Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2003
gepubliceerd op 31 maart 2003

Koninklijk besluit houdende de organisatie van de inzameling van de gegevens betreffende het opstellen van de petroleumbalans

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011144
pub.
31/03/2003
prom.
11/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/11/2003011144/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende de organisatie van de inzameling van de gegevens betreffende het opstellen van de petroleumbalans


Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 29bis, ingevoegd bij de wet van 16 juli 2001, 30, § 2, en 30bis, § 1, ingevoegd bij de wet van 16 juli 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 januari 2003;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat de Belgische Regering krachtens bindende internationale verplichtingen ertoe gehouden is om bepaalde informatie over de stand van de strategische petroleumvoorraden te bezorgen aan de internationale instanties zoals nader bepaald in de richtlijn 68/414/EEG, gewijzigd door de richtlijn 98/93/EG; dat de hoogdringendheid voortvloeit uit de noodzaak om het kader voor de inzameling van gegevens inzake energie aan te passen in functie van de nieuwe regels inzake datatransmissie op Belgisch en Europees niveau; dat de Regering van oordeel is dat elke vertraging in deze aanpassing de kwaliteit van de gegevens en balansen overgemaakt door België aan de verschillende ad hoc instanties kan schaden evenals de capaciteit van ons land om de Belgische situatie inzake energie te analyseren en dat dit bijgevolg de concurrentiekracht van de Belgische industrie kan schaden, is dit besluit bedoeld om fundamentele verplichtingen inzake de inzameling en opstelling van petroleumbalansen, te bepalen; dat het noodzakelijk is om veranderingen omtrent petroleum in ons land beter te kennen, wat een efficiënter beleid ingeval van crisis mogelijk maakt, dat dit besluit bijgevolg zo spoedig mogelijk moet worden genomen teneinde de zekerheid van de energiebevoorrading te behouden en de kwaliteit van de gegevens inzake energie te waarborgen alsook hun communicatie aan ad hoc instanties;

Gelet op het advies 34.759/1 van de Raad van State, gegeven op 28 januari 2003, met toepassing van aryikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Bestuur" : het Bestuur Energie;2° "gegevens" : de gegevens bedoeld in artikel 3;3° "minerale oliën" : de ruwe aardolie en de producten die zijn afgeleid van het raffineren van aardolie;4° "hoofd van de vestiging" : de persoon die belast is met het dagelijks beheer van de vestiging;5° "de Minister" : de Minister die de energie onder zijn bevoegdheid heeft;6° "uitslaan tot verbruik" : het uitslaan tot verbruik dient begrepen te worden zoals bedoeld in de artikelen 6, 7 en 10 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop.

Art. 2.Het Bestuur stelt een balans op van de verrichtingen inzake invoer, uitvoer, opslag, transformatie, vervoer, distributie, aankoop, verkoop en levering van minerale oliën, alsook van hun intracommunautaire bewegingen, de petroleumbalans genoemd.

Art. 3.Met het oog op de opstelling van de petroleumbalans, verzamelt het Bestuur de volgende gegevens : 1° de voorraad bij de aanvang en het einde van elke maand;2° de productie van aardolieproducten;3° de overdracht tussen producten;4° de levering aan de internationale bunkering;5° de in- en uitvoer per land van oorsprong en per land van bestemming;6° de leveringen aan het eindverbruik;7° de specificatie van deze leveringen aan het verbruik per economische verbruikssector;8° het overzicht van de kwaliteiten van minerale oliën op de Belgische markt en hun onderste verbrandingswaarde en hun koolstofgehalte. Met uitzondering van de gegevens bedoeld in het eerste lid, 7° en 8°, die op kwartaalbasis worden ingezameld, worden de andere gegevens op maandbasis ingezameld.

Art. 4.De gegevens worden bezorgd door het hoofd of de daartoe aangestelde verantwoordelijke van elke vestiging die : 1° minerale oliën uitslaat tot verbruik;of 2° minerale oliën produceert, stockeert, vervoert, verdeelt, als tussenpersoon aankoopt, verkoopt of levert met een capaciteit die 1.000 ton per jaar overschrijdt.

Art. 5.Het hoofd, of de daartoe aangestelde verantwoordelijke, van de vestiging verbindt zich ertoe de gegevens te bezorgen die zo getrouw mogelijk de werkelijkheid weergeven.

Art. 6.De vestigingshoofden vragen bij het Bestuur de vragenlijsten aan waarvan de modellen door de Minister bepaald worden. Die vragenlijsten bepalen de wijze waarop de gegevens dienen te worden gestructureerd en verstrekt en met name de categorieën van eindverbruikers en omschrijving van de activiteitssectoren waarvoor de leveringen moeten worden gespecificeerd. De vragenlijsten worden gratis afgeleverd.

Art. 7.De behoorlijk ingevulde vragenlijsten worden het Bestuur toegestuurd uiterlijk tegen de twintigste van de maand volgend op de periode waarop de informatie betrekking heeft.

De vestigingshoofden kunnen hun gegevens overmaken via elektronische post of elk ander telecommunicatiemiddel , mits alle gegevens van de vragenlijst op dezelfde manier worden weergegeven. De technische specificaties van de manier waarop de gegevens worden overgemaakt, worden vooraf met het Bestuur overeengekomen.

Art. 8.Wanneer het Bestuur vaststelt dat de gegevens foutief of incoherent zijn, kan zij vragen kennis te nemen van de gepaste bijzondere gegevens en van de berekening en evaluatiemethode waarop deze gegevens gebaseerd zijn, teneinde desgevallend de fouten of incohenties te verbeteren.

Art. 9.De inbreuken op de bepalingen van de artikelen 4, 5 en 7 worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van vijftig euro tot twintig duizend euro of met één van deze straffen.

Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren van het Bestuur bevoegd om inbreuken op de bepalingen van dit besluit op te sporen en vast te stellen.

Art. 10.Onze Vice-Eerste Minister en Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie, Olivier DELEUZE

^