gepubliceerd op 11 juli 2006
Koninklijk besluit betreffende het toezicht op de verplichtingen voortspruitend uit de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, en haar uitvoeringsbesluiten
15 JUNI 2006. - Koninklijk besluit betreffende het toezicht op de verplichtingen voortspruitend uit de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, en haar uitvoeringsbesluiten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, inzonderheid op artikel 16, § 2;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 januari 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 maart 2006;
Gelet op het advies n° 40.293/3 van de Raad van State, gegeven op 18 april 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Energie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop;2° voorraadhouders : elke natuurlijke of rechtspersoon die, ter invulling van zijn eigen voorraadplicht, fysiek verplichte voorraden aanhoudt of die als depoteigenaar aan derden de mogelijkheid geeft verplichte voorraden op te slaan.
Art. 2.§ 1. Teneinde het toezicht op de verplichtingen bedoeld in artikel 16 van de wet te kunnen uitoefenen, hebben de ambtenaren bedoeld in hetzelfde artikel toegang tot de lokalen van de geregistreerde aardoliemaatschappij en APETRA tijdens de openingstijden van het bedrijf. § 2. Deze ambtenaren zijn gemachtigd om bij de geregistreerde aardoliemaatschappij, bij APETRA en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die nuttig kunnen zijn voor het toezicht op de naleving van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. De geregistreerde aardoliemaatschappij, APETRA alsmede elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht deze inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van deze ambtenaren. § 3. Deze ambtenaren zijn gemachtigd om bij de geregistreerde aardoliemaatschappij, bij APETRA en bij elke derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die nuttig kunnen zijn voor het toezicht op de naleving van de wet en haar uitvoeringsbesluiten. De geregistreerde aardoliemaatschappij, APETRA alsmede elke derde die over de gevraagde documenten beschikt, is verplicht deze voor te leggen op ieder verzoek van deze ambtenaren. De ambtenaren kunnen deze boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of deze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
Art. 3.§ 1. De systematische controle bedoeld in artikel 16, § 1, van de wet wordt zodanig georganiseerd, dat alle voorraadhouders evenveel kans hebben om gecontroleerd te worden en dat elke voorraadhouder minstens drie maal per jaar een controle ondergaat. De controle kan betrekking hebben op punctuele aspecten van de aangehouden voorraden, maar wordt zo georganiseerd dat elke voorraadhouder in elk geval op zijn minst één maal per jaar een volledige kwantitatieve en kwalitatieve controle ondergaat.
Indien, als gevolg van controles, bij een voorraadhouder inbreuken op de wet worden vastgesteld, zal de frequentie van de systematische controles bij deze voorraadhouder, gedurende het jaar volgend op de vaststellingen, worden opgevoerd. § 2. De systematische controle wordt zodanig georganiseerd, dat de geheimhouding van commerciële gegevens gewaarborgd blijft ten opzichte van derden.
Art. 4.De opmeting van de hoeveelheden verplichte voorraad en de staalnemingen voor kwaliteitscontrole worden uitgevoerd door in de Europese Unie aanvaarde en erkende ijkers en meters.
Indien voorraden opgeslagen worden in lidstaten waarmee België een bilateraal akkoord heeft afgesloten, wordt de controle uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Indien deze controles niet toelaten zowel de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de aangehouden voorraden na te zien, zullen deze gecontroleerd worden door het aangeduide onafhankelijke controleorganisme.
Art. 5.De kwaliteitsanalyse van de verplicht voorraden wordt verricht door laboratoria die erkend zijn voor het verrichten van analyses op aardolieproducten en die beantwoorden aan de voorschriften van het koninklijk besluit van 29 september 1995 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van beproevingslaboratoria gelast met de analyse van aardolieproducten krachtens artikel 160 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen en die gelast zijn om voor rekening van het Fonds voor de Analyse van Aardolieproducten de analyses uit te voeren.
Art. 6.§ 1. Teneinde de systematische controle, bedoeld in artikel 3, mogelijk te maken, informeert de Algemene directie de controle-instantie(s) bedoeld in artikel 4 over de hoeveelheid en de lokalisatie van de verplichte voorraden van elke voorraadhouder. § 2. Inbreuken op de wet en haar uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de kwantiteit en de kwaliteit van de verplichte voorraden vastgesteld door de personen bedoeld in de artikelen 4 en 5 worden binnen de 2 werkdagen gemeld aan de Algemene directie. § 3. De Algemene directie geeft aanstonds de opdracht aan APETRA om de ontbrekende verplichte voorraden voor een minimumperiode van 6 maand aan te houden voor rekening van de voorraadplichtige die in gebreke werd gesteld. § 4. Indien APETRA de verplichtingen, bedoeld in § 3, niet nakomt, meldt de Algemene Directie dit onverwijld aan de Regeringscommissaris et de Minister.
Art. 7.De Minister bepaalt de praktische modaliteiten met betrekking tot de kwantitatieve opmeting, de staalnemingen voor kwalitatieve analyse en de kwalitatieve analyses en tegenanalyses van de verplichte voorraden.
Art. 8.Onze Minister van Economie et Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN