gepubliceerd op 29 december 2001
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002
21 DECEMBER 2001. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Onderwijs Afdeling I. - Hogescholen
Art. 2.Artikel 178, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen gewijzigd bij decreten van 19 december 1998, 22 december 1999 en 22 december 2000 wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 178.§ 1. Het bedrag bestemd voor het hoger onderwijs verstrekt door de hogescholen is in het begrotingsjaar 2002 gelijk aan 502.629.916 euro.
Dit bedrag wordt overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1993 vermeerderd als volgt : ......, in 2002 met 991.574 euro en in 2003 met 495.787 euro. »
Art. 3.In artikel 196 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het tweede lid, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999 en 22 december 2000, van artikel 196, § 2, wordt opgeheven.2. er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De investeringsmiddelen bedragen voor het begrotingsjaar 2002 : 1° voor de Vlaamse Autonome Hogescholen, exclusief de Hogere Zeevaartschool : 7.728.000 euro; 2° voor de gesubsidieerde officiële hogescholen : 1.343.000 euro; 3° voor de gesubsidieerde vrije hogescholen : 12.493.000 euro.
Vanaf het begrotingsjaar 2003 worden deze bedragen aangepast met de voor het begrotingsdecreet gehanteerde aanpassingsfactor voor de investeringssubsidies. »
Art. 4.Artikel 209, § 1, van hetzelfde decreet gewijzigd bij decreet van 22 december 2000 wordt vervangen door wat volgt : « § 1. De v.z.w.'s bedoeld in artikel 208, § 1, ontvangen als sociale toelage per student een basisbedrag van 161,13 euro. Voor de berekening van dit bedrag wordt rekening gehouden met het aantal financierbare studenten op 1 februari van het voorgaande begrotingsjaar.
Dit basisbedrag wordt vanaf 1 januari 2003 jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de formule : BB x I/I02, waarbij : - BB gelijk is aan het basisbedrag; - I gelijk is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de maand januari; - I02 gelijk is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de maand januari 2002.
De sociale toelagen worden driemaandelijks ter beschikking gesteld van de v.z.w.'s bedoeld in artikel 208, § 1. »
Art. 5.In artikel 231, eerste lid, vierde streepje van hetzelfde decreet "64 %" vervangen door "72 %".
Art. 6.Artikel 340ter, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 8 juli 1996 en gewijzigd bij de decreten van 30 juni 2000 en 20 april 2001, wordt vervangen door wat volgt : « § 1. De Vlaamse regering kan ten belope van een maximumperiode van drie jaar, jaarlijks bijdragen in de financiering van uitzonderlijke projecten in het kader van het hoger kunstonderwijs. Deze projecten hebben een kunstzinnige en pedagogische component.
Het totale bedrag van deze bijdragen wordt vastgesteld op 18,0 miljoen frank voor het begrotingsjaar 2001 en op 453.000 euro vanaf 1 januari 2002.
Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2003 jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L02) + 0,2 x (Cn/C02); waarbij : - Ln/L02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2002; - Cn/C02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar 2002. »
Art. 7.Artikel 340sexies, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1999 en vervangen bij decreet van 20 april 2001, wordt als volgt gewijzigd : «
Artikel 340sexies.§ 1. De Vlaamse regering kan in de vorm van een jaarlijkse toelage bijdragen in de financiering van hogere instituten voor schone kunsten en van instellingen die excellente hogere kunstopleidingen organiseren.
Het totale bedrag van de toelage wordt vastgesteld op 88,3 miljoen frank voor het begrotingsjaar 2001 en op 2.220.000 euro vanaf 1 januari 2002. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2003 jaarlijks op de volgende wijze aangepast : 0,8 x (Ln/L02) + (Cn/C02) waarbij : - Ln/L02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de eenheidsloonkosten op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de eenheidsloonkosten op het einde van het begrotingsjaar 2002; - Cn/C02 gelijk is aan de verhouding tussen de geraamde index van de consumptieprijzen op het einde van het betrokken begrotingsjaar en de index van de consumptieprijzen op het einde van het begrotingsjaar 2002. » . Afdeling II. - Universiteiten
Art. 8.In artikel 130, § 5, 1°, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap, zoals gewijzigd bij het decreet van 7 december 2001 betreffende de herziening van de financiering van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en begeleidende bepalingen wordt het woord "61" vervangen door "71.1"
Art. 9.In artikel 169quater, § 7, tweede lid, van hetzelfde decreet zoals gewijzigd bij het decreet van 7 december 2001 betreffende de herziening van de financiering van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en begeleidende bepalingen, wordt het woord "744" vervangen door "992", het woord "992" door "1240" en het woord "1116" door "1364".
Art. 10.In artikel 15, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, worden de woorden "voor het begrotingsjaar 1999 vastgesteld op 302 miljoen frank" vervangen door de woorden "voor het begrotingsjaar 2002 vastgesteld op 8.028.000 euro". 2° in § 3, worden de woorden "voor het begrotingsjaar 1999 vastgesteld op 55 miljoen frank" vervangen door "voor het begrotingsjaar 2002 vastgesteld op 1.665.000 euro". 3° aan § 4, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De subsidie bedraagt voor het begrotingsjaar 2001 15,7 miljoen frank.Voor het begrotingsjaar 2002 bedraagt de subsidie 516.000 euro. » Afdeling III. - Onderwijs Sociale Promotie
Art. 11.In het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden met betrekking tot het volwassenenonderwijs wordt een artikel 48bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 48bis.§ 1. De Vlaamse regering kan door middel van tijdelijke projecten extra middelen toekennen aan de Centra voor Volwassenenonderwijs.
De tijdelijke projecten bieden het hoofd aan dringende of onvoorziene problemen of testen experimenten uit, zonder daarbij de inrichting van de Centra voor Volwassenenonderwijs te wijzigen. De tijdelijke projecten worden jaarlijks geëvalueerd. § 2. In de begrotingsjaren 2002 - 2005 worden tijdelijke projecten georganiseerd met het oog op ten minste één van de volgende elementen : - het wegwerken van wachtlijsten voor de activiteit "Nederlands tweede taal"; - het verwerven en verbeteren van de taalvaardigheid van ouders van allochtone leerlingen uit het basisonderwijs; - het inrichten van cursussen voor gedetineerde anderstaligen.
In de besluiten met betrekking tot deze projecten worden de volgende elementen opgenomen : - de duur van de tijdelijke projecten; - de doelstellingen en doelgroep van het tijdelijk project; - het aantal financierbare of subsidieerbare leraarsuren dat bijkomend moet worden ingericht; - de extra middelen die worden toegekend. » Afdeling IV. - Vastleggingsmachtigingen
Art. 12.In het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI wordt een titel XIIter, bestaande uit de artikelen 169quinquies tot en met 169septies toegevoegd, die luidt als volgt : "TITEL XIIter. - Middelen voor infrastructuurwerken 2002-2004
Artikel 169quinquies.In de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden voor het jaar 2002-2004 de volgende vastleggingsmachtigingen toegekend : 1° aan de scholengroepen en de raad van het°Gemeenschapsonderwijs, een bedrag van 29.773.000 euro voor grote en kleine infrastructuurwerken voor het vervullen van de opdracht bedoeld in artikel 4, § 1, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs met betrekking tot de grote en kleine infrastructuurwerken; 2° aan de DIGO, een bedrag van 19.815.000 euro voor het gesubsidieerd officieel onderwijs met uitzondering van de gesubsidieerde officiële hogescholen en een bedrag van 83.206.000 euro voor het gesubsidieerd vrij onderwijs met uitzondering van de gesubsidieerde vrije hogescholen voor het vervullen van de opdrachten bedoeld in artikel 13, § 2, en 17 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
Artikel 169sexies.In de in artikel 169quinquies vermelde begroting worden jaarlijks de nodige ordonnanceringskredieten ingeschreven om de verbintenissen na te komen, die door het gemeenschapsonderwijs en de DIGO aangegaan werden op basis van de in dit artikel vermelde vastleggingsmachtigingen.
