Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 januari 2006
gepubliceerd op 13 februari 2006

Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011055
pub.
13/02/2006
prom.
26/01/2006
ELI
eli/wet/2006/01/26/2006011055/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JANUARI 2006. - Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop (1)


ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Zij heeft tot voorwerp de omzetting van : 1° de Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;2° de Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Richtlijn 68/414/EEG houdende verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden.

Art. 2.Door de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « APETRA » : de naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk, krachtens deze wet belast met het aanhouden en beheren van de verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten zoals bepaald in artikel 6, § 1;2° « de minister » : de minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft; 3° « Algemene Directie » : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 4° « verplichte voorraden » : minimum voorraad aardolie en aardolieproducten die door België moet worden aangehouden om aan de internationale verplichtingen tot het aanhouden van een minimumvoorraad aardolie en aardolieproducten, voortvloeiend uit de Richtlijn 98/93/EG en de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, te voldoen;5° « Richtlijn 98/93/EG » : de Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging van Richtlijn 68/414/EEG houdende verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden;6° « de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma » : de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, bekrachtigd door de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974;7° « bevoorradingscrisis » : een vermindering van de olievoorziening zoals bedoeld in artikel 13, 14 of 17 van de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma, of als dusdanig erkend door een unanieme beslissing van de Raad van Bestuur van het Internatonaal Energie Agentschap, of een situatie die een zodanige daling in de aanvoer van aardolie met zich meebrengt dat het aanbod niet meer in de normale behoeften kan voorzien en die door de Ministerraad wordt erkend als zijnde een bevoorradingscrisis;8° « geregistreerde aardoliemaatschappij » : elke natuurlijke of rechtspersoon die voor eigen rekening, voor rekening van derden of voor eigen behoeften aardolie en/of aardolieproducten produceert, aankoopt, invoert of binnenbrengt, uitslaat, raffineert, in opslag houdt, verwerkt, aanwendt, verdeelt, te koop aanbiedt, verkoopt, levert of vervoert.Deze personen laten zich registreren bij de FOD Economie, Algemene directie Energie, afdeling Petroleum; 9° « voorraadplichtige » : elke natuurlijke of rechtspersoon die ingevolge artikel 4, § 1, 1°.een individuele voorraadplicht heeft; 10° « uitslag tot verbruik » : de hoeveelheid aardolieproduct die in verbruik wordt gesteld of waarvan een tekort wordt vastgesteld of die geleverd wordt aan de internationale luchtvaart.In verbruik stellen wordt hierbij bedoeld zoals in de artikelen 6, 7, 10 en 11 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop; 11° « intergouvernementele overeenkomst » : tussen België en een andere lidstaat van de Europese Unie geldende overeenkomst bedoeld in artikel 6, § 2, van de Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, gewijzigd door artikel 1, 7) van de Richtlijn 98/93/EG;12° « referentiejaar » : kalenderjaar dat voorafgaat aan het voorraadjaar;13° « voorraadjaar » : periode van 12 maanden die aanvangt op 1 april van het jaar;14° « ter beschikking gestelde hoeveelheden » : de hoeveelheden aardolieproducten die tegen vergoeding aan APETRA worden ter beschikking gesteld;15° « individuele voorraadplicht » : hoeveelheden afgewerkte aardolieproducten en mengcomponenten die door de voorraadplichtigen, zonder vergoeding en volgens de nadere regels van deze wet dienen te worden aangehouden;16° « drempelhoeveelheid » : de uitslag tot verbruik waarvoor een geregistreerde aardoliemaatschappij geen verplichte voorraden dient aan te houden en die automatisch door APETRA wordt beheerd;17° « halffabrikaten (feedstocks) » : een vloeibare koolwaterstof die door een verdere fysische of chemische bewerking kan worden omgezet in een of meer componenten of aardolieproducten;18° « mengcomponenten » : producten waaruit, door onderlinge menging of door menging met andere aardolieproducten en zonder transformatie door fysische of chemische behandeling, aardolieproducten die aan de wettelijke kenmerken beantwoorden kunnen worden vervaardigd;19° « grootverbruiker » : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het referentiejaar een uitslag tot verbruik voor eigen gebruik heeft van een hoeveelheid aardolieprducten die groter is dan 100 000 ton per categorie.

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van deze wet worden aardolieproducten verdeeld in de volgende categorieën : 1° 1e categorie : benzines voor motorvoertuigen en brandstoffen voor vliegtuigen (vliegtuigbenzine en brandstoffen voor straalvliegtuigen van het benzinetype);2° 2e categorie : gasolie verwarming, gasolie diesel, lampolie en brandstoffen voor straalvliegtuigen van het kerosinetype;3° 3e categorie : residuele brandstoffen. § 2. De minister bepaalt de lijst met codes van de gecombineerde nomenclatuur of van de producten waarmee deze categorieën overeen komen. HOOFDSTUK II. - Regels met betrekking tot de verplichte voorraden Afdeling I. - Bepaling van de omvang van de voorraden aan te houden

door de voorraadplichtigen en door APETRA

Art. 4.§ 1. De verplichte voorraden die door België worden aangehouden teneinde aan zijn internationale verplichtingen te voldoen worden als volgt verdeeld : 1° elk geregistreerde aardoliemaatschappij en grootverbruiker die in het referentiejaar voor een productcategorie een uitslag tot verbruik heeft boven de drempelhoeveelheid bedoeld in artikel 2, 16°, houdt in het voorraadjaar voor die productcategorie op Belgisch grondgebied zijn individuele voorraadplicht bedoeld in artikel 2, 15°, bestendig aan onder de vorm van afgewerkte aardolieproducten en/of mengcomponenten. De uitslag tot verbruik wordt hierbij beschouwd na de eventuele overdracht bedoeld in artikel 14, § 2. 2° APETRA houdt in het voorraadjaar de hoeveelheid aardolie en aardolieproducten aan bepaald in artikel 6, § 1.3° De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de hoogte van de drempelhoeveelheid en van de individuele voorraadplicht, waarbij de individuele voorraadplicht tijdens de eerste vijf werkingsjaren van APETRA gradueel wordt afgebouwd. § 2. Paragraaf 1, 1°, is niet van toepassing op het Ministerie van Defensie voorzover de uitslag tot verbruik betrekking heeft op aardolieproducten die aangewend worden voor motorvoertuigen en vliegtuigen van militaire aard. § 3. Indien een voorraadplichtige over onvoldoende werkvoorraden beschikt om aan zijn individuele voorraadplicht te voldoen, houdt APETRA het tekort aan tegen betaling van de van kracht zijnde bijdrage en dit voor een periode van ten minste één maand. § 4. De minister kan, in geval van een bevoorradingscrisis bedoeld in artikel 2, 7°, bepalen dat de verplichte voorraden tijdelijk tot een door hem te bepalen gedeelte worden aangewend. Dit besluit kan beperkingen inhouden, waaronder een beperking van de categorieën aardolieproducten waarvan de verplichte voorraden mogen worden aangewend. § 5. De minister kan, bij het verversen van de voorraden of het aanpassen van de voorraden aan nieuwe productspecificaties, toelaten dat de voorraden tijdelijk verminderd worden. Hij legt het tijdschema vast volgens het welke de voorraden terug op peil moeten gebracht worden. § 6. Indien voorraden van APETRA op de markt worden gebracht, dan worden deze aan de marktprijs verkocht. Afdeling II. - Wijze van aanhouden van de voorraden beheerd door

APETRA

Art. 5.§ 1. APETRA is verantwoordelijk voor het aanhouden en beheren van de voorraden bedoeld in artikel 6, § 1. § 2. Zij houdt deze voorraden aan door middel van : 1° voorraden aardolie en aardolieproducten in volle eigendom;2° ter beschikking gestelde hoeveelheden vanwege voorraadplichtigen die over voldoende werkvoorraden beschikken om aan hun individuele voorraadplicht te voldoen;3° ter beschikking gestelde hoeveelheden vanwege buitenlandse aardoliemaatschappijen overeenkomstig de bepalingen van artikel 13. Zij beheert deze hoeveelheden volgens de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. § 3. Indien APETRA overgaat tot de aankoop van ruwe aardolie of van intermediaire producten dan legt zij raffinagecoëfficiënten en de raffinagekost vast in het raffinagecontract dat zij voor deze hoeveelheden afsluit. § 4. Voor de tot haar beschikking gestelde hoeveelheden ruwe aardolie of intermediaire producten houdt zij rekening met raffinagecoëfficiënten die zijn goedgekeurd door de Algemene Directie.

Art. 6.§ 1. De hoeveelheid aardolie en aardolieproducten die tijdens het voorraadjaar permanent wordt aangehouden door APETRA, wordt per productcategorie bepaald door de verplichte voorraden te verminderen met de som van de individuele voorraadplichten. § 2. De minister maakt de totale door APETRA aan te houden hoeveelheid voor 31 maart van het voorraadjaar schriftelijk aan APETRA bekend.

Art. 7.§ 1. APETRA geeft voor de voorraden die ze beheert de voorkeur aan hoeveelheden die zich op het Belgische grondgebied bevinden.

Hierbij wordt de ruwe aardolie die zich in Rotterdam aan het begin van de RAPL pijpleiding bevindt en die eigendom is van Belgische raffinaderijen en bestemd om in België geraffineerd te worden beschouwd als hoeveelheid die zich op Belgisch grondgebied bevindt. § 2. De Koning bepaalt het maximum percentage voorraden dat APETRA in het buitenland mag aanhouden overeenkomstig de voorwaarden gestipuleerd in artikel 13.

Art. 8.§ 1. De voorraden die APETRA beheert, bevinden zich in depots waarvoor de Koning de toegankelijkheidsvoorwaarden bepaalt. § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de verdere regels met betrekking tot de wijze waarop APETRA haar voorraden aanhoudt. Afdeling III. - Eisen betreffende de verplichte voorraden

Art. 9.De verplichte voorraden zijn eigendom van de voorraadplichtigen of van APETRA en zijn bij bevoorradingscrisis daadwerkelijk ter beschikking.

Art. 10.Kunnen niet tot de verplichte voorraden worden gerekend : 1° de ruwe aardolie welke in bodemlagen voorkomen;2° de hoeveelheden die bestemd zijn voor bunkervoorraden voor de zeevaart;3° de hoeveelheden die zich in rechtstreeks doorvoerverkeer bevinden;4° de hoeveelheden die in de oliepijpleidingen en de tankwagens en de tankwagons bevinden;5° de hoeveelheden die in de reservoirs van de benzinestations en bij de kleine gebruikers aanwezig zijn;6° de hoeveelheden in de leidingen en de proceseenheden van raffinaderijen;7° de hoeveelheden die zich bevinden op binnenschepen binnen 's Lands grenzen;8° de hoeveelheden die door de strijdkrachten worden gehouden, alsmede de hoeveelheden die voor deze laatste bij de oliemaatschappijen contractueel zijn gereserveerd;9° de hoeveelheden die contractueel voor de petrochemie of andere grootverbruikers worden gereserveerd.

Art. 11.De hoeveelheden die zich bevinden bij grootverbruikers kunnen enkel aangewend worden ter dekking van de individuele voorraadplicht van deze grootverbruikers.

Art. 12.§ 1. De in de verplichte voorraden opgenomen eindproducten dienen te beantwoorden aan de wettelijke benamingen en kenmerken.

Producten die daar niet aan beantwoorden, worden beschouwd als mengcomponenten. Mengcomponenten worden enkel tot de verplichte voorraden gerekend, indien alle producten die bijdragen tot de samenstelling van het mengproduct op dezelfde plaats gelokaliseerd zijn en in correcte verhouding tot het product waarmee ze worden gemengd. § 2. De Koning kan beperkingen opleggen inzake de aardolie en aardolieproducten die tot de verplichte voorraden mogen worden gerekend. Afdeling IV. - Intergouvernementele overeenkomsten

Art. 13.§ 1. APETRA kan de hoeveelheden die zij beheert aanhouden in een andere lidstaat van de Europese Unie indien 1° België met deze lidstaat een bilateraal akkoord voor het aanhouden van strategische voorraden heeft afgesloten;2° APETRA het voorafgaande akkoord heeft bekomen van de minister en de bevoegde administratieve overheid van de andere betrokken lidstaat;3° het maximum percentage bedoeld in artikel 7, § 2, gerespecteerd blijft;4° de hoeveelheden opgeslagen zijn in geïdentificeerde depots. § 2. Voorraadplichtige ondernemingen kunnen in België hoeveelheden voor rekening van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onderneming of instantie aanhouden, indien : 1° België met deze lidstaat een bilateraal akkoord voor het aanhouden van strategische voorraden heeft afgesloten;2° de voorraadplichtige het voorafgaande akkoord heeft bekomen van de minister en de bevoegde administratieve overheid van de andere betrokken lidstaat;3° de hoeveelheden opgeslagen zijn in geïdentificeerde depots;4° deze transactie de distributie en werking van de Belgische voorraadplichtige niet in gevaar brengt en gebeurlijk gerechtvaardigd wordt door traditionele logistieke stromen. § 3. De minister bepaalt de informatie die de aanvraag tot het akkoord voor bilaterale voorraden moet bevatten en de termijnen van indiening van de aanvraag, evenals een vereenvoudigde procedure voor ministerieel akkoord. § 4. De minister kan, bij een oliecrisis of dreigende oliecrisis, bepalen dat de verplichte voorraden die zich niet in België bevinden binnen een door hem te bepalen termijn naar België worden overgebracht. § 5. De bij toepassing van dit artikel in België voor rekening van een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onderneming of instantie aangehouden voorraden mogen niet in aanmerking komen om de in deze wet opgelegde verplichtingen na te komen. België mag zich niet verzetten tegen het vervoer van deze producten naar de bestemmingslanden en zal in de mate van het mogelijke toezicht over deze voorraden houden. Indien interne gebeurtenissen dit vervoer zouden belemmeren, neemt de minister alle maatregelen om het vervoer van genoemde voorraden naar het land van bestemming te waarborgen en te verzekeren. Afdeling V. - Informatie- en administratieverplichtingen

