gepubliceerd op 21 juni 2013
Ordonnantie betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
20 JUNI 2013. - Ordonnantie betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een materie bedoeld in artikel 39 van de Grondwet en is de omzetting van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.
Deze ordonnantie beoogt de risico's en de effecten van het gebruik van pesticiden voor de menselijke gezondheid en het milieu te verminderen, met name door het gebruik van de gevaarlijkste pesticiden te verbieden, door erop toe te zien dat het gebruik van pesticiden gebeurt zonder aantasting van de menselijke gezondheid en het milieu, en door het gebruik van geïntegreerde gewasbescherming en alternatieve benaderingswijzen of technieken, zoals niet-chemische alternatieven voor pesticiden, aan te moedigen.
De Regering mag de pesticiden bepalen waarvan het gebruik is verboden vanwege de risico's die ze inhouden voor de menselijke gezondheid of voor het leefmilieu.
Art. 2.Deze ordonnantie is van toepassing op pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn in de zin van artikel 3, 4°, a).
Art. 3.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° « verordening nr.1107/2009/EG » : verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad; 2° « Regering » : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° « Instituut » : het Brussels Instituut voor Milieubeheer;4° « pesticiden » : a) de gewasbeschermingsmiddelen gedefinieerd in 5° van dit artikel;b) de biociden gedefinieerd in 6° van dit artikel;5° « gewasbeschermingsmiddelen » : de gewasbeschermingsmiddelen in de zin van verordening nr.1107/2009/EG, namelijk : de middelen, in de vorm waarin ze aan de gebruiker geleverd worden, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit werkzame stoffen, beschermstoffen of synergisten, en die bestemd zijn voor een van de volgende toepassingen : a) de bescherming van planten of plantaardige producten tegen alle schadelijke organismen of het verhinderen van de werking van dergelijke organismen, tenzij deze middelen worden beschouwd als middelen die vooral om hygiënische redenen worden gebruikt veeleer dan ter bescherming van planten of plantaardige producten;b) het beïnvloeden van de levensprocessen van planten, zoals het beïnvloeden van hun groei, voor zover het niet gaat om nutritieve stoffen;c) de bewaring van plantaardige producten, voor zover die stoffen of middelen niet onder bijzondere communautaire bepalingen inzake bewaarmiddelen vallen;d) de vernietiging van ongewenste planten of delen van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten;e) de beperking of voorkoming van de ongewenste groei van planten, met uitzondering van algen tenzij de producten op de bodem of in water worden gebruikt ter bescherming van planten;6° « biociden » : de biociden zoals gedefinieerd in Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden, namelijk : werkzame stoffen en preparaten die, in de vorm waarin ze aan de gebruiker worden geleverd, een of meer werkzame stoffen bevatten en bestemd zijn om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden;7° « pesticiden voor professioneel gebruik » : pesticiden goedgekeurd voor professioneel gebruik;8° « pesticiden voor niet-professioneel gebruik » : pesticiden goedgekeurd voor amateurgebruik;9° « professioneel gebruiker » : iedereen die pesticiden gebruikt bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit, en onder anderen de operatoren, technici, werkgevers en zelfstandigen en hun respectieve onderaannemers, zowel in de landbouwsector als in andere sectoren.De beheerders van openbare ruimten worden als professionele gebruikers beschouwd; 10° « niet-professioneel gebruiker » : iedereen die pesticiden gebruikt maar niet onder de definitie van 9° valt;11° « distributeur » : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een pesticide op de markt brengt, onder anderen groothandelaars, kleinhandelaars, verkopers en leveranciers;12° « voorlichter » : iedereen die voldoende kennis heeft verworven en advies verstrekt over de plaagbestrijding en het gebruik van pesticiden in alle veiligheid, ofwel in hoofde van zijn beroep, ofwel in het kader van een commerciële dienstverlening, onder anderen zelfstandige private adviesdiensten en openbare adviesdiensten, commerciële medewerkers, producenten van levensmiddelen en kleinhandelaars, indien van toepassing;13° « beheerders van openbare ruimten » : elke overheidsdienst belast met het onderhoud en de bescherming van planten die zich in de openbare ruimten bevinden of elke natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke diensten uitvoert voor rekening van overheidsdiensten;14° « openbare ruimten » : a) de parken en plantsoenen;b) de goederen bedoeld in artikel 1 van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek, en dit ongeacht hun oppervlakte;c) de wegranden, bermen en andere terreinen van het openbaar domein die deel uitmaken van de weg of erbij horen, autosnelwegen, spoorwegen, tramsporen en busbanen inbegrepen;d) de oevers van waterlopen, vijvers, moerassen of alle andere wateren die tot het openbaar domein behoren;e) de terreinen die al dan niet tot het openbaar domein behoren waarvan een overheid eigenaar, vruchtgebruiker, pachter, opstalhouder of huurder is en die voor openbaar nut worden gebruikt of horen bij een gebouw dat voor openbaar nut wordt gebruikt, met uitzondering van boomkwekerijen en tuinbouwinstallaties die uitsluitend voor openbare diensten zijn bestemd, de instellingen gelegen in het openbaar domein en die productie, onderzoek en onderwijs in land- en tuinbouw tot doel hebben, net als de plaatsen en gebouwen opgesomd in bijlage IV bij deze ordonnantie;15° « plan voor het gebruik van pesticiden in openbare ruimten » : een programma uitgewerkt door een beheerder van openbare ruimten die pesticiden wenst te gebruiken conform de bepalingen van deze ordonnantie;16° « gewasbedreigende organismen » : organismen die schadelijk zijn voor de planten en culturen en bestreden