Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 2009
gepubliceerd op 31 december 2009

Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2009003493
pub.
31/12/2009
prom.
22/12/2009
ELI
eli/wet/2009/12/22/2009003493/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2009. - Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Deze voorziet in de omzetting van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG.

Art. 2.Onder voorbehoud van de toepassing van de voorschriften vastgesteld bij de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen en voor zover zij betrekking hebben op de accijnzen, bepaalt deze wet de algemene regeling van de goederen onderworpen aan accijnzen en andere indirecte belastingen die direct of indirect worden geheven op het verbruik van volgende goederen zoals die in specifieke wettelijke bepalingen werden vastgesteld, en die hierna worden aangeduid als "accijnsgoederen" : - energieproducten en elektriciteit vallende onder de programmawet van 27 december 2004; - alcohol en alcoholhoudende dranken vallende onder de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken; - tabaksfabrikaten vallende onder de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak.

Art. 3.Accijnsgoederen worden aan accijnzen onderworpen op het tijdstip van : a) hun productie, daaronder begrepen, indien van toepassing, hun winning;b) hun invoer.

Art. 4.§ 1. De in de communautaire douanevoorschriften vastgestelde formaliteiten ter zake van de binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap zijn van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen van accijnsgoederen in België vanuit een gebied bedoeld in artikel 5, § 1, 4°, onder a). § 2. De in de communautaire douanevoorschriften vastgestelde formaliteiten ter zake van de uitgang van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn van overeenkomstige toepassing op de uitgang van accijnsgoederen uit België naar een gebied bedoeld in artikel 5, § 1, 4°, onder a). § 3. De hoofdstukken 3 en 4 zijn niet van toepassing op accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.

Art. 5.§ 1.In deze wet wordt verstaan onder : 1° "lidstaat" en "grondgebied van een lidstaat" : het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, met uitzondering van derdelandsgebieden bedoeld in de bepaling onder 4°;2° "Gemeenschap" en "grondgebied van de Gemeenschap" : het geheel van de grondgebieden van de lidstaten in de zin van de bepaling onder 1°;3° "derde land" : elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag niet van toepassing is;4° "derdelandsgebieden" : a) de volgende gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap : - de Canarische eilanden; - de Franse overzeese departementen; - de Alandseilanden; - de Kanaaleilanden; b) de volgende gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap : - het eiland Helgoland; - het gebied Büsingen; - Ceuta; - Melilla; - Livigno; - Campione d'Italia; - de Italiaanse wateren van het meer van Lugano; 5° "douaneschorsingsregeling" : iedere in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots, en iedere in artikel 84, § 1, onder a), van die verordening bedoelde regeling; 6° "accijnsschorsingsregeling" : belastingregeling die geldt voor het onder schorsing van accijnzen produceren, verwerken, voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;7° "invoer van accijnsgoederen" : het hier te lande binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;8° "erkend entrepothouder" : de natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, werd gemachtigd om in het kader van zijn bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen of te verzenden;9° "belastingentrepot" : iedere plaats waar de erkend entrepothouder bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling produceert, verwerkt, voorhanden heeft, ontvangt of verzendt, zulks onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden;10° "geregistreerde geadresseerde" : een natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht;11° "geregistreerde afzender" : een natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om, bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr.2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek; 12° "hulpkantoor" : het hulpkantoor van de administratie zoals bepaald door de Minister van Financiën;13° "administratie" : de dienst aangewezen door de Koning;14° "administrateur" : de ambtenaar aangewezen door de Koning. § 2. De overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming : a) het Vorstendom Monaco wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming Frankrijk behandeld;b) Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming de Bondsrepubliek Duitsland behandeld;c) het eiland Man wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk behandeld;d) San Marino wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming Italië behandeld;e) de zones te Akrotiri en Dhekelia die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, worden als overbrenging met als herkomst of bestemming Cyprus behandeld. HOOFDSTUK 2. - Verschuldigdheid, terugbetaling, vrijstelling van accijnzen Afdeling 1. - Tijdstip en plaats van verschuldigdheid

Art. 6.§ 1. De accijnzen worden verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik in het land. De voorwaarden inzake de verschuldigdheid en het toepasselijk tarief zijn deze van kracht op de datum van de uitslag tot verbruik. § 2. Onder "uitslag tot verbruik" wordt verstaan : a) het onttrekken, met inbegrip van het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling;b) het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over die goederen geen accijnzen zijn geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;c) de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;d) de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, behoudens indien de accijnsgoederen bij invoer onmiddellijk onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst. § 3. Het tijdstip van de uitslag tot verbruik is : a) in de in artikel 20, § 1, onder a), ii), bedoelde situaties, het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde geadresseerde;b) in de in artikel 20, § 1, onder a), iv), bedoelde situaties, het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde;c) in de in artikel 20, § 4, bedoelde situaties, het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering;d) onverminderd artikel 8, in de situaties van algehele vernietiging alsook van onherstelbaar verlies niet bedoeld bij § 4, het tijdstip waarop door de ambtenaren van de administratie ambtelijk werd vastgesteld dat ze zich hebben voorgedaan of waar ze desgevallend werden vastgesteld.Ingeval deze vernietiging of dit verlies accijnsgoederen betreft die worden belast naar gelang van het gebruik dat ervan wordt gemaakt, worden de accijnzen geheven volgens het hoogste tarief van toepassing op die accijnsgoederen, tenzij de betrokkene het bewijs levert dat het werkelijk gebruik dat van de bedoelde goederen werd gemaakt, de toepassing van een lager tarief met zich brengt. § 4. De algehele vernietiging alsook het onherstelbare verlies van onder een accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik.

Voor de toepassing van deze wet wordt een goed geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer dat als accijnsgoed voor eenieder onbruikbaar is geworden.

De algehele vernietiging alsook het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen in kwestie wordt aangetoond aan de ambtenaren van de administratie : - wanneer die zich hier te lande hebben voorgedaan of - wanneer niet is vast te stellen waar die zich werkelijk hebben voorgedaan, en die hier te lande worden vastgesteld. § 5. De Koning bepaalt de regels en voorwaarden van toepassing op het vaststellen van vernietiging en verlies bedoeld in § 4. § 6. De bij opneming vastgestelde tevelen worden in de voorraadboekhouding van de erkend entrepothouder opgenomen.

Art. 7.§ 1. De persoon gehouden tot voldoening van de verschuldigd geworden accijnzen is : a) met betrekking tot het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken als bedoeld in artikel 6, § 2, onder a) : i) de erkend entrepothouder, de geregistreerde geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken of, in geval van onregelmatige uitslag uit het belastingentrepot, enig andere persoon die bij die uitslag betrokken is geweest; ii) in geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van artikel 8, §§ 1, 2 en 4 : de erkend entrepothouder, de geregistreerde afzender of enig andere persoon die de in artikel 19, § 2, 2°, en 20, § 3, 1°, bedoelde zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde; b) met betrekking tot het voorhanden hebben van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, § 2, onder b) : de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;c) met betrekking tot de productie van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, § 2, onder c) : de persoon die de accijnsgoederen produceert of, in geval van onregelmatige productie, enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is geweest;d) met betrekking tot de invoer van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 6, § 2, onder d) : de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven of, in geval van onregelmatige invoer, enig andere persoon die bij de invoer betrokken is geweest. § 2. Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.

Art. 8.§ 1. Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling hier te lande een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen overeenkomstig artikel 6, § 2, onder a), vindt de uitslag tot verbruik hier te lande plaats. § 2. Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling hier te lande een onregelmatigheid is vastgesteld die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen overeenkomstig artikel 6, § 2, onder a), en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden wordt deze geacht hier te lande te hebben plaatsgevonden en op het tijdstip waarop de onregelmatigheid werd vastgesteld. § 3. In de in de §§ 1 en 2 bedoelde situaties informeert de administratie de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending. § 4. Indien onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid is vastgesteld die resulteerde in uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen overeenkomstig artikel 6, § 2, onder a), wordt de onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van verzending en op het tijdstip van aanvang van de overbrenging.

