gepubliceerd op 03 november 2006
Ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid
20 OKTOBER 2006. - Ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (1)
De Brusselse hoofdstedelijke Regering, HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Zij zet Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 oktober 2000, tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, om in de rechtsorde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 2.Het water maakt deel uit van het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Iedere persoon heeft het recht om te beschikken over drinkwater van goede kwaliteit en zoveel als nodig is voor n voeding, zijn huishoudelijke noden en zijn gezondheid. De wateronttrekkingen en de lozingen van afvalwater die uitgevoerd worden bij uitoefening van dit recht mogen de kwaliteit, de natuurlijke functies en het voortbestaan van deze rijkdom niet in gevaar brengen.
De kringloop van het water wordt op een globale en geïntegreerde wijze beheerd door de openbare sector in het kader van een duurzame ontwikkeling. De diensten van het water zijn van algemeen belang.
Art. 3.Deze ordonnantie beoogt het vaststellen van een kader voor het geïntegreerd waterbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat de volgende doelstellingen heeft : 1° aquatische ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang behoeden, beschermen en verbeteren;2° het duurzaam gebruik van water bevorderen, op basis van de bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn, met een bijzondere aandacht voor de bevordering van een zuinig waterverbruik en de bevordering van het gebruik van tweedecircuitwater;3° de verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische milieu beogen, onder andere door specifieke maatregelen voor de progressieve vermindering van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire stoffen en door het stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen;4° zorgen voor de progressieve vermindering van de verontreiniging van grondwater en verdere verontreiniging ervan voorkomen;5° bijdragen tot de afzwakking van de risico's en gevolgen van overstromingen en perioden van droogte, met een bijzondere aandacht voor het vasthouden van wateroverschotten aan de hand van hiertoe geschikte bronmetingen en het gebruik van de natuurlijke opslagcapaciteit van de rivierbeddingen, het kanaal, de vijvers en de watergebieden;6° het beheer van de regen- en oppervlaktewateren organiseren teneinde het wegvloeien ervan en de overbelasting van het rioleringsnet te verminderen;7° de volksgezondheid beschermen tegen de verontreiniging van water dat bestemd is voor de menselijke consumptie door de kwaliteit en de levering tegen redelijke voorwaarden ervan te waarborgen;8° de productie en het gebruik van hernieuwbare hydroelektrische energie en het geothermisch gebruik van het grondwater bevorderen, en er tegelijk op toezien dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de milieukwaliteit van de waterlichamen waarop deze inrichtingen betrekking hebben;9° de aanwezigheid van water in de stad beschermen, herstellen en versterken;10° de biodiversiteit in en rond de aquatische milieus bevorderen;11° het overleg tussen de besturen bevorderen, met inbegrip van het intergewestelijk en het internationaal overleg, met het oog op de invoering van een coherent waterbeleid en om toe te zien op de uitvoering van de internationale akkoorden op het vlak van waterbeleid.
Art. 4.Deze ordonnantie draagt op die manier bij tot : 1° de beschikbaarheid van voldoende oppervlaktewater en grondwater van goede kwaliteit voor een duurzaam, evenwichtig en billijk gebruik van water;2° een significante vermindering van de verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater, in het bijzonder wat gevaarlijke stoffen betreft;3° de bescherming van territoriale en maritieme wateren;4° het bereiken van de doelstellingen van de relevante internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke tot doel hebben de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en te elimineren en die tot stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen die een onaanvaardbaar gevaar voor of via het aquatisch milieu inhouden, om uiteindelijk te komen tot concentraties in het mariene milieu die voor in de natuur voorkomende stoffen dichtbij de achtergrondwaarden liggen en voor door de mens vervaardigde synthetische stoffen vrijwel nul bedragen.
Art. 5.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° "oppervlaktewater" : binnenwateren, met uitzondering van grondwater, overgangswater en kustwateren, en voor zover het de chemische toestand betreft, ook territoriale wateren;2° "grondwater" : al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in rechtstreeks contact met de bodem of de ondergrond staat;3° "binnenwateren" : al het stilstaande of stromende water op het landoppervlak en al het grondwater aan de landzijde van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten;4° "rivier" : binnenwaterlichaam dat grotendeels bovengronds stroomt, maar dat voor een deel van zijn traject ondergronds kan stromen;5° "kanaal" : kunstmatige waterloop, al dan niet bestemd voor de scheepvaart;6° "meer" : een massa stilstaand landoppervlaktewater;7° "overgangswater" : een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding, dat gedeeltelijk zout is door de nabijheid van kustwateren, maar dat in belangrijke mate door zoetwaterstromen wordt beïnvloed;8° "kustwateren" : de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater;9° "kunstmatig waterlichaam" : een door menselijke activiteiten tot stand gekomen oppervlaktewaterlichaam;10° "sterk veranderd waterlichaam" : een oppervlaktewaterlichaam dat door fysische wijzigingen ingevolge menselijke activiteiten wezenlijk is veranderd van aard, zoals door de Regering aangeduid overeenkomstig de bepalingen van bijlage l;11° "oppervlaktewaterlichaam" : een onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een rivier, een stroom of een kanaal, een deel van een rivier, een stroom of een kanaal, een overgangswater of een strook kustwater;12° "watervoerende laag" : één of meerdere ondergrondse rotslagen of andere geologische lagen die voldoende poreus en doorlatend zijn voor een belangrijke grondwaterstroming of de onttrekking van aanzienlijke hoeveelheden grondwater;13° "grondwaterlichaam" : een afzonderlijke grondwatermassa in één of meerdere watervoerende lagen;14° "stroomgebied" : een gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water via een reeks rivieren, stromen en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta in zee stroomt;15° "deelstroomgebied" : het gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water een reeks stromen, rivieren en eventueel meren volgt, tot een bepaald punt in een waterloop (gewoonlijk een meer of een samenvloeiing van rivieren);16° "stroomgebiedsdistrict" : het gebied van land en zee, gevormd door één of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden met de bijbehorende grond- en kustwateren, dat als voornaamste eenheid voor het stroomgebiedsbeheer wordt omschreven;17° "bevoegde autoriteit" : instelling die door elk Gewest en elke Lidstaat van de Europese Unie is aangeduid om de aangewezen maatregelen te treffen voor de toepassing van de regels voorzien door Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid binnen elk stroomgebiedsdistrict.Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de Regering ervan de bevoegde autoriteit; 18° "oppervlaktewatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, bepaald door de ecologische of de chemische toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;19° "goede oppervlaktewatertoestand" : de toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarvan zowel de ecologische als de chemische toestand ten minste "goed" zijn, in de zin van bijlage III bij deze ordonnantie;20° "grondwatertoestand" : de algemene aanduiding van de toestand van een grondwaterlichaam, bepaald door de kwantitatieve of de chemische toestand ervan, en wel door de slechtste van beide toestanden;21° "goede grondwatertoestand" : de toestand van een grondwaterlichaam waarvan zowel de kwantitatieve as de chemische toestand ten minste "goed" zijn, in de zin van bijlage III bij deze ordonnantie;22° "ecologische toestand" : een aanduiding van de kwaliteit van de structuur en van het functioneren van aquatische ecosystemen die met oppervlaktewater geassocieerd zijn, ingedeeld overeenkomstig bijlage III;23° "goede ecologische toestand" : de toestand van een overeenkomstig bijlage III als zodanig ingedeeld oppervlaktewaterlichaam;24° "goed ecologisch potentieel" : de toestand van een sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam, aldus ingedeeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage III;25° "goede chemische toestand van oppervlaktewater" de chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen niet boven de milieukwaliteitsnormen liggen die zijn vastgesteld in bijlage V; 26° "goede chemische toestand van grondwater" : de chemische toestand van een grondwaterlichaam dat aan alle in tabel 2.3.2 van bijlage III genoemde voorwaarden voldoet; 27° "kwantitatieve toestand" : een aanduiding van de mate waarin een grondwaterlichaam door directe en indirecte wateronttrekking wordt beïnvloed; 28° "goede kwantitatieve toestand" : de in tabel 2.1.2. van bijlage III gedefinieerde toestand; 29° "beschikbare grondwatervoorraad" : het jaargemiddelde op lange termijn van de totale aanvulling van het grondwaterlichaam, verminderd met het jaargemiddelde op lange termijn van het debiet dat nodig is om voor bijbehorende oppervlaktewateren de doelstellingen van ecologische kwaliteit van de artikelen 7 tot 14 te bereiken, teneinde een significante verslechtering van de ecologische toestand van die wateren alsmede significante schade aan de bijbehorende terrestrische ecosystemen te voorkomen;30° "gevaarlijke stoffen" : toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen, en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid;31° "prioritaire stoffen" : stoffen, bepaald door beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG; 32° "verontreinigende stof" : elke stof die tot verontreiniging kan leiden, met name de in bijlage VIII genoemde stoffen;33° "directe lozing in het grondwater" : de lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond;34° "verontreiniging" : de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen of warmte in lucht, water of bodem die de gezondheid van de mens of de kwaliteit van aquatische ecosystemen of van rechtstreeks van aquatische ecosystemen afhankelijke terrestrische ecosystemen kunnen aantasten, schade berokkenen aan materiële goederen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik aantasten of dat in de weg staan;35° "milieudoelstellingen" : de in de artikelen 11 tot 13 vervatte kwaliteits- en kwantiteitsdoelstellingen;36° "milieukwaliteitsnorm" : de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, in sediment of in biota die ter bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu niet mag worden overschreden;37° "gecombineerde aanpak" : de beheersing van lozingen en emissies in oppervlaktewateren overeenkomstig de in artikel 40 beschreven aanpak, die erop gericht is de verontreiniging aan de bron te verminderen door de vaststelling van emissiegrenswaarden en milieukwaliteitsnormen;38° "voor menselijke consumptie bestemd water" : al het water, hetzij onbehandeld hetzij na behandeling, bestemd voor drinken, koken, en voedselbereiding, ongeacht de herkomst en ongeacht of het water wordt geleverd via een openbaar distributienet, vanaf een privé- aansluitpunt, uit een tankschip of tankauto, of in flessen of verpakkingen, met uitzondering van medicinaal en mineraal water dat als dusdanig wordt erkend door het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende natuurlijk mineraalwater en bronwater;39° "huishoudelijk afvalwater" a) afvalwater dat enkel water bevat dat : - afkomstig is van sanitaire installaties; - uit de keuken afkomstig is; - afkomstig is van de schoonmaak van gebouwen, zoals woningen, kantoren of lokalen waar aan groot- of kleinhandel gedaan werd, spektakelzalen, kazernes, campings, gevangenissen, onderwijsinstellingen met internaat of niet, ziekenhuizen, klinieken en andere instellingen waar niet besmettelijke patiënten ondergebracht en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants, slijterijen, kapsalons; - afkomstig is van wasbeurten die thuis gedaan werden; - spoelwater is van niet gemotoriseerde rijwielen (fietsen, tandems, driewielers, enz.) en bromfietsen (met een cilinderinhoud die niet hoger ligt dan 50 cm); - spoelwater is van minder dan tien voertuigen en hun aanhangwagen per dag (zoals wagens, bestelwagens en vrachtwagens, autobussen en -cars, tractoren, bromfietsen met uitzondering van spoorvoertuigen); - alsook desgevallend regenwater; b) afvalwater afkomstig van etablissementen waar kleding gewassen wordt en waarvan de toestellen enkel door de klanten gebruikt worden;c) afvalwater afkomstig van fabrieken, werkplaatsen, opslagruimten en laboratoria die minder dan zeven personen te werk stellen, behalve wanneer de overheid die bevoegd is voor de vergunning voor lozing van mening is dat het afvalwater schadelijk is voor de riolering en/of de normale werking van een waterzuiveringsstation en/of voor de opvangende omgeving, en dat ze niet mogen ondergebracht worden bij het huishoudelijk afvalwater;40° "industrieel afvalwater" : afvalwater dat geen huishoudelijk afvalwater is;41° "waterdiensten" : alle diensten die ten behoeve van de huishoudens, openbare instellingen en andere economische actoren voorzien in a) onttrekking, productie, opstuwing, transport, opslag, behandeling en distributie van oppervlakte- of grondwater;b) installaties voor de verzameling en behandeling van afvalwater, die daarna in oppervlaktewater lozen;42° "watergebruik" : waterdiensten, alsmede elke andere in het in artikel 32 bedoelde register geïdentificeerde activiteit, met significante gevolgen voor de toestand van water;43° "reële kostprijs van het water" : alle kosten van de waterdiensten die moeten worden geïdentificeerd om rekening te kunnen houden met het beginsel van terugwinning van de kosten;44° "emissiegrenswaarde" : de massa, uitgedrukt in bepaalde specifieke parameters, de concentratie en/of het niveau van een emissie, die of dat gedurende één of meer vastgestelde perioden niet mag worden overschreden.De emissiegrenswaarden kunnen ook voor bepaalde groepen, families of categorieën van stoffen worden vastgesteld.
