gepubliceerd op 18 maart 2004
Decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen
13 FEBRUARI 2004. - Decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen.
Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2.§ 1. In het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij de decreten van 21 oktober 1997, 18 mei 1999, 8 december 2000, 21 december 2001 en 19 juli 2002, worden de volgende artikelen opnieuw genummerd : 1° artikel 15 wordt artikel 31;2° artikel 16 wordt artikel 32;3° artikel 17 wordt artikel 33;4° artikel 18 wordt artikel 34;5° artikel 18bis wordt artikel 35;6° artikel 18ter wordt artikel 36;7° artikel l8quater wordt artikel 37;8° artikel 18quinquies wordt artikel 38;9° artikel 18sexies wordt artikel 39;10° artikel 19 wordt artikel 40;11° artikel 20 wordt artikel 41;12° artikel 21 wordt artikel 42;13° artikel 22 wordt artikel 43. § 2. In hetzelfde decreet worden in artikel 18ter, ingevoegd bij het decreet van 8 december 2000, dat artikel 36 wordt, de woorden « artikel 18bis » telkens vervangen door de woorden « artikel 35 ». § 3. In hetzelfde decreet worden de volgende hoofdstukken opnieuw genummerd : 1° hoofdstuk IV wordt hoofdstuk V;2° hoofdstuk V - Beheer en definitief beschermde landschappen, wordt hoofdstuk VI - Beheer;3° hoofdstuk Vbis wordt hoofdstuk VII;4° hoofdstuk VI wordt hoofdstuk VIII;5° hoofdstuk VII wordt hoofdstuk IX.
Art. 3.§ 1. Aan artikel 2 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 2001, worden na de woorden « beschermde landschappen » de woorden « , ankerplaatsen en erfgoedlandschappen » toegevoegd. § 2. Aan hetzelfde artikel wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het landschap is een essentieel bestanddeel van de leefwereld van de volkeren, als uitdrukking van de verscheidenheid van hun gemeenschappelijk cultureel en natuurlijk erfgoed en als basis van hun identiteit. » .
Art. 4.Aan artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2001, worden 8°, 9°, 10°,11° en 12° toegevoegd, die luiden als volgt : « 8° beschermd landschap : een landschap definitief beschermd, volgens de hoofdstukken II en III van dit decreet; 9° ruimtelijk uitvoeringsplan : een ruimtelijk uitvoeringsplan zoals bedoeld in artikel 37 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening;10° administratieve overheid : het Vlaamse Gewest, de openbare instellingen die ervan afhangen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut en de andere besturen die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest;11° ankerplaats : een gebied dat behoort tot de meest waardevolle landschappelijke plaatsen, dat een complex van gevarieerde erfgoedelementen is die een geheel of ensemble vormen, dat ideaal-typische kenmerken vertoont vanwege de gaafheid of representativiteit, of ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving;12° erfgoedlandschap : een ankerplaats of deel ervan die volgens de procedures van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening of het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 aangeduid is in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg.» .
Art. 5.Artikel 12, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « De besluiten tot voorlopige of definitieve bescherming als landschap hebben een individueel karakter en fungeren als aanvulling en verfijning op de sectoriële wetgevingen. Zij mogen evenwel geen beperkingen vaststellen die absoluut werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen, noch de realisatie van de definitief vastgestelde natuurrichtplannen onmogelijk maken. » .
Art. 6.Aan hetzelfde decreet wordt hoofdstuk IV toegevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Behoud van erfgoedlandschappen Afdeling 1. - Stap 1 : Aanduiding van ankerplaatsen
Artikel 15.De Vlaamse regering kan een landschap, dat van algemeen belang is wegens zijn natuurwetenschappelijke, historische, esthetische, sociaal-culturele of ruimtelijk-structurerende waarde, aanduiden als ankerplaats.
Artikel 16.De aanduiding van ankerplaatsen kan gebeuren per ankerplaats afzonderlijk of voor meerdere ankerplaatsen.
Artikel 17.De Vlaamse regering stelt de aanduiding voorlopig vast.
Dit besluit vermeldt per ankerplaats : 1° de benaming van de ankerplaats;2° de waarden die tot de aanduiding aanleiding gegeven hebben;3° de landschapskenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats, met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de waarden;4° een aflijning van de ankerplaats op schaal 1/25 000 die de grenzen ervan aangeeft. Het besluit tot voorlopige aanduiding wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Artikel 18.Het besluit tot voorlopige aanduiding vervalt van rechtswege indien binnen een termijn van maximaal twaalf maanden geen besluit tot definitieve aanduiding is genomen.
Artikel 19.Het besluit tot voorlopige aanduiding wordt met een aangetekende brief voor advies voorgelegd aan de bestuurlijke entiteiten bevoegd voor ruimtelijke ordening, landinrichting, economie, natuurbehoud, bosbeheer, landbouw, waterbeheer, toerisme en recreatie, en infrastructuur, en aan de gemeente(n) en provincie(s) in kwestie. Binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap mag de aangetekende brief worden vervangen door een elektronisch bericht. De Vlaamse regering kan hierover nadere regels vaststellen.
Deze adviezen worden binnen negentig dagen, te rekenen vanaf de datum van ''de afgifte op De Post of de datum van het elektronisch bericht, uitgebracht, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn.
Het besluit tot voorlopige aanduiding is en blijft ter inzage op het gemeentehuis.
Artikel 20.Vervolgens wordt het besluit tot voorlopige aanduiding met de voormelde adviezen aan de Koninklijke Commissie voor een met redenen omkleed advies aan de Vlaamse regering gezonden met een aangetekende brief of in een elektronisch bericht.
Het advies wordt binnen negentig dagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op De Post of de datum van het elektronisch bericht, uitgebracht, zo niet wordt het geacht gunstig te zijn.
Artikel 21.De Vlaamse regering stelt het besluit tot definitieve aanduiding vast.
Dit besluit vermeldt per ankerplaats : 1° de benaming van de ankerplaats;2° de waarden die tot de aanduiding aanleiding gegeven hebben;3° de landschapskenmerken die typisch zijn voor de ankerplaats, met inbegrip van de ruimtelijke kenmerken die eigen zijn aan de waarden;4° een aflijning van de ankerplaats op schaal 1/25 000 die de grenzen ervan aangeeft. Het besluit tot definitieve aanduiding wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het besluit tot definitieve aanduiding wordt met een aangetekende brief bezorgd aan de gemeenten en de provincies.
Het besluit tot definitieve aanduiding is en blijft ter inzage op het gemeentehuis.
Artikel 22.De Vlaamse regering kan een besluit tot voorlopige of definitieve aanduiding geheel of gedeeltelijk opheffen of wijzigen.
Daartoe wordt dezelfde procedure en vorm als voor de voorlopige respectievelijk definitieve aanduiding gevolgd.
Tot de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit tot definitieve wijziging of opheffing blijven de rechtsgevolgen van het vorige besluit van kracht.
Artikel 23.Vanaf de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit tot definitieve aanduiding gelden voor de administratieve overheid, als beslissende instantie voor wat betreft aanvragen van de administratieve overheid, onverminderd artikel 24, de rechtsgevolgen, bepaald in artikel 26 en in artikel 30 van dit hoofdstuk.
Artikel 24.De besluiten tot voorlopige of definitieve aanduiding als ankerplaats fungeren als aanvulling en verfijning op de sectoriële wetgevingen. Zij mogen evenwel geen beperkingen vaststellen die absoluut werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen, noch de realisatie van de definitief vastgestelde natuurrichtplannen onmogelijk maken.
Artikel 25.§ 1. Zolang de ankerplaatsen niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg vormen zij geen beoordelingsgrond voor werken en handelingen, bedoeld in de artikelen 99 en 101, noch voor het stedenbouwkundig uittreksel en attest, bedoeld in artikel 135, noch voor het planologisch attest bedoeld in artikel 145ter, noch voor de stedenbouwkundige vergunning bedoeld in artikel 193, § 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, noch voor het stedenbouwkundig attest, bedoeld in artikel 63, § 1, 5°, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, uitgezonderd wanneer het een aanvraag betreft van de administratieve overheid. § 2. Zolang de ankerplaatsen niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg vormen zij geen beoordelingsgrond voor de milieuvergunning, bedoeld in het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, uitgezonderd wanneer het een vergunningsaanvraag betreft van de administratieve overheid. § 3. Zolang de ankerplaatsen niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg vormen zij geen beoordelingsgrond voor natuurvergunning, bedoeld in de artikelen 9 en 13 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, uitgezonderd wanneer het een vergunningsaanvraag betreft van de administratieve overheid.
Artikel 26.De administratieve overheid moet in al haar beslissingen inzake een eigen werk of handeling, of inzake het verlenen van een opdracht daartoe, of inzake een eigen plan of verordening, die een ankerplaats nadelig kunnen beïnvloeden : 1° voorkomen dat vermijdbare schade aan een typisch landschapskenmerk van een ankerplaats wordt veroorzaakt;2° door schadebeperkende maatregelen te nemen, de betekenisvolle schade die aan de ankerplaats wordt aangebracht zo veel mogelijk beperken, en indien dit niet mogelijk is, herstellen en compenseren. De administratieve overheid geeft in haar beslissingen aan hoe zij rekening heeft gehouden met de verplichtingen van dit artikel.
De Vlaamse regering stelt hierover nadere regels vast. Afdeling 2. - Stap 2 : Erfgoedlandschappen
Artikel 27.De ankerplaatsen, definitief aangeduid volgens artikel 21 van dit hoofdstuk, zijn de sectoriële voorstellen voor de ruimtelijke uitvoeringsplannen en andere beleidsplannen.
Bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg vormen de ankerplaatsen, definitief aangeduid volgens artikel 21 van dit hoofdstuk, mede de basis voor de aanduiding van de erfgoedlandschappen.
Elk erfgoedlandschap dat in overdruk afgebakend wordt overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening in ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg, wordt van rechtswege beschouwd als een erfgoedlandschap in de zin van dit decreet.
De volgens artikel 21 definitief aangeduide ankerplaats vervalt van rechtswege voor zowel het onderdeel waarvoor nadien een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg in werking treedt als voor het onderdeel dat opgenomen was in de voorlopige vaststelling, maar niet behouden is bij de definitieve vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan of het plan van aanleg.
Artikel 28.Iedereen die werken en handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, neemt zoveel als mogelijk zorg in acht voor de waarden en de typische landschapskenmerken van een erfgoedlandschap zoals bepaald in het van toepassing zijnde ruimtelijke uitvoeringsplan of plan van aanleg.
Artikel 29.§ 1. De administratieve overheid mag geen werkzaamheden en handelingen ondernemen, noch toestemming of vergunning verlenen voor een activiteit die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk kan vernietigen of die een betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de waarden en de typische landschapskenmerken ervan. § 2. De administratieve overheid moet in al haar beslissingen inzake een eigen werk of handeling, of inzake het verlenen van een opdracht daartoe, of inzake een eigen plan of verordening, die een erfgoedlandschap nadelig kunnen beïnvloeden : 1° voorkomen dat vermijdbare schade aan een typisch landschapskenmerk ervan, zoals bepaald in het van toepassing zijn ruimtelijke uitvoeringsplan of plan van aanleg, wordt veroorzaakt;2° door schadebeperkende maatregelen te nemen, de betekenisvolle schade die eraan wordt aangebracht zo veel mogelijk beperken, en indien dit niet mogelijk is, herstellen en compenseren. De administratieve overheid geeft in haar beslissingen aan hoe zij rekening heeft gehouden met de verplichtingen van dit artikel.
De Vlaamse regering stelt hierover nadere regels vast. § 3. In afwijking van § 1 kan een activiteit, waarvoor een vergunning of toestemming nodig is, die een erfgoedlandschap geheel of gedeeltelijk vernietigt of die een betekenisvolle schade kan veroorzaken aan de waarden of een typisch landschapskenmerk, bij afwezigheid van een alternatief, toch worden toegelaten of uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. In dat geval dienen alle schadebeperkende en compenserende maatregelen genomen te worden.
Artikel 30.Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan strengere voorschriften vastgesteld voor voorlopige of definitief beschermde landschappen in of op grond van artikel 14 van dit decreet. ».
