gepubliceerd op 07 april 2016
Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de steun voor innovatieclusters in Vlaanderen
4 MAART 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de steun voor innovatieclusters in Vlaanderen
De Vlaamse Regering, Gelet op de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/12/2015 pub. 31/12/2015 numac 2015036617 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende het beheer en de werking van het Fonds voor Flankerend Economisch en Innovatiebeleid en de werking van het beslissingscomité bij dat fonds sluiten houdende het beheer en de werking van het Fonds voor Flankerend Economisch en Innovatiebeleid en de werking van het beslissingscomité bij dat fonds;
Gelet op het decreet van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2001 pub. 29/12/2001 numac 2001036491 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, artikel 41ter, § 2, ingevoegd bij het decreet van 20/11/2015;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 28/10/2015;
Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie, gegeven op 19/11/2015;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van IWT, gegeven op 19/11/2015.
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 30/11/2015;
Gelet op advies 58.828/1 van de Raad van State, gegeven op 18 februari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Agentschap Innoveren en Ondernemen : het agentschap, vermeld in artikel 7 van het decreet van 20/11/2015 houdende diverse maatregelen inzake de herstructurering van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie;2° algemene groepsvrijstellingsverordening : de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard en de latere wijzigingen ervan; 3° beslissingscomité : het beslissingscomité bij het Fonds voor flankerend economisch en innovatiebeleid, vermeld in artikel 41ter, § 1, van het decreet van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2001 pub. 29/12/2001 numac 2001036491 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002;4° clusterorganisatie : een door de clusterleden van de innovatiecluster gemandateerde organisatie die optreedt als facilitator en vertegenwoordiger van de clusterleden;5° decreet : het decreet van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2001 pub. 29/12/2001 numac 2001036491 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002;6° innovatiecluster : een structuur of georganiseerde groepering van clusterleden die bestaan uit onafhankelijke partijen zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, organisaties voor onderzoek en verspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door faciliteiten te delen en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties in de cluster;7° innovatieve bedrijfsnetwerken : innovatieclusters die voldoen aan de volgende voorwaarden : kleinschaligere bottom-up initiatieven die tot doel hebben een dynamiek op gang te brengen binnen een groep ondernemingen en dit binnen een korter tijdsbestek zonder hierbij de lange termijn uit het oog te verliezen.Van dit type innovatieclusters wordt verwacht dat ze via een intense samenwerking tussen de ondernemingen een concreet actieplan uitvoeren binnen het vastgelegde tijdsbestek, met een aantoonbare economische meerwaarde voor de participerende ondernemingen. Ook gezamenlijke initiatieven in opkomende domeinen passen binnen dit clustertype. 8° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het technologisch innovatiebeleid;9° onderneming : iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent;10° speerpuntclusters : innovatieclusters die voldoen aan de volgende voorwaarden : grootschalige en ambitieuze innovatieclusters met een LT-visie die aansluiting vinden bij `voor Vlaanderen strategische domeinen', op internationaal vlak een toonaangevende rol spelen, samenwerken in een triple helix en alle andere actoren, duidelijk betrokken zijn bij de strategische onderzoeksagenda van relevante onderzoeksgroepen in kennisinstellingen en kenniscentra, een centrale rol in het innovatiesysteem vervullen en een hefboom naar Europese middelen realiseren;11° steun : steun zoals vermeld in artikel 41ter, § 2, van het decreet;12° steunintensiteit : het steunbedrag, uitgedrukt als een brutopercentage van de in aanmerking komende kosten of investeringen van het project, voor de aftrek van de belastingen of andere heffingen. HOOFDSTUK 2. - Toepassingsgebied
Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten en op basis van de bepalingen, vermeld in dit besluit, verleent het beslissingscomité steun voor innovatieclusters.
De ondersteuning van de innovatieclusters, vermeld in het eerste lid, heeft als doel : 1° onbenut economisch potentieel te ontsluiten en competitiviteitsverhoging bij Vlaamse ondernemingen te realiseren via een actieve en duurzame samenwerking tussen actoren;2° bij te dragen aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen met een directe economische meerwaarde voor Vlaamse ondernemingen.
Art. 3.De steun aan innovatieclusters wordt toegekend aan een voor de innovatiecluster optredende clusterorganisatie. Twee types van innovatieclusters komen voor steun in aanmerking : de speerpuntcluster en het innovatieve bedrijfsnetwerk. HOOFDSTUK 3. - Ontvankelijkheidsvoorwaarden
Art. 4.Er wordt geen steun verleend aan clusterorganisaties die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.