De grenswaarden voor de emissies van stoffen gelden normaliter op het punt waar de emissies de installatie verlaten en worden bepaald zonder rekening te houden met een eventuele verdunning. Voor indirecte lozingen in water mag bij de bepaling van de emissiegrenswaarden van de installatie rekening worden gehouden met het effect van een zuiveringsstation, op voorwaarde dat een equivalent niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt gewaarborgd en dat zulks niet leidt tot een hoger niveau van verontreiniging van het milieu; 45° "emissiebeheersingsmaatregelen" : beheersingsmaatregelen die een specifieke emissiebeperking vereisen, bijvoorbeeld een emissiegrenswaarde, of die anderszins grenzen of voorwaarden stellen aan de gevolgen, de aard of andere kenmerken van emissies of bedrijfsomstandigheden die de emissies beïnvloeden;46° "beschermde gebieden" : de gebieden die worden bedoeld in artikel 32 van deze ordonnantie en die een speciale bescherming vereisen;47° "waterrrijk gebied" : blijvende of tijdelijke oppervlakte van moerassen, veenmoerassen, venen of van natuurlijke of kunstmatige wateren, waar het water staand of vloeiend, zoet, brak of zout is, met inbegrip van oppervlakten van marien water die bij laag tij niet dieper zijn dan zes meter; 48° "tweedecircuitwater" : regenwater, grondwater, oppervlaktewater en teruggewonnen en gezuiverd regenwater dat niet bestemd is voor drinkwaterdistributie en dat met name bestemd is voor het besproeien van tuinen, het schoonmaken van vloeren, industriële of landbouwtoepassingen, spoelbakken van wc's, wasmachines enz.; 49° "de Richtlijn" : Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid;50° "Operator" : publiekrechtelijke rechtspersoon aangesteld krachtens de artikelen 17 en 18;51° "Beheersplan van het deel van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" : plan bedoeld in de artikelen 52 tot 58;52° "Instituut" : het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989, bevestigd door de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen;53° "Gewest" : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;54° "BMWB" : Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer, opgericht krachtens artikel 19;55° "stedelijk afvalwater" : huishoudelijk afvalwater of de mix van huishoudelijk afvalwater met industrieel afvalwater en/of regenwater;56° "openbare sanering" : het geheel van handelingen inzake afwatering, inzameling, bufferopslag en zuivering van stedelijk afvalwater;57° "dienstencontraet voor sanering" : overeenkomst afgesloten tussen de operator die belast is met de waterdistributie en een derde belast met de sanering, krachtens welke de operator voor waterdistributie de diensten inhuurt van deze derde voor het uitvoeren van een openbare sanering van een watervolume dat overeenstemt met het volume water verdeeld in het Gewest teneinde de operator die instaat voor de distributie van water in de mogelijkheid te stellen zijn verplichtingen na te komen zoals bedoeld in artikel 18, § 2;58° "bufferopslag van stedelijk afvalwater" : iedere maatregel of infrastructuur die een plaatselijke regulering beoogt van het saneringsnetwerk, meer bepaald in geval van zware regenval;59° "collector" : leiding die de rioleringsnetwerken verbindt met de infrastructuren voor zuivering van het stedelijk afvalwater;60° "zelfproducent" : natuurlijke of rechtspersoon die rechtstreeks water verbruikt dat verkregen werd door oppomping uit de grondwaterlaag.
Art. 6.De rechtspersonen, waaronder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigd door zijn Regering, en de instellingen die bevoegdheden uitoefenen ter uitvoering van de opdrachten in het beheer van de waterkringloop moeten de volgende beginselen nakomen 1° het standstill-beginsel, gedefinieerd als de verplichting om het door de bestaande normen of beslissingen geboden beschermingsniveau niet aanmerkbaar te verminderen zonder dat hiervoor beweegredenen voorhanden zijn die verband houden met het algemeen belang;2° het voorzorgsbeginsel, gedefinieerd als de verplichting om beschermingsmaatregelen te treffen wanneer er redelijke gronden zijn om zich zorgen te maken over ernstige of onomkeerbare schade, zelfs in afwachting van wetenschappelijke zekerheid, waarbij deze afwachting geen voorwendsel mag vormen om het treffen van effectieve en evenredige maatregelen uit te stellen;3° het preventiebeginsel, gedefinieerd als de verplichting om eventuele milieuschade te voorkomen aan de hand van maatregelen die gericht zijn op de vermindering van de gevolgen ervan eerder dan het herstel ervan a posteriori;4° het herstelbeginsel, gedefinieerd als de verplichting om, in geval van milieuschade of -verstoring, het milieu in de mate van het mogelijke in de oorspronkelijke toestand te herstellen;5° het vervuiler-betaalt-beginsel, gedefinieerd als de verplichting voor de vervuiler om de rechtstreekse en onrechtstreekse kosten te dragen voor de maatregelen ter voorkoming, vermindering en herstelling van de door hem veroorzaakte verontreiniging;6° het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten, met inbegrip van de kosten voor het leefmilieu en de natuurlijke rijkdommen die verband houden met de achteruitgang van en de negatieve gevolgen voor het aquatische milieu, en rekening houdend met de voorspellingen op lange termijn op het gebied van het aanbod van en de vraag naar water in het stroomgebiedsdistrict;7° het participatiebeginsel, gedefinieerd als het recht op nuttige en efficiënte participatie van de burgers in de opstelling, de uitvoering, de opvolging en de evaluatie van het geïntegreerde waterbeleid;8° het recht op toegang tot de informatie over het milieu waarover de overheid beschikt, voor alle natuurlijke en rechtspersonen, zonder dat zij een belang moeten kunnen aantonen;9° het beginsel van voorafgaande beoordeling, gedefinieerd als de verplichting om een voorbereidende, systematische en grondige beoordeling uit te voeren van de economische, sociale en ecologische effecten van het geïntegreerd waterbeleid;10° het continuïteitsbeginsel, dat inhoudt dat de verlener van de dienst van algemeen belang wordt geacht ervoor te zorgen dat die ononderbroken wordt verleend en een veilige voorziening wordt gegarandeerd;11° het beginsel van kwaliteit van de dienst, bepaald als de waarborg van hoge niveaus van bescherming van de gezondheid en de veiligheid door het opleggen van kwaliteitsnormen en een controle van de prestaties van de operatoren;12° het principe van tarifaire toegankelijkheid, dat voorschrijft dat een dienst van algemeen nut moet worden aangeboden tegen een betaalbare prijs om toegankelijk te zijn voor iedereen;13° het principe van bescherming van de gebruikers en de verbruikers, dat doorzichtigheid, inzonderheid inzake tarieven, contractuele bepalingen, de keuze en de financiering van de verleners, het bestaan van reglementeringsorganen en middelen om beroep in te stellen, een vertegenwoordiging en een actieve inspraak van de verbruikers en de gebruikers in de definitie en de evaluatie van de diensten en de keuze van de betalingsvormen inhoudt. HOOFDSTUK II. - Milieudoelstellingen Afdeling I. - Algemeen
Art. 7.De hierna gedefinieerde milieudoelstellingen worden nagestreefd en bereikt door het in artikel 41 bedoelde maatregelenprogramma en door het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde.
Art. 8.Wanneer verschillende door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedefinieerde doelstellingen van toepassing zijn op een bepaald waterlichaam, dan moet de strengste ervan worden toegepast.
Art. 9.De toepassing van de bepalingen voorzien in hoofdstuk VIII mag de verwezenlijking van de milieudoelstellingen in andere waterlichamen van het gewestelijk grondgebied niet in het gedrang brengen of verhinderen. Dit moet op coherente wijze gebeuren met de uitvoering van de andere wettelijke bepalingen inzake leefmilieu.
Art. 10.Het in artikel 41 bedoelde maatregelenprogramma en het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde garanderen op zijn minst een identiek beschermingsniveau als wordt geboden door de bestaande wetgeving op het tijdstip waarop deze ordonnantie van kracht wordt. Afdeling II. - Vaststelling van de milieudoelstellingen
Onderafdeling I. - Milieudoelstellingen met betrekking tot de oppervlaktewateren
Art. 11.De Regering, die de maatregelenprogramma's vervat in het beheersplan operationeel maakt : 1° legt de nodige maatregelen ten uitvoer ter voorkoming van de achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktewaterlichamen;2° beschermt, verbetert en herstelt alle oppervlaktewateren, met de bedoeling uiterlijk op 22 december 2015 een goede toestand van het oppervlaktewater te bereiken;3° beschermt en verbetert alle kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen, met de bedoeling uiterlijk op 22 december 2015 een goed ecologisch potentieel en een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken;4° legt de nodige maatregelen ten uitvoer, met de bedoeling de verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk te verminderen en emissies, lozingen en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen;5° treft in het algemeen de maatregelen die, in alle andere gevallen, nodig zouden zijn om de concentratie van de verontreinigende stof te verminderen. Onderafdeling II. - Milieudoelstellingen met betrekking tot het grondwater
Art. 12.De Regering, die de maatregelenprogramma's vervat in het beheersplan operationeel maakt : 1° legt de nodige maatregelen ten uitvoer met de bedoeling de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen of te beperken en de achteruitgang van de toestand van alle grondwaterlichamen te voorkomen;2° beschermt, verbetert en herstelt alle grondwaterlichamen en zorgt voor een evenwicht tussen onttrekking en aanvulling van grondwater, met de bedoeling uiterlijk tegen 22 december 2015 en overeenkomstig de bepalingen van bijlage III een goede grondwatertoestand te bereiken;3° legt de nodige maatregelen ten uitvoer met de bedoeling elke significante en aanhoudende stijgende tendens van de concentratie van een verontreinigende stof ten gevolge van menselijke activiteiten om te buigen, teneinde de grondwaterverontreiniging geleidelijk te verminderen;4° treft in het algemeen de maatregelen die, in alle andere gevallen, nodig zouden zijn om de concentratie van de verontreinigende stof te verminderen. Onderafdeling III. - Milieudoelstellingen voor de beschermde gebieden
Art. 13.De Regering garandeert, voor de beschermde gebieden, de naleving van alle normen en het bereiken van alle doelstellingen uiterlijk tegen 22 december 2015, behoudens strengere bepalingen in de wetgeving op basis waarvan de verschillende beschermde gebieden werden vastgesteld. Afdeling III. - Aanduiding van de kunstmatige of sterk veranderde
waterlichamen
Art. 14.§ 1. De Regering mag, op voorstel van het Instituut, een oppervlaktewaterlichaam als kunstmatig of sterk veranderd aanmerken indien is voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° de voor het bereiken van een goede ecologische toestand noodzakelijke wijzigingen van de hydromorfologische kenmerken van die lichamen significante negatieve effecten zouden hebben op : a) het milieu in bredere zin;b) scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie;c) activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen, zoals drinkwatervoorziening, energieopwekking of irrigatie;d) waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering;e) andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling;2° het nuttige doel dat met de kunstmatige of veranderde aard van het waterlichaam gediend wordt, kan om redenen van technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten redelijkerwijs niet worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen. § 2. Het beheersplan van het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vermeldt de oppervlaktewaterlichamen die zijn aangeduid als kunstmatig of sterk veranderd, alsook de redenen voor deze aanduiding. HOOFDSTUK III. - Organisatie van het waterbeleid Afdeling I. - Stroomgebiedsdistrict
Art. 15.Het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakt deel uit van het stroomgebied van de Schelde, dat behoort tot het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde.
Art. 16.De Regering neemt deel aan de internationale coördinatie die nodig is voor uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn.
Ze coördineert het waterbeleid in het deel van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling II. - Wateroperatoren voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 17.§ 1. De volgende openbaredienstopdrachten worden uitgeoefend door de in dit artikel aangewezen operatoren : 1° De controle van de Brusselse waterwinningen bestemd voor menselijke consumptie : het Instituut;2° De opslag en de behandeling van drinkwater bestemd voor menselijke consumptie : VIVAQUA;3° De productie en het transport van drinkwater bestemd voor menselijke consumptie, voor zover het geleverd is of bedoeld is om geleverd te worden door een openbaar distributienet : VIVAQUA;4° De distributie van drinkwater bestemd voor menselijke consumptie : de BI WD;5° Het concept, de opzet en het beheer van de exploitatie van de infrastructuren die voor de opvang van afvalwater zorgen, toevertrouwd door de gemeenten : de BI WD;6° Het operationeel geïntegreerd beheer van de infrastructuren voor de waterdistributie en de opvang op gemeentelijk vlak van stadsafvalwater : VIVAQUA. § 2. Deze operatoren aangewezen voor de opdrachten van 1 tot 5 en 6 voor wat betreft de activa van de plaatslelijke besturen, die de rechten hebben om de installaties die bestemd zijn voor de aan hen toevertrouwde opdrachten te gebruiken, te beheren en te exploiteren, krijgen exclusieve rechten en hebben de verplichting de betroffen bevolking te informeren over de gelopen risico's en over elke maatregel die genomen zou kunnen worden voor de bescherming van de gezondheid van de personen tegen de nadelige uitwerking van een verontreiniging van het water bestemd voor menselijke consumptie. § 3. De Regering kan steun of compensaties geven aan deze operatoren voor de uitvoering van de opdrachten toevertrouwd in dit artikel. § 4. De Regering stelt de regels vast voor de controle van de opdrachten waarvoor exclusieve rechten worden verleend.
Art. 18.§ 1. De Regering wijst, volgens zelf bepaalde regels, als wateroperator voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met de exploitatie en het beheer van het geheel of een deel van de openbare dienst van het water één of meer publiekrechtelijke rechtspersonen aan die over rechten beschikt (beschikken) om de installaties te gebruiken, te beheren en te exploiteren die toegewezen zijn voor de hem (hun) toevertrouwde opdrachten. Deze opdrachten zijn : 1° Het concept, de opzet en het exploitatiebeheer van infrastructuren voor de opvang van afvalwater verschillend van die bedoeld in artikel 17, § 1, 5°;2° Het concept, de opzet en het exploitatiebeheer van infrastructuren voor het zuiveren van afvalwater;3° Het concept, de opzet en het exploitatiebeheer van infrastructuren voor het reguleren van stromen afvalwater en de bestrijding van overstromingen. De aanwijzing van een operator gebeurt voor een maximale en hernieuwbare duur van 50 jaar.
De Regering stelt de regels vast voor de controle van de krachtens dit artikel toevertrouwde opdrachten. § 2. De operator bedoeld in artikel 17, § 1, 4° neemt, met het oog op het behoud van de kwaliteit van het water, de sanering van het huishoudelijk en industrieel afvalwater voor zijn rekening op basis van het volume water dat verdeelt in het Gewest. De operator kan die sanering zelf uitvoeren of toevertrouwen aan een derde via een dienstencontract voor sanering. § 3. De Regering legt de taken van de operator(en) vast met het oog op de uitvoering van zijn (hun) openbaredienstopdrachten. § 4. Een operator kan elke andere opdracht ontvangen die de Regering door deze ordonnantie gemachtigd is te geven. § 5. Elke operator legt de tarieven vast van de diensten die hij verleent aan de gebruikers met naleving van de in artikel 38 geformuleerde beginselen. § 6. Het jaarlijkse verslag van elke operator moet voldoende informatie bevatten zodat het Gewest de reële kostprijs van de diensten verbonden aan het verbruik van water kan bepalen. Afdeling III. - Oprichting van de Brusselse Maatschappij voor
Waterbeheer
Art. 19.§ 1. De Regering mag een publiekrechtelijke naamloze vennootschap oprichten. Het maatschappelijk kapitaal ervan mag enkel aangelegd worden door publiekrechtelijke rechtspersonen actief in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze vennootschap krijgt de naam "Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer" en wordt afgekort als BMWB. § 2. Het Wetboek van vennootschappen en zijn uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op de BMWB, ten anders bepaald in deze ordonnantie omwille van de specificiteit van de opdracht van algemeen nut waarmee zij belast is. § 3. De daden van de BMWB worden geacht daden van koophandel te zijn in de zin van de artikelen 2 en 3 van het Handelswetboek. § 4. De statuten van de BMWB en hun wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd. De Regering geeft eveneens haar goedkeuring aan : 1° de samenstelling van de raad van bestuur en het statuut van zijn leden;2° de oprichting van dochterondernemingen en de overdracht van meerderheidsparticipaties. § 5. De BMWB is vrijgesteld van onroerende voorheffing. De maatschappelijke en administratieve zetel worden in het Gewest gevestigd. § 6. De BMWB mag, met het oog op de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel, na machtiging, geval per geval, door de Regering, onteigenen, op grond van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte. § 7. In artikel 161, 1°, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt een zesde lid ingevoegd, luidend : "de aktes met betrekking tot onroerende goederen gelegen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die worden aangenomen in naam of ten voordele van de naamloze vennootschap van publiek recht Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer, voor zover deze aktes de verschuldiging van een gewestelijke belasting meebrengen in de zin van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. » Artikel 161, 1°, laatste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek-en griffierechten, wordt als volgt aangevuld : « en de naamloze vennootschap van publiek recht Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer. » .
Art. 20.De BMWB heeft als doel : - de openbare sanering van het stedelijk afvalwater te verzekeren; - opdrachten uit te voeren die de Regering binnen de watersector toewijst en inzonderheid die welke omschreven zijn in de statuten; - studies uit te voeren om de haar toegewezen doelstellingen te behalen; - te streven naar transparantie en de opname in de waterprijs van de verschillende kosten verbonden aan de sanering van het stedelijk afvalwater; - in het algemeen, alle operaties uit te voeren bij middel van alle juridische middelen, om haar statutair doel te bereiken.
Art. 21.In het kader van het nastreven van haar maatschappelijk doel, oefent de BMWB de volgende openbaredienstopdrachten uit : - de dienstverlening inzake openbare sanering van het stedelijk afvalwater op het grondgebied van het Gewest. Deze opdracht wordt rechtstreeks uitgevoerd of via een dienstverlener die betaald wordt door de BMWB; - de ontwikkeling van financiële middelen om haar maatschappelijk doel te bereiken, inzonderheid bij middel van haar eigen middelen die ze verkrijgt als tegenprestatie voor de diensten die ze verzekert op het vlak van sanering en bij middel van om het even welke financiële transactie, waaronder leningen; - de coördinatie en de tussenkomst bij de uitvoering van werkzaamheden voor afwatering, inzameling en zuivering van stedelijk afvalwater. De modaliteiten van de tussenkomst worden bepaald door de Regering op voorstel van de BMWB; - het ontwerp, de aanleg en de uitbating van een meetnetwerk voor meer bepaald het debiet van de waterlopen en de collectoren alsook van de regenmeting.
Art. 22.Het bedrag van het maatschappelijk kapitaal wordt ingeschreven in de statuten van de BMWB. Het maatschappelijk kapitaal kan later meermaals verhoogd of verminderd worden. In dat geval moet iedere nieuwe vennoot een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn.
Art. 23.De hoedanigheid van bestuurder die zitting heeft in de raad van bestuur of in het beheercomité is onverenigbaar met de uitoefening van een functie die van die aard zou zijn dat zijn onafhankelijkheid in het gedrang zou komen bij het uitoefenen van zijn opdracht binnen de BMWB en bij de uitvoering van het beheerscontract. Afdeling IV. - Beheerscontract
Art. 24.§ 1. De Regering sluit een beheerscontract af met de BMWB. § 2. In dat opzicht bevat het tenminste : 1° de taken die de BMWB op zich neemt ter vervulling van zijn openbaredienstverplichtingen;2° de gedragsregels voor omgang met de gebruikers van de diensten;3° de vaststelling, de berekening en de betalingsmodaliteiten van de eventuele toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die de Regering toekent aan de dekking van de lasten die voor de operator voortvloeien uit zijn open- baredienstverplichtingen, rekening houdend met de kosten en de ontvangsten eigen aan deze taken, en met de door of krachtens de ordonnantie of het beheerscontract opgelegde exploitatievoorwaarden;4° de beginselen die gevolgd moeten worden bij de uitwerking van de verschillende documenten die jaarlijks overhandigd moeten worden;5° de grondregelen inzake de tarieven van de saneringsdiensten;6° de voorwaarden voor de controle, de evaluatie en de herziening van het contract;7° de sancties bij niet-naleving door een partij van haar verbintenissen uit hoofde van het beheerscontract;8° de elementen van het bedrijfsplan;9° de financiële structuur van de onderneming. § 3. Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens welke een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd, kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract.
Art. 25.§ 1. Met naleving van het beheersplan en het maatregelenprogramma legt de Regering een ontwerp van beheerscontract voor aan de BMWB. § 2. Het beheerscontract wordt goedgekeurd door de Regering en door de raad van bestuur. § 3. Binnen de maand na haar conclusie maakt de Regering het beheerscontract over aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en publiceert het in het Belgisch Staatsblad. § 4. Het beheerscontract wordt afgesloten voor een duur van vijf jaar.
Na de eerste twee jaar van toepassing wordt het geëvalueerd met het doel in voorkomend geval de nodige wijzigingen aan te brengen voor het tweede deel van de geldigheidsduur. § 5. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van een beheerscontract legt de Regering een nieuw ontwerp van contract voor aan de BMWB. Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw contract van kracht is geworden, wordt het bestaande contract van rechtswege en voor een maximale duur van een jaar verlengd tot het nieuwe beheerscontract van kracht wordt. De verlenging wordt door de Regering gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. § 6. In geval van wijziging van het beheersplan of het maatregelenprogramma kan het beheerscontract worden aangepast op verzoek van elk van de partijen. De aanpassingen worden goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
Art. 26.De Regering is gemachtigd om personeel van haar diensten ter beschikking te stellen van de BMWB, volgens de voorwaarden die door de Regering worden vastgelegd en zonder dat de personeelsleden in hun geldelijke verloning en loopbaan benadeeld worden in vergelijking met hun situatie in de diensten van de Regering vóór hun terbeschikkingstelling. De raad van bestuur bepaalt het organieke personeelskader en het administratieve en geldelijke statuut ervan.
Art. 27.De ontbinding van de BMWB kan enkel uitgesproken worden krachtens een ordonnantie die de manier en de voorwaarden van de vereffening zal regelen.
Art. 28.Het Gewest kan, middels instemming van de raad van bestuur van de BMWB en door middel van een Regeringsbesluit, een bijdrage in natura doen aan de BMWB van goederen die deel uitmaken van het patrimonium van het Gewest.
Art. 29.§ 1. De BMWB is onderworpen aan de controlemechanismen die bepaald zijn in dit artikel. § 2. De Regering oefent, bij monde van twee Regeringscommissarissen, controle uit op BMWB. De Regeringscommissarissen worden benoemd door de Regering overeenkomstig de wet van 16 maart 1954 inzake het toezicht op bepaalde openbare instellingen.
De Regering duidt plaatsvervangers aan voor de eventuele gevallen waarin de Regeringscommissarissen verhinderd zouden zijn. § 3. De Regeringscommissarissen zien toe op de naleving van de wet, van het beheerscontract dat werd gesloten krachtens artikel 24 en van het algemeen belang.
Zij oefenen hun ambt uit in overeenstemming met de modaliteiten en procedures geregeld bij wet van 16 maart 1954 inzake het toezicht op bepaalde openbare instellingen.
De Regeringscommissarissen brengen regelmatig verslag uit aan de Regering omtrent de werking van de BMWB. § 4. De rekeningen van de BMWB zijn onderworpen aan de controle van het Rekenhof. De rekeningen van de maatschappij worden uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het bedoelde dienstjaar aan het Rekenhof bezorgd.
Het Rekenhof heeft permanent inzage in de sociale, fiscale, financiële en boekhoudkundige gegevens. Het Hof licht de Regering onverwijld in over anomalieën. Het Hof brengt ook het Parlement daarvan op de hoogte, uit eigen beweging of op diens verzoek.
Het Rekenhof onderzoekt de wettelijkheid en regelmatigheid van de uitgaven en de ontvangsten en controleert het correcte gebruik van de overheidsgelden. Het Hof controleert of de principes van spaarzaamheid, doeltreffendheid en efficiency gerespecteerd worden.
Het Rekenhof is ertoe gemachtigd alle stukken en inlichtingen, van welke aard dan ook, over het beheer van de diensten waarmee de BMWB belast is, op te vragen. Het Hof kan een controle ter plaatse organiseren.
Art. 30.§ 1. De BMWB brengt elk jaar, binnen de twee maanden die volgen op haar statutaire algemene vergadering, verslag uit aan de Regering over de uitvoering van haar openbaredienstverplichtingen. § 2. Dit verslag moet voldoende informatie bevatten zodat het Gewest de reële kostprijs van de diensten verbonden aan het verbruik van water kan bepalen. § 3. De Regering dient dit verslag in bij het Brussels Hoofdstedelijk Parlement uiterlijk een maand na de ontvangst ervan. HOOFDSTUK IV. - Instrumenten van het waterbeleid Afdeling I. - Kenmerken van het Brussels stroomgebiedsdistrict, studie
van de milieueffecten van menselijke activiteiten en economische analyse van het watergebruik
Art. 31.§ 1. Voor het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voert de Regering, die het Instituut hiervoor de opdracht kan geven, overeenkomstig de technische specificaties in bijlagen I en II, het volgende uit : 1° een analyse van diens kenmerken;2° een studie van de effecten van menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater;3° een economische analyse van het watergebruik. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde analyses en studies worden uitgevoerd uiterlijk op 22 december 2004. Ze worden opnieuw bestudeerd en, indien nodig, bijgewerkt uiterlijk op 22 december 2013 en vervolgens om de zes jaar. Afdeling II. - Register van de beschermde gebieden
Art. 32.De Regering stelt, op voorstel van het Instituut, voor het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een register op van de gebieden die zijn aangewezen als bijzondere bescherming behoevend in het kader van de specifieke wetgeving om hun oppervlakte- of grondwater te beschermen of voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten.
Dit register geeft een overzicht van ten minste de volgende beschermde gebieden 1° de oppervlakte- en grondwaterlichamen binnen het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die dagelijks meer dan 10 m3 leveren of meer dan vijftig personen bedienen en die zijn aangeduid voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water alsmede de voor dat toekomstig gebruik bestemde grond- en oppervlaktewaterlichamen, met inbegrip van de beschermde gebieden voor deze grond- en oppervlaktewaterlichamen;2° de beschermingsgebieden van in het water levende soorten die belangrijk zijn vanuit economisch oogpunt;3° de waterlichamen die zijn aangeduid als recreatie- of zwemwater;4° de gevoelige gebieden aangeduid door Richtlijn 91/271 van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater;5° de kwetsbare gebieden bedoeld door Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;6° De gebieden van grote biologische waarde die zijn vastgelegd door de Regering krachtens artikel 17 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur;7° de gebieden die zijn geïdentificeerd of aangeduid als speciale instandhoudingszones of speciale beschermingszones krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna en Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand.
Art. 33.Het register van de beschermde gebieden wordt opnieuw bestudeerd en eventueel bijgewerkt bij elke bijwerking van het beheersplan.
Art. 34.Het register van de beschermde gebieden omvat tenminste kaarten waarop de ligging van elke beschermd gebied wordt vermeld, alsook een beschrijving van de communautaire en Brusselse wetgeving krachtens dewelke ze n aangeduid.
