties onder objectieve, transparante en niet-discriminerende voorwaarden. Voor de verrichte diensten wordt door APETRA aan de ondernemingen ten hoogste het volledige bedrag van de kostprijs aangerekend, dat pas opeisbaar wordt als de voorraden zijn opgebouwd. APETRA kan aan het aannemen van een delegatie de voorwaarde verbinden dat de onderneming een garantie of andere zekerheid stelt.

De in deze context beheerde veiligheidsvoorraden mogen niet meegeteld worden ter indekking van de verplichtingen voortvloeiend uit § 1.

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 6/1.De minister kan, na overleg met APETRA en een kosten-baten analyse opgesteld door APETRA, besluiten dat APETRA speciale voorraden aanhoudt. Dit besluit bevat tevens het minimum aantal verbruiksdagen dat per sleutelproduct dient te worden aangehouden en de termijn van aanhouding, die ten minste één jaar bedraagt. APETRA mag uitsluitend tijdelijk onder dit minimumniveau blijven, wanneer dit gebeurt in de context van een verversingsoperatie of om de voorraden te kunnen aanpassen aan gewijzigde of wijzigende specificaties of consumptiepatronen.

In dat geval, stuurt de Algemene Directie de Commissie hiervan een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken kennisgeving, waarin de omvang en de opslagduur van de speciale voorraden worden vermeld.

Bij afwezigheid van een beslissing inzake speciale voorraden of bij een niveau aan speciale voorraden kleiner dan 30 verbruiksdagen stelt de minister een jaarverslag op dat voor het einde van de eerste maand van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft bij de Commissie wordt ingediend.

Dit jaarverslag bevat een analyse van de maatregelen die zijn genomen om enerzijds de beschikbaarheid en toegankelijkheid zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, te verzekeren en na te gaan en anderzijds, om toezicht te houden op het gebruik van deze voorraden in geval van verstoring van de oliebevoorrading. »

Art. 9.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt paragraaf 3 opgeheven.

Art. 10.Artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2007 pub. 23/07/2007 numac 2007011381 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten, wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.§ 1. De verplichte voorraden die aangehouden worden ter indekking van een individuele voorraadplicht of die ter beschikking gesteld worden van APETRA zijn eigendom van de voorraadplichtigen of van de ter beschikking stellende onderneming. § 2. De verplichte voorraden zijn bij een bevoorradingscrisis te allen tijde beschikbaar en fysiek toegankelijk.

De verplichte voorraden zijn niet vatbaar voor beslag door derden. Ze mogen niet met enige zakelijke of persoonlijke zekerheid worden bezwaard, behoudens wanneer ze dienen als garantie bij de financiering van de aankoopsom van het product ten belope van het volume dat als verplichte voorraad wordt aangehouden. Bij voorraden die aan APETRA ter beschikking gesteld worden kan deze zekerheid evenwel geen afbreuk doen aan het recht van APETRA om deze voorraden aan te kopen in geval van een bevoorradingscrisis. § 3. De speciale voorraden van België of van een andere lidstaat die opgeslagen of vervoerd worden op het Belgische grondgebied genieten onvoorwaardelijke bescherming tegen executiemaatregelen. »

Art. 11.De titel van afdeling IV van hoofdstuk II van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : « Afdeling IV. - Voorraden in en voor andere lidstaten »

Art. 12.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de paragrafen 1, 2 en 3 als volgt vervangen : « § 1. APETRA kan taken van beheer voor een bepaalde termijn aan een andere lidstaat, centrale entiteit van die lidstaat of buitenlandse onderneming delegeren, indien 1° de maximumpercentages bedoeld in artikel 7, § 2, gerespecteerd blijven;2° de beheerde voorraden zich bevinden op het grondgebied van de Europese Gemeenschap in depots die aan de voorwaarden bepaald in artikel 8, § 1, voldoen en 3° de voorafgaandelijke goedkeuring van deze delegatie of zijn wijziging of uitbreiding door de Algemene Directie en door de bevoegde instantie in de andere lidstaat is bekomen. Indien APETRA overeenkomstig artikel 6, § 5, een (deel van een) voorraadplicht van een buitenlandse onderneming overneemt, dan kan dit slechts mits voorafgaandelijke goedkeuring van overname van voorraadplicht door de Algemene Directie en de bevoegde instantie van de andere lidstaat.