worden met pesticiden;17° « geïntegreerde gewasbescherming » : de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken.Bij de geïntegreerde gewasbescherming ligt de nadruk op de groei van gezonde gewassen, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord en natuurlijke plaagbestrijding wordt aangemoedigd; 18° « niet-chemische alternatieve methoden » : alle methoden die een alternatief vormen voor chemische pesticiden voor gewasbescherming en plaagbestrijding, zoals onder meer fysische, mechanische of biologische bestrijdingsmethoden en elke preventiemethode die het gebruik van chemische pesticiden overbodig maken;19° « invasieve soorten » : de soorten gedefinieerd in artikel 3, 45° van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;20° « apparatuur voor de toepassing van pesticiden » : apparaat dat specifiek is bestemd voor de toepassing van pesticiden, inclusief hulpstukken die essentieel zijn voor de doeltreffende werking daarvan, zoals spuitdoppen, manometers, filters, zeven en toebehoren voor het schoonmaken van tanks;21° « bufferzone » : een zone met passende afmetingen waarin de opslag en toepassing van gewasbeschermingsmiddelen verboden is;22° « onverbouwbare terreinen met bedekking » : oppervlakken bedekt met tegels, beton, gestabiliseerd zand, dolomiet, grind of ballast, zoals onder meer trottoirs, pleinen, bermen, spoorwegen, wegen;23° « mulle terreinen die permanent onverbouwd blijven » : mulle oppervlakken die niet voor de landbouw bestemd zijn en die niet ingezaaid of beplant worden op korte termijn, dit is gedurende een periode van 6 tot 12 maanden;24° de termen « oppervlaktewater » en « grondwater » hebben dezelfde betekenis als in de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid;25° « kwetsbare groepen » : de personen gedefinieerd in artikel 3, 14) van verordening nr.1107/2009/EG, namelijk : personen die specifieke aandacht behoeven als het gaat om de beoordeling van acute en chronische gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen voor de gezondheid.
Maken deel uit van deze groepen : zwangere en zogende vrouwen, ongeboren kinderen, zuigelingen en kinderen, senioren en werknemers en inwoners die sterk aan pesticiden blootgesteld worden op lange termijn; 26° « fytolicentie » : een certificaat uitgereikt door de federale autoriteit voor professioneel gebruik of distributie van of voorlichting over pesticiden, conform het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;27° « risico-indicatoren » : het resultaat van een berekeningsmethode gebruikt om na te gaan welke risico's pesticiden vertegenwoordigen voor de gezondheid van de mens en/of het leefmilieu. HOOFDSTUK 2. - Gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden
Art. 4.§ 1. Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden legt de volgende elementen vast voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : de kwantitatieve doelstellingen, de streefdoelen, de maatregelen en de planningen om de risico's en de gevolgen van het gebruik van pesticiden op de gezondheid van de mens en het leefmilieu te beperken en om de opstelling en invoering van een geïntegreerde gewasbescherming en alternatieve methoden of technieken aan te moedigen om de afhankelijkheid van het gebruik van pesticiden te verminderen. Die doelstellingen kunnen door verschillende bekommernissen ingegeven worden, zoals de bescherming van het leefmilieu en de gezondheid in een stedelijke omgeving, residuen, het gebruik van bijzondere technieken of het gebruik op bepaalde gewassen.
Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden zal erop toezien om het gebruik van pesticiden op het gewestelijke grondgebied door zowel de professionele gebruikers als de niet-professionele gebruikers sterk te verminderen. § 2. Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden omvat de risico-indicatoren bestemd om toe te zien op het gebruik van pesticiden die werkzame stoffen bevatten die bijzonder zorgwekkend zijn in de zin van artikel 3, 4), van verordening nr. 1107/2009, met name wanneer er vervangende methoden bestaan. § 3. Op basis van deze indicatoren en, desgevallend, rekening houdend met risico- of gebruiksreductiedoelstellingen die reeds vóór de aanneming van het gewestelijke reductieprogramma voor pesticiden bereikt werden, legt het gewestelijke reductieprogramma planningen en doelstellingen vast voor de reductie van het gebruik van pesticiden, met name wanneer een gebruiksreductie een geschikte manier is om ook het risico te reduceren met betrekking tot de elementen die als prioritair gedefinieerd werden volgens artikel 21, § 2. Die doelstellingen kunnen tussentijdse of einddoelstellingen zijn. Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden voorziet in alle nodige middelen om die doelstellingen te bereiken.
Tijdens de aanneming of de herziening van het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden wordt rekening gehouden met de sanitaire, sociale, economische en ecologische effecten van de overwogen maatregelen en met de nationale, gewestelijke en plaatselijke omstandigheden, net als met alle betrokken partijen. § 4. Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden beschrijft : - hoe de maatregelen bedoeld in de artikelen 6 tot en met 24 van deze ordonnantie zullen worden toegepast om de in de eerste paragraaf opgesomde doelstellingen te bereiken; - de ingestelde maatregelen om te garanderen dat de professionele gebruikers de in artikel 12 van deze ordonnantie bedoelde beginselen van geïntegreerde gewasbescherming naleven; - de maatregelen inzake voorlichting en sensibilisering van zowel professionele gebruikers als niet-professionele gebruikers, bedoeld in artikel 17 van deze ordonnantie. § 5. Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden houdt rekening met de programma's voorzien in andere bepalingen van de Europese en Brusselse wetgeving met betrekking tot het gebruik van pesticiden, zoals de maatregelenprogramma's in de zin van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid.
Art. 5.§ 1. De Regering legt het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden vast en publiceert het in het Belgisch Staatsblad. § 2. De Regering herbekijkt het gewestelijk reductieprogramma om de vijf jaar. De wijzigingen aangebracht aan het gewestelijk reductieprogramma worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. § 3. De bepalingen met betrekking tot de procedure van het openbaar onderzoek zoals vermeld in de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's zijn van toepassing bij de aanneming en herziening van het gewestelijk reductieprogramma.
Samen met het openbaar onderzoek legt de Regering het ontwerpprogramma ter advies voor aan de instanties die zij aanduidt.
De adviezen worden binnen de dertig dagen na het verzoek van het Instituut meegedeeld. Het ontbreken van een advies staat gelijk met een gunstig advies. Minstens de helft van de termijn van dertig dagen valt buiten de schoolvakantieperiodes. HOOFDSTUK 3. - Principes van toepassing op het gebruik van pesticiden Afdeling 1. - In openbare ruimten
Art. 6.§ 1. Het is verboden om pesticiden te gebruiken in openbare ruimten.
De beheerder van openbare ruimten dient andere technieken te gebruiken dan pesticiden. § 2. In afwijking op paragraaf 1, en zonder afbreuk te doen aan de bijzondere verbodsbepalingen die vastgelegd zijn in artikel 8, is het gebruik van pesticiden toegestaan tot uiterlijk 31 december 2018, mits de volgende voorwaarden in acht genomen worden : 1° uiterlijk 31 december 2014 de opstelling van een plan betreffende het gebruik van pesticiden in openbare ruimten.Het plan geeft een opsomming van de maatregelen vereist om een progressieve vermindering van het gebruik van pesticiden in openbare ruimten in de praktijk te brengen tot uiterlijk 31 december 2018. Het plan beschrijft ook de overwogen maatregelen om het verbod op het gebruik van pesticiden in openbare ruimten na te leven uiterlijk 1 januari 2019, onder voorbehoud van de afwijkingen die bepaald zijn in artikel 9 van deze ordonnantie. De minimale inhoud van het plan en de procedure voor de aanvraag van een afwijking worden door de Regering vastgelegd; 2° de naleving van de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming bedoeld in bijlage I; 3° het gebruik van pesticiden blijft beperkt tot de volgende toepassingen : a) de bescherming en de verzorging, d.m.v. plaatselijke behandeling, van sierplanten; b) het onderhoud van terreinen met een andere bedekking dan een plantenbedekking die niet verbonden zijn met een regenwaterverzamelleiding en niet grenzen aan oppervlaktewater of waterpartijen (vijver, poel, gracht, afwateringskanaal,...); 4° het gebruik van pesticiden die niet ingedeeld zijn bij de classificaties « giftig of zeer giftig » (symbool T of T+) », « corrosief (symbool C) » en/of « schadelijk, irriterend en/of sensibiliserend (symbool X) » zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan of geen pictogram(men) SGH05 tot en met SGH08 dragen zoals opgelegd door de verordening (EG) nr.1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006.
Zijn er geen efficiënte producten op de markt anders dan deze bedoeld in lid 1, dan mogen de insecticiden gebruikt conform paragraaf 2, 3°, a) en b) voor de bescherming van sierplanten toch tot de classificatie « schadelijk of irriterend (symbool X) » behoren zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan of een of meer pictogrammen SGH05 of SG07 dragen zoals opgelegd in verordening (EG) nr.1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006; 5° de verpakking of het etiket van de gebruikte pesticiden bevat geen : a) verwijzing naar een van de risicozinnen bedoeld in bijlage III, deel A van deze ordonnantie;b) verwijzing naar een van de risicozinnen bedoeld in bijlage III, deel B van deze ordonnantie, geen vermelding « Niet gebruiken in de omgeving van waterpartijen en waterlopen » noch het symbool N (of SGH09) « gevaarlijk voor het leefmilieu », tenzij het product : i) een insecticide is dat conform § 2, 3°, a) en b), gebruikt wordt voor de bescherming van sierplanten; ii) een herbicide is dat conform § 2, 3°, b), gebruikt wordt voor het onderhoud van terreinen met een andere bedekking dan een plantenbedekking; 6° de aanstelling door de beheerder van openbare ruimten van ten minste één natuurlijke persoon verantwoordelijk voor de aankopen, het beheer van het pesticidelokaal, het toepassingsmateriaal en voor de ontwikkeling van alternatieven voor pesticiden die minstens beschikt over een fytolicentie type P2 (Professioneel gebruik) conform het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen. § 3. De Regering mag de gebruiksvoorwaarden bedoeld in paragraaf 2 aanvullen. Afdeling 2. - In kwetsbare gebieden met een verhoogd risico
Art. 7.§ 1. Het gebruik van pesticiden is verboden op de plaatsen vermeld in bijlage IV, deel A, van deze ordonnantie en op minder dan 50 meter van deze plaatsen zonder dat dit verbod van toepassing is over de perceelgrens heen.
Het gebruik van pesticiden is verboden op de plaatsen vermeld in bijlage IV, deel B, van deze ordonnantie en op minder dan 10 meter van deze plaatsen zonder dat dit verbod van toepassing is over de perceelgrens heen.
Het gebruik van pesticiden is verboden op minder dan 50 meter van onthaal- of verblijfsgebouwen van kwetsbare groepen gelegen in een van de inrichtingen vermeld in bijlage IV, deel C, van deze ordonnantie zonder dat dit verbod van toepassing is over de perceelgrens heen. § 2. De eigenaar en/of beheerder van de ruimten en gebouwen bedoeld in bijlage IV treffen de geschikte maatregelen opdat de pesticiden die zij gebruiken niet kunnen verwaaien en deze plaatsen en gebouwen bereiken.
De Regering mag de geschikte maatregelen bepalen om de in het vorige lid bedoelde verwaaiing tegen te gaan.
Art. 8.§ 1. Het gebruik van pesticiden is verboden in : a) de beschermingsgebieden van type I en II bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 september 2002 houdende afbakening van een beschermingszone rondom grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingendreef in het Zoniënwoud;b) de beschermingsgebieden van type III bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 september 2002 houdende afbakening van een beschermingszone rondom grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingendreef in het Zoniënwoud, vanaf 1 januari 2016;c) de beschermingsgebieden van al dan niet in gebruik zijnde grondwaterwinningsgebieden, afgebakend door een kring met een diameter van 10 meter rond de waterwinningsinstallaties;d) de natuurgebieden bedoeld in de artikelen 25, 26 en 32 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;e) de bosreservaten bedoeld in artikel 36 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;f) de Natura 2000-gebieden bedoeld in artikel 3, 27° van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, onverminderd de verbodsbepalingen die genomen worden krachtens artikel 47, § 2 van deze ordonnantie. § 2. De toepassing van pesticiden is verboden in de volgende bufferzones : 1° langs oppervlaktewater op een minimale breedte van zes meter vanaf de top van de oever die niet lager mag zijn dan de hoogte gedefinieerd in de erkenningsakte van elk pesticide krachtens het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;2° langs onverbouwbare terreinen met een bedekking die met een regenwaterverzamelleiding zijn verbonden, en dat tot een breedte van één meter;3° stroomopwaarts van mulle terreinen die permanent onverbouwd blijven en waarnaar het water afvloeit vanwege een hellingshoek van meer dan of gelijk aan 10 % en die grenzen aan oppervlaktewater of een onverbouwbaar terrein met een bedekking die met een regenwaterverzamelleiding is verbonden, over een breedte van één meter vanaf de breuklijn van de helling. § 3. De Regering kan de lijst van gebieden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 aanvullen om de risico's te beperken voor de gezondheid van mens en dier, het leefmilieu en het specifieke gebruik van water bestemd voor menselijk gebruik gekoppeld aan het gebruik van pesticiden in specifieke gebieden. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
voor openbare ruimten en kwetsbare gebieden met een verhoogd risico
Art. 9.§ 1. In afwijking op de artikelen 6, § 1, 7, § 1 en 8, § 1, a), tot en met c), mogen bepaalde pesticiden gebruikt worden omwille van de volksgezondheid of de openbare veiligheid, het natuurbehoud of de bescherming van het plantaardige erfgoed met naleving van de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming, in laatste instantie, voor de beperkte en lokale behandeling met een sproeislang of een rugsproeier op de volgende soorten : 1° Carduus crispus, Cirsium palustre, Cirsium lanceolatum, Cirsium arvense en Rumex;2° invasieve soorten;3° schadelijke organismen zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. De gebruikte pesticiden mogen geen symbool T of C dragen zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan of geen pictogram(men) SGH05, SGH06 of SGH08 dragen zoals opgelegd door de verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1907/2006.
De Regering kan andere soorten identificeren waarop een behandeling met pesticiden is toegestaan in overeenstemming met deze paragraaf. Ze kan ook de lijst met symbolen, risicozinnen en werkzame stoffen in pesticiden die niet gebruikt mogen worden krachtens deze paragraaf, aanvullen en wijzigen. § 2. De afwijkingsregeling die van toepassing is op artikel 8, § 1, d) tot en met f) is de regeling die van toepassing is op de artikelen 27, 38 en 47 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. § 3. Er wordt geen enkele afwijking toegestaan in de bufferzones bedoeld in artikel 8, § 2. § 4. In de gevallen bedoeld in § 1 vergewist de eigenaar en/of beheerder van het te behandelen gebied zich ervan dat de persoon die de pesticiden toepast : 1° slechts pesticiden gebruikt wanneer de beschikbare niet-chemische methoden ondoeltreffend blijken;2° minstens beschikt over een fytolicentie type P2 (Professioneel gebruik) conform het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;3° de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming bedoeld in bijlage I naleeft en de voorkeur geeft aan niet-chemische alternatieve methoden;4° geschikt materiaal gebruikt dat verwaaiing beperkt, dat goed afgesteld is en in goede staat is;5° zich richt naar de aanbevelingen vermeld op het etiket en de verpakking van de gebruikte producten;6° de in artikel 8, § 2 bepaalde bufferzones respecteert;7° alle andere geschikte maatregelen treft om te vermijden dat schade wordt toegebracht aan het leefmilieu. De Regering kan de in deze paragraaf bedoelde gebruiksvoorwaarden aanvullen.
Art. 10.§ 1. Voor elk gebruik van pesticiden toegestaan conform de artikelen 6, § 2 en 9, § 1 is de toegang tot het deel van de in de artikelen 6 tot en met 8 geïdentificeerde plaatsen die door het grote publiek bezocht worden, verboden voor andere personen dan deze belast met de toepassing van de producten, en dat voor de duur van de behandeling tot het verstrijken van de heropeningstermijn zoals, desgevallend, gedefinieerd in de erkenningsakte van het product conform het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. § 2. Voorafgaand aan de behandeling met pesticiden, worden de te behandelen gebieden gelegen op de in de artikelen 6 tot en met 8 geïdentificeerde en door het grote publiek bezochte plaatsen afgeschermd met een afbakening en wordt er door middel van aanplakking aan het publiek aangekondigd dat de toegang tot deze gebieden verboden is.
Die informatieve aanplakking wordt ten minste vierentwintig uur vóór het gebruik van het product opgehangen bij de ingang van de plaatsen waar de te behandelen gebieden gelegen zijn of in de nabijheid van deze gebieden. Deze aankondiging vermeldt de datum van de behandeling, het gebruikte product en de geplande duur van het toegangsverbod voor het publiek.
De aankondigingen en afbakeningen blijven aanwezig tot de termijn van het toegangsverbod voor het publiek verstreken is. § 3. De Regering kan de modaliteiten voor de aanplakking en afbakening, bedoeld in dit artikel, bepalen.
Art. 11.Voor elk gebruik van pesticiden toegestaan conform de artikelen 6, § 2, en 9, § 1, moet de beheerder van het behandelde gebied, ten minste drie jaar lang, een register bijhouden van de pesticiden die hij gebruikt, met vermelding van de naam van het pesticide, de datum van gebruik, de gebruikte dosis, het gebied en het gewas waarvoor het pesticide werd gebruikt, conform artikel 67 van verordening nr. 1107/2009/EG. Afdeling 4. - Algemene bepaling
Art. 12.De Regering legt de nodige maatregelen vast om te garanderen dat de professionele gebruikers, ongeacht het betrokken gebied, de in bijlage I gedefinieerde beginselen van geïntegreerde gewasbescherming toepassen.
De Regering kan de lijst van de in bijlage I bedoelde beginselen aanvullen. HOOFDSTUK 4. - Opleiding
Art. 13.§ 1. Professionele gebruikers, distributeurs en voorlichters die hun activiteit uitoefenen of gevestigd zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten een grondige kennis hebben van de onderwerpen opgesomd in bijlage II, rekening houdend met de specifieke aansprakelijkheden en taken van de bedoelde fytolicentie.
Behalve voor fytolicentie type P2s (Specifiek professioneel gebruik) wordt de grondige kennis van de materies opgesomd in bijlage II aangetoond door het slagen voor het basisexamen bedoeld in artikel 14 in de zes jaar voorafgaand aan het indienen van de fytolicentie-aanvraag.
De houders van de diploma's bedoeld in artikel 31 van het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen die van minder dan zes jaar geleden dateren, worden eveneens geacht een grondige kennis over deze materies te bezitten.
De vernieuwing van een fytolicentie is ondergeschikt aan het volgen van de aanvullende opleiding bedoeld in artikel 16. § 2. De Regering kan de lijst van materies bedoeld in bijlage II aanvullen.
Art. 14.§ 1. Het slagen voor het basisexamen geeft toegang tot de fytolicenties van type P3 (Distributie/Voorlichting), P2 (Professioneel gebruik), NP (Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik) of P1 (Assistent professioneel gebruik).
Voor elk van de fytolicenties bedoeld in het vorige lid wordt een basisexamen georganiseerd dat rekening houdt met de taken en aansprakelijkheden van de houder van de betreffende fytolicentie. § 2. Wie niet slaagt voor het basisexamen, kan zich opnieuw aanbieden nadat hij de in artikel 15 bedoelde basisopleiding op regelmatige wijze heeft gevolgd. § 3. De Regering legt de modaliteiten voor dat examen vast.
Art. 15.De basisopleiding met betrekking tot de fytolicenties van type P3 (Distributie/Voorlichting), P2 (Professioneel gebruik), NP (Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik) of P1 (Assistent professioneel gebruik) duurt respectievelijk minimaal 120, 60, 16 en 16 uur.
Ze omvat de materies bedoeld in bijlage II, rekening houdend met de taken en aansprakelijkheden van de houder van de betreffende fytolicentie.
De Regering organiseert de in dit artikel bedoelde opleiding. Ze bepaalt met name de inhoud van de opleiding voor elk type van fytolicentie.
Art. 16.De aanvullende opleiding voor de fytolicenties van type P3 (Distributie/Voorlichting), P2 (Professioneel gebruik), NP (Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik) of P1 (Assistent professioneel gebruik) impliceert de deelname aan respectievelijk 6, 4, 2 en 3 opleidingsactiviteiten die een of meer in bijlage II bedoelde onderwerpen behandelen.
Ze omvat de materies bedoeld in bijlage II, rekening houdend met de taken en aansprakelijkheden van de houder van de betreffende fytolicentie.