Art. 7.In artikel 15 van hetzelfde decreet, dat artikel 31 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden aan de eerste zin de volgende woorden toegevoegd : « en van voorlopig aangeduide en definitief aangeduide ankerplaatsen en erfgoedlandschappen »;2° in het eerste lid worden aan de derde zin de volgende woorden toegevoegd : « en van definitief aangeduide ankerplaatsen en erfgoedlandschappen »;3° in het derde lid worden tussen de woorden « beschermde landschappen » en de woorden « komen in aanmerking » de woorden « , de definitief aangeduide ankerplaatsen en de erfgoedlandschappen » ingevoegd.
Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2001 en van 19 juli 2002, dat artikel 32 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Met het oog op het verwezenlijken van de beheersdoelstellingen van een beschermd landschap, bedoeld in artikel 10, § 1, 3°, of van een erfgoedlandschap, kan voor een beschermd landschap, erfgoedlandschap of een deel ervan een beheerscommissie worden opgericht en een beheersplan worden opgesteld. » ; 2° in § 4 worden tussen de woorden « beheersdoelstellingen voor een beschermd landschap » en de woorden « zijn opgenomen » de woorden « of een erfgoedlandschap » ingevoegd.
Art. 9.In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2001, dat artikel 33 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 2 worden de volgende woorden toegevoegd : « of het erfgoedlandschap »;2° in § 3 worden tussen de woorden « in beschermde landschappen » en de woorden « kan het Vlaamse Gewest », de woorden « of erfgoedlandschappen » ingevoegd;3° in § 3 worden tussen de woorden « voor een beschermd landschap » en de woorden « of delen ervan » de woorden « , een erfgoedlandschap » ingevoegd;4° in § 4 worden tussen de woorden « voor beschermde landschappen » en de woorden « kan het Vlaamse Gewest » de woorden « of erfgoedlandschappen » ingevoegd.
Art. 10.In artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000, dat artikel 34 wordt, worden tussen de woorden « ingeval het definitief beschermd landschap » en de woorden « of een gedeelte ervan » de woorden « , het erfgoedlandschap » ingevoegd.
Art. 11.In artikel 18bis, § 5, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2000, dat artikel 35 wordt, wordt 4° vervangen door wat volgt « 4° als de eigenaar het beheersplan, zoals bedoeld in artikel 16, § 1, dat artikel 32, § 1, wordt, voor het betrokken perceel uitvoert; ».
Art. 12.In artikel 19 van hetzelfde decreet, dat artikel 40 wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « Hij heeft toegang tot de in het voorlopige of definitieve beschermingsbesluit vermelde gebieden » vervangen door de woorden « Hij heeft toegang tot de landschappen die in het voorlopige of definitieve beschermingsbesluit vermeld zijn of tot de landschappen die in het besluit van de Vlaamse regering voorlopig of definitief aangeduid zijn als ankerplaats of tot de landschappen die in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend zijn als erfgoedlandschap »;2° in § 2 worden de woorden « De leden van de Koninklijke Commissie hebben toegang tot de in het voorlopige of definitieve beschermingsbesluit vermelde gebieden, » vervangen door de woorden « De leden van de Koninklijke Commissie hebben toegang tot de landschappen die in het voorlopige of definitieve beschermingsbesluit vermeld zijn of tot de landschappen die in het besluit van de Vlaamse regering voorlopig of definitief aangeduid zijn als ankerplaats, of tot de landschappen die in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg afgebakend zijn als erfgoedlandschap »;3° in § 3 worden tussen de woorden « de bepalingen van dit decreet » en de woorden « op te sporen en vast te stellen » de woorden « en de stedenbouwkundige voorschriften die verbonden zijn met een aanduiding als erfgoedlandschap in een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg » toegevoegd. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 februari 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Stukken. - Ontwerp van decreet, 1804 - Nr. 1.
Zitting 2003-2004.
Stukken. - Amendement, 1804 - Nr. 2. - Verslag over hoorzitting, 1804 - Nr. 3. - Amendementen, 1804 - Nr. 4. - Verslag, 1804 - Nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1804 - Nr. 6.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergadering van 28 januari 2004.