Het beslissingscomité kan een steunaanvraag onontvankelijk verklaren op basis van een van de volgende elementen : 1° de steunaanvrager of eventuele partners hebben onvoldoende financiële draagkracht om het project uit te voeren of te doen slagen;2° de steunaanvrager of partners bij het project voldoen niet aan de overige verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;3° de steunaanvrager of partners bij het project hebben blijk gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving;4° de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde overheid voor een steunvraag met militaire affiniteit of dat projectresultaten beoogt of kan beogen voor militaire doeleinden, ontbreekt. De clusterorganisatie mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, punt 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd.
Art. 5.De startdatum van het project is ten vroegste de eerste kalenderdag van de maand volgend op de maand van ontvangst van de steunaanvraag.
Art. 6.Om een ontvankelijke steunaanvraag voor een innovatiecluster in te dienen, moeten de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden vervuld zijn : 1° de clusterorganisatie beschikt over een mandaat van een representatief aantal ondernemingen om op te treden voor de innovatiecluster.Het beslissingscomité bepaalt de nadere criteria van het door de ondernemingen gegeven mandaat aan de clusterorganisatie, met specifieke aandacht voor het type ondernemingen; 2° de steunaanvraag bevat een voorstel van projectbegroting, een financieel plan, een actieplan of een competitiviteitsprogramma, een verantwoording van de additionaliteit van de steun en een werkplan met leverbaarheden. Het beslissingscomité kan nadere ontvankelijksheidvoorwaarden bepalen. HOOFDSTUK 4. - Procedurele bepalingen
Art. 7.Een steunaanvraag voor een innovatieclusters wordt ingediend door en toegekend aan een clusterorganisatie. Het beslissingscomité bepaalt de nadere formele criteria waaraan de clusterorganisatie als begunstigde van de steun moet voldoen.
Art. 8.De aanvragen van steun voor innovatieve bedrijfsnetwerken worden ingediend in het kader van een door het beslissingscomité uitgeschreven oproep en binnen de perken van de begrotingskredieten.
De oproep omvat de procedures en de termijnen voor de oproep tot indiening, behandeling en opvolging van de aanvragen, met inbegrip van de mogelijke inzet van externe deskundigen bij de projectselectie.
Art. 9.Het beslissingscomité kan voor de oproepen van de innovatieve bedrijfsnetwerken beslissen een preselectie door te voeren van de steunaanvragen op basis van het criterium : het projectvoorstel beantwoordt aan de in artikel 2 bedoelde doelstellingen van het besluit.
Het beslissingscomité bepaalt de specifieke subcriteria en de modaliteiten van een eventuele preselectie.
Het beslissingscomité zal, op basis van het criterium in het eerste en tweede lid en de modaliteiten in het tweede lid beslissen welke aanvragers in een tweede fase een volledige projectaanvraag mogen indienen.
Art. 10.De aanvragen van steun voor speerpuntclusters moeten worden ingediend overeenkomstig de door het beslissingscomité vastgelegde aanvraagprocedure.
Het beslissingscomité beslist na de indiening op basis van de beoordelingscriteria in art. 11 en art. 12, over de steun aan een speerpuntcluster in een door de aanvrager geformuleerd strategisch domein en over de modaliteiten voor onderhandelingen van het clusterpact. In een clusterpact worden de wederzijdse financiële en niet-financiële engagementen voor de uitrol van het competitiviteitsprogramma opgenomen van zowel de ondernemingen en kennisinstellingen die lid zijn van de innovatiecluster (en vertegenwoordigd door de clusterorganisatie) als de Vlaamse overheid.
Het beslissingscomité zal voor de beoordeling van de aanvraag een beroep doen op externe deskundigen. HOOFDSTUK 5. - Beoordelingscriteria
Art. 11.Het beslissingscomité zal zich voor de steun aan innovatieclusters baseren op de volgende beoordelingscriteria bij zijn beslissing om al dan niet steun te verlenen aan een innovatiecluster : 1° het clusterpotentieel van het project : a) de beoogde competitiviteitsverbetering;b) de noodzaak en additionaliteit van de clusterwerking;c) de gedragenheid van het initiatief;met aandacht voor de betrokkenheid van kmo's 2° de kwaliteit van het project : a) de organisatie en werking van de innovatiecluster;b) de kwaliteit van de aanpak, met in achtname van het volledige waardenetwerk en voldoende aandacht voor activiteiten dicht bij de markt. Naast de beoordeling op basis van de criteria, vermeld in het eerste lid, kan het beslissingscomité zijn beslissing tot verlening van steun innovatieclusters bovendien nemen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit van de projecten onderling;2° de spreiding van de projecten over sector- of technologiedomeinen. Het beslissingscomité kan zijn steunverlening aan innovatieclusters beperken tot een deel van het project en kan de steun afhankelijk maken van de naleving van specifieke voorwaarden.
Het beslissingscomité bepaalt de specifieke subcriteria van de beoordelingscriteria.
Art. 12.Het beslissingscomité zal zich bij zijn beslissing om al dan niet steun te verlenen aan een speerpuntcluster, naast de criteria vermeld in art.11 baseren op de volgende aanvullende beoordelingscriteria : 1° economisch draagvlak in Vlaanderen;2° economisch potentieel voor Vlaanderen;3° aanwezige technologische competentie in Vlaanderen;4° aanwezige wetenschappelijke competentie in Vlaanderen;5° de betrokkenheid van de relevante kritische actoren;6° het ontbreken van een ander initiatief dat een vergelijkbare rol al vervult.7° de clusterorganisatie krijgt een sterk mandaat van de initiatiefnemers om programma's en activiteiten langsheen het innovatiespectrum te definiëren, te organiseren en op te volgen, en de initiatiefnemers verzekeren dat de clusterorganisatie daartoe over de nodige ervaring, expertise en competenties kan beschikken;8° De initiatiefnemers voorzien een voldoende omvang om gedurende langere termijn continuïteit in de werking te kunnen waarborgen; Het beslissingscomité bepaalt de specifieke subcriteria van de beoordelingscriteria. HOOFDSTUK 6. - Steunintensiteit
Art. 13.De steun aan innovatieclusters kan conform artikel 27 van de algemene groepsvrijstellingsverordening bestaan uit zowel exploitatiesteun als investeringssteun en wordt toegekend in de vorm van een subsidie. De subsidie wordt berekend als een percentage van de in aanmerking komende kosten, vermeld in artikel 16.
Met behoud van de bepalingen over cumulering, vermeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedraagt het maximale steunpercentage 50%.
Het niet-gesteunde gedeelte of de cofinanciering moet gefinancierd worden door directe bijdragen van ondernemingen. Volgende types van directe bijdragen komen in aanmerking voor de cofinanciering : 1° lidgelden van ondernemingen die lid zijn van de innovatiecluster;2° projecteigen inkomsten uit de activiteiten van de innovatiecluster;3° de kostprijs voor goederen en diensten die door ondernemingen aan de innovatiecluster worden geleverd. Het beslissingscomité bepaalt de nadere modaliteiten en de toegelaten maximale verhoudingen van de in aanmerking komende co-financieringstypes.
Art. 14.De periode waarvoor steun wordt toegekend, kan conform artikel 27, lid 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening maximaal tien jaar bedragen.
Art. 15.Met behoud van de toepassing op het steunplafond, vermeld in artikel 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en de bepalingen over cumulering, is de steun maximale steun beperkt conform artikel 8 van de voormelde verordening.
Het beslissingscomité kan in het kader van de bepalingen vermeld in het eerste lid nadere criteria bepalen voor de steunmodaliteiten die onder meer betrekking hebben op de te hanteren steunbedragen, de maximale looptijd van de steun, het al dan niet gebruik van investeringssteun.
Art. 16.De kosten komen in aanmerking onder de volgende voorwaarden : 1° het gaat om projectkosten en -investeringen als vermeld in artikel 27, lid 5 en 8, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;2° de kosten zijn duidelijk en strikt gelinkt aan aanvaardbare activiteiten als vermeld in artikel 27, lid 5 en 8, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;3° de kosten zijn noodzakelijk en kunnen rechtstreeks aan het project toegerekend worden.Als de kosten ook uit andere activiteiten voortvloeien, worden ze pro rata omgeslagen over het gesteunde project en de andere activiteiten.
Rekening houdend met het eerste lid zijn de aanvaardbare projectkosten die welke direct en uitsluitend aan het project zijn te relateren.
Volgende kostencategorieën kunnen in aanmerking komen : 1° personeelskosten;2° directe en indirecte overige kosten 3° kosten voor grote onderaannemingen 4° investeringskosten. Voor de exploitatiesteun zullen de projectkosten hoofdzakelijk bestaan uit personeelskosten en directe en overige kosten. Bij de investeringssteun zijn de in aanmerking komende kosten beperkt tot de investeringskosten namelijk de kosten van investeringen in materiële en immateriële activa.
Het beslissingscomité bepaalt de nadere modaliteiten van de in aanmerking komende projectkosten en -investeringen. HOOFDSTUK 7. - Aanwending van de steun en toezicht
Art. 17.De voorwaarden en bepalingen die het beslissingscomité heeft vastgelegd voor de steun worden opgenomen in een overeenkomst die het beslissingscomité sluit met de begunstigde clusterorganisatie.
Art. 18.Het Agentschap Innoveren en Ondernemen wordt belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigden van de steun die bij de toepassing van dit besluit wordt toegekend en met de algemene coördinatie van de acties van de begunstigden.