Dit ordonnanceringskrediet wordt, binnen de beschikbare middelen van de Vlaamse Gemeenschap, vastgesteld aan de hand van de door het Gemeenschapsonderwijs en de DIGO opgemaakte betalingskalender.
Artikel 169septies.Deze titel treedt in werking op 1 januari 2002. » HOOFDSTUK III. - Leefmilieu Afdeling I. - Mestdecreet
Art. 13.In artikel 21 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 20 december 1995, 19 december 1997, 11 mei 1999, 3 maart 2000 en 8 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid worden de woorden "-Xdmp = de heffingsvoet voor de productie van dierlijke mest in BF/kg P205;" vervangen door de woorden "-Xdmp = de heffingsvoet voor de productie van dierlijke mest in EUR/kg P205;"; 2° in § 1, tweede lid worden de woorden "-Xdmn = de heffingsvoet voor de productie van dierlijke mest in BF/kg N;" vervangen door de woorden "-Xdmn = de heffingsvoet voor de productie van dierlijke mest in EUR/kg N;"; 3° in § 1 wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt : « Voormelde heffingsvoeten worden als volgt vastgesteld : - Xdmp = 0,0111 EUR/kg P205; - Xdmn = 0,0111 EUR/kg N. » ; 4° in § 2, tweede lid worden de woorden "-Xamp = de heffingsvoet voor het nutriënt P205, in BF/kg P205;vervangen door de woorden "-Xamp = de heffingsvoet voor het nutriënt P205, in EUR/kg P205; 5° in § 2, tweede lid worden de woorden "-Xamn = de heffingsvoet voor het nutriënt N, in BF/kg N;" vervangen door de woorden "-Xamn = de heffingsvoet voor het nutriënt N, in EUR/kg N. »; 6° in § 2, wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Voormelde heffingsvoeten worden als volgt vastgesteld : - Xamp = 0,0223 EUR/KG P205; - Xamn = 0,0223 EUR/kg N. »; 7° in § 3, tweede lid worden de woorden "-Xcmp = de heffingsvoet voor het nutriënt P205, in BF/kg P205;" vervangen door de woorden "-Xcmp = de heffingsvoet voor het nutriënt P205, in EUR/kg P205;"; 8° in § 3, tweede lid worden de woorden "-Xcmn = de heffingsvoet voor het nutriënt N, in BF/kg N;" vervangen door de woorden "-Xcmn = de heffingsvoet voor het nutriënt N, in EUR/kg N. »; 9° in § 3 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Voormelde heffingsvoeten worden als volgt vastgesteld : - Xcmp = 0,0223 EUR/kg P205; - Xcmn = 0,0223 EUR/kg N. »; 10° in § 5, eerste lid wordt in de laatste zin de woorden "op 100 frank" vervangen door de woorden "op 2,4789 euro";11° in § 6,2° wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De heffingsvoeten bedoeld in het eerste lid, worden als volgt vastgesteld : - Xspn = 0,99 EUR/kg N; - Xspp = 0,99 EUR/kg P205; - Xvn = - 0,24 EUR/kg N voor het productiejaar 2000; - 0,49 EUR/kg N voor de productiejaren 2001 en 2002; - 0,99 EUR/kg N vanaf het productiejaar 2003. » - Xvp = - 0,24 EUR/kg P205 voor het productiejaar 2000; - 0,49 EUR/kg P205 voor de productiejaren 2001 en 2002; - 0,99 EUR/kg P205 vanaf het productiejaar 2003. »
Art. 14.In artikel 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995 en 11 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "20 000 frank" vervangen door de woorden "500 euro"; 2° in § 2 worden de woorden "100 000 frank" vervangen door de woorden "2.500 euro"; 3° in § 3 worden de woorden "10.000 frank" vervangen door de woorden "250 euro"; 4° in § 4, tweede lid, § 5 en § 7, tweede lid worden de woorden "40 frank" vervangen door de woorden "1 euro".
Art. 15.In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1995, 11 mei 1999 en 8 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "honderd frank tot vijftigduizend frank" vervangen door de woorden "honderd euro tot vijftigduizend euro";2° in § 2 worden de woorden "honderd frank tot vijfenzeventigduizend frank" vervangen door de woorden "honderd euro tot vijfenzeventigduizend euro";3° in § 3 worden de woorden "honderd frank tot honderdduizend frank" vervangen door de woorden "honderd euro tot honderdduizend euro". Afdeling II. - Bosdecreet
Art. 16.In artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990, ingevoegd bij decreet van 21 oktober 1997 en vervangen bij decreet van 17 juli 2000, wordt § 4, 2°, vervangen door wat volgt : « 2° door storting van een bosbehoudsbijdrage".
Art. 17.§ 1. Er wordt een Fonds voor de compenserende bebossing, in de zin van artikel 45 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, opgericht. § 2. Aan het Fonds voor de compenserende bebossing worden toegewezen alle ontvangsten voortvloeiend uit de toepassing van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. § 3. De middelen van het Fonds voor de compenserende bebossing dienen aangewend te worden voor het uitvoeren van compenserende bebossing in het kader van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990. Afdeling III. - Grondwater
Art. 18.In artikel 2 van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake grondwaterbeheer, gewijzigd bij decreet van 20 december 1996, wordt de definitie van grondwater vervangen door wat volgt : « - grondwater : al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of de ondergrond staat. »
Art. 19.Aan artikel 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 20 december 1996, wordt de volgende definitie toegevoegd : « - hydrogeologische hoofdeenheid : een opeenvolging van geologische lagen die globaal dezelfde hydrologische eigenschappen bezitten. De hydrogeologische hoofdeenheden zijn opgesomd in de bijlage gevoegd bij dit decreet".
Art. 20.Aan artikel 28ter, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor wat de heffing op het winnen van grondwater betreft wordt ook als grondwater beschouwd elk water dat zonder exploitatie in open verbinding staat met de waterverzadigde zone onder het bodemoppervlak en ermee in statisch evenwicht is. Water dat op natuurlijke wijze opborrelt of welwater wordt niet meer als grondwater beschouwd vanaf het ogenblik dat het langs natuurlijke weg in het openbaar hydrografisch net stroomt. »
Art. 21.Artikel 28ter, § 2, 2°, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt geschrapt.
Art. 22.In artikel 28quater van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het bedrag van de heffing, bedoeld in artikel 28ter, wordt vastgesteld als volgt : 1° voor de exploitatie van grondwaterwinningen bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening : 7,5 x index eurocent per m3 grondwater die in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar werd opgepompt en die tot drinkbaar water voor de openbare drinkwatervoorziening verwerkt kan worden, ongeacht de wijze van winning of het gebruik; 2° voor de exploitatie van grondwaterwinningen niet bestemd voor de openbare drinkwatervoorziening : a) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningseenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van 500 tot en met 30.000 m3 : 5 x index eurocent per m3 opgepompt grondwater; b) indien de exploitatie voor het geheel van de grondwaterwinningseenheid aanleiding geeft tot een gewonnen hoeveelheid grondwater in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar van meer dan 30.000 m3 : Z x |gl x index euro per m3 opgepompt grondwater, waarbij : - Z is een lineaire tarieffunctie gelijk aan (6,2 eurocent + 0,75 eurocent xaantal m3 opgepompt grondwater/100.000) x a a = 0,75 op 1 januari 2002 a = 1 vanaf 1 januari 2003 - |gl is een multiplicator, zijnde het product van twee termen : laagfactor en gebiedsfactor. Daarbij nemen de laagfactor en gebiedsfactor in het heffingsjaar 2002 de waarde aan die is aangegeven in de bijlage gevoegd bij dit decreet. - Index is de verhouding van twee indexcijfers van de consumptieprijzen met in de teller het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en in de noemer het indexcijfer van de maand december 2001.
De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging te geschieden op 1 januari van elk jaar.
Het aangepast bedrag wordt afgerond tot de hogere eurocent. » Art. 23.
In artikel 28quater van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 22 december 1999, wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De heffing ten laste van elke van de in artikel 28ter bedoelde heffingsplichtige kan in geen geval lager zijn dan het minimum bedrag van 124 x index euro.
Index is de verhouding van twee indexcijfers van de consumptieprijzen met in de teller het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar en in de noemer het indexcijfer van de maand december 2001.
De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging te geschieden op 1 januari van elk jaar.
Het aangepast bedrag wordt afgerond tot de hogere eurocent. »
Art. 24.In hetzelfde decreet wordt de bijlage, ingevoegd bij het decreet van 19 december 1997 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999 en 22 december 2000, vervangen door de bijlage, gevoegd bij dit decreet. Afdeling IV. - Oppervlaktewateren
Art. 25.In artikel 35ter van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, vervangen bij decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 22 december 1995 en 22 december 2000, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2.Het bedrag van het eenheidstarief van de heffing wordt vastgesteld op 22,3 EUR en wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindex het indexcijfer der consumptieprijzen van december 1992, basis 1988, met name 113,76.
De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging, te geschieden op 1 januari van elk jaar.
Voor het begrotingsjaar 1994 wordt het hierboven vernoemde bedrag van het eenheidstarief verhoogd met 2,5 procent, in afwijking van de hierboven vernoemde indexering.
Het aangepaste bedrag wordt afgerond op de hogere eurocent. » 2° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.De heffing ten laste van elk van de in artikel 35bis, § 3, bedoelde heffingsplichtigen kan in geen geval lager zijn dan het minimum bedrag van 7,5 EUR. » 3° § 5 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 5.Wordt vrijgesteld van de verplichting tot betaling van de in § 1 bedoelde heffing, elke heffingsplichtige die op 1 januari van het heffingsjaar of op de datum van overlijden geniet van : 1. ofwel, het gewaarborgd inkomen voor bejaarden volgens de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of de inkomensgarantie voor ouderen volgens de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.2. ofwel, het bestaansminimum of levensminimum, toegekend door het OCMW met toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum respectievelijk van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.3. ofwel, de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten volgens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten.4. ofwel, de tegemoetkoming hulp aan bejaarden volgens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten.5. ofwel, de integratietegemoetkoming voor gehandicapten volgens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. De vrijstelling wordt uitsluitend verleend voor de plaats van het watergebruik die tevens zijn wettelijke domicilie is. Dezelfde vrijstelling geldt voor de heffingsplichtige met een gezinslid gedomicilieerd op hetzelfde adres voor wie conform artikel 487bis-octies van het Burgerlijk Wetboek de verlengde minderjarigheid werd uitgesproken en die geniet van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of de integratietegemoetkoming voor gehandicapten volgens de wet van 27 februari 1987 betreffende tegemoetkomingen aan gehandicapten.
De Maatschappij kan een heffingsplichtige ambtshalve vrijstellen op basis van de inlichtingen die worden ingewonnen bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Ingeval de vrijstelling ambtshalve wordt toegekend, ontvangt de rechthebbende geen heffingsbiljet. Voor heffingsplichtigen die een heffingsbiljet hebben gekregen, wordt de vrijstelling enkel op schriftelijke aanvraag verleend. De aanvraag tot vrijstelling moet uiterlijk binnen de drie maanden na de verzendingsdatum van het heffingsbiljet bij de Maatschappij worden ingediend.
Deze aanvraag dient vergezeld te zijn van : 1. ofwel, een voor eensluidend verklaard afschrift van de door de Rijksdienst voor Pensioenen gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van de inkomensgarantie voor ouderen of een attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen waaruit blijkt dat de op het heffingsbiljet vermelde heffingsplichtige genoten heeft van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van de inkomensgarantie voor ouderen;2. ofwel, een attest afgeleverd door het OCMW waaruit blijkt dat de op het heffingsbiljet vermelde heffingsplichtige genoten heeft van een door het OCMW toegekend bestaansminimum of levensminimum;3. ofwel, een voor eensluidend verklaard afschrift van de door het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten, en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of de integratietegemoetkoming voor gehandicapten of een attest afgeleverd door het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu waaruit blijkt dat de op het heffingsbiljet vermelde heffingsplichtige genoten heeft van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten, en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of de integratietegemoetkoming voor gehandicapten;4. de afscheurstrook van het overeenkomstig heffingsbiljet. Mits op 1 januari van het heffingsjaar of op de datum van overlijden voldaan is aan de boven vermelde voorwaarden, is bedoelde vrijstelling van rechtswege verworven. » 4° § 6 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 6.Elke fysieke persoon die niet de heffingsplichtige is maar wel de werkelijke gebruiker van het water en die niet samenwoont met de heffingsplichtige, kan de terugbetaling van zijn aandeel in de in § 1 bedoelde heffing voor de plaats van het waterverbruik die tevens zijn wettelijke domicilie is verkrijgen van de Maatschappij, mits binnen de twaalf maanden na de verzendingsdatum van het heffingsbiljet een aanvraag daartoe wordt ingediend waarin het aantal wooneenheden waarop het heffingsbiljet betrekking heeft, is vermeld en waaraan de volgende bijlagen zijn toegevoegd : 1. ofwel, een voor eensluidend verklaard afschrift van de door de Rijksdienst voor Pensioenen gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van de inkomensgarantie voor ouderen of een attest afgeleverd door de Rijksdienst voor Pensioenen waaruit blijkt dat de betrokken fysieke persoon genoten heeft van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van de inkomensgarantie voor ouderen;2. ofwel, een attest afgeleverd door het betrokken OCMW waaruit blijkt dat de betrokken fysieke persoon genoten heeft van een door het OCMW toegekend bestaansminimum of levensminimum;3. ofwel, een voor eensluidend verklaard afschrift van de door het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu gedane kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of integratietegemoetkoming voor gehandicapten of een attest afgeleverd door het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmileu waaruit blijkt dat de betrokken fysieke persoon genoten heeft van de inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten en/of de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en/of de integratietegemoetkoming voor gehandicapten;4. de afscheurstrook van het overeenkomstig heffingsbiljet. Aan de voorwaarden vermeld in § 5 moet worden voldaan op 1 januari van het heffingsjaar of op de datum van overlijden. »
Art. 26.In artikel 35quater, § 1, 1° en 3°, van dezelfde wet, vervangen bij decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij decreet van 19 december 1998, onder "Qw :" de woorden : « dat Qw gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 50 " vervangen door de woorden "dat Qw gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totaal gefactureerde kosten uitgedrukt in EUR, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 1,55. »
Art. 27.In artikel 35 septies van dezelfde wet, vervangen bij decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 21 december 1994, 19 december 1997 en 19 december 1998, worden de woorden "in geval de facturen het waterverbruik niet vermelden wordt door de Maatschappij aangenomen dat dit verbruik gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totale gefactureerde kosten, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 50" vervangen door de woorden "in geval de facturen het waterverbruik niet vermelden wordt door de Maatschappij aangenomen dat dit verbruik gelijk is aan het quotiënt van enerzijds de door de openbare watervoorzieningsmaatschappij in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar totaal gefactureerde kosten uitgedrukt in EUR, exclusief BTW, verhoogd met de aftrek voor de hoeveelheid water die in hetzelfde jaar gratis werd geleverd en anderzijds de deelfactor 1,55. » Afdeling V. - Afvalstoffen
Art. 28.In artikel 47, § 2, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vervangen bij decreet van 20 december 1989 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 22 december 1995, 20 december 1996 en 19 december 1997, worden vanaf 1 januari 2002 de in Belgische frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van onderstaande tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen, vermeld in de derde kolom van onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 29.In artikel 47, § 2bis, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 22 december 1993, wordt vanaf 1 januari 2002 het woord "frank" vervangen door het woord "cent".
Art. 30.In artikel 47, § 2ter, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 19 december 1998, wordt vanaf 1 januari 2002 het woord "frank" vervangen door het woord "euro".
Art. 31.In artikel 47ter, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 20 december 1989, wordt vanaf 1 januari 2002 het woord "duizendtal" vervangen door het woord "tiental".
Art. 32.In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 25 juni 1992 en gewijzigd bij de decreten van 22°december 1993, 21 december 1994, 19 december 1997 en 19 december 1998, wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Voor het storten van slib dat gebruikt wordt in de afdichtlaag van een vergunde inrichting, geldt het nultarief. Dit geldt enkel op voorwaarde dat deze techniek als Beste Beschikbare Technologie (BBT) wordt weerhouden voor de verwerking van het betreffende slib. Dit tarief wordt toegepast vanaf het ogenblik dat de goedkeuring vanwege de toezichthoudende overheid per aangetekend schrijven door de stortexploitant of de stortuitbater aan de OVAM wordt bezorgd. » Afdeling VI. - Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening
Art. 33.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd, op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu en de Vlaamse minister bevoegd voor de financiën en de begroting, om kosteloos een recht van een opstal van maximum 50 jaar te verlenen aan de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening voor de grote waterbouwkundige werken die zij exploiteert op terreinen van het Vlaamse Gewest.
Het recht van opstal wordt te kostelozen titel verleend, met dien verstande dat tijdens de opstalperiode alle uitgaven voor onderhoud van de bestaande en de oprichting van nieuwe installaties ten laste zijn van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening. Afdeling VII. - Riviervisserij
Art. 34.In artikel 9 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990 en 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "150 frank" vervangen door de woorden "3,72 euro";2° in 2° worden de woorden "450 frank" vervangen door de woorden "11,16 euro"; 3° in 3° worden de woorden "1.850 frank" vervangen door de woorden "45,86 euro". Afdeling VIII. - Jachtdecreet
Art. 35.In artikel 16 van het jachtdecreet van 24 juli 1991 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1.worden de woorden "6.000 frank" vervangen door de woorden "150 euro"; 2° in 2.worden de woorden "4.200 frank" vervangen door de woorden "105 euro"; 3° in 3.worden de woorden "1.500 frank" vervangen door de woorden "40 euro". Afdeling IX. - Milieuvergunningen
Art. 36.In artikel 19bis, § 3, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, ingevoegd bij decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden "20.000 frank" vervangen door de woorden "495,79 euro"; 2° in 2° worden de woorden "10.000 frank" vervangen door de woorden "247,89 euro"; 3° in 3° worden de woorden "5.000 frank" vervangen door de woorden "123,95 euro"; 4° in 4° worden de woorden "2.500 frank" vervangen door de woorden "61,97 euro"; 5° in 5° worden de woorden "250 frank" vervangen door de woorden "6,2 euro".
Art. 37.In artikel 19ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen het woord "kennisgevingsdossier" en de woorden "met betrekking tot", het woord "of toelatingsaanvraag" ingevoegd;2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het bedrag van het in § 1 bedoelde dossierrecht wordt vastgesteld als volgt : 1° voor elke kennisgeving (of in voorkomend geval een toelatingsaanvraag) bij een eerste ingeperkt gebruik : - van risiconiveau 1 : 123,95 euro; - van risiconiveau 2 : 247,89 euro; - van risiconiveau 3 : 1.239,47 euro; - van risiconiveau 4 : 2.478,94 euro; 2° voor een kennisgeving voor een volgend ingeperkt gebruik, voor een aanpassing of een hernieuwing van een volgend ingeperkt gebruik : - van risiconiveau 1 : 61,97 euro; - van risiconiveau 2 : 123,95 euro; 3° voor een toelatingsaanvraag voor een volgend ingeperkt gebruik, voor een aanpassing of een hernieuwing van het volgend ingeperkt gebruik : - van risiconiveau 2 : 247,89 euro; - van risiconiveau 3 : 1.239,47 euro; - van risiconiveau 4 : 2.478,94 euro; 4° voor een heroverweging van een beslissing van de bevoegde instantie met betrekking tot ingeperkt gebruik : - van risiconiveau 2 : 123,95 euro; - van risiconiveau 3 : 247,89 euro; - van risiconiveau 4 : 371,84 euro. » ; 3° een § 3 wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° micro-organisme : elke cellulaire of niet-cellulaire microbiologische entiteit met het vermogen tot replicatie of tot overbrenging van genetisch materiaal, met inbegrip van virussen, viroïden, dierlijke en plantencellen in cultuur;2° organisme : elke biologische entiteit, met inbegrip van micro-organismen, met het vermogen tot replicatie of tot overbrenging van genetisch materiaal;3° menselijke pathogenen : de micro-organismen, de celculturen en de menselijke endoparasieten, met inbegrip van hun genetisch gemodificeerde derivaten, die bij de immunocompetente mens een infectie, een allergie of een vergiftiging kunnen veroorzaken;4° zoöpathogenen : de micro-organismen, de celculturen en de endoparasieten, met inbegrip van hun genetisch gemodificeerde derivaten, die bij het immunocompetente dier een infectie, een allergie of een vergiftiging kunnen veroorzaken;5° fytopathogenen : de micro-organismen en de organismen, met inbegrip van hun genetisch gemodificeerde derivaten, die bij de gezonde plant een ziekte kunnen veroorzaken;6° genetisch gemodificeerd micro-organisme (GGM) of organisme (GGO) : een micro-organisme of een organisme waarvan het genetisch materiaal gewijzigd is op een wijze die van nature of door voortplanting of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is;7° kennisgeving : het indienen van documenten met de vereiste gegevens met het oog op het uitoefenen van activiteiten van risiconiveau 1 of 2;8° toelatingsaanvraag : het indienen van documenten met de vereiste gegevens met het oog op het bekomen van een toelating voor de uitoefening van activiteiten met risiconiveau 3 of 4;9° ingeperkt gebruik : elke activiteit waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd of waarbij dergelijke GGO's en/of pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt en waarbij specifieke inperkingsmaatregelen worden gebruikt om het contact van die organismen met de bevolking in het algemeen en het milieu te beperken;10° eerste ingeperkt gebruik : elk ingeperkt gebruik binnen een op basis van rubriek 51 vergunde inrichting, waarvoor nog niet eerder een kennisgeving werd gedaan of een toelating werd gegeven, van eenzelfde of hoger risiconiveau;11° volgend ingeperkt gebruik : elk ingeperkt gebruik binnen een op basis van rubriek 51 vergunde inrichting, waarvoor reeds een kennisgeving werd gedaan of een toelating werd gegeven, van eenzelfde of hoger risiconiveau.» . HOOFDSTUK IV. - Watervang
Art. 38.In artikel 83, § 2 en § 5, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 worden de in Belgische franken uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van onderstaande tabel worden vermeld vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen, vermeld in de derde kolom van onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK V. - Economie
Art. 39.In artikel 1, § 3, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 worden de woorden "100 miljoen frank" vervangen door "2.500.000 euro". HOOFDSTUK VI. - Fonds voor het Flankerend Economisch Beleid - Hermesfonds
Art. 40.§ 1. Er wordt een Fonds voor Flankerend Economisch Beleid opgericht, hierna te noemen het Hermesfonds. § 2. Het Fonds heeft rechtspersoonlijkheid. De bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, die van toepassing zijn op de instellingen van categorie A zijn op het Fonds van toepassing voor- zover er in dit decreet niet wordt van afgeweken. § 3. De middelen van het Fonds zijn : a) een jaarlijkse dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Vlaams Gewest;b) de terugbetaling van sommen, die voortkomen uit de uitvoering van de taken van het Fonds;c) de tegemoetkoming van de Europese Gemeenschap in de uitgaven van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;d) het eventuele saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar op het Fonds. § 4. Het Fonds neemt voor zijn rekening de uitgaven die voortvloeien uit : a) de toepassing van decretale bepalingen met betrekking tot het economisch ondersteuningsbeleid, inclusief de toepassing van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest;b) De studies in verband met het economisch ondersteuningsbeleid;c) Elke andere uitgave die kadert in het sociaal, economisch en regionaal beleid van de Vlaamse regering. § 5. De Vlaamse regering beschikt over de kredieten van het Fonds voor al wat dienen kan in het raam van het sociaal, economisch en regionaal ondernemingsbeleid. § 6. Het Fonds neemt de op 31 december 2001 uitstaande rechten en plichten lastens het Fonds voor de Economische Expansie en Regionale Reconversie - Grote Ondernemingen en lastens het Fonds voor de Economische Expansie en Regionale Reconversie - Kleine Ondernemingen over.
De middelen die voortvloeien uit de overgedragen rechten en plichten worden gevoegd bij de financiële middelen van het Fonds. § 7. De op 31 december 2001 beschikbare saldi van het Fonds voor de Economische Expansie en Regionale Reconversie - Grote Ondernemingen en het Fonds voor de Economische Expansie en Regionale Reconversie - Kleine Ondernemingen worden overgedragen naar het Fonds. § 8. De Vlaamse regering stelt jaarlijks een verslag op over de werking en het beheer van het Fonds. Het verslag wordt aan het Vlaams Parlement meegedeeld voor 30 juni van het daaropvolgende jaar. § 9. De Vlaamse regering regelt de werking en het beheer van het Fonds. Zij stelt de nodige diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden van haar diensten ter beschikking van het Fonds en kan, overeenkomstig de ter zake geldende algemene beginselen, sommige van haar bevoegdheden delegeren aan de leidend ambtenaar die zij daartoe aanwijst. § 10. Artikelen 1 en 2 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 worden opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Financiën Afdeling I. - Fonds Onroerende Goederen
Art. 41.Artikel 19, § 3, tweede lid van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, gewijzigd bij decreet van 22 november 1995, wordt vervangen door wat volgt : « De middelen van het Fonds Onroerende Goederen, zoals bedoeld in § 2, tweede lid van dit artikel, worden aangewend voor het beheer, de uitrusting, de geschiktmaking, de sanering, het onderhoud en de aankoop van gronden in het kader van het Cargovilproject. Na beëindiging van het project kan het saldo besteed worden aan aanvullende infrastructuurwerken in de provincie Vlaams-Brabant. » Afdeling II. - NV Koloniën Invest
Art. 42.De akte van 25 april 2001 houdende erfpacht door de Vlaamse Gemeenschap aan de Naamloze Vennootschap "Koloniën Invest" van een administratief gebouw gelegen te Brussel, Koloniënstraat 29-31 en Kanselarijstraat 17-17A, voor een periode van 60 jaar en mits een canon voor de totale erfpachtperiode van 236 500 000 BEF, wordt goedgekeurd. Afdeling III. - Personenbelasting
Art. 43.Het decreet van 22 december 2000 houdende toekenning van een korting op de personenbelasting, wordt opgeheven vanaf aanslagjaar 2002. Afdeling IV. - Successierechten
Art. 44.Artikel 50 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij decreet van 20 december 1996, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 50.Een verkrijging tussen een stiefouder en een stiefkind wordt gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn. Dezelfde gelijkstelling geldt voor de verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater, evenals voor een verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater. In het laatste geval van gelijkstelling voldoet de legataris aan de vereiste van samenwonen met een ouder van de erflater, indien hij met die ouder op de dag van het overlijden overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het burgerlijk wetboek samenwoonde, of indien hij bewijst, door alle middelen maar met uitzondering van de eed, dat hij met die ouder op het ogenblik van het overlijden reeds sedert één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding voerde.
Een verkrijging tussen uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen en een verkrijging tussen ex-samenwonenden wordt alleen indien er gemeenschappelijke afstammelingen zijn gelijkgesteld met een verkrijging tussen echtgenoten of tussen samenwonenden. De ex-samenwonende legataris moet om het voordeel van de gelijkstelling te genieten bewijzen dat hij met de erflater heeft samengewoond overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het burgerlijk wetboek, of, door alle middelen maar met uitzondering van de eed, dat hij met de erflater gedurende minstens één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. »
Art. 45.Artikel 56 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij decreet van 20 december 1996 en gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997, 30 juni 2000 en 1 december 2000, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 56.De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging in de rechte lijn, tussen echtgenoten of tussen samenwonenden worden, indien de netto-verkrijging niet meer bedraagt dan 50.000 EUR, verminderd met 500 EUR vermenigvuldigd met [1 - (netto-verkrijging / 50.000)] De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging door een broer of zuster worden, indien de netto-verkrijging groter is dan 20.000 EUR en niet meer bedraagt dan 75.000 EUR, verminderd met 2.500 EUR vermenigvuldigd met [1 - (netto-verkrijging / 75.000)].
Indien de netto-verkrijging gelijk is aan of minder is dan 20 000 EUR, worden die rechten verminderd met 2.000 EUR vermenigvuldigd met (netto-verkrijging / 20.000).
De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van de samengenomen verkrijgingen door andere personen dan erfgenamen in de rechte lijn, de echtgenoot, samenwonenden of broers en zusters worden, indien de som van hun netto-verkrijgingen groter is dan 12.500 EUR en niet meer bedraagt dan 75.000 EUR, verminderd met 2.500 EUR vermenigvuldigd met [1 - (som van de netto-verkrijgingen / 75.000)]. Indien de som van hun nettoverkrijgingen gelijk is aan of minder is dan 12.500 EUR, worden die rechten verminderd met 2.000 EUR vermenigvuldigd met (som van de netto-verkrijgingen / 12.500). De overeenkomstig dit lid bekomen vermindering wordt omgeslagen over de betrokken erfgenamen in verhouding tot hun aandeel in de samengenomen verkrijgingen.
Is het recht van overgang bij overlijden verschuldigd voor verkrijgingen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dan geldt dezelfde rechtenvermindering met dien verstande dat dan rekening gehouden wordt met de bruto-verkrijging.
De door een kind van de overledene verschuldigde rechten worden verminderd met 75 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot het de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt. De door de overlevende echtgenoot of samenwonende verschuldigde rechten worden verminderd met de helft van de verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen overeenkomstig dit lid genieten. Deze verminderingen zijn van toepassing ongeacht de netto-verkrijgingen van de rechthebbenden en bovenop de vermindering waarop ze krachtens het eerste of het vierde lid recht hebben. »
Art. 46.Artikel 31 van het decreet van 6 juli 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2001 wordt ingetrokken. HOOFDSTUK VIII. - Media
Art. 47.Artikel 16 van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995 wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 16.De beheersovereenkomst regelt in het bijzonder de volgende aangelegenheden : 1° de meetbare doelstellingen met betrekking tot het radio- en televisieaanbod, uitgaande van de openbare omroepopdracht van de VRT en de vooropgestelde strategie die invulling geeft aan de openbare omroepopdracht zoals bepaald in artikel 8. De meetbare doelstellingen hebben onder meer betrekking op de kwaliteitscontrole en op hetzij bereikcijfers, hetzij waarderingscijfers; 2° de doelstellingen betreffende de innovatieve media-projecten, hierna genoemd de e-vrt projecten, uitgaande van de openbare omroepopdracht van de VRT en de vooropgestelde strategie die invulling geeft aan de openbare omroepopdracht zoals bepaald in artikel 8, inzonderheid artikel 8, § 5;3° de doelstellingen betreffende het personeelsbeleid, het financiële beleid, technologie en transmissie;4° de berekening van de enveloppe aan financiële middelen noodzakelijk voor het verzorgen van het openbare radio- en televisieaanbod, bedoeld in 1° van dit artikel, en de uitbetalingsmodaliteiten ervan. De enveloppe wordt, uitgaande van de kostprijs verbonden aan het verzorgen van het openbare radio- en televisieaanbod, bedoeld in 1° van dit artikel, in 2002 bepaald op 229,326 miljoen euro. Dit bedrag wordt gedurende de looptijd van de beheersovereenkomst 2002-2006, vanaf 1 januari 2003 jaarlijks verhoogd met 4 procent, voor zover aan de resultaatsverbintenissen en de voorwaarden gesteld in de beheersovereenkomst is voldaan.
De bepalingen van de Europese Richtlijn 80/723/ EEG van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen zijn van toepassing; 5° de berekening van de algemene middelen voor de werking van e-vrt, afgezien van de middelen noodzakelijk voor de uitvoering van de e-vrt projecten zelf, bedoeld in 2° van dit artikel, en de uitbetalingsmodaliteiten ervan. Die algemene middelen worden voor 2001 bepaald op 3,099 miljoen euro.
Dit bedrag wordt gedurende de looptijd van de beheersovereenkomst 2002-2006, vanaf 1 januari 2002 jaarlijks als volgt aangepast, voorzover aan de resultaatsverbintenissen en de voorwaarden gesteld in de beheersovereenkomst is voldaan, voor 2002 3,223 miljoen euro, voor 2003 3,347 miljoen euro, voor 2004 3,471 miljoen euro, voor 2005 3,619 miljoen euro, voor 2006 3,768 miljoen euro; 6° het uitbrengen van een jaarlijks rapport vóór 1 juni van het volgend jaar betreffende de evaluatie van de uitvoering van de beheersovereenkomst gedurende het afgelopen kalenderjaar alsook andere documenten die jaarlijks, al dan niet ter goedkeuring door de Vlaamse regering, dienen voorgelegd te worden;7° de maatregelen bij niet-naleving door een partij van haar verbintenissen die voortvloeien uit de beheersovereenkomst.»
Art. 48.In artikel 18 van dezelfde decreten wordt artikel 16, 4° vervangen door artikel 16, 6°. HOOFDSTUK IX. - Energie Afdeling I. - Elektriciteitsvoorziening
Art. 49.Artikel 5bis van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, ingevoegd door het decreet van 22 december 1999, wordt opgeheven.
Art. 50.In artikel 19 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt : « De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verlenen hun medewerking aan de netbeheerders voor de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, bedoeld in het eerste lid. De Vlaamse regering bepaalt de vorm waaruit deze medewerking zal bestaan. » . Afdeling II. - Elektriciteitsmarkt
Art. 51.In artikel 23 van het decreet van 17 juli 2000 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt wordt het eerste lid van § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het aantal groenestroomcertificaten dat door een netbeheerder of door een houder van een leveringsvergunning in een bepaald jaar moet worden voorgelegd, wordt vastgesteld met toepassing van de volgende formule : C = G X Ev waarbij - C = het aantal in jaar n voor te leggen groenestroomcertificaten, uitgedrukt in MWh (1000 kWh); - Ev = de totale hoeveelheid geleverde elektriciteit aan eindafnemers via het distributienet in het jaar n-1 (in MWh); - G = het minimaal te halen percentage in het jaartal n. »
Art. 52.Artikel 37, § 7, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « § 7. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 1, wordt gestort in de Vlaamse middelenbegroting, met uitzondering van de opbrengst van de administratieve geldboeten opgelegd bij niet-naleving van de openbare dienstverplichtingen, opgelegd ter uitvoering van artikel 19, die in het Energiefonds wordt gestort.
De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 2, komt ten gunste van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen, bedoeld in artikel 26. » HOOFDSTUK X. - Financiële aspecten van het decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens
Art. 53.In het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2 wordt 10° vervangen door wat volgt : « 10° basisinfrastructuur : zeesluizen, havendammen, staketsels, taluds en kaaimuren langs de maritieme toegangswegen niet bestemd voor de overslag van goederen of het vervoer van personen, leidingstroken van gewestelijk belang, zaten van spoorwegen van gewestelijk belang, groenschermen, bufferzones aan de rand van het havengebied, telkens met hun aanhorigheden en de ontsluitingswegen van en naar het havengebied, met uitzondering van de haveninterne basisinfrastructuur;"; 2° in artikel 2 wordt 12° vervangen door wat volgt : « 12° uitrustingsinfrastructuur : aanmeerinfrastructuur voor zee- en binnenschepen met het oog op de overslag van goederen of het vervoer van personen, zoals kaaimuren, steigers, landingsbruggen, roll-on/roll-off-hellingen, evenals de lichte infrastructuur, zoals kaaiverhardingen, spoorwegen van lokaal belang, leidingstroken van lokaal belang, interne ontsluitingswegen binnen het havengebied, telkens met hun aanhorigheden;"; 3° in artikel 4 wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2.Indien de havenbedrijven de havenbestuurlijke bevoegdheden niet uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en van de besluiten genomen ter uitvoering ervan, kan de Vlaamse regering de uitkeringen bedoeld in de artikelen 29bis, 30, 31, 32 en 44 geheel of gedeeltelijk inhouden of terugvorderen, vermeerderd met de wettelijke verwijlintrest, tenzij de havenbedrijven binnen de twee maanden nadat hun die beslissing per aangetekende brief wordt bekendgemaakt, aan de Vlaamse regering kunnen aantonen dat zij hieraan wel voldoen. »; 4° aan artikel 4 wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De Vlaamse regering bepaalt de nadere procedureregelen die toepasselijk zijn op de in § 2 bedoelde inhoudingen en terugvorderingen. »; 5° aan artikel 9, § 1, eerste lid, wordt de volgende tekst toegevoegd : ", en zijn verantwoordelijk voor de exploitatie en het onderhoud, met inbegrip van het verwerken van de specie van de binnen het havengebied gelegen zeesluizen.Voor buitengewone herstellingswerken, buitengewone uitbreidingen of vervangingswerken aan zeesluizen en aanhorigheden, zoals het vervangen of renoveren van sluisdeuren, van sluisbruggen, van seinmasten, van en aan bedieningsgebouwen, grootschalige vervanging van elektromechanische uitrusting en dergelijke is voorafgaandelijk de goedkeuring van de bevoegde diensten van het Vlaamse Gewest vereist. » . 6° in artikel 18 wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.Onverminderd artikel 9, § 1, eerste lid, en artikel 19, behouden het Vlaamse Gewest en de andere publiekrechtelijke besturen of instellingen bij en na de oprichting van een havenbedrijf hun eigendomsrechten op de domeingoederen, inbegrepen de basisinfrastructuur, de haveninterne basisinfrastructuur en uitrustingsinfra-structuur, gelegen, verworven of te verwerven in het havengebied. »; 7° aan artikel 18 wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.De havenbedrijven en het Vlaamse Gewest sluiten voor 1 januari 2004 overeenkomsten om tot een eenvormig eigendomsstatuut te komen van de in § 1 bedoelde domeingoederen, met inbegrip van de basisinfrastructuur, de haveninterne basisinfrastructuur, de uitrustingsinfra-structuur en maritieme toegangswegen, gelegen, verworven of te verwerven in het havengebied. »; 8° aan de huidige tekst van artikel 28, die § 1 wordt, worden een § 2 en een § 3 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2.Binnen elk subregionaal overlegorgaan wordt een secretariaat opgericht dat de werkzaamheden inzake voornoemd subregionaal overleg begeleidt en coördineert. § 3. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om binnen de perken van de begroting subsidies toe te kennen aan deze subregionale overlegorganen voor hun werking. »; 9° artikel 29 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 29.Onverminderd artikelen 9 en 31 is het Vlaamse Gewest verantwoordelijk voor de aanleg, de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, het onderhoud en de exploitatie van de maritieme toegangswegen en de basisinfrastructuur, de haveninterne basisinfrastructuur uitgezonderd. In afwijking van het eerste lid van artikel 18 blijft het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen tot 31 december 2004 verantwoordelijk voor de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, het onderhoud en de exploitatie van de kanaaldokken en zwaaikommen. »; 10° er wordt een nieuw artikel 29bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 29bis.De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd binnen de perken van de begroting toelagen toe te kennen aan de havenbedrijven voor de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, het onderhoud en de exploitatie van de binnen de havengebieden gelegen zeesluizen. »; 11° aan hoofdstuk VI wordt een nieuw artikel 44 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 44.§ 1. Onverminderd artikel 29bis wordt binnen de perken van de begrotingskredieten voor de begrotingsjaren 2001, 2002 en 2003 aan de havenbedrijven van Antwerpen, Zeebrugge en Oostende ten behoeve van de exploitatie, de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, en het onderhoud van de binnen de havengebieden gelegen zeesluizen, een te verantwoorden toelage vastgesteld van : voor de haven van Antwerpen, voor het begrotingsjaar 2001 : 108.490.401 frank 2002 : 5.378.814 euro 2003 : 8.068.220 euro voor de haven van Zeebrugge, voor het begrotingsjaar 2001 : 30.181.686 frank 2002 : 1.496.369 euro 2003 : 2.244.553 euro voor de haven van Oostende, voor het begrotingsjaar 2001 : 9.762.023 frank 2002 : 483.988 euro 2003 : 725.982 euro. § 2. Onverminderd artikelen 29, 33 en 34 wordt binnen de perken van de begroting voor de begrotingsjaren 2001, 2002, 2003 en 2004 aan het havenbedrijf van Antwerpen ten behoeve van de instandhouding, met inbegrip van het verwerken van de specie, en het onderhoud van de kanaaldokken en zwaaikommen, een te verantwoorden toelage vastgesteld van : voor de haven van Antwerpen, voor het begrotingsjaar 2001 : 203.986.739 frank 2002 : 10.113.375 euro 2003 : 15.170.062 euro 2004 : 20.226.749 euro.
De in artikel 9, § 1, bedoelde werken voor buitengewoon onderhoud van de zeesluizen zijn niet in deze toelagen begrepen. » HOOFDSTUK XI. - Sociaal Impulsfonds
Art. 54.In artikel 3, § 5, van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 22 december 1999, worden de woorden "en artikel 5, tweede lid," geschrapt.
Art. 55.Artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 22 december 1999 en 30 juni 2000 wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 5.Van het bedrag van het vastleggings- en ordonnanceringskrediet van de basisallocatie 43.11 wordt voor 2002 een bedrag van 1.000.000 euro voorafgenomen voor communicatie Stedenbeleid. Deze voorafname wordt ingeschreven in het programma 53.2 op basisallocatie 12.05 (libellé Communicatie stedenbeleid). » . HOOFDSTUK XII. - Sommige aspecten van het Sociaal Begeleidingsplan Doel
Art. 56.Voor de realisatie van het door de Vlaamse regering goedgekeurde sociaal begeleidingsplan voor Doel, worden de verwervingen van onroerende goederen gelegen binnen de geografische omschrijving van dat plan, die gebeuren op verzoek van de begunstigden van hetzelfde plan, noodzakelijk geacht om reden van openbaar nut. HOOFDSTUK XIII. - Cultuur Afdeling I. - Amateurkunsten
Art. 57.§ 1. In artikel 15, § 1, van het decreet van 22 december 2000 betreffende de amateurkunsten worden de woorden "minimum 25 miljoen frank" vervangen door de woorden "minimum 12,5 miljoen frank en maximum 25 miljoen frank. § 2. Artikel 15, § 6, van hetzelfde decreet wordt opgeheven. Afdeling II. - Volksontwikkelingswerk
Art. 58.§ 1. In artikel 34, 6°, van het decreet van 19 april 1995 houdende een subsidieregeling voor verenigingen voor volksontwikkelingswerk wordt de zinsnede "deze uitzondering geldt slechts gedurende de eerste zes jaar van de toepassing van dit decreet" vervangen door de volgende zinsnede : "deze uitzondering geldt tot het einde van het werkjaar 2002". § 2. Artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 22 december 2000, wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De regeling vervat in § 1 geldt tot het einde van het werkjaar 2002. » § 3.In artikel 20, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreten van 22 december 1995, 20 december 1996, 24 juni 1997, 19 december 1997 en 22 december 2000, wordt de laatste zin, toegevoegd bij decreet van 24 juni 1997, vervangen door de volgende zin : « Tot en met het werkingsjaar 2002 worden geen personeelsuitbreidingen toegestaan. » § 4. In artikel 24 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 24 juni 1997, worden in § 4 en § 5 de woorden "tot en met het werkingsjaar 2000" telkens vervangen door de woorden "tot en met het werkingsjaar 2002". Afdeling III. - Opheffing koninklijke besluiten
Art. 59.Het koninklijk besluit van 5 september 1921 betreffende de aanvragen om toelagen aan naschoolse werken, gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 april 1925, wordt met ingang van 1 januari 2002 opgeheven.
Art. 60.Het Koninklijk Besluit van 18 september 1969 tot subsidiëring van speciale activiteiten voor volksontwikkeling wordt met ingang van 1 januari 2002 opgeheven. Afdeling IV. - Muziek, Letteren, Podiumkunsten
Art. 61.In het decreet van 18 mei 1999 houdende wijziging van het Muziekdecreet van 31 maart 1998 wordt de volgende bepaling geschrapt : "het bedrag van de overgangssubsidies mag per jaar niet groter zijn dan het gemiddelde van de subsidies die in de vierjarige periode vóór de eerste vierjarige erkenningsperiode waarvoor erkenning kon worden aangevraagd, voor het geheel van hun werking aan de niet-erkende professionele muziekensembles werden toegekend". Afdeling V. - Jeugd
Art. 62.De erkenning en subsidiëring van organisaties op basis van artikel 13 van het decreet van 12 mei 1998 houdende erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk wordt op 1 januari 2002 opgeheven. HOOFDSTUK XIV. - Brusselse Aangelegenheden Afdeling I. - Euro
Art. 63.In artikel 8, § 1, 2°, van het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden de bedragen in Belgische frank vervangen door bedragen in euro : « 50 miljoen frank door 1.250.000 euro, 30 miljoen frank door 500.000 euro, 10 miljoen frank door 250.000 euro, 20 miljoen frank door 750.000 euro, 12 miljoen frank door 300.000 euro, 4 miljoen frank door 150.000 euro, 6 miljoen frank door 100.000 euro en 2 miljoen frank door 50.000 euro. »
Art. 64.In artikel 6 van het decreet van 1 juli 1994 tot regeling van de overdracht van roerende en onroerende goederen van de Vlaamse Gemeenschap aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt het bedrag van "50 miljoen frank" vervangen door het bedrag "1.239.467,62 euro".
Art. 65.In artikel 7 van hetzelfde decreet wordt het bedrag van "450 miljoen frank" vervangen door het bedrag van "11.155.208,61 euro". Afdeling II. - Vlaams-Brussel Fonds
Art. 66.Er wordt een Vlaams-Brussel fonds opgericht, hierna het Fonds te noemen.
Het Fonds wordt opgericht als een instelling van categorie A vermeld in artikel 1 in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle van sommige instellingen van openbaar nut. De bepalingen van deze wet zijn op dit Fonds van toepassing voorzover er in dit decreet niet wordt van afgeweken.
Art. 67.De middelen van het Fonds zijn : a) een jaarlijkse dotatie lastens de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;b) het gebeurlijke saldo op het einde van het voorgaande begrotingsjaar;c) alle inkomsten voortvloeien uit activiteiten van het fonds;d) de terugvorderingen van de ten onrechte gedane betalingen.
Art. 68.De middelen van het Fonds worden aangewend voor initiatieven die zich prioritair richten naar inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die gebruiker zijn van instellingen die wegens hun activiteiten of hun organisatie beschouwd worden als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 69.De middelen van het Fonds kunnen aangewend worden voor investeringen, overdrachten, opdrachten en werkingskosten.
Art. 70.De Vlaamse regering stelt het personeel en materieel ter beschikking van het Fonds.
Art. 71.De Vlaamse regering bepaalt de verdere samenstelling, bevoegdheid en werking van het Fonds.
Art. 72.De Vlaamse regering stelt jaarlijks een verslag op over de werking en het beheer van het Fonds. Het verslag wordt vóór 30 juni aan het Vlaams Parlement meegedeeld. HOOFDSTUK XV. - Toerisme V.Z.W. Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen
Art. 73.In artikel 3 van het decreet van 30 mei 1985 betreffende de subsidiëring van de V.Z.W. Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 en § 2 wordt het woord "totale" geschrapt; 2° in § 1, eerste lid, a), worden de woorden "49.600.000 frank" vervangen door de woorden "2.272.000 euro; 3° in § 1, eerste lid, b) wordt het woord "vijfjarenplan" vervangen door het woord "investeringsplan"; 4° aan § 1 wordt een c) toegevoegd, die luidt als volgt : « c) de jaarlijkse toekenning van een toelage voor wetenschappelijk onderzoek, waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de V.Z.W. KMDA en de Vlaamse regering"; 5° in § 1 worden in het tweede lid de woorden "decreet van 17 november 1982 houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Executieve tot bepaling voor het Nederlandse taalgebied van de verdeling der kosten voor werken aan beschermde monumenten, andere dan gebouwen bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën" vervangen door de woorden "besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende vaststelling van het premiestelsel voor restauratiewerken aan beschermde monumenten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 oktober 1996"; 6° § 2 wordt aangevuld als volgt : « - het sluiten van een vijfjaarlijkse beheersovereenkomst tussen de Vlaamse regering en de V.Z.W. KMDA, voor de eerste maal voor de jaren 2002-2006, waarin de doelstellingen, de opdrachten en de voorwaarden inzake de werking worden bepaald waaraan de V.Z.W. KMDA dient te beantwoorden. » HOOFDSTUK XVI. - Huisvesting
Art. 74.In artikel 62 van het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen wordt tussen de tweede en de derde zin de volgende zin ingevoegd : « Artikel 32 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001. » HOOFDSTUK XVII. - Slotbepaling
Art. 75.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2002, met uitzondering van de artikelen 6, 7 en 10, 3° die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 21 december 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL Voor de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT, afwezig, De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT Voor de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS, afwezig, De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN Voor de Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS, afwezig, De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Stukken. - Ontwerp van decreet, 865 - Nr. 1. - Verslag van het Rekenhof, 865 - Nr. 2. - Amendementen, 865 - Nrs. 3 tot 10. - Verslagen, 865 - Nrs. 11 tot 20. - Tekst aangenomen door de commissies, 865 - Nr. 21. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 865 - Nr. 22.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 18 en 19 december 2001.
Bijlage bij artikel 19 en 24 Bijlage bij het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. 1. Laag-factor Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.gebiedsfactor de gebiedsfactor is overal gelijk aan 1.