Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 maart 2017
gepubliceerd op 09 mei 2017

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de organisatie van het basisexamen, de basisopleiding en de aanvullende opleiding in het kader van de fytolicentie

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017011564
pub.
09/05/2017
prom.
31/03/2017
ELI
eli/besluit/2017/03/31/2017011564/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 MAART 2017. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de organisatie van het basisexamen, de basisopleiding en de aanvullende opleiding in het kader van de fytolicentie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikelen 8 en 69;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, artikelen 2, § 2, 2de lid, 2de zin en 3, § 3;

Gelet op de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikelen 13 tot 16, en 26, lid 3;

Gelet op de "gendertest" zoals vereist door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 april 2016;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 14 april 2016;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op11 mei 2016;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 19 mei 2016;

Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 1 juni 2016;

Gelet op het advies 60.244/1 van de Raad van State, gegeven op 14 november 2016 met toepassing van artikel 84, § 1, 1ste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (hierna "Richtlijn 2009/128/EG"), artikel 5;

Overwegende dat voorliggend besluit geen afbreuk doet aan de omzettingsmaatregelen van artikel 5 van de richtlijn 2009/128/EG, die tevens zijn aangenomen door de Federale Staat;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Bij de toepassing van voorliggend besluit dient te worden verstaan onder : 1° " koninklijk besluit van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2013 pub. 16/04/2013 numac 2013024124 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen sluiten" : het koninklijk besluit van 19 maart 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2013 pub. 16/04/2013 numac 2013024124 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen sluiten ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;2° "ordonnantie van 20 juni 2013" : de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° "basisexamen" : het examen beschreven in artikel 14 van de ordonnantie van 20 juni 2013;4° "attest van welslagen" : het attest afgeleverd in overeenstemming met artikel 4 van voorliggend besluit;5° "basisopleiding" : de basisopleiding waarvan sprake in artikel 15 van de ordonnantie van 20 juni 2013;6° "opleidingsinstelling" : elke rechtspersoon die een basisopleiding of een aanvullende opleidingsactiviteit inricht;7° "pedagogisch coördinator" : de ene natuurlijke persoon, aangesteld door de opleidingsinstelling, die toeziet op de goede organisatie van de erkende basisopleidingen en/of aanvullende opleidingsactiviteiten georganiseerd door de genoemde instelling en de naleving van de wettelijke bepalingen ter zake, en die optreedt als bevoorrecht tussenpersoon met het Instituut;8° "attest van basisopleiding" : het attest afgeleverd in overeenstemming met artikel 7 van voorliggend besluit;9° "aanvullende opleidingsactiviteit" : de opleidingsactiviteit beschreven in artikel 16 van de ordonnantie van 20 juni 2013;10° "attest van aanvullende opleiding" : het attest afgeleverd in overeenstemming met artikel 9 van voorliggend besluit;11° "attest van goede kennis van de Brusselse wetgeving" : het attest afgeleverd in overeenstemming met artikel 9, § 3, van voorliggend besluit dat complementair is met en onafhankelijk van het attest van aanvullende opleiding en van de fytolicentie in de zin van artikel 3, 26°, van de ordonnantie van 20 juni 2013;12° "Federale Overheidsdienst" : de Federale Overheidsdienst die bevoegd is voor de aflevering en de vernieuwing van fytolicenties.

Art. 2.In de uitoefening van de opdrachten waar voorliggend besluit in voorziet, wordt het Instituut vertegenwoordigd door zijn leidend ambtenaar en adjunct-leidend ambtenaar. HOOFDSTUK II. - Het basisexamen

Art. 3.§ 1. De volgende natuurlijke personen worden toegelaten tot het basisexamen : 1° zij die het voor de eerste maal afleggen zonder de bijhorende basisopleiding te hebben gevolgd;of 2° zij die in het bezit zijn van een geldig attest van basisopleiding voor hetzelfde type fytolicentie. § 2. Het Instituut richt het basisexamen voor elk type fytolicentie in als volgt : 1° het gaat door in een aangepaste voorziening;2° het omvat een schriftelijke proef die alle stof bestrijkt die aan bod komt in de basisopleiding, evenredig met het opleidingsprogramma zoals opgenomen in artikel 5, § 2 van voorliggend besluit, door de vragen betreffende de beroepspraktijk sterker te laten doorwegen;3° het vindt minstens een keer per jaar plaats voor elk type fytolicentie. Binnen de 10 werkdagen na het ontvangen van de aanvraag levert het Instituut een inschrijvingsattest aan elke persoon die wil deelnemen aan een editie van het basisexamen. De minister bevoegd voor leefmilieu bepaalt de inhoud en de vorm van dit attest.

Art. 4.Wanneer de kandidaat een resultaat van minstens 70% behaalt op het basisexamen, dan levert het Instituut een geldig attest van welslagen af voor het betreffende type fytolicentie, en dit binnen de 20 werkdagen na afloop van het examen.

De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt de vorm en de minimale inhoud van dit attest. HOOFDSTUK III. - Basis- en aanvullende opleidingen Deel 1. - Het opleidingsprogramma

Art. 5.§ 1. De opleidingen met betrekking tot de fytolicentie behandelen de stof beschreven in bijlage II van de ordonnantie van 20 juni 2013 en worden opgebouwd in modules, die de volgende onderwerpen behandelen : 1° De wetgeving betreffende het gebruik van pesticiden;2° De plantkundige, ecologische en fytopathologische elementen;3° De gevaren en risico's van pesticiden voor de volksgezondheid en voor het leefmilieu;4° De kennis en het gebruik van pesticiden, inclusief de kennis van de producten, het gebruik van de apparatuur voor de toepassing van pesticiden, de hantering en de opslag van pesticiden alsook het bijhorende afvalbeheer;5° Het ecologische beheer en de alternatieven voor pesticidegebruik;6° De geïntegreerde gewasbescherming en bijhorende strategieën. § 2. Het opleidingsprogramma voor elk type fytolicentie is opgenomen in bijlage I. Het is gebaseerd op de indeling in themamodules zoals beschreven in paragraaf 1 van dit artikel en bespreekt in detail de materie die behandeld moet worden in elke module, alsook het aantal uren dat eraan gewijd moet worden.

De Regering kan het opleidingsprogramma actualiseren in functie van ontwikkelingen ter zake, in het bijzonder de wetenschappelijke en technische vooruitgang. § 3. Voor elk type fytolicentie zal opleidingsmateriaal ontwikkeld worden op basis van het bijhorende opleidingsprogramma. Volgens de bepalingen uit bijlage II, deel A, geldt dat de minister bevoegd voor leefmilieu dat materiaal kan actualiseren.

Deel 2. - De basisopleiding

Art. 6.§ 1. De basisopleiding moet aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° ze wordt georganiseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 15 van de ordonnantie van 20 juni 2013;2° ze voldoet aan het opleidingsprogramma beschreven in artikel 5, § 2 van voorliggend besluit voor de betreffende fytolicentie;3° ze wordt ingericht in een aangepaste voorziening en haar organisatoren zien, desgevallend, toe op de naleving van de wettelijke bepalingen betreffende de opslag en de hantering van gewasbeschermingsmiddelen en het bijhorende afvalbeheer;4° ze wordt gegeven door lesgevers of sprekers die voldoen aan volgende cumulatieve voorwaarden : a) ze zijn houder van de fytolicentie type 3 "Distributie/Voorlichting" voor de themamodules waarvan sprake in artikel 5, § 1, 4° en 6° van voorliggend besluit en voor alle andere stof omtrent de keuze en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of kunnen, bij ontstentenis, gelijkaardige ervaring en kennis aantonen;b) ze beschikken hetzij over voldoende en relevante beroepservaring in de gegeven stof, hetzij over een geldig leerresultaatgetuigschrift voor de professionele activiteit die overeenstemt met de stof die ze onderrichten;c) ze verklaren op erewoord de neutraliteit van de informatie en documenten aangeboden aan de deelnemers te waarborgen en hun persoonlijke gegevens niet aan te wenden met een commercieel oogmerk;d) ze melden eventuele belangenconflicten met sectoren uit de industrie of distributie van pesticiden of van hun alternatieven;5° ze wordt georganiseerd door een of meerdere van de volgende opleidingsinstellingen : a) een openbaar bestuur;b) een instelling van openbaar nut;c) een centrum voor beroepsopleiding;d) een instelling voor secundair technisch of beroepsonderwijs, hoger universitair onderwijs of niet-universitair onderwijs;e) een vereniging zonder winstoogmerk;f) een beroepsvereniging of een sectorfederatie.6° ze valt onder de verantwoordelijkheid van een pedagogisch coördinator;7° ze gaat uit van het opleidingsmateriaal waarvan sprake in artikel 5, § 3 van voorliggend besluit;8° ze verloopt volgens de bepalingen opgenomen in bijlage II, deel B, die de minister bevoegd voor Leefmilieu kan actualiseren. § 2. Een opleidingsinstelling mag een basisopleiding inrichten voor een of meerdere types fytolicenties, op voorwaarde dat die opleiding erkend wordt volgens de procedure beschreven in artikelen 10 tot 12 van voorliggend besluit.

Het Instituut mag een basisopleiding inrichten, voor een of meerdere types fytolicenties, mits naleving van de voorwaarden waarvan sprake in de eerste paragraaf van dit artikel.

Art. 7.Elke opleidingsinstelling met een erkende basisopleiding voor een bepaald type fytolicentie, is gemachtigd om een attest van basisopleiding af te leveren voor hetzelfde type fytolicentie.

De opleidingsinstelling levert het attest af aan de deelnemers die aanwezig waren : 1° tijdens alle lessen indien het gaat om een basisopleiding betreffende fytolicentie P1 "Assistent professioneel gebruik" of NP "Voorlichting/Distributie niet-professionele producten";2° tijdens minstens 80% van de theorielessen en tijdens alle praktijklessen, indien het gaat om een basisopleiding betreffende fytolicentie P2 "Professioneel gebruik" of P3 "Voorlichting/Distributie". Het attest van basisopleiding wordt afgeleverd binnen de 20 dagen na voltooiing van de opleiding.

Het attest van basisopleiding is geldig gedurende 3 jaar vanaf de datum van afgifte en laat de houder toe om twee maal het basisexamen af te leggen.

De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt de vorm en de minimale inhoud van dit attest.

Deel 3. - De aanvullende opleiding

Art. 8.§ 1. Een aanvullende opleidingsactiviteit moet aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° ze wordt georganiseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 16 van de ordonnantie van 20 juni 2013;2° ze streeft naar het beperken van de risico's en de gevolgen van pesticiden op de volksgezondheid en het leefmilieu, door geïntegreerde gewasbescherming en het gebruik van alternatieve benaderingswijzen of -technieken, zoals niet-chemische alternatieven voor pesticiden, aan te moedigen;3° ze heeft de vorm van een cursus, een opleiding, een uiteenzetting, een conferentie, een colloquium, een symposium of een stage.Gelden niet als activiteit : werkvergaderingen, algemene vergaderingen, gespreks- en studiegroepen, commerciële salons en beurzen; 4° ze duurt minstens 3 duur.Een activiteit die langer dan een volledige dag in beslag neemt, zoals een colloquium, een congres of een stage, moet onderzocht worden op de mogelijkheid om ze te beschouwen als een enkele activiteit dan wel als meerdere afzonderlijke activiteiten; 5° ze past binnen een of meerdere onderwerpen van de modules waarvan sprake in artikel 5, § 1 van voorliggend besluit en betreft, verdiept of vervolledigt het opleidingsprogramma opgenomen in bijlage I voor dezelfde onderwerpen;6° ze voldoet, wat de voorziening, de lesgevers, de sprekers en de opleidingsinstellingen betreft, aan de voorwaarden opgenomen in artikel 6, § 1, 3° tot 5° van voorliggend besluit;7° ze valt onder de verantwoordelijkheid van een pedagogisch coördinator;8° ze verloopt volgens de bepalingen opgenomen in bijlage II, deel C, die de minister bevoegd voor Leefmilieu kan actualiseren. § 2. Een opleidingsinstelling mag een aanvullende opleidingsactiviteit inrichten voor een of meerdere types fytolicenties, op voorwaarde dat die activiteit erkend wordt volgens de procedure beschreven in artikelen 10 tot 12 van voorliggend besluit.

Elke module van een basisopleiding kan ook erkend worden als een aanvullende opleidingsactiviteit indien aan de voorwaarden uit paragraaf 1 van dit artikel is voldaan.

Het Instituut mag aanvullende opleidingen inrichten, voor een of meerdere types fytolicenties, mits naleving van de voorwaarden waarvan sprake in paragraaf 1 van dit artikel.

Art. 9.§ 1. Elke opleidingsinstelling die een erkende aanvullende opleidingsactiviteit aanbiedt voor een bepaald type fytolicentie, is gemachtigd om een attest van aanvullende opleiding af te leveren voor hetzelfde type fytolicentie.

De opleidingsinstelling levert het genoemde attest af aan het einde van de activiteit, op voorwaarde dat de deelnemer ze volledig heeft bijgewoond, binnen de 20 werkdagen na het einde van de opleidingsactiviteit.

De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt de vorm en de minimale inhoud van dit attest. § 2. Indien een module van de basisopleiding ook erkend wordt als aanvullende opleidingsactiviteit in toepassing van artikel 8, § 2, tweede lid van voorliggend besluit, dan zal er geen attest van aanvullende opleiding worden afgeleverd aan de personen die de genoemde module gevolgd hebben in het kader van hun basisopleiding. § 3. Onverminderd de bepalingen uit § 1 van dit artikel, levert elke opleidingsinstelling met een erkende aanvullende opleidingsactiviteit die dieper ingaat op de toepasbare wetgeving binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het gebruik en de vermindering van pesticiden (module waarvan sprake in artikel 5, § 1, 1° van voorliggend besluit), een attest af van goede kennis van de Brusselse wetgeving, en dit binnen de 20 werkdagen na het einde van de opleidingsactiviteit.

De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt de vorm en de minimale inhoud van dit attest.

Deel 4. - Erkenning

Art. 10.De aanvragende opleidingsinstelling moet haar aanvraag tot erkenning van een basisopleiding of aanvullende opleidingsactiviteit indienen aan de hand van een formulier dat ten minste 20 werkdagen voor de inrichting van de opleiding of de opleidingsactiviteit via elektronische weg moet worden toegestuurd aan het Instituut.

De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt het model en de inhoud van dat formulier, alsook de documenten die moeten worden bijgevoegd.

Art. 11.§ 1. Het Instituut richt aan de aanvrager een bewijs van ontvangst van de als volledig of onvolledig verklaarde aanvraag, via elektronische weg, binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de aanvraag.

Als de aanvraag onvolledig is, dan licht het Instituut de aanvrager in over de documenten of gegevens die ontbreken. Binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de ontbrekende stukken voltooit het Instituut de handeling waarvan sprake in lid 1 van dit artikel.

Het bewijs van ontvangst van de aanvraag moet de behandelingstermijnen van het dossier en de rechtsmiddelen tegen de beslissing vermelden. § 2. Het Instituut neemt een besluit over de erkenningsaanvraag, gelet op de elementen vervat in de als volledig verklaarde aanvraag.

Betreft het een aanvraag voor de erkenning van een basisopleiding, dan dient die opleiding te voldoen aan de voorwaarden uit artikel 6, paragraaf 1 van voorliggend besluit. Betreft het een aanvraag voor de erkenning van een aanvullende opleidingsactiviteit, dan dient die activiteit te voldoen aan de voorwaarden uit artikel 8, paragraaf 1 van voorliggend besluit.

Het Instituut brengt de aanvrager via elektronische weg op de hoogte van zijn beslissing, en dit binnen de 30 werkdagen na de datum van verzending van het bewijs van ontvangst van de als volledig verklaarde aanvraag. § 3. Wordt de beslissing niet meegedeeld binnen de termijn vastgelegd in § 2 van dit artikel, dan kan de aanvrager per aangetekend schrijven een aanmaning sturen naar het Instituut.

Indien na het verstrijken van een nieuwe termijn van 10 werkdagen, die aanvat op de datum van afgifte bij de post van het aangetekend schrijven ter aanmaning, de aanvrager nog steeds geen beslissing heeft ontvangen, dan moet de aanvraag als geweigerd worden beschouwd.

Art. 12.De erkenningsbeslissing wordt bekendgemaakt op de website van het Instituut.

Art. 13.De opleidingsinstelling waarvan een opleiding of opleidingsactiviteit wordt erkend, dient de volgende voorwaarden na te leven : 1° Binnen de 10 werkdagen na het ontvangen van de aanvraag levert ze een inschrijvingsattest aan elke persoon die wil deelnemen aan de opleiding of opleidingsactiviteit.De minister bevoegd voor leefmilieu bepaalt de inhoud en de vorm van dit attest. 2° ze geeft aan het Instituut de datums door wanneer de opleiding of opleidingsactiviteit herhaald volgens dezelfde erkenningsvoorwaarden plaatsvindt : a) ten minste 30 werkdagen voor de inrichting ervan, voor een sessie van de basisopleiding;b) ten minste 15 werkdagen voor de inrichting ervan, voor een sessie van de aanvullende opleidingsactiviteit;3° ze licht het Instituut onmiddellijk in van elke wijziging aan gegevens in het erkenningsdossier;4° ze geeft het Instituut en meer bepaald diens medewerkers toegang tot de ruimtes bestemd voor de opleiding over en de opslag en de hantering van gewasbestrijdingsmiddelen, en aanvaardt de controle op de goede organisatie van de basisopleiding of van de aanvullende opleidingsactiviteit;5° ze bezorgt het Instituut een verslag dat de volgende informatie bevat : a) een beschrijving en beoordeling van de basisopleiding of aanvullende opleidingsactiviteit die ze inricht en een bewijs van de kwaliteit ervan;b) een opsomming van de deelnemers en de afgeleverde attesten van basisopleiding, aanvullende opleiding of kennis van de Brusselse wetgeving;c) een verklaring dat de opleiding of de opleidingsactiviteit steeds voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. Dit rapport wordt opgesteld op basis van een model dat het Instituut ter beschikking stelt op zijn website, en wordt overgemaakt aan het Instituut binnen de 60 werkdagen vanaf de inrichting van de betreffende opleiding of opleidingsactiviteit.

Deel 5. - Opschorting en intrekking van de erkenning

Art. 14.§ 1. Het Instituut kan beslissen om de erkenning van de opleiding of opleidingsactiviteit voor een maximale duur van 120 dagen op te schorten en/of in te trekken in een van de volgende gevallen : 1° er wordt vastgesteld dat aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in artikel 6, § 1 van voorliggend besluit voor de basisopleiding of artikel 8, § 1 van voorliggend besluit voor de aanvullende opleidingsactiviteit niet of niet langer is voldaan;2° de kwaliteit van de ingerichte basisopleiding of aanvullende opleidingsactiviteit is niet of niet langer bevredigend;3° de opleidingsinstelling leeft de verplichtingen uit artikel 13 van voorliggend besluit niet na. § 2. Elke beslissing tot opschorting wordt pas genomen nadat de opleidingsinstelling de mogelijkheid heeft gekregen haar opmerkingen schriftelijk of mondeling te doen gelden.

Elke beslissing tot intrekking wordt pas genomen nadat de betrokken opleidingsinstelling minstens een schriftelijke waarschuwing is betekend en haar de mogelijkheid is gegeven haar opmerkingen schriftelijk of mondeling te doen gelden. § 3. De beslissing tot opschorting of intrekking wordt via elektronische weg meegedeeld aan de opleidingsinstelling en bekendgemaakt op de website van het Instituut. HOOFDSTUK IV. - Kennisgeving van welslagen voor de basisexamens en van deelname aan de basisopleidingen en aanvullende opleidingsactiviteiten

Art. 15.Binnen de 20 werkdagen volgend op het examen maakt het Instituut aan de Federale Overheidsdienst de lijst bekend van de geslaagden voor het basisexamen voor het betreffende type fytolicentie.

Art. 16.§ 1. Elke opleidingsinstelling die een basisopleiding of aanvullende opleidingsactiviteit heeft ingericht, maakt de lijst van deelnemers en afgeleverde attesten over aan het Instituut, binnen de 20 werkdagen na het einde van de opleiding of van de opleidingsactiviteit.

Als ze daartoe bevoegd is, maakt ze binnen dezelfde termijn de lijst van attesten van aanvullende opleiding over aan de Federale Overheidsdienst. § 2. Binnen de 20 werkdagen na ontvangst van de lijst met attesten van aanvullende opleiding, maakt het Instituut de genoemde lijst over aan de Federale Overheidsdienst, onder voorbehoud van de toepassing van paragraaf 1, lid 2 van dit artikel. HOOFDSTUK V. - Informatiemaatregelen

Art. 17.Het Instituut houdt een agenda bij van de basisexamens, basisopleidingen en aanvullende opleidingsactiviteiten georganiseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Die lijst wordt gepubliceerd op de website van het Instituut. HOOFDSTUK VI. - Deelname in de kosten en financiering

Art. 18.De minister bevoegd voor Leefmilieu bepaalt de kosten voor deelname aan het basisexamen georganiseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor elk type fytolicentie. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 19.§ 1. In afwijking van artikel 10 van voorliggend besluit kan de aanvraag tot erkenning van een aanvullende opleidingsactiviteit tot en met 31 december 2018 tot 20 werkdagen na de inrichting ervan worden ingediend, indien de opleidingsinstelling kan aantonen dat de voorwaarden in artikel 8, § 1, 1° tot 6° van voorliggend besluit werden nageleefd.

In dat geval is de in artikels 10 tot 12 van dit besluit beschreven procedure van toepassing, op basis van een aangepast aanvraagformulier.

Indien de aanvraag na afloop van de activiteit wordt goedgekeurd, beginnen de termijnen bedoeld in artikels 9, § 1, lid2 en § 3, en 16, §§ 1 en 2 te lopen vanaf de kennisgeving van de erkenning door het Instituut. § 2. In afwijking van artikel 10 van voorliggend besluit kan elke opleidingsactiviteit ingericht tussen de datum van inwerkingtreding van de fytolicentie, op 25 november 2015, en de datum van inwerkingtreding van voorliggend besluit, in aanmerking komen voor een erkenning.

In dit geval is de procedure die wordt beschreven in lid 2 van § 1 van dit artikel van toepassing. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 20.Artikelen 13 tot 16 van de ordonnantie van 20 juni 2013 treden in werking op dezelfde datum als voorliggend besluit.

Art. 21.De minister die bevoegd is voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 maart 2017.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mme C. FREMAULT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage II. Modaliteiten voor de organisatie van basisopleidingen en aanvullende opleidingsactiviteiten Deel A - Opstellen van het lesmateriaal 1. Het Instituut stelt voor elk type fytolicentie een syllabus samen die de stof opgenomen in het bijhorende opleidingsprogramma behandelt.2. De syllabus wordt op een zodanige manier opgesteld dat elke themamodule apart gestudeerd kan worden;de syllabi voor module P3 zijn evenwel opgemaakt als aanvulling op de modules P2. De informatie in de syllabi is helder en begrijpelijk en afgestemd op het doelpubliek van het type fytolicentie in kwestie. De bronnen en alle aanvullende documenten die nuttig zijn om de professionelen goed te informeren, worden duidelijk vermeld. 3. Het Instituut voorziet ook aanvullend didactisch materiaal, zoals slideshows en multimediapresentaties, die de inhoud uit de syllabi op een overzichtelijke en visuele wijze voorstellen.4. Voorts zal het Instituut de syllabi en al het didactisch materiaal regelmatig actualiseren, in functie van de ontwikkelingen binnen de betreffende materie en in het bijzonder van de wetenschappelijke en technische vooruitgang.Desgevallend licht het de opleidingsinstellingen erover in dat er een nieuwe versie van de syllabi en van het didactisch materiaal beschikbaar is. 5. Het Instituut stelt de syllabi en het bijhorende didactische materiaal vrij ter beschikking op zijn website. Deel B - Organisatie van de basisopleidingen 1. De opleidingsinstelling gebruikt uitsluitend de syllabi die het Instituut aanbiedt op zijn website.Die syllabi waarborgen de eenvormigheid van de inhoud van de basisopleidingen erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en mogen niet gewijzigd worden. 2. De opleidingsinstelling mag wel het didactisch materiaal dat het Instituut aanbiedt, aanpassen.Desgevallend licht ze het Instituut in van dat voornemen en legt ze de aangepaste documenten voor. 3. De opleidingsinstelling mag, op uitnodiging van het Instituut, suggereren welke aanpassingen ze eventueel als nodig acht aan de syllabi en aan het didactisch materiaal dat haar ter beschikking is gesteld.4. De opleidingsinstelling moet zich vergewissen van de aanwezigheid van de deelnemer tijdens de hele opleiding, door herhaaldelijk en op de manier die zij als de meest efficiënte beschouwt, de aanwezigheden op te nemen.5. De opleidingsinstelling mag de opleidingen P2 "Professioneel gebruik" en P3 "Distributie/Voorlichting" gelijktijdig organiseren voor de gemeenschappelijke modules. Deel C - Organisatie van aanvullende opleidingsactiviteiten 1. De opleidingsinstelling maakt schriftelijk lesmateriaal op voor de opleidingsactiviteit die ze inricht.De informatie in de syllabi is helder en begrijpelijk en afgestemd op het doelpubliek van de activiteit. De bronnen en alle aanvullende documenten die nuttig zijn om de professionelen goed te informeren, worden duidelijk vermeld. 2. Bij herhaling van een activiteit met naleving van de erkenningsvoorwaarden, houdt de opleidingsinstelling het schriftelijk lesmateriaal actueel, teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen binnen de materie, in het bijzonder met de wetenschappelijke en technische vooruitgang.Desgevallend licht ze het Instituut in van dat voornemen en legt ze de aangepaste documenten voor. 3. De opleidingsinstelling stelt het schriftelijke lesmateriaal ter beschikking van de deelnemers voorafgaand aan en uiterlijk bij het begin van de activiteit.Bijkomend schriftelijk materiaal, zoals verslagen van gesprekken of handelingen van colloquia, kunnen tevens ter beschikking worden gesteld van de deelnemers tot 60 werkdagen na de activiteit. 4. De opleidingsinstelling moet zich vergewissen van de aanwezigheid van de deelnemer tijdens de hele activiteit, door de aanwezigheden op te nemen bij het begin en het einde ervan, op de manier die zij als de meest efficiënte beschouwt.5. De opleidingsinstelling bezorgt een kopie van het schriftelijke lesmateriaal aan het Instituut, dat het ter beschikking stelt op zijn website. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering du 31 maart 2017 betreffende de organisatie van het basisexamen, de basisopleiding en de aanvullende opleiding in het kader van de fytolicentie.

Brussel, 31 maart 2017.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT

^