Art. 14.§ 1. De geregistreerde aardoliemaatschappij en de grootverbruiker verstrekken aan de Algemene Directie alle gegevens noodzakelijk voor het opstellen van de petroleumbalans volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 maart 2003 houdende de organisatie van de inzameling van de gegevens betreffende het opstellen van de petroleumbalans. § 2. De uitslag tot verbruik van een geregistreerde aardoliemaatschappij kan slechts worden overgedragen, indien : 1° de geregistreerde aardoliemaatschappij als activiteit enkel de opslag van aardolieproducten heeft;2° de geregistreerde aardoliemaatschappij het voorafgaande akkoord heeft gekregen van de Algemene directie voor de overdracht;3° de natuurlijke of rechtspersoon aan wie wordt overgedragen een geregistreerde aardoliemaatschappij of een grootverbruiker is;4° de natuurlijke of rechtspersoon aan wie wordt overgedragen tegenover de Staat verklaart de bevoorrading van het land te verzekeren bij crisis;5° de overdracht bevestigd wordt door de beide partijen.

Art. 15.§ 1. De voorraadplichtigen en APETRA verstrekken aan de Algemene Directie de gegevens inzake de locatie, omvang en samenstelling van de verplichte voorraden die zij aanhouden. § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de verdere regels met betrekking tot de informatie- en administratieverplichtingen. Afdeling VI. - Toezicht op de verplichtingen

Art. 16.§ 1. Het toezicht over de uit deze wet en haar uitvoeringsbesluiten voortspruitende verplichtingen geschiedt door de daartoe door de minister behoorlijk gemachtigde ambtenaren van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en van de Algemene Directie.

De systematische controle door middel van de fysieke meting van de hoeveelheid verplichte voorraden en de bepaling van de kwaliteit van deze verplichte voorraden wordt gedaan door een onafhankelijke controle-instantie. § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop dit toezicht wordt uitgeoefend. HOOFDSTUK III. - Institutionele bepalingen met betrekking tot APETRA Afdeling I. - Oprichting en benaming

Art. 17.Teneinde de bevoorradingszekerheid van België te verzekeren en de Staat in de mogelijkheid te stellen om aan zijn internationale verplichtingen inzake het aanhouden van een minimumvoorraad aardolie en aardolieproducten te voldoen, wordt een vennootschap van publiek recht opgericht, die de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap met sociaal oogmerk, « APETRA » genoemd. Afdeling II. - Financiering

Art. 18.§ 1. De werkingskosten van APETRA worden gedekt door een bijdrage die wordt geheven op elke liter aardolieproduct bedoeld in artikel 3, § 1, uitgeslagen tot verbruik. De geregistreerde aardoliemaatschappij stort de bijdrage die ligt op zijn uitslag tot verbruik aan APETRA. § 2. De bijdrage wordt geïnd door APETRA op basis van gegevens per geregistreerde aardoliemaatschappij die zij bekomt van de Algemene Directie. De bovenvermelde bijdrage wordt steeds op de factuur vermeld bij elke verkoop van de aardolieproducten bedoeld in artikel 3, § 1, tussen ondernemingen van de sector. De bijdrage wordt steeds op gedetailleerde wijze binnen de gehele handelsketen vermeld. Zij wordt aan de consument meegedeeld en aan hem doorgerekend via de prijsstructuur van de programmaovereenkomst. § 3. De in § 1 bedoelde bijdrage wordt niet geheven op aardolieproducten bedoeld in artikel 3, § 1, die het ministerie van Defensie aanwendt voor motorvoertuigen en vliegtuigen van militaire aard. § 4. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de regels voor de berekening en inning van deze bijdrage. Elk besluit dat wordt vastgesteld krachtens dit lid wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de twaalf maanden na datum van inwerkingtreding. § 5. APETRA wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en reglementen betreffende de belastingen, heffingen, rechten en vergoedingen van de Staat, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.

Art. 19.§ 1. Teneinde een correct beeld te krijgen van de uitslag tot verbruik, meldt de Administratie der Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën op basis van de gegevens waarover zij beschikt, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op een kwartaal, aan de Algemene Directie, de uitslag tot verbruik van iedere natuurlijke of rechtspersoon in de loop van dat kwartaal. § 2. De Algemene Directie kan de informatie die zij heeft ontvangen van de Administratie der Douane en Accijnzen aanvullen door middel van de gegevens van de maandelijkse petroleumbalans die is opgemaakt krachtens het koninklijk besluit van 11 maart 2003 houdende de organisatie van de inzameling van de gegevens betreffende het opstellen van de petroleumbalans. Afdeling III. - Zetel

Art. 20.De zetel van de vennootschap is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op de plaats die wordt vastgesteld door de raad van bestuur. Afdeling IV. - Maatschappelijk doel - Taken van openbare dienst inzake

het aanhouden en beheren van de verplichte voorraden

Art. 21.§ 1. APETRA heeft de exclusieve bevoegdheid inzake de tenuitvoerlegging, binnen of buiten het grondgebied van België, van taken van openbare dienst inzake het aanhouden en beheren van de verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten volgens de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.

De taken van openbare dienst omvatten : 1° het aanhouden van aardolie en aardolieproducten ten belope van haar voorraadplicht;2° het aankopen van aardolie en/of aardolieproducten om te voldoen aan de eisen inzake eigen voorraden opgenomen in deze wet of zijn uitvoeringsbesluiten;3° het afsluiten van overeenkomsten aangaande ter beschikking gestelde hoeveelheden met voorraadplichtigen en buitenlandse aardliemaatschappijen volgens de bepalingen van deze wet of zijn uitvoeringsbesluiten;4° het aankopen, bouwen en/of huren van opslagcapaciteit voor het onderbrengen van de voorraden in eigendom volgens de bepalingen van deze wet of zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. APETRA mag alle handelingen, activiteiten en operaties verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van de taken bedoeld in § 1. Afdeling V. - Kapitaal

Onderafdeling I. - Maatschappelijk kapitaal

Art. 22.Het maatschappelijk kapitaal van APETRA wordt aanvankelijk vastgesteld op tweeënzestigduizend euro. Het wordt vertegenwoordigd door tweeënzestig volledig volgestorte aandelen, zonder vermelding van nominale waarde, die elk 1/62e van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen. Alle aandelen die naar aanleiding van de oprichting van APETRA worden uitgegeven, worden aan de Federale Staat toegewezen.

Onderafdeling II. - Beperkingen in geval van kapitaalsverhoging

Art. 23.Elke uitgifte van nieuwe aandelen is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Nieuwe aandelen kunnen niet worden opgenomen door andere personen dan de Federale Staat.

Onderafdeling III. - Beperkingen inzake de overdracht van aandelen

Art. 24.De Federale Staat mag de aandelen die hem bij de oprichting van APETRA werden toegekend, evenals de aandelen voortkomend uit een kapitaalsverhoging, niet overdragen. Afdeling VI. - Organisatie

Art. 25.§ 1. De organen van APETRA zijn : 1° de algemene vergadering;2° de raad van bestuur;3° het directiecomité. § 2. De minister, of zijn afgevaardigde, vertegenwoordigt de Federale Staat op de algemene vergadering. De algemene vergadering oefent geen andere bevoegdheden uit dan deze welke haar zijn voorbehouden bij de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen.

Art. 26.§ 1. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en zes andere leden : 1° drie leden en de voorzitter worden voorgedragen door de overheid;2° drie leden worden voorgedragen door de aardoliesector.De leden van de raad van bestuur van APETRA, hierna genoemd « de titularissen », mogen geen enkele functie of activiteit uitoefenen, die bezoldigd wordt door een geregistreerde aardoliemaatschappij bedoeld in artikel 2, 8°, door een buitenlandse aardoliemaatschappij of door een maatschappij die eigenaar is van opslagcapaciteit voor aardolieproducten of meer dan 1 % aandelen bezitten in een dergelijke firma. De mandaten van de leden van de raad van bestuur zijn onbezoldigd. De algemene vergadering benoemt en ontslaat de voorzitter alsmede de overige leden van de raad van bestuur. Het mandaat van voorzitter of lid van de raad van bestuur bedraagt 4 jaar en is hernieuwbaar. De raad van bestuur bepaalt het beleid van APETRA teneinde tegemoet te kunnen komen aan de aan APETRA opgelegde voorraadplicht en houdt toezicht op de activiteiten van het directiecomité, dat hij benoemt. De raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op, dat aan de goedkeuring van de minister is onderworpen. § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de werking en verdere bevoegdheden van de raad van bestuur, evenals de onverenigbaarheden met het mandaat van lid van de raad van bestuur.

Art. 27.§ 1. Het directiecomité is belast met het beheer en de dagelijkse leiding van de activiteiten van APETRA en met de tenuitvoerlegging van de besluiten van de raad van bestuur. Het stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 21, § 1.

De leden van het directiecomité worden geselecteerd, benoemd en ontslagen door de raad van bestuur. Zij worden gekozen omwille van hun kennis inzake de aardoliemarkt en zijn niet actief in een commerciële maatschappij. De raad van bestuur stelt de taakverdeling tussen de leden vast en verleent aan één van hen de titel van algemeen directeur. Het mandaat van lid van het directiecomité bedraagt 6 jaar en is hernieuwbaar. § 2. De raad van bestuur bepaalt de samenstelling, werking en verdere bevoegdheden van het directiecomité. De wederzijdse rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de leden van het directiecomité worden geregeld door een bijzondere overeenkomst die wordt afgesloten tussen elk lid van het directiecomité en APETRA, vertegenwoordigd door de algemeen directeur. De bezoldiging van de leden van het directiecomité is ten laste van APETRA. De Koning bepaalt de onverenigbaarheden met het mandaat van lid van het directiecomité.

Art. 28.Het personeel van APETRA wordt aangeworven en tewerkgesteld door het directiecomité krachtens arbeidsovereenkomsten beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Afdeling VII. - Statuten

Art. 29.§ 1. De statuten van APETRA worden door de Koning bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De algemene vergadering beslist over iedere wijziging van de statuten. De wijzigingen hebben evenwel slechts uitwerking na hun goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 2. De statuten van APETRA bepalen de vermeldingen voorzien door artikel 661, 1°, 2°, 3°, 6° en 9° van het Wetboek van vennootschappen, betreffende de vennootschappen met sociaal oogmerk. Afdeling VIII. - Beheerscontract

Onderafdeling I. - Definitie en inhoud

Art. 30.§ 1. De bijzondere regels en voorwaarden waaronder APETRA de taken van openbare dienst vervult die haar door artikel 21, § 1, zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract gesloten tussen de Federale Staat en APETRA. § 2. Het beheerscontract regelt met name de volgende aangelegenheden : 1° de nauwkeurige omschrijving van het sociaal oogmerk waaraan de taken van openbare dienst, bedoeld in artikel 21, § 1, zijn gewijd, en de termijn voor de mededeling van het bijzonder verslag, bedoeld in artikel 661, 6° van het Wetboek van vennootschappen, die in ieder geval moet plaatsvinden voor 1 juni van het jaar volgend op dat waarop het betrekking heeft;2° de nadere regeling van de taken van openbare dienst bedoeld in artikel 21, § 1;3° de verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan met name de beoordeling van de uitvoering van het beheerscontract tijdens het verstreken kalenderjaar en de termijnen voor de mededeling die in ieder geval moet plaatsvinden vóór 1 juni van het volgende jaar evenals de termijn waarna bij overschrijding de goedkeuring wordt geacht te zijn gegeven;4° in voorkomend geval, de procedures en objectieve parameters voor de jaarlijkse toetsing van het beheerscontract, bedoeld in artikel 32, § 1;5° de sancties bij niet-naleving door een partij van haar verbintenissen voortvloeiend uit het beheerscontract;6° de manier waarop de financiële belangen van de Federale Staat worden gewaarborgd;7° de verplichtingen inzake interne en externe controle voor elke aangelegenheid met financiële gevolgen of met betrekking tot het personeel of de overheidsopdrachten, inzonderheid wat betreft het vooraf informeren van de in artikel 36 bedoelde regeringscommissarissen. Onderafdeling II. - Besluitvorming - Goedkeuring Toetsing en wijziging

Art. 31.§ 1. Bij de onderhandelingen over en het sluiten van het beheerscontract wordt de Federale Staat vertegenwoordigd door de minister of zijn vertegenwoordiger. § 2. Bij de onderhandelingen over het beheerscontract wordt APETRA vertegenwoordigd door haar algemeen directeur. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring aan de raad van bestuur van APETRA voorgelegd die bij volstrekte meerderheid beslist. § 3. Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Art. 32.§ 1. Het beheerscontract wordt jaarlijks getoetst en desgevallend aangepast aan gewijzigde omstandigheden en aan technische ontwikkelingen, met toepassing van de in het beheerscontract vastgelegde procedure en objectieve parameters. § 2. Iedere wijziging van het beheerscontract die niet is bedoeld in het vorig lid, en die wordt voorgesteld door één of beide partijen, dient te gebeuren in overeenstemming met artikel 31.

Onderafdeling III. - Duur en hernieuwing

Art. 33.§ 1. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van minstens drie en hoogstens zes jaar. § 2. Uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van een beheerscontract, legt de algemeen directeur aan de minister een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.

Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw beheerscontract in werking getreden is, wordt het contract van rechtswege verlengd tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract is in werking getreden. Deze verlenging wordt door de minister bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Indien een jaar na de verlenging waarvan sprake in voorgaand lid, geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voorlopige regels vaststellen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 30, § 2.

Deze voorlopige regels gelden als nieuw beheerscontract en zijn van toepassing tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 31, in werking treedt.

Onderafdeling IV. - Bekendmaking

Art. 34.De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract of tot aanpassing ervan, alsmede de besluiten tot vaststelling van de voorlopige regels, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Afdeling IX. - Wettelijke en reglementaire bepalingen

Art. 35.§ 1. APETRA neemt de vorm aan van een naamloze vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk en is onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen van handelsrechtelijke aard die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen, in zoverre hiervan niet uitdrukkelijk door of krachtens deze wet of welke bijzondere wet dan ook wordt afgeweken. § 2. De handelingen van APETRA worden geacht daden van koophandel te zijn. § 3. De artikelen 454, 4°, 542, tweede lid, 544, 646, § 1, tweede lid en § 2, 661, 4°, 7° en 8°, 667 van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing op APETRA. § 4. APETRA is niet onderworpen aan de bepalingen van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord noch aan die van de faillissementswet van 8 augustus 1997. § 5. APETRA geniet immuniteit van tenuitvoerlegging voor de goederen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd voor de uitvoering van haar taken van openbare dienst. Afdeling X. - Controle

Art. 36.§ 1. APETRA staat onder de controlebevoegdheid van de minister. Deze controle wordt uitgeoefend door bemiddeling van een regeringscommissaris, benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de minister. § 2. De regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet, de statuten van APETRA en het beheerscontract.

Art. 37.De controle op de financiële toestand, op de jaarrekeningen en op de regelmatigheid vanuit het oogpunt van de wet en van de statuten van APETRA van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekeningen, wordt in de schoot van APETRA opgedragen aan een college van commissarissen dat twee leden telt.

Art. 38.APETRA is onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen. Zij voert haar boekhouding per kalenderjaar. Zij voorziet in een afzonderlijk stelsel van rekeningen voor de activiteiten die verband houden met haar taken van openbare dienst, enerzijds en haar andere activiteiten, anderzijds.

Art. 39.De Koning stelt de regelen vast aangaande de controle op APETRA zoals bedoeld in de artikelen 36, 37 en 38. Afdeling XI. - Fiscaal statuut en diverse bepalingen

Art. 40.Artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992 en bekrachtigd bij de wet van 11 juni 1992, wordt aangevuld met een 13° dat luidt als volgt : « 13° de vennootschap van publiek recht met sociaal oogmerk APETRA ».

Art. 41.APETRA wordt beschouwd als een openbare instelling in de zin van artikel 6 van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van belasting op de toegevoegde waarde, vervangen bij artikel 7 van de wet van 28 december 1992.

Art. 42.APETRA wordt beschouwd als een openbare instelling in de zin van artikel 161 van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierrechten.