Wanneer de buitenlandse aardoliemaatschappij buiten de Europese Unie gevestigd is, dan kan dit bovendien enkel mits een intergouvernementele overeenkomst tussen België en het land van deze onderneming. § 2. Een geregistreerde aardoliemaatschappij kan taken van beheer voor een bepaalde termijn voor een andere lidstaat of diens centrale entiteit uitvoeren, indien de delegatie of zijn wijziging of uitbreiding voorafgaandelijk is goedgekeurd door de Algemene Directie en de bevoegde instantie in de andere lidstaat.

Een geregistreerde aardoliemaatschappij kan (een deel van) de voorraadplicht van een buitenlandse aardoliemaatschappij overnemen, indien 1° zij over surplusvoorraden of beschikbare opslagcapaciteit beschikt en;2° voor de delegatie de voorafgaandelijke goedkeuring door de Algemene Directie en door de bevoegde instantie in de andere lidstaat is bekomen. Een delegatie van taken van beheer of van voorraadplicht kan niet op zijn beurt worden gedelegeerd.

Wanneer het andere land, de centrale entiteit of de buitenlandse aardoliemaatschappij buiten de Europese Unie gevestigd is, dan kan de delegatie bovendien enkel mits een intergouvernementele overeenkomst tussen België en het land van deze onderneming. § 3. De Koning bepaalt de verdere regels inzake verplichte voorraden of veiligheidsvoorraden op het grondgebied van een andere lidstaat en op het Belgische grondgebied in opdracht van een andere lidstaat, zijn centrale entiteit of onderneming. »

Art. 13.Artikel 14, § 1, van dezelfde wet, wordt aangevuld met de volgende zin : « In de petroleumbalans maakt de geregistreerde aardoliemaatschappij alle voorraden bekend die onder zijn accijnsnummer zijn opgeslagen. »

Art. 14.In artikel 15 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « , de aardoliemaatschappijen die veiligheidsvoorraden aanhouden overeenkomstig artikel 13, § 2, de depoteigenaars of -uitbaters die in opdracht van derden verplichte of veiligheidsvoorraden in hun depot beheren » ingevoegd tussen de woorden « De voorraadplichtigen » en « en APETRA »;2° in § 1 worden de woorden « en/of veiligheidsvoorraden » ingevoegd tussen de woorden « de verplichte voorraden » en « die zij aanhouden;3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Zij laten de personen, die de Europese Commissie daartoe gemachtigd heeft, toe om controle op de veiligheidsvoorraden te verrichten en verlenen hen assistentie.Deze personen kunnen inzage nemen van alle documenten en registers betreffende de voorraden en toegang krijgen tot alle locaties waar veiligheidsvoorraden worden aangehouden en tot alle desbetreffende documenten. » 4° de paragrafen 1/1 en 1/2 worden ingevoegd, luidende : « § 1/1.De Algemene Directie houdt een gedetailleerd en voortdurend geactualiseerd register bij van alle andere verplichte voorraden dan de speciale voorraden. Dit register bevat met name de nodige informatie waarmee kan worden bepaald in welk depot of welke raffinaderij of opslagplaats de voorraden worden aangehouden, over welke hoeveelheden het gaat, wie de eigenaar is en wat de aard ervan is, onder verwijzing naar de categorieën bedoeld in bijlage C, punt 3.1., lid 1, van de Verordening (EG) nr. 1099/2008.

Een samenvatting van dit register, waarin ten minste de hoeveelheid en de aard van de verplichte voorraden zijn aangegeven die op het einde van het vorige kalenderjaar in België aanwezig zijn, wordt uiterlijk op 25 februari van elk jaar door de Algemene Directie aan de Commissie bezorgd.

De Algemene Directie houdt tevens een gedetailleerd en voortdurend geactualiseerd register, met opgave van de exacte locatie, van alle speciale voorraden die op het Belgische grondgebied worden aangehouden.

Op verzoek van de Europese Commissie bezorgt de Algemene Directie binnen vijftien dagen een volledig exemplaar van de twee in deze paragraaf bedoelde registers aan de Commissie. § 1/2. De Algemene Directie bezorgt de Commissie maandelijkse statistische overzichten van de verplichte voorraden en van de speciale voorraden op of buiten het grondgebied van België en van de handelsvoorraden op Belgische grondgebied die aangehouden worden op het einde van de maand. Deze communicatie aan de Commissie gebeurt uiterlijk : a) binnen 55 dagen volgend op de maand waarop zij betrekking heeft voor de verplichte voorraden en b) binnen de maand volgend op de maand waarop zij betrekking heeft voor de speciale voorraden. Op verzoek van de Commissie bezorgt de Algemene directie de Commissie onmiddellijk een kopie van de statistische overzichten van de speciale voorraden.

De minister kan de frequentie en uiterste datum van indiening wijzigen ingevolge een beslissing op Europees niveau. »

Art. 15.In artikel 16, § 1, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « van de verplichte voorraden die ter dekking van een individuele voorraadplicht worden aangehouden » ingevoegd tussen de woorden « controle » en « door middel van ».

Art. 16.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2007 pub. 23/07/2007 numac 2007011381 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten, worden telkens de woorden « Centrale Administratie der Douane en Accijnzen » vervangen door de woorden « Algemene Administratie van Douane en Accijnzen ».

Art. 17.In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 3°, worden de woorden « met voorraadplichtigen » vervangen door « met geregistreerde aardoliemaatschappijen »;2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3.In afwijking van artikel 438, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen kan APETRA een openbaar beroep op het spaarwezen doen of gedaan hebben zonder in haar statuten deze hoedanigheid te moeten vermelden. Deze afwijking is tijdelijk, in die zin dat APETRA deze hoedanigheid in haar statuten opneemt op de eerstvolgende statutenwijziging die zij na het verwerven van deze hoedanigheid doorvoert. »

Art. 18.In artikel 46, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord « APETRA » vervangen door de woorden « Algemene Directie ».

Art. 19.In dezelfde wet worden de bijlagen I, II en III ingevoegd, luidende : « Bijlage I WIJZE VAN BEREKENING VAN HET AARDOLIE-EQUIVALENT VAN DE INGEVOERDE AARDOLIEPRODUCTEN Het in artikel 3/1, § 2, eerste lid, bedoelde aardolie-equivalent van de ingevoerde aardolieproducten wordt als volgt vastgesteld : Het aardolie-equivalent van de ingevoerde aardolieproducten is de som van, enerzijds, de netto-invoer van de volgende producten : ruwe aardolie, NGL, raffinagegrondstoffen en overige koolwaterstoffen als gedefinieerd in bijlage B, punt 4, van Verordening (EG) nr. 1099/2008, gecorrigeerd voor eventuele voorraadschommelingen en onder aftrek van 4 %, zijnde de opbrengst van nafta (of, indien de gemiddelde opbrengst van nafta op het nationale grondgebied meer dan 7 % bedraagt, onder aftrek van het werkelijke verbruik van nafta of het gemiddelde opbrengstpercentage van nafta) en, anderzijds, de netto-invoer van alle overige aardolieproducten zonder nafta, eveneens gecorrigeerd voor voorraadschommelingen en vermenigvuldigd met 1,065.

Bunkervoorraden van de internationale zeescheepvaart worden niet meegerekend.

Bijlage II WIJZE VAN BEREKENING VAN HET AARDOLIE-EQUIVALENT VAN HET BINNENLANDS VERBRUIK Voor de toepassing van artikel 3/1, § 2, tweede lid, wordt het aardolie-equivalent van het binnenlands verbruik als volgt berekend : Het binnenlandse verbruik wordt gevormd door de som van uitsluitend de volgende producten uit het aggregaat « waargenomen bruto binnenlandse leveringen », in de zin van punt 3.2.1 van bijlage C van de Verordening (EG) nr. 1099/2008 : motorbenzine, vliegtuigbenzine, lichte reactiemotorbrandstof (reactiemotorbrandstof van het naftatype of JP4), reactiemotorbrandstof van het kerosinetype, andere kerosine, gasolie/dieselolie (aardoliedistillaat), stookolie (met hoog en laag zwavelgehalte) als gedefinieerd in bijlage B, punt 4, van de Verordening (EG) nr. 1099/2008. Bunkervoorraden van de internationale zeescheepvaart worden niet meegerekend.