Het Agentschap Innoveren en Ondernemen zal instaan voor de inhoudelijke voortgangscontrole van de steun aan innovatieclusters, onder meer door de begunstigden te laten rapporteren over een reeks indicatoren.
Art. 19.De begunstigde van de steun levert schriftelijk verslag aan het Agentschap Innoveren en Ondernemen betreffende de vordering van het project en de aanwending van de steun telkens als het Agentschap Innoveren en Ondernemen daarom verzoekt, conform algemene geldende rapporteringsmodellen. Hij brengt na afloop van het project een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project en verleent zijn medewerking aan evaluaties ervan.
Art. 20.De aanwending van de steun van de speerpuntclusters wordt onderworpen aan een tussentijdse evaluatie. Op basis van die tussentijdse evaluatie kan het beslissingscomité de steun voor een speerpuntcluster herzien respectievelijk nieuwe steun verlenen voor een volgende periode van uitvoering zonder evenwel de maximale termijn van tien jaar, vermeld in artikel 27, lid 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, te overschrijden.
Het beslissingscomité bepaalt de nadere modaliteiten (de frequentie, criteria en de gevolgen) van de tussentijdse evaluatie.
Art. 21.De begunstigde van de steun dient het beslissingscomité onmiddellijk schriftelijk op de hoogte te brengen van enige gebeurtenis of omstandigheid welke een impact heeft of kan hebben op de ononderbroken en zorgvuldige uitvoering van het gesteund project. HOOFDSTUK 8 - Uitbetaling van de steun
Art. 22.Voor de exploitatiesteun gebeurt de uitbetaling van de steun in twee schijven per jaar. Beide schijven worden uitbetaald na verzoek van de begunstigde en na vervulling van de noodzakelijke voorwaarden zoals voorzien in de steunovereenkomst en pro rata de effectief ingebrachte cofinanciering. De eerste schijf bedraagt maximum 80% van het jaarlijkse steunbedrag en de tweede schijf heeft betrekking op het saldo van het jaarlijkse steunbedrag.
Art. 23.Voor de investeringssteun zijn twee voorschotten mogelijk van telkens 30 % van het toegekende subsidiebedrag. Het eerste voorschot kan worden aangevraagd onmiddellijk na de toekenning van de steun en uiterlijk in het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning. Het tweede voorschot kan worden aangevraagd zodra aangetoond kan worden dat 80 % van het eerste voorschot is besteed. Het saldo wordt aangevraagd uiterlijk een jaar na de beëindiging van de werken voor de investeringskosten.
Art. 24.Bij afloop van het project wordt, zowel voor de exploitatiesteun als voor de investeringssteun, bij de laatste betalingsschijf het saldo berekend op basis van de reële en bewezen uitgaven en pro rata de effectief ingebrachte cofinanciering. Het saldo kan geen aanleiding geven tot een overschrijding van de toegekende maximale subsidie.
Het beslissingscomité bepaalt de nadere modaliteiten van de betalingen. HOOFDSTUK 9 - Sancties en terugvorderingen
Art. 25.Ingeval van niet-naleving van de voorwaarden bepaald in dit besluit, het decreet, de steunbeslissing of de steunovereenkomst kan het beslissingscomité volgende maatregelen treffen : 1° de steunaanvrager in gebreke stellen;2° de uitbetaling van de steun opschorten voor alle projecten waarvoor steun is toegekend door het beslissingscomité;3° de steun niet uitbetalen;4° de steun herzien;5° bijkomende voorwaarden opleggen.
Art. 26.Het beslissingscomité vordert de steun terug binnen tien jaar na ontvangst van de steunaanvraag, met behoud van toepassing van de bepalingen in de wet van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2003 pub. 16/05/2003 numac 2003022543 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet houdende instemming met de avenant van 15 augustus 2002 aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie van 4 juli 2000, bekrachtigd door de wet van 26 juni 2001 sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van : 1° niet-naleving van de voorwaarden bepaald in het decreet, dit besluit de steunbeslissing of de steunovereenkomst gedurende de duur van de steunovereenkomst of binnen een periode van vijf jaar na de beëindiging van het project als er geen steunovereenkomst is opgemaakt;2° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen de vijf jaar na de beëindiging van het project; In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf het tijdstip van toekenning van de steun. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen
Art. 27.In artikel 6. § 1. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2016 houdende het beheer en de werking van het Fonds voor Flankerend Economisch en Innovatiebeleid en de werking van het beslissingscomité bij dat fonds wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt : 6° Besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 tot regeling van de steun voor innovatieclusters in Vlaanderen.
Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het technologisch innovatiebeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 maart 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS