gepubliceerd op 24 april 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest van 25 februari 2009 in zake, enerzijds, de nv « ICOPAL » tegen Patrick Bouvier en, anderzijds, de « Fédération des métallurgistes F.G.T.B. de la Provi « Schenden de artikelen 69 en 70 van de wet van 8 juni 2008, die met ingang van 1 juli 2005 het kon(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest van 25 februari 2009 in zake, enerzijds, de nv « ICOPAL » tegen Patrick Bouvier en, anderzijds, de « Fédération des métallurgistes F.G.T.B. de la Province de Liège » tegen de nv « ICOPAL », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 maart 2009, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 69 en 70 van de wet van 8 juni 2008, die met ingang van 1 juli 2005 het koninklijk besluit van 3 juli 2005 bekrachtigen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zowel afzonderlijk als in samenhang gelezen met de beginselen van niet-retroactiviteit van de wetten, van rechtszekerheid, van vertrouwen en van een eerlijk proces, en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de partijen die hun geding vóór de afkondiging van de wet van 8 juni 2008 hebben ingeleid (hangend rechtsgeding) en de onwettigheid van het koninklijk besluit van 3 juli 2005 wensten op te werpen en de niet-toepassing ervan op grond van artikel 159 van de Grondwet wensten te vorderen, de wettigheid ervan niet meer door een rechtscollege kunnen laten toetsen, terwijl de partijen die vóór de afkondigingsdatum van de wet van 8 juni 2008 een rechterlijke beslissing hebben verkregen, de wettigheid van het voormelde koninklijk besluit wel door een rechtscollege hebben kunnen laten toetsen ? ». b. Bij vonnis van 9 maart 2009 in zake Vincent Marinelli tegen de cvba « Ernst & Young Fiduciaire », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 maart 2009, heeft de Arbeidsrechtbank te Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 69 en 70 van de wet van 8 juni 2008, die met ingang van 1 juli 2005 het koninklijk besluit van 3 juli 2005 bekrachtigen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de partijen die hun geding vóór de afkondiging van de wet van 8 juni 2008 hebben ingeleid (hangend rechtsgeding) en de onwettigheid van het koninklijk besluit van 3 juli 2005 wensen op te werpen en de niet-toepassing ervan op grond van artikel 159 van de Grondwet wensen te vorderen, de wettigheid ervan niet meer door een rechtscollege kunnen laten toetsen, terwijl de partijen die vóór de afkondigingsdatum van de wet van 8 juni 2008 een rechterlijke beslissing hebben verkregen, de wettigheid van het voormelde koninklijk besluit wel door een rechtscollege hebben kunnen laten toetsen ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4653 en 4658 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.