Het aardolie-equivalent van het binnenlands verbruik wordt berekend door vermenigvuldiging met een factor 1,2.

Bijlage III METHODEN VOOR HET BEREKENEN VAN HET NIVEAU VAN DE AANGEHOUDEN VOORRADEN De onderstaande methoden worden gebruikt voor het berekenen van het niveau van de voorraden : Onverminderd het in artikel 6, § 4, bedoelde geval, kan een hoeveelheid niet meer dan eenmaal als veiligheidsvoorraad worden meegerekend.

Op de voorraden ruwe aardolie wordt 4 % in mindering gebracht, een percentage dat overeenkomt met een gemiddeld rendementsniveau van nafta.

De voorraden nafta en de voorraden ruwe aardolie die bestemd zijn als bunkervoorraden van de internationale zeescheepvaart worden niet meegerekend.

De voorraden van de volgende producten : motorbenzine, vliegtuigbenzine, lichte reactiemotorbrandstof (reactiemotorbrandstof van het naftatype of JP4), reactiemotorbrandstof van het kerosinetype, andere kerosine, gasolie/dieselolie (aardoliedistillaat), stookolie (met laag en hoog zwavelgehalte), mogen in de voorraden worden opgenomen door het equivalent in ruwe aardolie daarvan te berekenen en de hoeveelheden met een factor 1,2 te vermenigvuldigen.

Bij het berekenen van de voorraden worden de voorraden die overeenkomstig het bovenstaande zijn berekend met 10 % verminderd. Dit percentage dient op het totaal van de hoeveelheden die in een bepaalde berekening zijn meegenomen, in mindering te worden gebracht.

De vermindering van 10 % wordt evenwel niet toegepast bij het berekenen van het niveau van de speciale voorraden, noch bij het berekenen van de verschillende categorieën speciale voorraden, indien deze speciale voorraden of categorieën afzonderlijk van de verplichte voorraden worden beschouwd, met name om te controleren of het minimum aantal verbruiksdagen dat de minister overeenkomstig artikel 6/1 kan bepalen in acht wordt genomen. » HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 4 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/10/2006 pub. 16/10/2006 numac 2006011438 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de berekening- en inningwijze van de bijdrage voor APETRA sluiten tot bepaling van de berekening- en inningwijze van de bijdrage voor APETRA

Art. 20.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 4 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/10/2006 pub. 16/10/2006 numac 2006011438 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de berekening- en inningwijze van de bijdrage voor APETRA sluiten tot bepaling van de berekening- en inningwijze van de bijdrage voor APETRA wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : « § 3. De bijdrage voor de kerosine met GN code 2710 19 21 gebruikt door de luchtvaart bedraagt de helft van de bijdrage bepaald overeenkomstig §§ 1 en 2. »

Art. 21.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden « of, in geval van een aangifte met elektronische AC4, op datum van validatie van de aangifte door de douanediensten » ingevoegd tussen de woorden « de ontvanger » en « de bijdragen ».

Art. 22.In de bijlage van hetzelfde besluit worden de woorden « OS = 80,4 » vervangen door « OS = 90 ». HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen

Art. 23.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 15 juni 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/06/2006 pub. 11/07/2006 numac 2006011296 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot bepaling van de verdere regels met betrekking tot de wijze waarop APETRA haar voorraden aanhoudt sluiten tot bepaling van de verdere regels met betrekking tot de wijze waarop APETRA haar voorraden aanhoudt;2° het ministerieel besluit van 24 mei 2006Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 24/05/2006 pub. 12/06/2006 numac 2006011248 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Ministerieel besluit tot bepaling van de informatie en indieningtermijnen voor de bilaterale voorraden sluiten tot bepaling van de informatie en indieningstermijnen voor de bilaterale voorraden. HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding

Art. 24.Deze wet treedt in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 20 en 22, die in werking treden op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op de bekendmaking.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Energie, M. WATHELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 53-2690 - Nr. 1. - Verslag, 53-2690 Nr. 2. - Tekst verbeterd door de commissie, 53-2690 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2690 - Nr. 4.

Integraal Verslag. - 8 mei 2013.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-2082 - Nr. 1.

^