Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 april 2003
gepubliceerd op 25 juni 2003

Besluit van de Vlaamse regering ter ondersteuning van brugprojecten tussen economie en onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035665
pub.
25/06/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003035665/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Besluit van de Vlaamse regering ter ondersteuning van brugprojecten tussen economie en onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 december 2001 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, inzonderheid op artikel 41, § 4, c) en § 5;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 11 december 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 13 december 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 34.620/1 van de Raad van State, gegeven op 24 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid;2° de administratie : de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° samenwerkingsverband : samenwerking tussen ten minste één erkende Vlaamse onderwijsinstelling uit het basisonderwijs, secundair onderwijs met volledig leerplan, hogeschool of universiteit, en één relevante gestructureerde partner uit het bedrijfsleven, die wordt geformaliseerd met een samenwerkingsovereenkomst tussen de partijen;4° brugproject : een project dat door een samenwerkingsverband wordt gecreëerd met het oog op het tot stand brengen van nieuwe vormen van kennisuitwisseling tussen het bedrijfsleven en het onderwijs;5° aanvrager : organisatie die naar aanleiding van een oproep namens het samenwerkingsverband een dossier indient voor de subsidiëring van een brugproject;6° commissie : de commissie die de ontvankelijke brugprojecten beoordeelt. Afdeling II. - Algemene voorwaarden

Art. 2.Er is geen cumulatie van steun, die verleend wordt in het kader van dit besluit, mogelijk met andere steun, ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 3.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan een aanvrager voor brugprojecten onder de voorwaarden, die vermeld zijn in dit besluit. HOOFDSTUK III. - Organisatie

Art. 4.§ 1. De ministers stellen een commissie samen die bestaat uit : 1° drie vertegenwoordigers, voorgedragen door de minister, bevoegd voor het Economisch Beleid;2° drie vertegenwoordigers, voorgedragen door de minister, bevoegd voor het Onderwijs. § 2. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door de administratie. HOOFDSTUK IV. - Steunintensiteit

Art. 5.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 6.§ 1. De subsidie bedraagt maximaal 50 % van de aanvaardbare projectkosten met een maximum van tweehonderdvijftigduizend euro (250.000 euro) per brugproject. § 2. De aanvaardbare projectkosten zijn de kosten die direct en uitsluitend aan het brugproject zijn te relateren. De volgende kostensoorten komen in aanmerking : 1° loonkosten direct personeel;2° overheadkosten : werkingskosten, uitgaven voor facilitaire en ondersteunende activiteiten en reiskosten;3° materiaalkosten;4° aan derden verschuldigde kosten. HOOFDSTUK V. - Procedure

Art. 7.§ 1. De subsidie wordt toegekend volgens een wedstrijdformule waarbij de ministers na een oproep een vooraf bepaalde subsidie-enveloppe verdelen onder de best gerangschikte aanvragen. § 2. De ministers bepalen per oproep de termijn voor de indiening van de aanvragen.

Art. 8.§ 1. De aanvrager die een subsidie wenst te ontvangen in het kader van dit besluit, dient naar aanleiding van een oproep een aanvraag in. § 2. De aanvraag omvat een dossier bestaande uit een ingevuld gestandaardiseerd aanvraagformulier, dat opgesteld is door de administratie, de projectorganisatie, het projectplan en de projectbegroting.

Art. 9.§ 1. De administratie onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvragen binnen maximaal dertig kalenderdagen na afsluiting van de oproep. Een aanvraag is ontvankelijk indien aan de volgende voorwaarden cumulatief is voldaan : 1° de aanvraag is tijdig ingediend, dit wil zeggen voor het verstrijken van de in de oproep vastgelegde indieningstermijn;2° de aanvraag is correct en volledig ingevuld;3° de aanvraag bevat het bewijs van een samenwerkingsverband via een geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst;4° de aanvraag bevat het engagement voor een inbreng van de private sector ten belope van minstens 50 %;5° de aanvraag beschrijft een brugproject met een looptijd van ten hoogste drie jaar. § 2. De aanvrager kan, op verzoek van de administratie, zijn aanvraag vervolledigen tot vijftien kalenderdagen na de afsluiting van de oproep. § 3. De ontvankelijke brugprojecten worden ter beoordeling voorgelegd aan de commissie.

Art. 10.§ 1. De commissie onderzoekt de ontvankelijke brugprojecten binnen maximaal dertig kalenderdagen na de datum van ontvangst, aan de hand van de volgende beoordelingscriteria : 1° samenwerking : de mate of graad van samenwerking binnen het samenwerkingsverband en het brugproject;2° inhoud : de relevantie en haalbaarheid van het brugproject in het licht van het probleem of de behoefte die ten grondslag ligt aan het brugproject;3° voorbeeldfunctie : de mate waarin het brugproject toepasbaar en overdraagbaar is;4° kwaliteit : de mate waarin de kwaliteit van het brugproject gegarandeerd wordt. § 2. Vooraleer ze overgaat tot de concrete beoordeling van de brugprojecten, kan de commissie echter beslissen om eerst een hoorzitting te organiseren, mocht zij dergelijke hoorzitting wenselijk of opportuun achten. Op deze hoorzitting krijgen de samenwerkingsverbanden de kans om hun brugprojecten voorafgaandelijk (aan de beoordeling) toe te lichten. § 3. De commissie rangschikt de brugprojecten op basis van de beoordelingscriteria en legt ze ter bekrachtiging voor aan de ministers.

Art. 11.§ 1. De ministers bekrachtigen de rangschikking van de commissie binnen maximaal dertig kalenderdagen na de datum van ontvangst.

De subsidie wordt toegekend volgens de plaats in de rangschikking, in afnemende volgorde te beginnen bij de eerste tot uitputting van het beschikbare budget. Indien het saldo ontoereikend is om de eerstvolgende aanvraag of de eerstvolgende gelijkgerangschikte aanvragen volledig te subsidiëren, wordt met dit saldo geen subsidie meer toegekend. § 2. De beslissing tot toekenning van een subsidie wordt, binnen dezelfde termijn vermeld in § 1, genomen bij een ministerieel besluit.

Dit besluit wordt, binnen veertien kalenderdagen na de datum van de ondertekening ervan, betekend aan de aanvragers die in aanmerking komen voor een subsidie. Dit besluit bevat minimaal de volgende elementen : 1° rangschikking van de brugprojecten, met vermelding van de aanvragers en de samenwerkingsverbanden die in aanmerking komen voor een subsidie;2° uitbetalingsvoorwaarden;3° uitbetalingswijze;4° toezicht en controle. § 3. De aanvrager van een brugproject dat niet voldoet aan de ontvankelijkheids- of beoordelingscriteria en de aanvrager van een gerangschikt brugproject waarvoor geen budget meer beschikbaar is, worden hiervan in kennis gesteld binnen veertien kalenderdagen na de datum van het ministerieel besluit, vermeld in § 2. Deze inkennisstelling vermeldt de motivering en de beroepsmogelijkheden. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad .

Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 april 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^