Art. 35.De Regering kan gedetailleerde regels vastleggen voor de inhoud, de opstelling en de actualisering van het register. Afdeling III. - Ontrekkingen van voor menselijke consumptie bestemd
water
Art. 36.§ 1. De Regering inventariseert binnen het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict dat op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt : 1° alle waterlichamen die voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water worden gebruikt en dagelijks gemiddeld meer dan 10 m3 water leveren of meer dan 50 personen bedienen;2° de voor dat toekomstig gebruik bestemde waterlichamen. De Regering monitort, overeenkomstig bijlage III, de waterlichamen die, overeenkomstig deze bijlage, gemiddeld meer dan 100 m3 per dag leveren. § 2. Voor elk overeenkomstig paragraaf 1 aangewezen waterlichaam draagt de Regering er zorg voor 1° dat het in aanmerking genomen waterlichaam voldoet aan de doelstellingen van artikel 9 tot 13 overeenkomstig de voorschriften van deze ordonnantie voor de oppervlaktewaterlichamen, met inbegrip van de op communautair niveau vastgestelde kwaliteitsnormen;2° dat het met de toegepaste waterbehandelingsmethode verkregen water voldoet aan de eisen van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water. § 3. De Regering draagt zorg voor de nodige bescherming van de aangewezen waterlichamen met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist te verlagen. § 4. Iedere zelfproducent van water neemt, met het oog op het behoud van de waterkwaliteit, de sanering van het afvalwater waar volgens het volume water dat hij zelf geproduceerd heeft in het Gewest. Hij kan die sanering zelf uitvoeren of toevertrouwen aan een derde. Afdeling IV. - Monitoring van de oppervlaktewatertoestand, de
grondwatertoestand en de beschermde gebieden
Art. 37.§ 1. De Regering, die het Instituut hiervoor kan aanstellen, stelt overeenkomstig de vereisten van bijlage III programma's op voor de monitoring van de watertoestand, teneinde een samenhangend totaalbeeld te krijgen van de watertoestand binnen het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde. § 2. Wat het oppervlaktewater betreft, hebben de onder paragraaf 1 bedoelde programma's betrekking op : 1° volume en niveau of snelheid van stroming, voorzover van belang voor de ecologische en chemische toestand en het ecologische potentieel, en 2° ecologische en chemische toestand en ecologisch potentieel. § 3. Wat het grondwater betreft, hebben de in paragraaf 1 bedoelde programma's betrekking op de monitoring van de chemische en kwantitatieve toestand. § 4. Wat de beschermde gebieden betreft, worden de in paragraaf 1 bedoelde programma's aangevuld met de specificaties in de communautaire wetgeving krachtens welke de afzonderlijke beschermde gebieden zijn ingesteld. § 5. De in paragraaf 1 bedoelde programma's treden ten laatste op 22 december 2006 in voege. Afdeling V. - Kostenterugwinning voor de waterdiensten
Art. 38.§ 1. De Regering rust zich uit met de nodige instrumenten om de reële kostprijs van het water te bepalen, met andere woorden de totaliteit van de kosten van de waterdiensten, ten einde rekening te kunnen houden met het beginsel van terugwinning van de kosten. Te dien einde, stelt zij onder andere de vaststellings- en inwinningsmodaliteiten vast van de reële kostprijs van het water, waar rekening wordt gehouden met de beginselen die in dit artikel worden opgesomd. Te dien einde, kan de Regering het Instituut een machtiging verlenen.
De kosten voor de diensten verbonden aan het waterverbruik omvatten onder andere : - de kosten die verband houden met de bescherming van de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water; - de productiekosten; - de distributiekosten; - de openbare saneringskosten. § 2. De reële kostprijs van het watergebruik wordt volledig gedekt door twee bronnen van financiering : enerzijds de prijs van het water die wordt gefactureerd aan de consumenten en anderzijds een financiële participatie van het Gewest. § 3. De criteria en tariferingbeginselen die van toepassing zijn op de distributie van voor menselijke consumptie bestemd water omvatten ten minste de volgende elementen : - de prijsstructuur van het water moet aan iedereen de toegang verzekeren tot het water dat nodig is voor de gezondheid, de hygiëne, en de menselijke waardigheid en kan, bijgevolg, in sociale maatregelen voorzien; - de prijsstructuur van het water, voor het geheel van de elementen die ze samenstelt, zet de consumenten aan tot een ecologisch gedrag, met andere woorden tot een efficiënt en zuinig verbruik van de rijkdom teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van deze ordonnantie; - de waterprijs die wordt toegepast voor het huishoudelijk gebruik houdt rekening met het aantal personen die het gezin samenstellen, voor zover de prijs van het water progressief is al naar gelang van het verbruikt watervolume; - de prijs en kostprijs van het water mogen geen geografische discriminatie tussen eindverbruikers invoeren; - de verschillende economische sectoren, opgesplitst volgens ten minste de sector die industrieel, huishoudelijk en landbouwafvalwater produceert, dragen op gedifferentieerde wijze bij tot de terugwinning van de kosten van de waterdiensten, met naleving van het beginsel van de vervuiler betaalt. Met naleving van dit beginsel, worden de prijs van het water en de terugwinning van de kosten, in voorkomend geval, vastgesteld naar gelang van het zuiveringspeil gehaald door toedoen van de eindgebruiker. § 4. De operator bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, moet een deel van de inkomsten afkomstig van de tarifering van water voorbehouden voor maatschappelijke doeleinden.
Dit bedrag is bestemd voor de consumenten die steun genieten, in overeenstemming met artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of een collectieve schuldenregeling in overeenstemming met de wet van de 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, die een financiële tussenkomst kunnen krijgen in de betaling van hun waterfacturen.
De operator bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, mag een overeenkomst afsluiten met een of meerdere openbare operatoren voor de tenuitvoerlegging van deze maatschappelijke maatregel.
De Regering bepaalt het deel van de inkomsten van de tarifering van water dat voorbehouden moet worden voor die sociale maatregel. De Regering bepaalt de verdeling van het voorbehouden bedrag tussen enerzijds de betaling van waterfacturen en anderzijds de werkingskosten veroorzaakt door de tenuitvoerlegging van deze sociale maatregel. § 5. De operator bedoeld in artikel 17, § 1, 4°, is ertoe gehouden een deel van de ontvangsten uit de watertarifering te bestemmen voor doeleinden inzake internationale solidariteit.
De Regering stelt het gedeelte vast van de ontvangsten uit de watertarifering dat moet worden bestemd voor die doeleinden inzake de internationale solidariteit, alsook de regels voor de bestemming, met naleving van artikel 2 van deze ordonnantie. § 6. Geen enkele onderbreking van de huishoudelijke waterverdeling mag uitgevoerd worden tijdens de jaarlijkse vakantieperiode (van 1 juli tot 31 augustus) en evenmin tijdens de winterperiode (tussen 1 november en 31 maart), behalve om technische of veiligheidsredenen. § 7. De facturatieprincipes die van toepassing zijn op de voor distributie van voor menselijke consumptie bestemd water, omvatten ten minste de volgende elementen : - de waterprijs wordt aan de consumenten gefactureerd middels een integrale factuur die ten minste de prijs van de distributie van het water bevat, in hoofdzaak, en de prijs van de sanering en de zuivering, in bijzaak; - een tussenfactuur wordt ten minste elk kwartaal opgesteld voor de gezinnen en ten minste elk jaar voor de andere gebruikers; - het aantal tussentijdse facturen op een jaar wordt vastgesteld door de Regering op voorstel van de BIWD volgens de verbruiksschijven; - als bijlage bij de aan de gezinnen gerichte integrale factuur, en ten minste één keer per jaar, wordt informatie verstrekt aan de consumenten over het deel van de reële kostprijs dat ten laste genomen wordt door de overheid, de samenstelling van het leidingwater, alsook nuttige informatie om water op een zuinigere manier te gebruiken.
Art. 39.De Regering treft uiterlijk op 31 december 2009 de nodige maatregelen om het beginsel van terugwinning van de kosten voor de waterdiensten te kunnen toepassen, met inbegrip van de kosten voor het leefmilieu en de natuurlijke rijkdommen, gelet op de economische analyse uitgevoerd overeenkomstig bijlage II en overeenkomstig het vervuiler-betaalt-beginsel. Afdeling VI. - De gecombineerde aanpak voor puntbronnen en diffuse
bronnen
Art. 40.§ 1. De Regering controleert alle lozingen in de oppervlaktewateren die worden bedoeld in paragraaf 2, overeenkomstig de in dit artikel uiteengezette gecombineerde aanpak. § 2. De Regering draagt zorg voor de invoering en toepassing van : 1° op de beste beschikbare techniek gebaseerde emissiebeheersingsmaatregelen, of 2° toepasselijke emissiegrenswaarden, of 3° in het geval van diffuse effecten, beheersingsmaatregelen, met inbegrip van de beste milieupraktijken, die zijn vervat in : - Richtlijn 96/61/EEG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, - Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, - Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, - de Richtlijnen vastgesteld krachtens artikel 16 van de Richtlijn, - de Richtlijnen opgesomd in bijlage V van de Richtlijn; - andere relevante communautaire wetgeving, uiterlijk op 22 december 2012, tenzij in de desbetreffende wetgeving anders is bepaald. § 3. De Regering legt strengere emissiebeheersingsmaatregelen op in het geval een doelstelling of een kwaliteitsnorm, opgesteld met toepassing van deze ordonnantie, van de in bijlage V van de Richtlijn opgesomde Richtlijnen of van elke andere wetgevende bepaling, strengere voorwaarden vereist dan die welke voortvloeien uit de toepassing van paragraaf 2. HOOFDSTUK V. - Maatregelenprogramma en beheersplan van het stroomgebied van de Schelde Afdeling I. - Maatregelenprogramma
Onderafdeling I. - Algemeen
Art. 41.§ 1. Om de milieudoelstellingen te bereiken, stelt de Regering op voorstel van het Instituut een maatregelenprogramma op voor het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het gewest, in samenhang met de maatregelen waartoe werd besloten in het hele stroomgebied. § 2. Het maatregelenprogramma houdt rekening met de resultaten van de in artikel 31 bepaalde analyses.
Art. 42.§ 1. In samenspraak met het BIM, zorgt de Regering voor 1° de intergewestelijke coördinatie van het maatregelenprogramma van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het maatregelenprogramma van het Waals Gewest en het Vlaams Gewest met betrekking tot het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde;2° de internationale coördinatie van alle maatregelenprogramma's voor het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde. § 2. Ingeval de Regering een probleem vaststelt dat het beheer van de wateren die tot de bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren beïnvloedt, en dat ze niet zelf kan oplossen, brengt ze hierover verslag uit aan de Europese Commissie en aan elke andere betrokken Lidstaat van de Europese Unie, en doet ze aanbevelingen voor de oplossing van het probleem.
Art. 43.De Regering legt het maatregelenprogramma vast. Ze belast het Instituut met de opstelling van het ontwerp ervan. Het programma gaat gepaard met een milieueffectenrapport opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's.
Onderafdeling II. - Inhoud van het maatregelenprogramma
Art. 44.§ 1. Het maatregelenprogramma omvat alle basismaatregelen om de milieudoelstellingen te halen en, waar nodig, aanvullende maatregelen. § 2. De basismaatregelen zijn de minimumvereisten waaraan moet worden voldaan, en omvatten : 1° de maatregelen die voor de toepassing van de communautaire wetgeving voor de waterbescherming nodig zijn, met inbegrip van de maatregelen die krachtens artikel 40 vereist zijn;2° de maatregelen die voor de doeleinden van terugwinning van de kosten van waterdiensten geschikt worden geacht;3° de maatregelen om duurzaam en efficiënt watergebruik te bevorderen teneinde te voorkomen dat de milieudoelstellingen niet worden bereikt;4° de vereiste maatregelen om aan de voorschriften van artikel 36 te voldoen, met inbegrip van maatregelen om de waterkwaliteit veilig te stellen teneinde het niveau van de zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen;5° beheersingsmaatregelen van de onttrekking van zoet oppervlaktewater en grondwater en de opstuwing van zoet oppervlaktewater, met inbegrip van een register of registers van wateronttrekkingen en het vereiste van voorafgaande toestemming voor wateronttrekking en opstuwing.De Regering kan onttrekkingen en opstuwingen die geen significant effect hebben op de watertoestand, van deze beheersingsmaatregelen vrijstellen; 6° beheersingsmaatregelen, met inbegrip van een verplichte voorafgaande toestemming voor de kunstmatige aanvulling of vergroting van grondwaterlichamen.Het gebruikte water mag afkomstig zijn van al het oppervlakte- of grondwater, mits het gebruik van de bron niet verhindert dat de milieudoelstellingen voor de bron of voor het aangevulde of vergrote grondwaterlichaam worden bereikt; 7° voor lozingen door puntbronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken en die niet gebonden zijn aan een milieuvergunning afgeleverd in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, de verplichting om een aangifte te doen, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regering, die verplicht de maatregelen bevat die bestemd zijn voor preventie of beheersing van de verontreinigende lozingen.De Regering zal met name beheersingsmaatregelen mogen opleggen die de vorm kunnen aannemen van lozingsnormen, gebruiksvoorwaarden of beperkingen op het gebruik van bepaalde producten of stoffen, in overeenstemming met artikel 39.
De Regering kan algemene voorwaarden opleggen voor het gebruik van de gevaarlijke stoffen en van de producten die dergelijke stoffen kunnen uitstoten tijdens hun gebruik, opslag of verwerking; 8° voor de diffuse bronnen die verontreiniging kunnen veroorzaken en die niet gebonden zijn aan een milieuvergunning afgeleverd in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, de verplichting om een aangifte te doen, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Regering, die verplicht de maatregelen bevat die bestemd zijn voor preventie of beheersing van de verontreinigende lozingen.De Regering zal met name beheersingsmaatregelen mogen opleggen die de vorm kunnen aannemen van lozingsnormen, gebruiksvoorwaarden of beperkingen op het gebruik van bepaalde producten of stoffen, in overeenstemming met artikel 39.
De Regering kan algemene voorwaarden opleggen voor het gebruik van de gevaarlijke stoffen en van de producten die dergelijke stoffen kunnen uitstoten tijdens hun gebruik, opslag of verwerking; 9° voor andere significante negatieve effecten op de watertoestand die overeenkomstig artikel 31 en bijlage I in het bijzonder geconstateerd zijn, en die niet gebonden zijn aan een milieuvergunning afgeleverd in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, met name maatregelen bedoeld om de hydromorfologische toestand van de waterlichamen verenigbaar is met het bereiken van de vereiste ecologische toestand of een goed ecologisch potentieel in het geval van waterlichamen die aangemerkt zijn als kunstmatig of sterk veranderd.De beheersingsmaatregelen voor deze doeleinden worden vastgesteld door de Regering en mogen de vorm aannemen van een vereiste inzake voorafgaande toestemming of registratie op basis van algemeen bindende regels, indien de communautaire wetgeving niet reeds in een dergelijk voorschrift voorziet; 10° een verbod op de rechtstreekse lozing van verontreinigende stoffen in het grondwater met uitzondering van, tegen de voorwaarden vastgelegd door de Regering a.de herinjectie in dezelfde watervoerende laag van voor geothermische doeleinden gebruikt water; b. de herinjectie van met civieltechnische bouw- of onderhoudswerkzaamheden geassocieerd water;c. de lozingen ten gevolge van civieltechnische, bouw-, constructie- en soortgelijke werkzaamheden op of in de grond die in contact komen met het grondwater;d. de lozingen van kleine hoeveelheden verontreinigende stoffen voor wetenschappelijke doeleinden, met het oog op de karakterisering, de bescherming of het herstel van waterlichamen, welke beperkt blijven tot de hoeveelheden die strikt noodzakelijk zijn voor de nagestreefde doeleinden, op voorwaarde dat die lozingen niet verhinderen dat de voor dat grondwaterlichaam vastgestelde milieudoelstellingen worden bereikt;11° maatregelen ter bestrijding van de verontreiniging van oppervlaktewateren door de prioritaire stoffen en ter progressieve vermindering van verontreiniging door andere stoffen die anders het bereiken van de milieudoelstellingen zou verhinderen;12° maatregelen die nodig zijn ter voorkoming van aanzienlijke lekkage van verontreinigende stoffen uit technische installaties en ter voorkoming en/of beperking van de gevolgen van incidentele verontreiniging, bijvoorbeeld ten gevolge van overstromingen, ook met behulp van systemen om dergelijke gebeurtenissen op te sporen of ervoor te waarschuwen, met inbegrip, in geval van redelijkerwijs niet te voorziene ongevallen, van alle passende maatregelen om het risico voor de aquatische ecosystemen te beperken;13° maatregelen ter preventie van de risico's van overstromingen, die gegroepeerd zijn onder de benaming "regenplan" en georganiseerd in vierluiken : 1.een plaatsbeschrijving van de graad van ondoorlatendheid van de bodem in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de evolutie in de tijd ervan, 2. een inventaris van de klassieke maatregelen en de alternatieve maatregelen ter bestrijding van overstromingen, 3.hydraulische simulaties van de regenwaterstromen op het Brussels grondgebied, teneinde de meest aangewezen van de bovenstaande maatregelen te kiezen; 4. de uitvoering van de klassieke maatregelen of de alternatieve maatregelen die door studies worden aangeduid als de meest efficiënte om overstromingen te bestrijden.14° maatregelen ter bescherming van het grondwater, met aanmoediging van hydrothermische technieken, wat een analyse veronderstelt van de kenmerken van de ondergrondse waterbekkens in het Brussels Gewest, een vaststelling van de omstandigheden waarin de hydrothermische installaties kunnen worden geplaatst en de invoering van een administratieve procedure voor toekenning van vergunningen en voor controle. § 3. De onder § 2, 5°, 6°, 7°, 8° en 9° bedoelde maatregelen worden beoordeeld en eventueel herzien bij elke werking van het beheersplan.
De voorafgaande goedkeuring die wordt bedoeld in § 2, 5° en 6°, wordt toegekend op basis van de beslissingen die worden genomen ter uitvoering van de hydrogeologische reglementering.
Alle daden bedoeld bij § 2, 7°, 8° en 9° zijn onderworpen aan een milieuvergunning, die wordt toegekend, rekening houdend met de bepalingen van deze bepalingen.
De onder § 2, 7°, 8° et 9° bedoelde registratie die steunt op dwingende algemene regels, gebeurt op basis van een voorafgaande aangifte in overeenstemming met de ordonnantie van 5 juin 1997 betreffende de milieuvergunningen. § 4. Het maatregelenprogramma kan aanvullende maatregelen bevatten waarvan de lijst door de Regering wordt opgesteld op basis van bijlage IV, deel B. De Regering kan tevens andere aanvullende maatregelen aannemen met het doel een bijkomende bescherming te bieden, of een verbetering van de wateren die worden bedoeld door deze ordonnantie, met name in het kader van de uitvoering van de toepasselijke internationale akkoorden.
Art. 45.Wanneer uit monitoringsgegevens of andere gegevens blijkt dat de milieudoelstellingen voor een waterlichaam mogelijk niet zullen worden bereikt binnen de door deze ordonnantie vastgelegde termijnen, zal de Regering : 1° de oorzaak onderzoeken van het eventuele falen;2° de betrokken vergunningen en toelatingen onderzoeken en zo nodig herzien;3° de monitoringprogramma's toetsen en zo nodig bijstellen;4° aanvullende maatregelen treffen teneinde die milieudoelstellingen te bereiken, waaronder indien nodig de vaststelling van strengere milieukwaliteitsnormen.Indien de in lid 1, 1° bedoelde oorzaken het resultaat zijn van redelijkerwijs niet te voorziene of uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van natuurlijke oorzaken of overmacht, met name omvangrijke overstromingen of lange droogteperioden, kan de Regering bepalen dat aanvullende maatregelen niet haalbaar zijn, zonder evenwel afbreuk te doen aan artikel 63.
Art. 46.Ter uitvoering van de maatregelen uit hoofde van deze afdeling, ondernemen de rechtspersonen die optreden bij het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alle passende stappen opdat de verontreiniging van mariene wateren niet toeneemt. De toepassing van de maatregelen mag in geen geval direct of indirect tot meer verontreiniging van oppervlaktewateren leiden. Dit voorschrift is niet van toepassing indien het tot meer verontreiniging van het milieu in zijn geheel zou leiden.
Art. 47.De maatregelenprogramma's worden uiterlijk op 22 december 2009 vastgesteld. Alle maatregelen dienen uiterlijk op 22 december 2012 operationeel te zijn.
De maatregelenprogramma's worden uiterlijk op 22 december 2015 en vervolgens om de zes jaar getoetst en zo nodig bijgesteld. Nieuwe of herziene maatregelen die in het kader van een herzien programma worden genomen, dienen binnen drie jaar na de vaststelling operationeel te zijn. Afdeling II. - Beheersplan
Onderafdeling I. - Inhoud van het beheersplan
Art. 48.De Regering werkt mee aan de opstelling van een enkel geïntegreerd internationaal beheersplan voor het hele internationale stroomgebiedsdistrict van de Schelde. Wordt er geen geïntegreerd internationaal beheersplan opgesteld, dan legt de Regering een beheersplan vast voor het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict dat gelegen is op het Brusselse grondgebied. Ze belast het Instituut met het opstellen van een ontwerp.
Art. 49.In het beheersplan moet de in bijlage VII bedoelde informatie worden opgenomen alsook, in voorkomend geval, de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de normatieve bepalingen, de plannen en de programma's die kunnen worden toegepast in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, afhankelijk van de uitvoering van de doelstellingen, de maatregelen en de middelen die zijn opgenomen in het beheersplan van het stroomgebiedsdistrict; en een goed gestructureerde niet-technische samenvatting die gericht is tot het grote publiek en die de krachtlijnen bevat van het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde.
Art. 50.Aanvullend bij het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde stelt de Regering een document op waarin ze haar beheersintenties verduidelijkt voor de ontwikkeling van het waterbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met inbegrip van de maatregelen, de middelen en de termijnen die voorzien zijn om deze beheersintenties te verwezenlijken.
De Regering kan meer gedetailleerde of nauwkeurigere regelen opstellen om de inhoud vast te leggen van het beheersplan voor het Brusselse gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde, alsook voor de opstelling en de redactiemethode van dit gedeelte van het plan.
Onderafdeling II. - Opstelprocedure en modaliteiten voor raadpleging van het publiek
Art. 51.§ 1. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de opstelling van het geïntegreerde beheersplan van het internationale stroomgebiedsdistrict van de Schelde of, bij gebrek hieraan, op die van het beheersplan van het gedeelte van dit district dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. Minstens drie jaar vóór de datum van inwerkingtreding van het beheersplan, en uiterlijk op 22 december 2006, stelt de Regering, voor de elementen die verband houden met het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Gewest, een tijdsschema en een werkprogramma vast voor de opstelling van het beheersplan, welke een overzicht omvatten van de maatregelen die worden genomen op het vlak van de raadpleging van het publiek.
De Regering stelt, binnen dezelfde termijn, de lijst vast van de gewestelijke of gemeentelijke besturen, van de intercommunales of andere gewestelijke instellingen van openbaar nut en rechtspersonen die actief zijn in het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die haar, op haar verzoek en binnen de door haar vastgestelde termijn, de informatie over hun bevoegdheden moeten verstrekken die relevant is voor de opstelling van het plan.
De Regering creëert een internetsite over het waterbeleid. Deze vormt onder andere een interface tussen het publiek en het bestuur voor aangelegenheden die verband houden met het waterbeleid in het algemeen en voor aangelegenheden die betrekking hebben op het beheersplan en het maatregelenprogramma in het bijzonder.
De Regering publiceert het tijdsschema en het werkprogramma voor de opstelling van het plan alsook de lijst die respectievelijk worden bedoeld in lid 1 en lid 2 hierboven, uittreksel in het Belgisch Staatsblad, en stelt dit ter beschikking van het publiek op de internetsite van het Gewest die gewijd is aan het waterbeleid. Deze publicaties informeren het publiek over de mogelijkheid om opmerkingen of suggesties te richten tot de Regering binnen een termijn van zes maanden vanaf de publicatie.
Teneinde de coherentie te bevorderen tussen de bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan het beheersplan en de bijdragen van de bevoegde overheden van de andere grondgebieden die vallen onder het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde, deelt de Regering het tijdsschema en de lijst ook mee aan de andere Staten of Gewesten van het internationale district.
De Regering publiceert uiterlijk op 22 december 2007 een tussentijds overzicht van de belangrijke waterbeheerskwesties die zijn vastgesteld in het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde op het vlak van het waterbeheer bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en stelt het ter beschikking van het publiek op de internetsite van het Gewest die gewijd is aan het waterbeleid. Deze publicaties informeren het publiek over de mogelijkheid om opmerkingen of suggesties te richten tot de Regering binnen een termijn van zes maanden vanaf de publicatie.
De Regering organiseert een publieke voorstelling van deze voorlopige samenvatting en legt ze voor ter bespreking.
Art. 52.De Regering richt een gemotiveerd antwoord aan de personen die opmerkingen of suggesties hebben ingediend binnen de door artikel 55, § 2, vierde en zesde lid bepaalde termijnen.
Art. 53.§ 1. De Regering stelt uiterlijk tegen 22 december 2008 het ontwerpplan vast dat met name werd opgesteld op basis van de adviezen en opmerkingen die werden ingezameld tijdens de raadplegingen door toepassing van artikel 51. Dit ontwerp wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek van zes maanden. § 2. Het onderzoek wordt aangekondigd door aanplakking in elk van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie Nederlandstalige en Franstalige dagbladen die in het Gewest worden verspreid, alsmede door een mededeling op radio en televisie volgens de door de Regering bepaalde regels. In deze aankondiging worden de begin- en einddatum van het onderzoek vermeld.
Deze publicaties informeren het publiek over de voorwaarden voor raadpleging van het ontwerpplan en over de mogelijkheid om opmerkingen of suggesties te richten tot de Regering binnen een termijn van zes maanden vanaf de publicatie.
Teneinde de coherentie te bevorderen tussen de bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan het beheersplan en de bijdragen van de bevoegde overheden van de andere grondgebieden die vallen onder het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde, wordt het ontwerpplan ook meegedeeld aan de andere Staten of Gewesten van het internationale district.
Het ontwerpplan wordt voor de hele duur van het openbaar onderzoek ter image gelegd in het gemeentehuis van elk van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zodat het publiek het kan inkijken. Op verzoek worden de referentiedocumenten en de voor de opstelling van het ontwerp van beheersplan gebruikte informatie tijdens het openbaar onderzoek ter beschikking gesteld op een door de Regering gepreciseerde locatie.
Klachten en opmerkingen dienen binnen de termijn van het onderzoek te worden gericht aan de Regering per aangetekend schrijven of met ontvangstbewijs. § 3. Bij het verstrijken van de termijn van het onderzoek beschikken de gemeenteraden en de instanties op de st opgesteld door de Regering krachtens artikel 51, § 2, tweede alinea over een termijn van zestig dagen om hun advies in te dienen en door te geven aan de Regering. Op het einde van de termijn worden de adviezen die niet werden doorgegeven, geacht gunstig te zijn.
Art. 54.Vóór 22 december 2009 stelt de Regering het beheersplan definitief vast.
Het besluit van de Regering dat het plan definitief goedkeurt, moet gemotiveerde antwoorden bevatten op de opmerkingen of suggesties die volgens de regels werden ingediend in de loop van het openbaar onderzoek. Dit besluit wordt, net als het definitieve plan, uiterlijk op 22 december 2009 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Het beheersplan wordt van kracht tien dagen na de publicatie. Het volledige plan wordt binnen drie dagen na deze publicatie ter beschikking gesteld van het publiek in elk gemeentehuis.
Om de twee jaar, vanaf de datum van inwerkingtreding van het beheersplan, organiseert de Regering een openbaar debat over de staat van vordering van het maatregelenprogramma, alsook over de keuzes op het vlak van de tarifering en de investeringen.
Onderafdeling III. - Wijzigingsprocedure
Art. 55.De Regering beslist bij gemotiveerd besluit over de actualisering van het beheersplan.
De procedure van opstelling van het plan is van toepassing op de actualisering ervan. Het beheersplan blijft van kracht tot de datum van publicatie van het nieuwe beheersplan.
Het beheersplan wordt in elk geval uiterlijk op 22 december 2015 bijgewerkt, en vervolgens om de zes jaar.
Art. 56.Alle maatregelen van de maatregelenprogramma's treden in voege uiterlijk binnen de drie jaar nadat ze definitief werden aangenomen, en in elk geval vóór 22 december 2012. Hetzelfde geldt voor alle nieuwe maatregelen die worden bijgewerkt in de zin van artikel 50.
Onderafdeling IV. - Rechtsgevolgen van het plan
Art. 57.Het beheersplan verbindt de Regering en de overheden die belast zijn met de toepassing ervan, met betrekking tot de te bereiken resultaten.
Alle studies of effectenrapporten die worden gewijd aan de publieke of privéontwerpen of plannen op het vlak van planning, stedenbouw of leefmilieu, door of krachtens een gewestelijke wetgeving, bevatten de analyse van de effecten van deze ontwerpen of plannen, in de zin van elk van deze wetgevingen, op de uitvoering van het beheersplan. HOOFDSTUK VI. - Informatie en rapporteringen
Art. 58.De Regering stelt de inhoud vast van de informatie die moet worden verstrekt aan de besturen, alsook de te hanteren presentatie, door de rechtspersonen die in welke hoedanigheid ook tussenkomen in het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het doel de uitvoering van deze ordonnantie te garanderen.
Art. 59.§ 1. De Regering zendt de Commissie en eventuele andere betrokken lidstaten afschriften van het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde of van het beheersplan van het gedeelte van dit district dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en alle geactualiseerde versies binnen drie maanden na publicatie daarvan toe. § 2. De Regering legt beknopte verslagen voor met betrekking tot de krachtens artikel 31 vereiste analyses en de krachtens artikel 37 ontworpen monitoringprogramma's, die ten behoeve van het eerste beheersplan zijn uitgevoerd binnen drie maanden na de voltooiing.
Evenzeer legt de Regering binnen drie jaar na de publicatie van elk beheersplan of van elke actualisering aan de Commissie een tussentijds verslag voor over de vooruitgang in de uitvoering van het geplande maatregelenprogramma. HOOFDSTUK VII. - Onteigening
Art. 60.De aankopen van onroerende goederen die nodig zijn voor de uitvoering van het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde en het maatregelenprogramma kunnen worden gerealiseerd door middel van onteigening om redenen van openbaar nut.
Ongeacht de bepalingen die andere overheden machtigen om te onteigenen, kunnen de volgende instanties handelen als onteigenende overheid : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de gemeenten van het Gewest en de overheidsinstellingen en organisaties die afhangen van het Gewest en die bij ordonnantie gemachtigd zijn om te onteigenen om redenen van openbaar nut.
Om de in deze bepaling bedoelde onteigeningen uit te voeren, moet de onteigenende overheid in het bezit zijn van een door de Regering goedgekeurd onteigeningsplan.
De onteigeningen dienen te gebeuren met naleving van de vigerende wetten. HOOFDSTUK VIII. - Afwijkingen van de milieudoelstellingen
Art. 61.Met strikte inachtneming van volgende voorwaarden kan de Regering beslissen om, voor bepaalde specifieke waterlichamen en met het oog op het gefaseerd bereiken van de doelstellingen voor waterlichamen, de in de artikelen 11 tot 13 gestelde termijnen voor de milieudoelstellingen verlengen tot een latere datum, mits de toestand van het aangetaste waterlichaam niet verder verslechtert.
Een dergelijke beslissing mag slechts worden genomen indien wordt voldaan aan volgende cumulatieve voorwaarden 1° de verlenging van de termijn voldoet ten minste aan één van de volgende redenen a) de vereiste verbeteringen zijn technisch slechts haalbaar in verschillende fases die de gestelde termijnen overschrijden;b) de verwezenlijking van de verbeteringen binnen de gestelde termijnen zou onevenredig duur zijn;c) de natuurlijke omstandigheden beletten een tijdige verbetering van de toestand van het waterlichaam;2° het beheersplan van het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest duidt uitdrukkelijk het volgende aan : a) de waterlichamen waarvoor de milieudoelstellingen het voorwerp zijn geweest van een verlenging van de termijn;b) de verlenging van de termijn en de redenen voor deze verlenging;c) een overzicht van de maatregelen die nodig worden geacht om de waterlichamen binnen de verlengde termijn geleidelijk in de vereiste toestand te brengen, de redenen voor significante vertraging bij de operationalisering van deze maatregelen, alsmede het vermoedelijke tijdsschema voor de uitvoering ervan;3° de verlengingen worden beperkt tot maximaal twee bijwerkingen van het beheersplan van het Brussels stroomgebiedsdistrict, behalve wanneer de natuurlijke omstandigheden van dien aard zijn dat de doelstellingen niet binnen die termijn kunnen worden bereikt.
Art. 62.De Regering mag minder strenge milieudoelstellingen vaststellen voor specifieke waterlichamen, wanneer die lichamen in een zodanige mate door menselijke activiteiten zijn aangetast of hun natuurlijke gesteldheid van dien aard is dat het bereiken van die doelstellingen niet haalbaar of onevenredig kostbaar zou zijn.
Deze mogelijkheid bestaat slechts indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de ecologische en sociaal-economische behoeften die door zulke menselijke activiteiten worden gediend, kan niet worden vervuld met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen die geen onevenredig hoge kosten met zich brengen;2° de oppervlaktewateren moeten de best mogelijke ecologische en chemische toestand bereiken die haalbaar is, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;3° voor de grondwateren moeten zo gering mogelijke veranderingen in de goede grondwatertoestand optreden, gezien de redelijkerwijs niet te vermijden effecten vanwege de aard van de menselijke activiteiten of verontreiniging;4° er treedt geen verdere achteruitgang op in de toestand van het aangetaste waterlichaam;5° de minder strenge milieudoelstellingen worden vermeld in het beheersplan van het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt, en deze doelstellingen worden om de zes jaar getoetst.
Art. 63.Een tijdelijke achteruitgang van de toestand van bepaalde waterlichamen is toegestaan, indien zulks het resultaat is van onvoorziene omstandigheden of overmacht, een uitzonderlijke natuurlijke oorzaak of niet te voorziene ongevallen, op voorwaarde dat aan alle navolgende voorwaarden is voldaan : 1° alle haalbare stappen worden ondernomen om verdere achteruitgang van de toestand te voorkomen teneinde het bereiken van de doelstellingen van deze ordonnantie voor andere, niet door die omstandigheden getroffen waterlichamen niet in het gedrang te brengen;2° de voorwaarden waaronder uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden mogen worden aangevoerd, met inbegrip van de vaststelling van passende indicatoren, worden vermeld in het beheersplan van het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° de maatregelen die in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden moeten worden genomen, worden opgenomen in het maatregelenprogramma en mogen het herstel van de kwaliteit van het waterlichaam niet in de weg staan wanneer die omstandigheden niet meer bestaan;4° de gevolgen van uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden worden jaarlijks geëvalueerd, en onder voorbehoud van de redenen zoals uiteengezet in artikel 61, lid 2, 1°, worden alle haalbare maatregelen genomen om het waterlichaam zo snel als redelijkerwijs haalbaar is te herstellen in de toestand waarin het zich bevond voordat de effecten van die omstandigheden intraden;5° in de volgende bijwerking van het beheersplan van het Brusselse stroomgebiedsdistrict wordt een overzicht gegeven van de effecten van de omstandigheden en van de maatregelen die overeenkomstig 1° en 4° werden of zullen worden genomen.
Art. 64.§ 1. Met strikte naleving van de voorwaarden gedefinieerd onder § 2 vormt het niet bereiken van een goede grondwatertoestand, een goede ecologische toestand, of, in voorkomend geval, een goed ecologisch potentieel, of het niet voorkomen van achteruitgang van de toestand van een oppervlakte- of grondwaterlichaam, geen inbreuk op de vereisten van deze ordonnantie wanneer dit het gevolg is van nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen.
Op dezelfde manier vormt het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een oppervlak-waterlichaam naar een goede toestand geen inbreuk op de vereisten van deze ordonnantie indien deze achteruitgang het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde hypothesen zijn slechts toegelaten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° alle praktische maatregelen worden genomen om de negatieve effecten op de toestand van het waterlichaam tegen te gaan;2° de redenen en toelichtingen voor de veranderingen of wijzigingen die worden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, worden vermeld in het beheersplan van het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de doelstellingen worden om de zes jaar getoetst;3° de redenen voor die veranderingen of wijzigingen zijn van hoger openbaar belang of het nut van het bereiken van de milieudoelstellingen wordt overtroffen door het nut van de nieuwe veranderingen en wijzigingen voor de gezondheid van de mens, de handhaving van de veiligheid van de mens of duurzame ontwikkeling;4° het nuttige doel dat met die veranderingen of wijzigingen van het waterlichaam wordt gediend, kan vanwege de technische haalbaarheid of onevenredig hoge kosten niet worden bereikt met andere, voor het milieu aanmerkelijk gunstigere middelen. HOOFDSTUK IX. - Sancties
Art. 65.§ 1. Wordt met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 625 tot 62.500 euro gestraft of met één van deze straffen alleen : 1° de personen die, in overtreding van artikelen 18, § 2 en 36, § 4, hun verplichtingen inzake sanering niet zijn nagekomen;2° de personen die de watertariferingsprincipes vervat in artikel 38 en de in uitvoering hiervan vastgestelde regelingen hebben miskend;3° de personen die, hoewel meermaals hiertoe uitgenodigd, ervan afzien de informatie mede te delen, opgevraagd krachtens artikel 58 en de ter uitvoering hiervan vastgestelde regelingen. § 2. De bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek, met uitzondering van artikel 85, zijn van toepassing op de in paragraaf 1 bedoelde inbreuken. § 3. De in paragraaf 1 bedoelde inbreuken zijn onderworpen aan de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu. HOOFDSTUK X. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 66.De volgende wijzigingen worden aangebracht in de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu : 1° artikel 2 wordt aangevuld met een 18° dat luidt als volgt : "18° De ordonnantie van... tot vaststelling van een kader voor het waterbeleid"; 2° artikel 33 wordt aangevuld met een 13° dat luidt als volgt : "13° in de zin van de ordonnantie van... tot vaststelling van een kader voor het waterbeleid, de gebruikers die hun verplichtingen inzake sanering niet nakomen in overtreding van artikel 36, § 4, van die ordonnantie. De sanctie houdt rekening met het volume door de zelfproducent in het rioleringsnetwerk geloosd water en met de aard van de vervuiling".
Art. 67.Aan artikel 10, § 2 van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's, wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor het maatregelenprogramma dat wordt bedoeld in artikel 39 van de ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid : aanduiding van de bevoegde overheden. »
Art. 68.Art. 3, § 2, 10° van het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989 en gewijzigd door de ordonnanties van 30 juli 1992 en 27 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : "- de opdrachten vervullen waarmee het wordt belast met toepassing van de ordonnantie van... tot vaststelling van een kader voor het waterbeleid en de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie".
Een overdrachtsbesluit zal de taken van de diensten van de Regering die zullen worden overgedragen aan de BIM, alsook de modaliteiten van deze overdracht bepalen.
Art. 69.Aan artikel 7 van de ordonnantie van 18 maart 2004, wordt een d) toegevoegd, dat luidt als volgt : "Het beheersplan van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde als bedoeld bij artikel 48 van de ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid en, bij gebrek, het beheersplan voor het gedeelte van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde dat gelegen is op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als bedoeld bij dezelfde regel".
Art. 70.De ordonnantie van 29 maart 1996 houdende invoering van een hefring op het lozen van afvalwater wordt opgeheven. De Regering kan evenwel besluiten dat de artikelen 15 tot 21 van die ordonnantie van kracht blijven in de mate dat dit nodig is om rekening te houden met de vervuiling van geloosd afvalwater voor de bepaling van de waterprijs en de saneringsdiensten.
Deze bepaling treedt in werking op de dag waarop het besluit van de Regering uitgevaardigd krachtens artikel 38 in werking treedt.
Art. 71.De artikelen 100 tot 103 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, zijn niet van toepassing op de vervreemdingen van de goederen van het Gewest ten gunste van de BMWB.
Art. 72.De Regering kan de bepalingen van deze ordonnantie codificeren of coördineren met de bepalingen van andere wetten of ordonnanties betreffende het leefmilieu, het waterbeleid en het natuurbehoud die ze expliciet of impliciet zou hebben gewijzigd of opgeheven.
Daartoe kan ze : 1° de volgorde, nummering en, in het algemeen, de presentatie van de te codificeren of te coördineren bepalingen wijzigen;2° de eventuele referenties in de te codificeren of te coördineren bepalingen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;3° de te codificeren of te coördineren bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen indien zulks vereist is om verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijnen, verordeningen of beslissingen van de Europese Unie na te komen.
Art. 73.Artikel 18, § 2 treedt in werking op 1 januari 2006.
Brussel, 20 oktober 2006.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, M. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota (1) Gewone zitting 2005/2006 Documenten van het Parlement A-302/1.Ontwerp van ordonnantie.
A-302/2. Verslag.
Gewone zitting 2006/2007 A-302/3. Amendementen na verslag.
Integraal verslag. - Bespreking. Vergadering van woensdag 18 oktober 2006. - Aanneming.Vergadering van donderdag 19 oktober 2006.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld