gepubliceerd op 16 april 2013
Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen
19 MAART 2013. - Koninklijk besluit ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, gewijzigd bij de wet van 7 april 1999 en bij de wet van 10 januari 2007;
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, artikel 5, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004 en bij de wet van 27 juli 2011, artikel 8, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003, en artikel 9, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003 en bij de wet van 27 juli 2011;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;
Gelet op het ministerieel besluit van 5 januari 1977 houdende benoeming van de leden van de Consultatieve commissie, opgericht krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische producten;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 mei 1977 ter uitvoering van het artikel 41, eerste paragraaf, 1°, c, van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische producten;
Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, gegeven op 5 april 2011;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 6 april 2011;
Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 14 april 2011;
Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 25 mei 2011;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2011;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 16 december 2011;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 26 maart 2012;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 31 januari 2012;
Gelet op de betrokkenheid van en het overleg met de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit tijdens de Interministeriële Conferentie Leefmilieu, uitgebreid tot Landbouw, op 20 juli 2011;
Overwegende het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen;
Gelet op advies 51.526/3 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Landbouw en van Middenstand, de Minister van Werk, de Staatssecretaris voor Leefmilieu en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° verordening : verordening (EG) nr.1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad; 2° gewasbeschermingsmiddelen : de gewasbeschermingsmiddelen zoals gedefinieerd door de verordening;3° toevoegingsstoffen : de toevoegingsstoffen zoals gedefinieerd door de verordening;4° producten : gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;5° producten voor professioneel gebruik : gewasbeschermingsmiddelen erkend voor professioneel gebruik en toevoegingsstoffen;6° producten voor niet-professioneel gebruik : gewasbeschermingsmiddelen erkend voor niet-professioneel gebruik;7° professionele gebruiker : elke persoon die, in de landbouwsector of in een andere sector, producten gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen;8° niet-professionele gebruiker : elke persoon die producten gebruikt maar niet beantwoordt aan de definitie van 7° ;9° distributeur : elke natuurlijke of rechtspersoon die ervoor zorgt dat producten in de handel verkrijgbaar zijn, met inbegrip van groothandelaren, detailhandelaren, verkopers en leveranciers;10° voorlichter : elke persoon die over voldoende verworven kennis beschikt en beroepsmatig of in het kader van een commerciële dienst advies verstrekt over de bestrijding van plagen en het veilig gebruik van producten, in voorkomend geval met inbegrip van particuliere en openbare zelfstandige voorlichtingsdiensten, handelsagenten, levensmiddelenproducenten en detailhandelaren;11° fytolicentie : certificaat voor professioneel gebruik, distributie of voorlichting van producten;12° spuiten vanuit de lucht : alle toepassingen van producten vanuit luchtvaartuigen (vliegtuigen of helikopters);13° apparatuur voor de toepassing van producten : apparaat dat specifiek is bestemd voor de toepassing van producten, inclusief hulpstukken die essentieel zijn voor de doeltreffende werking daarvan, zoals spuitdoppen, manometers, filters, zeven en toebehoren voor het schoonmaken van tanks;14° minister : desgevallend, de federale minister bevoegd voor Landbouw, en/of Volksgezondheid, en/of Werk en/of de staatssecretaris voor Leefmilieu;15° dienst : de Dienst Pesticiden en Meststoffen van het Directoraat-Generaal Dier, Plant en Voeding van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;16° erkenningscomité : het Erkenningscomité bedoeld in artikel 9 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;17° oppervlaktewater : binnenwateren, met uitzondering van grondwater; overgangswater en kustwateren en, voor zover het de chemische toestand betreft, ook territoriale wateren; 18° grondwater : al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat;19° binnenwateren : al het stilstaande of stromende water op het landoppervlak en al het grondwater aan de landzijde van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten;20° overgangswater : een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding dat gedeeltelijk zout is door de nabijheid van kustwateren, maar dat in belangrijke mate door zoetwaterstromen beïnvloed wordt;21° kustwateren : de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater;22° rivier : een binnenwaterlichaam dat grotendeels bovengronds stroomt, maar dat voor een deel van zijn traject ondergronds kan stromen;23° tuinbouwsector : groente-, fruit-, en sierteeltsector.
Art. 3.Dit besluit is van toepassing onverminderd de bepalingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK 2. - Specifieke praktijken en toepassingen Afdeling 1. - Spuiten vanuit de lucht
Art. 4.Spuiten vanuit de lucht is verboden. De minister kan afwijkingen op dit verbod toestaan mits wordt voldaan aan de in bijlage 1 bepaalde voorwaarden. Afdeling 2. - Specifieke maatregelen ter bescherming
van het aquatische milieu en het drinkwater
Art. 5.§ 1. Bij het verlenen van de toelating voor het op de markt brengen van een product stelt het Erkenningscomité passende maatregelen vast om het aquatische milieu en de voorziening van drinkwater te beschermen tegen het effect ervan. Deze maatregelen ondersteunen en zijn verenigbaar met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG en de verordening. § 2. Bij het verlenen van de toelating voor het op de markt brengen van een product stelt het Erkenningscomité alle bijkomende risicoreducerende maatregelen vast die toelaten of nodig zijn om de toelatingsvoorwaarden van de verordening te respecteren.
Art. 6.De in artikel 5 bedoelde maatregelen voorzien ondermeer in : 1° het gebruik van risicoreducerende maatregelen waardoor het risico van vervuiling buiten het behandelde terrein als gevolg van verwaaiende spuitnevel, uitspoeling en afspoeling tot een minimum wordt beperkt.Deze maatregelen voorzien onder andere in het afbakenen van bufferzones met passende afmetingen voor de bescherming van niet-doelwitwaterorganismen, waarbinnen geen producten mogen worden toegepast; 2° een zoveel mogelijke beperking of uitschakeling van de toepassing van producten op en langs wegen, spoorwegen, zeer doorlaatbare oppervlakken en andere infrastructuur in de nabijheid van oppervlaktewater, grondwater of kustwater, alsook op verharde oppervlakken waar een groot risico van afspoeling naar oppervlaktewateren of rioleringssystemen bestaat.
Art. 7.In toepassing van artikel 6, 1°, worden bufferzones voor de bescherming van niet-doelwitwaterorganismen aangehouden tussen enerzijds het behandelde oppervlak en anderzijds zowel oppervlaktewater als oppervlakken waar een groot risico van afspoeling naar oppervlaktewateren bestaat.
Art. 8.Bij het bepalen van bufferzones worden volgende gevallen onderscheiden : 1° behandeling van een kas zoals gedefinieerd door de verordening;2° behandeling na de oogst zoals gedefinieerd door de verordening;3° verticaal neerwaarts gerichte bespuitingen met uitsluiting van de gevallen bedoeld in 1° en 2° ;4° andere dan verticaal neerwaarts gerichte bespuitingen met uitsluiting van de gevallen bedoeld in 1° en 2° ;5° alle andere mogelijke toepassingswijzen waarbij blootstelling van niet-doelwitwaterorganismen aan producten kan optreden met uitsluiting van de gevallen bedoeld in 1° en 2°.
Art. 9.In toepassing van artikel 7 geldt : 1° er worden geen bufferzones opgelegd voor de gevallen bedoeld in artikel 8, 1° en 2° ;2° de volgende minimale bufferzones zijn van toepassing : a) een bufferzone van één meter voor de gevallen bedoeld in artikel 8, 3° en 5° ;b) een bufferzone van drie meter voor de gevallen bedoeld in artikel 8, 4° ;3° indien grotere bufferzones vereist zijn dan deze voorzien door 2°, worden deze vastgelegd in de toelating voor het op de markt brengen van het product.4° onverminderd de in 2° bedoelde minimale bufferzones kunnen de in 3° bedoelde bufferzones worden gereduceerd mits gebruikmaking van bijkomende driftreducerende middelen of maatregelen.De minister kan bepalen welke driftreducerende middelen of maatregelen hiervoor in aanmerking komen. Bij toepassing van deze driftreducerende middelen of maatregelen mogen de vereiste bufferzones maximaal twintig meter groot zijn voor de gevallen bedoeld in artikel 8, 3°, en maximaal dertig meter groot zijn voor de gevallen bedoeld in artikel 8, 4° en 5°.
Indien grotere bufferzones vereist zijn, zal geen toelating worden verleend voor het op de markt brengen van het product. Afdeling 3. - Hantering en opslag van producten
en behandeling van de verpakkingen en restanten ervan
Art. 10.De volgende verrichtingen van professionele en niet-professionele gebruikers, en in voorkomend geval van distributeurs, mogen de menselijke gezondheid (inclusief de voedselveiligheid) niet in gevaar brengen : 1° de opslag, hantering, verdunning en vermenging van producten vóór de toepassing ervan;2° de hantering van verpakkingen en restanten van producten.Ondermeer bij de toepassing van vloeibare producten worden de zorgvuldig geledigde verpakkingen met voldoende water gespoeld; 3° de verwijdering van tankmengsels die overblijven na toepassing. Tankmengsels die overblijven na toepassing mogen circa tien maal worden verdund en toegepast op het reeds behandelde oppervlak volgens de gebruiksvoorschriften. Om tankmengsels die overblijven na toepassing te vermijden, wordt de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof nauwkeurig berekend aan de hand van de te behandelen oppervlakte; 4° In toepassing van 1° tot en met 3° kan de minister richtlijnen voorschrijven voor de hantering van verpakkingen en restanten van producten en voor de verwijdering van tankmengsels die overblijven na toepassing. Afdeling 4. - Vermindering van risico's gerelateerd
aan het gebruik van producten in specifieke gebieden
Art. 11.§ 1. Bij het verlenen van de toelating voor het op de markt brengen van een product wordt, op basis van de resultaten van desbetreffende risicobeoordelingen, de toegang geminimaliseerd of verboden in recentelijk behandelde gebieden. Er worden passende risicobeheersmaatregelen genomen. Hierbij kan het gaan om een tijdsperiode die moet worden gerespecteerd alvorens behandelde percelen of ruimten opnieuw te betreden. § 2. Onder voorbehoud van paragraaf 1 mag herbetreding van behandelde percelen of ruimten, zonder geschikte beschermingskledij, ten vroegste gebeuren eens de spuitvloeistof volledig is opgedroogd. HOOFDSTUK 3. - Distributie, voorlichting en professioneel gebruik van producten Afdeling 1. - Distributie
Art. 12.§ 1. Distributeurs beschikken, voor wat betreft producten voor professioneel gebruik, over een fytolicentie « Distributie/Voorlichting ». § 2. Per verkooppunt van producten voor professioneel gebruik voldoet er minstens één persoon aan paragraaf 1.
Art. 13.§ 1. Distributeurs beschikken, voor wat betreft producten voor niet-professioneel gebruik, over een fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ». § 2. Per verkooppunt van producten voor niet-professioneel gebruik voldoet er minstens één persoon aan paragraaf 1.
Art. 14.§ 1. Producten voor professioneel gebruik worden uitsluitend verkocht aan houders van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ». § 2. In afwijking van paragraaf 1 worden producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is voorbehouden voor houders van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik », uitsluitend verkocht aan houders van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 15.§ 1. De in artikel 14, § 1, bedoelde producten voor professioneel gebruik mogen worden afgehaald door een meerderjarig persoon, handelend in opdracht van een in artikel 14, § 1, bedoelde houder van een fytolicentie.
In voorkomend geval verstuurt de distributeur de factuur naar de in artikel 14, § 1, bedoelde persoon of onderneming voor wie de in artikel 14 § 1, bedoelde persoon de producten voor professioneel gebruik aankoopt. Deze factuur vermeldt tevens de identiteit en het nummer van de fytolicentie van de in artikel 14, § 1, bedoelde persoon en de identiteit van de meerderjarige persoon.
De distributeur brengt deze meerderjarige persoon op de hoogte van de gevaren die verbonden zijn aan deze producten voor professioneel gebruik, en van de voorzorgen die bij hun transport en opslag moeten worden in acht genomen. § 2. In voorkomend geval dat producten voor professioneel gebruik worden afgehaald door een in paragraaf 1 bedoelde meerderjarig persoon, overhandigt de voornoemde persoon deze aan een houder van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » of slaat deze op in het lokaal of de kast zoals bedoeld in artikel 28.
Art. 16.De distributeur vergewist zich ervan dat de persoon aan wie de producten voor professioneel gebruik worden verkocht, de in artikel 14 bedoelde vereiste kwalificatie bezit.
Art. 17.Bij elke verkoop van een product voor professioneel gebruik houdt de distributeur volgende gegevens bij : 1° de datum;2° de naam en de hoeveelheid van het product voor professioneel gebruik;3° identiteit en nummer van de fytolicentie van de in artikel 14 bedoelde houder van de fytolicentie;4° aanduiding van de onderneming voor wie de in artikel 14 bedoelde persoon de producten voor professioneel gebruik aankoopt, in voorkomend geval;5° handtekening, identiteit en woonplaats van de in artikel 15 bedoelde meerderjarige persoon, in voorkomend geval. De distributeur bewaart deze gegevens op ordentelijke wijze gedurende een termijn zoals bepaald in de verordening. Op vraag van de ambtenaar die belast is met de controle op de toepassing van de bepalingen van dit besluit worden deze gegevens voorgelegd. Afdeling 2. - Voorlichting
Art. 18.§ 1. Voorlichters beschikken, voor wat betreft producten voor professioneel gebruik, over een fytolicentie « Distributie/Voorlichting ». § 2. Distributeurs van producten voor professioneel gebruik hebben voldoende voorlichters in dienst die in verkooppunten aanwezig zijn om klanten voldoende informatie te verschaffen over het gebruik van producten voor professioneel gebruik, de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu alsmede de veiligheidsinstructies voor de omgang met die risico's.
Art. 19.§ 1. Voorlichters beschikken, voor wat betreft producten voor niet-professioneel gebruik, over een fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ». § 2. Distributeurs van producten voor niet-professioneel gebruik hebben voldoende voorlichters in dienst die op het tijdstip van verkoop beschikbaar zijn om klanten voldoende informatie te verschaffen over het gebruik van producten voor niet-professioneel gebruik, de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu alsmede de veiligheidsinstructies voor de omgang met die risico's.
De minister kan nader bepalen op welke wijze aan deze bepaling wordt voldaan. Afdeling 3. - Professioneel gebruik
Art. 20.§ 1. Producten voor professioneel gebruik worden uitsluitend gebruikt door professionele gebruikers. § 2. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de bescherming van jongeren op het werk en van het koninklijk besluit van 21 september 2004 betreffende de bescherming van stagiairs wordt een afwijking van paragraaf 1 toegestaan aan jongeren op het werk, zoals gedefinieerd in het voornoemde besluit van 3 mei 1999, en stagiairs, zoals gedefinieerd in het voornoemde besluit van 21 september 2004. § 3. Professionele gebruikers beschikken, voor wat betreft producten voor professioneel gebruik, over een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 21.§ 1. Houders van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » gebruiken producten voor professioneel gebruik uitsluitend onder het gezag van een houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
De houder van de fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » maakt een verklaring in tweevoud op naar het model in bijlage 2. Deze verklaring wordt gedagtekend en ondertekend door beide partijen en het origineel wordt aan de houder van de fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » overhandigd.
Op vraag van de ambtenaar die belast is met de controle op de toepassing van de bepalingen van dit besluit dient elke partij deze verklaring te kunnen voorleggen. § 2. Onverminderd paragraaf 1 is in de landbouw- en tuinbouwsector het gebruik van producten voor professioneel gebruik door een houder van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » uitsluitend toegestaan indien de voornoemde persoon de producten voor professioneel gebruik gebruikt onder het gezag van een houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » die zelf het te behandelen perceel of teelt beheert. § 3. Maximaal tien houders van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » gebruiken producten voor professioneel gebruik onder het gezag van eenzelfde houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 22.In afwijking van artikel 20, § 3, beschikken professionele gebruikers van producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is voorbehouden voor houders van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik », over een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik ».
Art. 23.Niet-erkende producten bestemd voor een proef of experiment voor onderzoek- of ontwikkelingsdoeleinden waarbij het middel in het milieu wordt gebracht worden uitsluitend gebruikt door houders van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting », tenzij anders bepaald door de minister.
Art. 24.§ 1. Professionele gebruikers houden voor producten registers bij zoals voorzien door de verordening. § 2. Professionele gebruikers zijn in staat de identiteit en de woonplaats op te geven van de persoon voor rekening van wie een product werd gebruikt. § 3. Elk gebruik van producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is voorbehouden voor houders van een fytolicentie Specifiek professioneel gebruik wordt door de houder van de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » bijgehouden in een afzonderlijk register, bevattend de gegevens vermeld in de paragrafen 1 en 2. § 4. Professionele gebruikers bewaren deze registers en gegevens zoals bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3, op ordentelijke wijze gedurende een termijn zoals bepaald in de verordening. Op vraag van de ambtenaar die belast is met de controle op de toepassing van de bepalingen van dit besluit worden deze gegevens voorgelegd.
Art. 25.Professionele gebruikers voeren regelmatig kalibraties en technische controles uit aan de apparatuur voor de toepassing van producten. HOOFDSTUK 4. - Opslag van producten Afdeling 1. - Opslag van producten voor niet-professioneel gebruik
Art. 26.Producten voor niet-professioneel gebruik worden opgeslagen in een ruimte die droog, doelmatig verlucht en in goede staat van onderhoud en netheid is. De inrichting is doelmatig, zodanig dat de goede bewaring van de opgeslagen producten is verzekerd. Afdeling 2. - Opslag van producten voor professioneel gebruik
Art. 27.§ 1. Professionele gebruikers, distributeurs en voorlichters slaan producten voor professioneel gebruik op in een lokaal dat of een kast die voldoet aan volgende voorwaarden : 1° het lokaal of de kast is droog, doelmatig verlucht en in goede staat van onderhoud en netheid.De inrichting is doelmatig, zodanig dat de goede bewaring van de opgeslagen producten is verzekerd; 2° het lokaal of de kast is op slot;3° de toegang tot het lokaal of de kast wordt voorzien van : a) de tekst, verboden toegang voor onbevoegden' en gelijkwaardig symbool;b) een geschikt gevaarsymbool;c) de identiteit en contactgegevens van de in artikel 29 bedoelde beheerder van het lokaal of de kast. § 2. Geneesmiddelen, voedingsstoffen, eetwaren, diervoeders of andere middelen die bestemd zijn om te worden opgenomen door mens of dier worden niet opgeslagen in het lokaal of de kast zoals bedoeld in paragraaf 1. § 3. Het lokaal of de kast zoals bedoeld in paragraaf 1 is uitsluitend toegankelijk voor : 1° houders van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting »;2° andere personen, mits aanwezigheid van minstens één in 1° bedoelde persoon, waarbij geldt dat in verkooppunten de producten voor professioneel gebruik niet toegankelijk zijn voor niet-professionele gebruikers.
Art. 28.In afwijking van artikel 27 mogen professionele gebruikers, uitsluitend bij hun afwezigheid bij levering van producten voor professioneel gebruik, deze ongeopende producten laten opslaan in een afsluitbaar lokaal of een afsluitbare kast, verschillend van het lokaal of de kast zoals bedoeld in artikel 27, dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 27, §§ 1, 1° en 3°, en 2, gedurende een maximale tijdsduur van tweeënzeventig uur.
Art. 29.Het lokaal of de kast zoals bedoeld in de artikels 27 en 28, inclusief de aanwezige producten, wordt beheerd door een houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 30.In afwijking van de artikels 27 en 28 slaan professionele gebruikers, distributeurs en voorlichters producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is toegelaten door houders van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » op in een lokaal gelegen buiten de gebouwen waar mensen of dieren verblijven, dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 27, §§ 1 en 2.
Dergelijk lokaal, inclusief de aanwezige producten, wordt beheerd door een houder van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Dergelijk lokaal is uitsluitend toegankelijk voor : 1° houders van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik », « Specifiek professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting »;2° andere personen, mits aanwezigheid van minstens één in 1° bedoelde persoon, waarbij geldt dat, in verkooppunten, de producten voor professioneel gebruik niet toegankelijk zijn voor niet-professionele gebruikers. HOOFDSTUK 5. - Voorwaarden voor aanvraag, toekenning en vernieuwing van een fytolicentie
Art. 31.Om in aanmerking te komen voor een toekenning van een fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik », « Assistent professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting », moet de aanvrager de volgende voorwaarden verenigen : 1° een natuurlijk persoon zijn;2° meerderjarig zijn;3° een grondige kennis bezitten van de onderwerpen in bijlage 3, rekening houdend met de specifieke taken en verantwoordelijkheden die de bepaalde fytolicentie omvat. De grondige kennis wordt aangetoond door middel van slagen voor een examen dat deze onderwerpen omhelst of door middel van het behalen van een diploma of getuigschrift dat deze onderwerpen omhelst.
Een persoon die niet slaagt voor het examen kan zich slechts opnieuw voor dit examen aanbieden nadat hij de in artikel 33 bedoelde basisopleiding op regelmatige wijze heeft gevolgd.
Indien het succesvol afgelegde examen of het behaalde diploma of getuigschrift langer dan zes jaar voorafgaand aan de aanvraag tot toekenning van een bepaalde fytolicentie werd behaald, dient de aanvrager tevens de deelname aan het in artikel 38 bedoelde aantal vormingsactiviteiten, naargelang de fytolicentie die wordt aangevraagd, aan te tonen.
Art. 32.Om in aanmerking te komen voor een toekenning van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik », moet de aanvrager de volgende voorwaarden verenigen : 1° een natuurlijk persoon zijn;2° minstens eenentwintig jaar oud zijn;3° beschikken over een lokaal zoals bedoeld in artikel 30;4° een grondige kennis bezitten van de onderwerpen in bijlage 3, rekening houdend met de taken en de verantwoordelijkheden die de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » omvat. De grondige kennis wordt aangetoond door middel van slagen voor een examen voor de speciale jury zoals bedoeld in artikel 10 van het ministerieel besluit van 15 mei 2007 tot regeling van de erkenning van de "speciaal erkende gebruikers" ingesteld door het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en door het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden of door middel van het behalen van een diploma of getuigschrift dat deze onderwerpen omhelst.
Een persoon die niet slaagt voor het examen kan zich slechts opnieuw voor dit examen aanbieden nadat hij de in artikel 33 bedoelde basisopleiding op regelmatige wijze heeft gevolgd.
Indien het succesvol afgelegde examen of het behaalde diploma of getuigschrift langer dan zes jaar voorafgaand aan de aanvraag tot toekenning van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » werd behaald, dient de aanvrager tevens de deelname aan twee in artikel 38 bedoelde vormingsactiviteiten aan te tonen.
Art. 33.De basisopleiding betreffende de fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik », « Assistent professioneel gebruik », « Specifiek professioneel gebruik », « Professioneel gebruik », of « Distributie/Voorlichting » duurt respectievelijk minimaal zestien, zestien, twintig, zestig en honderdtwintig uur en omvat minstens de onderwerpen in bijlage 3, rekening houdend met de taken en de verantwoordelijkheden van de houder van de fytolicentie.
Art. 34.§ 1. Een aanvraag tot een toekenning of een vernieuwing van een fytolicentie wordt gericht aan de Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 2. Een aanvraag tot een toekenning of vernieuwing van een fytolicentie bevat minstens : 1° de identiteit, leeftijd en woonplaats van de aanvrager;2° de benaming en adres van de onderneming waarvoor de aanvrager de bedrijvigheid uitoefent waarvoor hij een fytolicentie vraagt of voornemens is deze bedrijvigheid uit te oefenen, in voorkomend geval;3° het adres van de plaats van elk in de artikels 27, § 1, 28 en 30 bedoeld lokaal of bedoelde kast waarvan de aanvrager voornemens is dit te beheren of beheert, in voorkomend geval;4° het beroep van de aanvrager, in voorkomend geval. § 3. Onverminderd paragraaf 2 bevat een aanvraag tot een toekenning van een fytolicentie het bewijs dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden bepaald bij de artikels 31 of 32, naargelang de fytolicentie die wordt aangevraagd. § 4. Onverminderd paragraaf 2 bevat een aanvraag tot een vernieuwing van een fytolicentie het bewijs dat de houder van de fytolicentie heeft deelgenomen aan de in artikel 38 bedoelde aanvullende opleiding. § 5. Een aanvraag tot vernieuwing van een fytolicentie wordt tijdig ingediend bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, te weten uiterlijk 30 kalenderdagen voor de einddatum van de geldigheidsduur van de fytolicentie. § 6. De eigenaar van een zoals in de artikels 27, § 1, 28 en 30 bedoeld lokaal of bedoelde kast dient volgende gegevens mee te delen aan de Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu : 1° a) wanneer de eigenaar een rechtspersoon is : de maatschappelijke benaming en adres;b) wanneer de eigenaar een natuurlijke persoon is : zijn identiteit;2° de aanduiding van het adres en de plaats in voorkomend geval van elk zoals in de artikels 27, § 1, 28 en 30 bedoeld lokaal of bedoelde kast;3° de identiteit van de in artikelen 29 en 30 bedoelde beheerder van het lokaal of de kast, naargelang voorkomend geval. § 7. De houder van een fytolicentie deelt elke wijziging van de in paragraaf 2 bedoelde gegevens binnen twintig kalenderdagen aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu mee;
De eigenaar van een zoals in de artikelen 27, § 1, 28 en 30 bedoeld lokaal of bedoelde kast deelt elke wijziging van de in paragraaf 6 bedoelde gegevens binnen twintig kalenderdagen aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu mee.
Art. 35.De door de minister gemachtigde ambtenaar onderzoekt de aanvraag tot toekenning of tot vernieuwing van een fytolicentie zoals bedoeld in artikel 34. De daartoe gemachtigde ambtenaar kan zich laten bijstaan door ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, daartoe door hun respectievelijke ministers aangewezen.
Art. 36.§ 1. Een fytolicentie wordt toegekend of vernieuwd door de door de minister gemachtigde ambtenaar. § 2. Een toekenning of vernieuwing van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » kan worden beperkt tot : 1° één of meerdere producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is toegelaten voor houders van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik »;2° een bepaald gebruik;3° een bepaalde plaats;4° een bepaalde hoeveelheid;5° een bepaalde duur.
Art. 37.§ 1. Een fytolicentie wordt toegekend voor een duur van zes jaar. § 2. Een fytolicentie kan een onbeperkt aantal keer worden vernieuwd voor een duur van telkens zes jaar.
Art. 38.De aanvullende opleiding betreffende de fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik », « Assistent professioneel gebruik », « Specifiek professioneel gebruik », « Professioneel gebruik », of « Distributie/Voorlichting » omvat deelname aan respectievelijk twee, drie, twee, vier en zes vormingsactiviteiten, handelend over één of meerdere onderwerpen van bijlage 3, rekening houdend met de taken en de verantwoordelijkheden van de houder van de fytolicentie.
Art. 39.§ 1. Wanneer een gevraagde toekenning of vernieuwing van een fytolicentie niet wordt toegestaan, brengt de door de minister gemachtigde ambtenaar de beslissing van weigering van toekenning of vernieuwing van de fytolicentie bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokkene. § 2. Wanneer er een aanwijzing bestaat dat het bewijs zoals bedoeld in artikel 34, §§ 3 of 4, ongeldig is of dat de verplichting van artikel 34, §§ 6 en 7, niet wordt nageleefd, kan de door de minister gemachtigde ambtenaar beslissen de fytolicentie in te trekken. De beslissing tot intrekking van de fytolicentie wordt bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokkene gebracht.
De intrekking van de fytolicentie heeft uitwerking de zestigste kalenderdag na het versturen van dit ter post aangetekend schrijven.
Is inmiddels gebleken dat de reden van de intrekking is weggevallen, dan kan de door de minister gemachtigde ambtenaar de beslissing tot intrekking annuleren. § 3. De betrokkene kan beroep instellen tegen de in de paragrafen 1 of 2 bedoelde beslissing. Daartoe dient de betrokkene een bezwaarschrift tegen die beslissing in dat deze bij een ter post aangetekend schrijven binnen dertig kalenderdagen na het versturen van het in de paragrafen 1 of 2 bedoelde ter post aangetekend schrijven aan de door de minister gemachtigde ambtenaar richt. Het bezwaarschrift is gemotiveerd in feite en rechte en vergezeld van alle nuttige bewijsstukken.
De voornoemde ambtenaar kan op gemotiveerd verzoek van de betrokkene de in paragraaf 2 bedoelde termijn hoogstens verlengen tot afloop van de in paragraaf 4 bedoelde procedure.
Het bezwaarschrift wordt zonder uitstel voor advies meegedeeld aan het Erkenningscomité. § 4. Het Erkenningscomité onderzoekt de zaak neutraal en onafhankelijk binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van het bezwaarschrift, op dag en uur door haar voorzitter vastgesteld. Binnen dertig kalenderdagen daarop volgend deelt het Erkenningscomité haar advies mee aan de minister.
De betrokkene wordt gehoord of tenminste behoorlijk opgeroepen voordat een advies wordt verleend, waarbij de betrokkene zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of een hiertoe toegelaten gevolmachtigde.
Het Erkenningscomité kan alle betrokken partijen horen of om aanvullende inlichtingen vragen en beroep doen op de medewerking van andere bevoegde personen.
De minister brengt de beslissing bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokkene.
Art. 40.§ 1. De minister of de hiertoe gemachtigde ambtenaar kan de fytolicentie intrekken of een waarschuwing geven aan de houder van de fytolicentie wanneer er een aanwijzing bestaat dat de houder minstens één van de voorziene verplichtingen van de volgende artikels niet naleeft : - artikel 4 en de artikelen 9 tot en met 32 van dit besluit; - de artikelen 53, 54, 55 en 59 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik; - de artikelen 5, 6, 7 tot en met 20, en 23 van het koninklijk besluit van 14 januari 1992 houdende reglementering van begassingen; - artikel 55 van de verordening. § 2. In de in paragraaf 1 bedoelde gevallen, leeft de minister of de hiertoe gemachtigde ambtenaar de volgende regels na : 1° de door de bevoegde controledienst relevante verstrekte informatie wordt geëvalueerd door de door de minister gemachtigde ambtenaar.Deze ambtenaar kan zich bij de evaluatie laten bijstaan door ambtenaren van de bevoegde controledienst en door ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, daartoe door hun respectievelijke ministers aangewezen; 2° de door de minister gemachtigde ambtenaar brengt een beslissing tot het geven van een waarschuwing of tot intrekking van de fytolicentie bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokkene. De intrekking van de fytolicentie heeft uitwerking de zestigste kalenderdag na het versturen van dit ter post aangetekend schrijven.
Is inmiddels gebleken dat de reden van de intrekking is weggevallen, dan kan de door de minister gemachtigde ambtenaar de beslissing tot intrekking annuleren; 3° de betrokkene kan beroep instellen tegen een beslissing tot intrekking van de fytolicentie.Daartoe dient de betrokkene een bezwaarschrift tegen die beslissing in dat deze bij een ter post aangetekend schrijven binnen dertig kalenderdagen na het versturen van het in 2° bedoelde ter post aangetekend schrijven aan de door de minister gemachtigde ambtenaar richt. Het bezwaarschrift is gemotiveerd in feite en rechte en vergezeld van alle nuttige bewijsstukken.
De voornoemde ambtenaar kan op gemotiveerd verzoek van de betrokkene de in 2° bedoelde termijn hoogstens verlengen tot afloop van de in 4° en 5° bedoelde procedure.
Het bezwaarschrift wordt zonder uitstel voor advies meegedeeld aan het Erkenningscomité; 4° het Erkenningscomité verleent haar advies zoals in artikel 39, § 4 is bepaald;5° de minister brengt de beslissing bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis van de betrokkene. § 3. Wanneer de volksgezondheid of het leefmilieu zulks vereist kan de minister of de door de minister gemachtigde ambtenaar de fytolicentie met onmiddellijke ingang schorsen. In dat geval brengt de minister of de door de minister gemachtigde ambtenaar onverwijld de beslissing tot onmiddellijke schorsing ter kennis van de betrokkene bij een ter post aangetekend schrijven en stelt de bij de paragrafen 1 en 2 bepaalde procedure van intrekking in. HOOFDSTUK 6. - Bepalingen betreffende de maatregelen tot bescherming van werknemers
Art. 41.De werkgevers en de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zijn verplicht volgende bijzondere voorschriften in acht te nemen : 1° wat betreft producten : a) producten worden in hun oorspronkelijke verpakking behouden;b) onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, beschikken de werknemers die bij de behandeling met producten zijn betrokken of aan de werking van producten kunnen blootstaan, minstens over de beschermingsuitrusting die vermeld is op de verpakking, op het op de verpakking bevestigde etiket of op de bijsluiter;c) elk werktuig, voorwerp of voertuig dat een bezoedeling door een product vertoont, wordt na afloop van gebruik van een product zodoende gereinigd om de risico's voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op te heffen of tot een minimum te verkleinen;d) de ledig gemaakte verpakkingen worden onschadelijk gemaakt op de wijze die aangeduid is op de verpakking of op de aan de verpakking gehechte afzonderlijke bijsluiter;e) het waswater en de behandelingsoverschotten worden opgevangen en behandeld zodoende de risico's voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op te heffen of tot een minimum te verkleinen;f) onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van chemische agentia op het werk, de werknemers die aan de werking van producten kunnen blootstaan inlichten over de in acht te nemen veiligheids- en gezondheidsmaatregelen;2° wat betreft producten voor professioneel gebruik waarvan op de erkenningsakte wordt vermeld dat gebruik uitsluitend is toegelaten voor de houders van de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » : a) het gebruik en de behandeling van deze producten enkel toevertrouwen aan personen die beschikken over de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik »;b) de bewaring van deze producten enkel toevertrouwen aan personen die beschikken over de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting »;c) werknemers die niet beschikken over de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » verbieden deel te nemen aan de werkzaamheden en de kans op blootstelling aan de gevaren die deze producten eigen zijn, opheffen of tot een minimum herleiden.
Art. 42.De maatregelen die de werkgevers ter nakoming van de hun bij artikel 41 opgelegde verplichtingen nemen, worden in overleg met het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk of bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers zelf overeenkomstig artikel 53 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, alsook met de bevoegde preventieadviseurs, uitgewerkt en na uitwerking aan hen meegedeeld.
Art. 43.Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, belast met het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen op de bepalingen inzake de bescherming van de gezondheid van de werknemers onder dit hoofdstuk. HOOFDSTUK 7. - Opheffingsbepalingen
Art. 44.§ 1. De artikelen 62 tot en met 64, de artikelen 66 tot en met 75, en de artikelen 77 tot en met 80 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik worden opgeheven. § 2. Volgende opschriften van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik worden opgeheven : 1° het opschrift van afdeling 1, afdeling 2 en afdeling 3 van hoofdstuk VI;2° het opschrift van hoofdstuk VII. § 3. Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik wordt vervangen als volgt : « Afdeling 4. - Kleuring van de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik ».
Art. 45.Artikel 61 van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik wordt opgeheven.
Art. 46.Het ministerieel besluit van 4 mei 1977 ter uitvoering van het artikel 41, eerste paragraaf, 1°, c, van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische producten wordt opgeheven.
Art. 47.Het ministerieel besluit van 5 januari 1977 houdende benoeming van de leden van de Consultatieve commissie, opgericht krachtens artikel 45 van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische producten wordt opgeheven. HOOFDSTUK 8. - Strafbepalingen
Art. 48.§ 1. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit met uitzondering van hoofdstuk 6, worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid en de werknemers. § 2. De overtredingen van de bepalingen van hoofdstuk 6 worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek. HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepalingen
Art. 49.§ 1. De begindatum van de fytolicenties die conform artikel 34, §§ 2 en 3, worden aangevraagd gedurende de overgangsperiode, is 25 november 2015. § 2. De overgangsperiode geldt van 1 september 2013 tot 31 augustus 2015.
Art. 50.In afwijking van artikel 37, § 1, gelden volgende geldigheidsduren voor fytolicenties, aangevraagd in toepassing van de in de artikels 51 tot en met 56 bedoelde overgangsmaatregelen : 1° zeven jaar voor de fytolicenties aangevraagd in de periode 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2014;2° zes jaar voor de fytolicenties aangevraagd in de periode 1 september 2014 tot en met 28 februari 2015;3° vijf jaar voor de fytolicenties aangevraagd in de periode 1 maart 2015 tot en met 31 augustus 2015.
Art. 51.Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die genieten van een erkenning als « erkend verkoper », die beschikken over een diploma dat in aanmerking komt voor het bekomen van een erkenning als « erkend verkoper », of die als verantwoordelijk personeelslid worden vermeld op een erkenning als « erkend verkoper » verleend aan een rechtspersoon, afgeleverd in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 52.Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die genieten van een erkenning als « erkend gebruiker », die beschikken over een diploma dat in aanmerking komt voor het bekomen van een erkenning als « erkend gebruiker », of die als verantwoordelijk personeelslid worden vermeld op een erkenning als « erkend gebruiker » verleend aan een rechtspersoon, afgeleverd in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik », « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Art. 53.Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die genieten van een erkenning als « speciaal erkend gebruiker », die beschikken over een diploma dat in aanmerking komt voor het bekomen van een erkenning als « speciaal erkend gebruiker », of die als verantwoordelijk personeelslid worden vermeld op een erkenning als « speciaal erkend gebruiker » verleend aan een rechtspersoon, afgeleverd in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik ».
Indien de erkenning als « speciaal erkend gebruiker » is beperkt tot één of meerdere producten, een bepaald gebruik, plaats, duur of hoeveelheid, dan wordt de fytolicentie « Specifiek professioneel gebruik » overeenkomstig beperkt.
Art. 54.Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die in het kader van hun beroepsactiviteit beschikken over minimum vijf jaar erkende ervaring in verband met het geven van voorlichting over bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik behorend tot klasse A of B, of bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik erkend voor professioneel gebruik, in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Distributie/Voorlichting ».
Art. 55.Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die in het kader van hun beroepsactiviteit beschikken over minimum twee jaar erkende ervaring in verband met het distribueren of het geven van voorlichting over bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik bestemd voor niet-professioneel gebruik, in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Distributie/Voorlichting producten voor niet-professioneel gebruik ».
Art. 56.§ 1. Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die in het kader van hun beroepsactiviteit beschikken over minimum twee jaar erkende ervaring in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik behorend tot klasse A of B, of bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik erkend voor professioneel gebruik, in toepassing van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » of « Professioneel gebruik ». § 2. Gedurende de overgangsperiode worden de natuurlijke personen die beschikken over een geschikt en overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen gevalideerd autocontrolesysteem, beschouwd als te voldoen aan artikel 34, § 3, bij aanvraag van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » of « Professioneel gebruik ». § 3. Een aanvraag tot een toekenning van een fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » gebeurt door de in artikel 21, § 1, bedoelde houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ». HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen
Art. 57.De artikelen 12 tot en met 30, de artikelen 40 tot en met 44, en de artikelen 46 en 47 treden in werking op 25 november 2015.
Art. 58.De ministers kunnen de bijlagen bij dit besluit aanvullen en wijzigen om ze gelijkvormig te maken met de akten van de instellingen van de Europese Unie.
Art. 59.De minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Landbouw en voor Middenstand en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw en van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Leefmilieu, M. WATHELET
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen Te vervullen voorwaarden voor een mogelijke afwijking op het in artikel 4 bedoelde verbod op spuiten vanuit de lucht 1. Spuiten vanuit de lucht kan enkel in bijzondere gevallen worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) er is geen haalbaar alternatief, of er zijn duidelijke voordelen in termen van verminderde effecten op de menselijke gezondheid en het milieu in vergelijking met de toepassing van producten vanaf de grond;b) er worden alleen producten gebruikt waarvan het spuiten vanuit de lucht uitdrukkelijk is goedgekeurd na een specifieke beoordeling van de risico's van spuiten vanuit de lucht door het Erkenningscomité.Er wordt geen gebruik gemaakt van volgende middelen : 1° producten die zijn ingedeeld als zeer giftig, giftig of corrosief;2° herbiciden op basis van fytohormonen (2,4-D, MCPA, mecoprop-P, dichloorprop-P, MCPB,) of producten met een gelijkaardige werking;c) de bediener die het spuiten vanuit de lucht uitvoert, is houder van een fytolicentie Professioneel gebruik' of Distributie/Voorlichting'. Gedurende de overgangsperiode zolang het systeem van fytolicentie nog niet is ingevoerd, mogen andere bekwaamheidsbewijzen worden aanvaard; d) de onderneming die verantwoordelijk is voor het toepassen door spuiten vanuit de lucht beschikt over : 1° een certificaat van een bevoegde instantie van een Lidstaat voor het toelaten van apparatuur en luchtvaartuigen voor het spuiten van producten vanuit de lucht of een registratie als operator in toepassing van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en 2° een luchtvaartuig dat in aanmerking komt voor spuiten vanuit de lucht;e) alleen een helikopter uitgerust met spuitapparatuur die voldoet aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 13 maart 2011 betreffende de verplichte keuring van spuittoestellen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 2005 betreffende retributies bepaald bij artikel 5 van de wet van 9 december 2004 houdende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen komt in aanmerking voor spuiten vanuit de lucht;f) als het te besproeien gebied in de nabijheid ligt van gebieden die voor het publiek toegankelijk zijn, worden in de goedkeuring specifieke risicobeheersmaatregelen opgenomen om nadelige gevolgen voor de gezondheid van omstanders te voorkomen.Het te besproeien gebied mag niet in de nabijheid van woongebieden liggen. De afstand van de rand van het te behandelen veld tot woongebieden, industriële zones, campings en beschermde gebieden bedraagt minimum driehonderd meter; de afstand tot alleenstaande woningen bedraagt tenminste vijftig meter en in dat geval wordt de behandeling slechts uitgevoerd wanneer de wind van het huis naar het te behandelen veld gericht is; g) vanaf 2013 zijn de luchtvaartuigen uitgerust met hulpstukken die de beste beschikbare technologie ter vermindering van verwaaiende sproeinevel vormen;h) het te behandelen perceel vormt een aaneengesloten geheel met een oppervlakte van tenminste drie hectare;i) de bebouwer van het te behandelen perceel is op de hoogte van de geplande behandeling en heeft verklaard ermee akkoord te gaan dat de behandeling gebeurt door spuiten vanuit de lucht;j) de onderneming die verantwoordelijk is voor de behandeling, levert het bewijs dat een verzekering werd afgesloten die de risico's dekt die uit de behandeling kunnen voortvloeien voor personen, hun eigendommen en voor het leefmilieu.2. Onverminderd de bepalingen van de reglementering van de luchtvaart is voor spuiten vanuit de lucht telkens een voorafgaande goedkeuring nodig van de minister verleend op advies van het Erkenningscomité.3. Een professionele gebruiker die producten wil toepassen door spuiten vanuit de lucht, dient bij de Dienst een verzoek om goedkeuring van een toepassingsplan in, en voegt daarbij het bewijs waaruit blijkt dat is voldaan aan de in punt 1 vermelde voorwaarden. De minister kan bepalen aan welke voorwaarden de presentatie van het verzoek moet voldoen teneinde de behandeling ervan te vergemakkelijken en/of bespoedigen. 4. Het verzoek om toepassing van producten door spuiten vanuit de lucht overeenkomstig het in punt 3 bedoelde en goedgekeurde toepassingsplan wordt tijdig, dit is tenminste achtenveertig uur voor de aanvang van de geplande behandeling, bij de Dienst ingediend.Deze aanvraag bevat de volgende gegevens : a) de naam en het adres van de verantwoordelijke onderneming;b) de naam en het adres van de opdrachtgever (landbouwer);c) de precieze locatie en de oppervlakte van het (de) te behandelen veld(en);d) het te verwachten tijdstip waarop wordt gesproeid;e) de hoeveelheden, de handelsbenamingen en de erkenningsnummers van de producten die zullen gebruikt worden;f) de naam van de professionele gebruiker die de behandeling zal uitvoeren;g) een kopie van de verzekeringspolis vermeld in punt 1;h) de verbintenis dat de bepalingen van punt 1 nageleefd worden.5. Het gemeentebestuur op wiens grondgebied de behandeling zal plaatsvinden, wordt tenminste twaalf uur voor de aanvang van de behandeling door de verantwoordelijke onderneming in kennis gesteld van de geplande behandeling en van alle gegevens vermeld onder punt 4, a), b), c), d) en e).6. In bijzondere omstandigheden, zoals een noodgeval of een bepaalde moeilijke situatie, kunnen ook enkelvoudige verzoeken om te mogen spuiten vanuit de lucht ter goedkeuring worden ingediend.In gerechtvaardigde gevallen zal een versnelde procedure worden gevolgd om na te gaan of is voldaan aan de in punt 1 bedoelde voorwaarden, voordat producten worden toegepast door spuiten vanuit de lucht. 7. De Dienst houdt een register bij van de in punt 3 bedoelde verzoeken en goedkeuringen en stelt de daarin vervatte relevante informatie, zoals het te besproeien gebied, de te verwachten dag en tijd waarop wordt gesproeid en het type product, ter beschikking van het publiek.8. Onverminderd punt 1 wordt spuiten vanuit de lucht waarvoor goedkeuring werd verleend enkel uitgevoerd onder volgende omstandigheden : a) de voorschriften van de toelating van het toegediende product worden strikt nageleefd en alle nodige maatregelen worden getroffen om te vermijden dat de gezondheid van mensen en huisdieren, wild, waterorganismen en bijen wordt geschaad of dat schade wordt toegebracht aan aangrenzende teelten en aan het leefmilieu in het algemeen;b) de volgende weersomstandigheden zijn vervuld : 1° de windsnelheid op 2 meter boven de te behandelen teelt bedraagt minder dan 5 meter/seconde;2° de temperatuur van de lucht op 2 meter boven de teelt is lager dan 25 ° C;en 3° de luchtvochtigheid is hoger dan 50 %.c) het toestel verplaatst zich boven het hele veld op een hoogte die ten aanzien van de teelt niet meer dan 3 meter bedraagt.9. De onderneming die verantwoordelijk is voor de behandeling, houdt een register bij waarin de volgende gegevens regelmatig en onder een volgnummer worden ingeschreven : a) de naam en het adres van de landbouwer voor wiens rekening de behandeling wordt uitgevoerd;b) de precieze geografische ligging van elk behandeld perceel en de datum en het uur van de behandeling;c) de handelsbenaming en het erkenningsnummer van het toegediende product en de gebruikte hoeveelheid per hectare. Elke inschrijving wordt medeondertekend door de verantwoordelijke van het behandelde perceel. Dit register wordt bewaard gedurende tenminste drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop het is afgesloten en moet op eenvoudige aanvraag kunnen voorgelegd worden aan de ambtenaren die belast zijn met de controle op de toepassing van de bepalingen van dit besluit.
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw en van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Leefmilieu, M. WATHELET
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen Model voor de verklaring inzake gebruik van producten voor professioneel gebruik onder het gezag van een houder van een fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting ».
Houder van de fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » :
Naam en voornamen :
. . . . .
Nummer van de fytolicentie :
. . . . .
Bovenstaande houder van de fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting » verklaart dat volgende houder van de fytolicentie « Assistent professioneel gebruik » producten voor professioneel gebruik gebruikt onder diens gezag :
Naam en voornamen :
. . . . .
Nummer van de fytolicentie :
. . . . .
Deze verklaring is juist en waar.
Gedaan te . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (plaats)op . . . . . / . . . . . / . . . . . (datum)
Handtekening van de houder van de fytolicentie « Professioneel gebruik » of « Distributie/Voorlichting »,
Handtekening van de houder van de fytolicentie « Assistent professioneel gebruik »,
. . . . .
. . . . .
Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw en van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Leefmilieu, M. WATHELET
Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen Onderwerpen van de basisopleiding als bedoeld in artikel 33 en aanvullende opleiding als bedoeld in artikel 38 1. Alle relevante wetgeving betreffende producten en het gebruik ervan.2. Het bestaan en de risico's van illegale (nagemaakte) producten en de methoden om dergelijke producten te identificeren.3. De aan producten verbonden gevaren en risico's en hoe die kunnen worden vastgesteld en beheerst, met name : a) risico's voor de mens (bedieners van toepassingsapparatuur, omwonenden, omstanders, personen die een behandeld gebied betreden en personen die behandelde middelen hanteren of consumeren) en hoe die worden verhoogd door factoren zoals roken;b) symptomen van vergiftiging van producten en eerstehulpmaatregelen;c) risico's voor andere plantensoorten dan de doelsoort en voor nuttige insecten, de wilde fauna, de biodiversiteit en het milieu in het algemeen.4. Basiskennis van geïntegreerde gewasbeschermingstrategieën en -technieken, geïntegreerde gewasbeheerstrategieën en -technieken en beginselen van biologische landbouw, methoden voor biologische bestrijding van schadelijke organismen, informatie betreffende de algemene beginselen en gewas- en sectorspecifieke richtsnoeren inzake geïntegreerde gewasbescherming.5. Een eerste kennismaking met vergelijkend onderzoek voor gebruikers, teneinde professionele gebruikers te helpen tussen alle toegestane producten voor de bestrijding van een gegeven schadelijk organisme in een gegeven situatie de beste keuze te maken uit producten met de minste neveneffecten voor de menselijke gezondheid, niet-doelorganismen en het milieu.6. Maatregelen om de risico's voor de mens, niet-doelwitorganismen en het milieu zoveel mogelijk te beperken : veilige werkpraktijken voor de opslag, de hantering en de vermenging van producten en voor de verwijdering van lege verpakkingen, ander verontreinigd materiaal en overschotten van producten (met inbegrip van mengsels uit tanks), in geconcentreerde dan wel in verdunde vorm;aanbevolen manieren om de blootstelling van bedieners van toepassingsapparatuur te beperken (materiaal voor persoonlijke bescherming). 7. Risicogebaseerde aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de lokale afwateringsvariabelen zoals klimaat, soort bodem en gewas, en reliëf.8. Procedures voor het gebruiksklaar maken van toepassingsapparatuur, met inbegrip van het kalibreren, en voor de bediening ervan met minimaal risico voor de gebruiker, andere mensen, niet-doelsoorten (dieren zowel als planten), de biodiversiteit en het milieu, met inbegrip van watervoorraden.9. Het gebruik van toepassingsapparatuur en het onderhoud daarvan, alsook specifieke spuittechnieken (bijvoorbeeld kleinvolumeverspuiting en gebruik van spuitdoppen die verwaaiing tegengaan), en voorts de doelstellingen van de technische controle van spuitapparatuur die in gebruik zijn en manieren om de spuitkwaliteit te verbeteren. Specifieke risico's die verbonden zijn aan handapparatuur voor de toepassing van producten of rugspuiten, en de desbetreffende risicobeheersmaatregelen. 10. Noodmaatregelen ter bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, met inbegrip van watervoorraden, in het geval van onbedoelde verliezen, verontreiniging en extreme weersomstandigheden met risico op wegspoelen van producten.11. Speciale zorg in beschermingsgebieden ingesteld op grond van de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2000/60/EG.12. Gezondheidsbewaking en contactpunten voor het rapporteren van eventuele of te verwachten incidenten.13. Registratie van elk gebruik van producten, conform de toepasselijke wetgeving. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw en van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Leefmilieu, M. WATHELET