De Regering organiseert de in dit artikel bedoelde opleiding. Ze bepaalt met name de inhoud van de opleiding voor elk type van fytolicentie. HOOFDSTUK 5. - Voorlichting en sensibilisering
Art. 17.Het gewestelijk reductieprogramma voor pesticiden voorziet in de nodige maatregelen om zowel de professionele als de niet-professionele gebruikers te informeren, om voorlichtings- en sensibiliseringsprogramma's te bevorderen en te faciliteren, en om de geïntegreerde gewasbescherming en het gebruik van niet-chemische alternatieve methoden te bevorderen. De ter beschikking gestelde informatie betreft met name : 1° de risico's en eventuele acute en chronische gevolgen van het gebruik van pesticiden voor de gezondheid van de mens, de niet beoogde organismen, het grondwater dat gebruikt wordt of gebruikt kan worden voor de distributie van drinkwater en voor het leefmilieu;2° de keuze en het gebruik van geïntegreerde gewasbescherming en niet-chemische alternatieve methodes;en 3° de reductie van de risico's bij de opslag en het gebruik van pesticiden.
Art. 18.Het Instituut houdt de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in coördinatie met de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, op de hoogte van alle acute gevallen van vergiftiging door pesticiden en van de eventuele gevallen van chronische vergiftiging bij groepen die geregeld blootgesteld kunnen worden aan pesticiden, zoals gebruikers, landbouwwerknemers of mensen die in de buurt van de sproeigebieden van pesticiden wonen waarvan het Instituut op de hoogte is. HOOFDSTUK 6. - Hantering en opslag van pesticiden en verwerking van de verpakkingen en restanten van producten
Art. 19.Onverminderd het samenwerkingsakkoord van 4 november 2008 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval en de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen, legt de Regering de regels vast die van toepassing zijn op het opslaan, hanteren, verdunnen en mengen van pesticiden, net als op het beheer van afval van pesticiden en de verpakking ervan door professionele gebruikers.
Art. 20.De Regering legt alle nodige maatregelen vast om de gevaarlijke hantering van voor niet-professioneel gebruik toegestane pesticiden te vermijden. HOOFDSTUK 7. - Indicatoren
Art. 21.§ 1. De Regering stelt de lijst op van de risico-indicatoren bedoeld om het gebruik van pesticiden op te volgen. § 2. Ze wijst met name de prioritaire punten aan, zoals werkzame stoffen, teelten, gebieden of praktijken die een specifieke aandacht vereisten, net als de goede praktijken die als voorbeeld genoemd kunnen worden om de doelstellingen van deze ordonnantie te bereiken. HOOFDSTUK 8. - Strafsancties
Art. 22.Wordt bestraft met een boete van 26 tot 25.000 euro, degene die : a) de artikelen 6 tot en met 12 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten schendt;b) onverminderd de federale bevoegdheden inzake de controle van de fytolicenties, de voorwaarden niet naleeft inzake de opleiding voorgeschreven in de artikelen 13 tot en met 16 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten;c) de voorschriften niet naleeft inzake de hantering en opslag van pesticiden, net als de verwerking van de verpakking en restanten van producten gedefinieerd in de artikelen 19 en 20 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK 9. - Vergoedingen
Art. 23.De Regering kan een vergoeding opleggen bedoeld tot dekking voor de werkelijke kosten voor de organisatie van het basisexamen en de opleidingen bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16 van deze ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigings-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 24.§ 1. In de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu : 1° wordt artikel 2, 15° vervangen door hetgeen volgt : « 15° de ordonnantie van... betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest »; 2° wordt artikel 32, 11° opgeheven; 3° wordt artikel 33 aangevuld met een 23°, geformuleerd als volgt : « 23° in de zin van de ordonnantie van ... betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : a) de artikelen 6 tot en met 12 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten schendt;b) onverminderd de federale bevoegdheden inzake de controle van de fytolicenties, de voorwaarden niet naleeft inzake de opleiding voorgeschreven in de artikelen 13 tot en met 16 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten;c) de voorschriften niet naleeft inzake de hantering en opslag van pesticiden, net als de verwerking van de verpakking en restanten van producten gedefinieerd in de artikelen 19 en 20 van de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten.». § 2. De ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de beperking van het gebruik van pesticiden door de beheerders van openbare ruimten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven. § 3. Artikel 38 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud wordt opgeheven.
Art. 25.De Regering is bevoegd om de technische verwijzingen naar symbolen, risicozinnen en werkzame stoffen van pesticiden vermeld in de artikelen 6 en 9 van deze ordonnantie aan te passen, alsook de bijlagen bij deze ordonnantie, om te voldoen aan de wijzigingen aangebracht aan Richtlijn 2009/128/EG en andere Europese teksten betreffende pesticiden en aan de wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, aan het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan en aan de andere teksten inzake pesticiden aangenomen door de federale wetgever.
Art. 26.Deze ordonnantie treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 7 en 13 tot en met 16.
Artikel 7 treedt in werking op de datum die door de Regering wordt vastgelegd en ten laatste op 1 maart 2014.
De artikelen 13 tot en met 16 van de ordonnantie treden in werking op de datum die wordt vastgelegd door de Regering, die voor de toepassing van deze bepalingen een overgangsregeling kan vastleggen.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 20 juni 2013.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoel, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota (1) Gewone zitting 2012-2013. Parlement.
Documenten. - Ontwerp van ordonnantie, A-384/1. - Verslag, A-384/2.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 31 mei 2013.
Bijlage I Algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming 1. De voorkoming en/of vernietiging van schadelijke organismen moet worden verwezenlijkt of in de hand gewerkt onder meer en met name door : - gewasrotatie; - gebruik van adequate teelttechnieken (bijvoorbeeld vals-zaaibedtechniek, zaaitijd en -dichtheid, onderzaaien, conserverende bodembewerking, snoeien en direct inzaaien); - gebruik, waar passend, van resistente/tolerante cultivars en standaard-/gecertificeerd zaai- en plantgoed; - gebruik van evenwichtige bemesting, kalkbemesting en irrigatie-/drainagepraktijken; - het voorkomen van de verspreiding van schadelijke organismen door middel van hygiënemaatregelen (bijvoorbeeld door een regelmatige reiniging van machines en apparatuur); - bescherming en bevordering van belangrijke nuttige organismen, bijvoorbeeld door adequate beheersmaatregelen of het gebruik van ecologische infrastructuur in en buiten de productiegebieden. 2. Schadelijke organismen moeten worden gemonitord met passende methoden en instrumenten, indien beschikbaar.Tot deze instrumenten behoren, waar mogelijk, veldobservaties en wetenschappelijk verantwoorde waarschuwings-, voorspellings- en vroegdiagnosesystemen, alsmede het ter harte nemen van advies van gekwalificeerde beroepsadviseurs. 3. Op grond van de resultaten van de monitoring moet de professionele gebruiker besluiten of en wanneer hij beheersmaatregelen treft. Strenge en wetenschappelijk verantwoorde drempelwaarden zijn essentiële componenten bij de besluitvorming. Waar mogelijk, moet vóór de behandeling van schadelijke organismen rekening worden gehouden met voor de regio, specifieke gebieden, gewassen en bijzondere klimatologische omstandigheden vastgestelde drempelwaarden. 4. Duurzame biologische, fysische, en andere niet-chemische methoden verdienen de voorkeur boven chemische methoden indien hiermee de schadelijke organismen op bevredigende wijze worden bestreden.5. De gebruikte pesticiden moeten zo doelgericht mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid, niet-doelwitorganismen en het milieu.6. De professionele gebruiker moet het gebruik van pesticiden en andere vormen van ingrijpen beperken tot een noodzakelijk niveau, bijvoorbeeld door kleinere doses, een lagere toepassingsfrequentie of gedeeltelijke toepassingen, op grond van de overweging dat het risico voor de gewassen aanvaardbaar is en de pesticiden de kans op resistentie van de populaties schadelijke organismen niet verhogen.7. Wanneer het risico op resistentie tegen een beheersmaatregel bekend is en wanneer het niveau van schadelijke organismen dusdanig is dat meerdere toepassingen van pesticiden op de gewassen noodzakelijk zijn, moeten de beschikbare strategieën ter voorkoming van resistentie worden uitgevoerd om de werking van de producten te behouden.Dit kan het gebruik van diverse pesticiden met verschillende werking inhouden. 8. Op basis van de registers over het gebruik van pesticiden en van de monitoring van schadelijke organismen moet de professionele gebruiker zich een oordeel vormen over het succes van de toegepaste beheersmaatregelen. Bijlage II Opleidingsonderwerpen als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16 1. Alle relevante wetgeving betreffende pesticiden en het gebruik ervan.2. Het bestaan en de risico's van illegale (nagemaakte) gewasbeschermingsmiddelen en de methoden om dergelijke producten te identificeren.3. De aan pesticiden verbonden gevaren en risico's en hoe die kunnen worden vastgesteld en beheerst, met name : a) risico's voor de mens (bedieners van toepassingsapparatuur, omwonenden, omstanders, personen die een behandeld gebied betreden en personen die behandelde producten hanteren of consumeren) en hoe die worden verhoogd door factoren zoals roken;b) symptomen van pesticidevergiftiging en eerstehulpmaatregelen;c) risico's voor andere plantensoorten dan de doelsoort en voor nuttige insecten, de wilde fauna, de biodiversiteit en het milieu in het algemeen.4. Geïntegreerde gewasbeschermingsstrategie-ën en -technieken, geïntegreerde gewasbeheerstrategieën en -technieken en beginselen van biologische landbouw, methoden voor biologische bestrijding van schadelijke organismen, informatie betreffende de algemene beginselen en gewas- en sectorspecifieke richtsnoeren inzake geïntegreerde gewasbescherming.5. Een eerste kennismaking met vergelijkend onderzoek voor gebruikers, teneinde professionele gebruikers te helpen tussen alle toegestane producten voor de bestrijding van een gegeven schadelijk organisme in een gegeven situatie de beste keuze te maken uit pesticiden met de minste neveneffecten voor de menselijke gezondheid, niet-doelorganismen en het milieu.6. Maatregelen om de risico's voor de mens, niet-doelwitorganismen en het milieu zoveel mogelijk te beperken : doeltreffend lezen en begrijpen van het etiket, veilige werkpraktijken voor de opslag, de hantering en de vermenging van pesticiden en voor de verwijdering van lege verpakkingen, ander verontreinigd materiaal en pesticideoverschotten (met inbegrip van mengsels uit tanks), in geconcentreerde dan wel in verdunde vorm;aanbevolen manieren om de blootstelling van bedieners van toepassingsapparatuur te beperken (materiaal voor persoonlijke bescherming). 7. Waterverontreiniging : risicogebaseerde aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de lokale afwateringsvariabelen zoals klimaat, soort bodem en gewas, en reliëf.8. Procedures voor het gebruiksklaar maken van toepassingsapparatuur, met inbegrip van het kalibreren, en voor de bediening ervan met minimaal risico voor de gebruiker, andere mensen, niet-doelsoorten (dieren zowel als planten), de biodiversiteit en het milieu, met inbegrip van watervoorraden.9. Het gebruik van toepassingsapparatuur en het onderhoud daarvan, alsook specifieke spuittechnieken (bijvoorbeeld kleinvolumeverspuiting en gebruik van spuitdoppen die verwaaiing tegengaan), en voorts de doelstellingen van de technische controle van spuitapparatuur die in gebruik zijn en manieren om de spuitkwaliteit te verbeteren. Specifieke risico's die verbonden zijn aan handapparatuur voor de toepassing van pesticiden of rugspuiten, en de desbetreffende risicobeheersmaatregelen. 10. Noodmaatregelen ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, met inbegrip van watervoorraden, in het geval van onbedoelde verliezen, verontreiniging en extreme weersomstandigheden met risico op wegspoelen van pesticiden.11. Speciale zorg in beschermingsgebieden ingesteld op grond van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2000/60/EG.12. Gezondheidsbewaking en contactpunten voor het rapporteren van eventuele of te verwachten incidenten.13. Registratie van elk gebruik van pesticiden, conform de toepasselijke wetgeving.14. Kennis van de morfologie en de fysiologie van planten, ziekten en schadelijke organismen.15. Indelen en identificeren van de meest voorkomende onkruidsoorten, ziekten, schadelijk organismen en symptomen op basis van typevoorbeelden.16. Risico's en gevaren verbonden met pesticiden die worden gebruikt voor behandelingen in tuinen en ten aanzien van sierplanten. Bijlage III Waarschuwingszinnen Deel A. R1/EUH001 In droge toestand ontplofbaar R2 Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken R3 Groot ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken R4 Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen R5/H240 Ontploffingsgevaar bij verwarming R6/EUH006 Ontplofbaar met en zonder lucht H200 Instabiele ontplofbare stof H201 Ontplofbare stof; gevaar voor massa-explosie H202 Ontplofbare stof; ernstig gevaar voor scherfwerking H203 Ontplofbare stof; gevaar voor brand, luchtdrukwerking of scherfwerking H204 Gevaar voor brand of scherfwerking H205 Gevaar voor massa-explosie bij brand R7/H242 Kan brand veroorzaken R8/H270 Bevordert de ontbranding van brandbare stoffen R12/H221, H224, H242 Zeer licht ontvlambaar R14/EUH014 Reageert heftig met water R15/H260 Vormt zeer licht ontvlambaar gas in contact met water R16 Ontploffingsgevaar bij menging met oxiderende stoffen R17/H250 Spontaan ontvlambaar in lucht R18/EUH018 Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen R19/EUH019 Kan ontplofbare peroxiden vormen R29/EUH029 Vormt giftig gas in contact met water R30 Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden R31/EUH031 Vormt giftig gassen in contact met zuren R32/EUH032 Vormt zeer giftige gassen in contact met zuren R39/H370,EUH070 Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten R40/EUH070 Carcinogene effecten zijn niet uitgesloten - onvoldoende bewijzen R45/H350 Kan kanker veroorzaken R46/H340 Kan erfelijke genetische schade veroorzaken R48/H372,H373 Gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling R48/21 - H373 Schadelijk : gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R48/20/21 - H373 Schadelijk : gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R48/21/22 - H373 Schadelijk : gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R48/20/21/22 - H373 Schadelijk : gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond.
R49/H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing R60/H360F Kan de vruchtbaarheid schaden R61/H360D Kan het ongeboren kind schaden R62/H361f Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid R63/H361d Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind R60/61 - H360FD R60/63 - H360Fd R61/62 - H360Df R62/63 - H361fd R64/H362 Kan schadelijk zijn (voor baby's) via de borstvoeding R68/H371 Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten Deel B. R50/H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen R51/H411 Giftig voor in het water levende organismen R53/H413 Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken
Bijlage IV Plaatsen en inrichtingen voor de opvang of huisvesting van kwetsbare groepen Deel A. - speelplaatsen en ruimten waar leerlingen gewoonlijk samenkomen binnen scholen of internaten; - ruimten waar kinderen gewoonlijk samenkomen binnen kinderdagverblijven of kinderopvangstructuren.
Deel B. - speelterreinen voor kinderen; - terreinen ingericht voor de consumptie van drank en voedsel, met inbegrip van de voor het publiek toegankelijke infrastructuren op deze terreinen.
Deel C. - ziekenhuiscentra en ziekenhuizen; - privézorginstellingen; - gezondheidscentra; - revalidatiecentra; - instellingen voor de opvang of huisvesting van bejaarden; - instellingen voor de opvang van volwassenen met een handicap of een ernstige ziekte.
Gezien om te worden gevoegd bij de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoel, Mevr. C. FREMAULT