Art. 43.APETRA kan schenkingen of legaten ontvangen. Afdeling XII. - Ontbinding

Art. 44.De ontbinding van APETRA kan slechts bij of krachtens de wet worden uitgesproken. De wet regelt de wijze en voorwaarden van de vereffening met inachtneming van artikel 661, 9°, van het Wetboek van vennootschappen. HOOFDSTUK IV. - Strafbepalingen

Art. 45.§ 1. Worden gestraft met een geldboete van honderd tot tienduizend euro : 1° zij die uitslaan tot verbruik en niet geregistreerd zijn bij het Algemene Directie;2° zij die niet, of bewust op onvolledige of incorrecte wijze of laattijdig de gegevens verstrekken bedoeld in de artikelen 14 en 15, § 1;3° zij die het toezicht bedoeld in artikel 16 verhinderen.In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld. § 2. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete gelijk aan tien maal de bijdrage bedoeld in artikel 18, § 1, verschuldigd op de uitslag tot verbruik die overeenstemt met de ontbrekende hoeveelheid individuele voorraadplicht, met een minimum van 500 euro, of met één van deze straffen alleen : zij die de bepalingen van het artikel 4, § 1, 1°, overtreden. In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld. § 3. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete gelijk aan tien maal de bijdrage bedoeld in artikel 18, § 1, verschuldigd op de hoeveelheid aardolieproducten waarvoor de bijdrage niet aan APETRA werd doorgestort, met een minimum van 500 euro, of met één van deze straffen alleen : zij die de bepalingen van het artikel 18, § 1, overtreden. § 4. De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, zonder uitzondering van het hoofdstuk VII et het artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in deze wet.

Art. 46.Onverminderd de andere door deze wet voorziene maatregelen, kunnen de gemachtigde ambtenaren bedoeld in artikel 16, § 1, elke in België gevestigde natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de termijn bepaald door APETRA. Indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kunnen de gemachtigde ambtenaren bedoeld in artikel 16, § 1, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag, per kalenderdag, niet lager zijn dan 500 euro, noch hoger dan 5 000 euro, noch, in totaal hoger zijn dan 100 000 euro. De geldboete wordt ten gunste van de Schatkist geïnd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, der registratie en domeinen.

Art. 47.Onverminderd de andere door deze wet voorziene strafbepalingen, wordt artikel 20, § 3, van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, vervangen als volgt : « § 3. De in § 1 bedoelde vergunningen worden geweigerd aan personen die de krachtens de douanewetgeving, fiscale wetgeving, sociale wetgeving of de wetgeving betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten verschuldigde bedragen niet betalen of die een ernstige of herhaalde inbreuk plegen op die wetgevingen of die zijn veroordeeld wegens valsheid en gebruik van valsheid in geschriften, namaking of vervalsing van zegels en stempels, omkoping van ambtenaren of knevelarij, diefstal, heling, oplichting, misbruik van vertrouwen of eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk. » HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 48.Artikel 1 van het ministerieel besluit van 27 december 1978 betreffende de inschrijving van de personen die optreden in de bevoorradingsketen van het land en van de verbruikers in aardolie en aardolie-producten, gewijzigd bij ministerieel besluit van 1 december 2000, wordt aangevuld als volgt : « § 4. De natuurlijke of rechtspersonen die beschikken over een vergunning voor accijnsproducten die toelaat aardolieproducten in te voeren, binnen te brengen of in België te raffineren moeten zich eveneens laten registreren bij de FOD Economie. »

Art. 49.Opgeheven worden : 1° artikel 183 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;2° het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 juni 1976, 15 oktober 1997 en 4 april 2003.

Art. 50.De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de raad van bestuur, de nodige maatregelen nemen, waaronder de opheffing, de wijziging, de aanvulling en de vervanging van bestaande wetsbepalingen, inzake de minimumvoorraad aan aardolie en aardolieproducten ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen, of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen.

Elk besluit dat wordt vastgesteld krachtens het eerste lid wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding.

Art. 51.Met uitzondering van dit artikel bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 januari 2006.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en van Energie, M. VERWILGEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-1968 - 2004/2005 : Wetsontwerp, nr.1. 51-1968 - 2005/2006 : Amendementen, nr. 2. - Verslag, nr. 3. - Tekst verbeterd door de Commissie, nr. 4. - Amendement, nr. 5. - Aanvullend verslag, nr. 6. - Artikel gewijzigd door de Commissie, nr. 7. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 1 december 2005.

Stukken van de Senaat. 3-1461-2005/2006 Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 1.

^