Indien dergelijke goederen werden verzonden vanuit een hier te lande gevestigd belastingentrepot of een geregistreerde afzender gaat de door de Koning aangewezen ambtenaar over tot invordering van de accijnzen volgens de tarieven van toepassing op de datum waarop de verzending is aangevangen overeenkomstig artikel 25, § 1, tenzij binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf vorenvermelde datum aan de administratie wordt aangetoond dat de overbrenging overeenkomstig artikel 25, § 2, is geëindigd of dat is vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond. Indien de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender, niet op de hoogte was of mogelijk niet op de hoogte was van het feit dat de goederen niet ter bestemming zijn aangekomen, wordt hem een termijn van één maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van die informatie door de administratie, gegund om het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 25, § 2, of de plaats waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, aan te tonen. § 5. Indien evenwel in de in de §§ 2 en 4 bedoelde situaties binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 25, § 1, is aangevangen, wordt vastgesteld in welke lidstaat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is het bepaalde in § 1 van toepassing.

Indien de overtreding in België werd begaan, informeert de administratie de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de accijnzen werden geheven.

Indien in de situaties bedoeld in de §§ 2 en 4 de administratie de accijnzen heeft ingevorderd en indien de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden werd vastgesteld, gaat de administratie over tot terugbetaling of kwijtschelding van de accijnzen zodra is aangetoond dat deze door die lidstaat is geheven. § 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "onregelmatigheid" verstaan, een andere dan de in artikel 6, § 4, bedoelde situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voordoet en als gevolg waarvan die overbrenging of een onderdeel van die overbrenging van accijnsgoederen niet overeenkomstig artikel 25, § 2, is geëindigd. Afdeling 2. - Terugbetaling en kwijtschelding

Art. 9.§ 1. Onverminderd de gevallen bedoeld in de wettelijke bepalingen betreffende de accijnsgoederen kunnen de accijnzen op de bedoelde in het land tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, worden terugbetaald of kwijtgescholden, in de hierna bepaalde situaties en, in voorkomend geval, onder volgende voorwaarden : a) accijnsgoederen die voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden in een andere lidstaat om er te worden geleverd of gebruikt : de administratie gaat over tot terugbetaling of kwijtschelding van de accijnzen voor zover de accijnzen in die andere lidstaat werden gekweten of geboekt.Wanneer die accijnzen werden voldaan door het aanbrengen van Belgische fiscale merktekens of herkenningstekens is de terugbetaling afhankelijk van het overleggen aan de administratie van het bewijs dat die tekens werden verwijderd of vernietigd; b) in het geval bedoeld in artikel 37, § 5 : de administratie gaat, op verzoek van de in het land gevestigde verkoper over tot terugbetaling van de accijnzen voor zover hij de op hem rustende verplichtingen, bepaald bij vermeld artikel, heeft nageleefd.Ingeval die bedragen werden voldaan door het aanbrengen van Belgische fiscale merktekens of herkenningstekens is de terugbetaling afhankelijk van het overleggen aan de administratie van het bewijs dat die tekens werden verwijderd of vernietigd; c) in de situatie bedoeld in artikel 39, § 2 : de administratie gaat over tot terugbetaling op overlegging van het bewijs van de betaling van de accijnzen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onregelmatigheid werd begaan of werd vastgesteld;d) accijnzen waarvoor wordt aangetoond dat op het ogenblik van de betaling of boeking, het bedrag : - betrekking heeft op accijnsgoederen waarvoor geen accijnzen verschuldigd zijn; - om welke reden dan ook hoger is dan hetgeen wettelijk mocht worden geïnd; e) accijnsgoederen die op last van de overheid werden vernietigd;f) accijnsgoederen die bij vergissing ten verbruik werden aangegeven;g) accijnsgoederen die worden uitgevoerd : volgende bepalingen zijn van toepassing : 1° de afzender moet voor de verzending van de accijnsgoederen bij de door de Koning gemachtigde ambtenaar een verzoek om terugbetaling indienen en aantonen dat de accijnzen werden voldaan.De aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van geldigmaking van de aangifte ten verbruik. De administrateur mag nochtans toestaan dat deze termijn wordt overschreden in uitzonderlijke gevallen en mits gegronde reden; 2° de overbrenging van de bovenbedoelde goederen moet geschieden overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 4 - afdeling 2;3° de afzender legt de door de Koning gemachtigde ambtenaar het "bericht van uitvoer" voor waarvan sprake in artikel 29;4° wanneer de accijnzen werden voldaan door het aanbrengen van Belgische fiscale merk- of herkenningstekens is de terugbetaling afhankelijk van het overleggen aan de administratie van het bewijs dat die tekens werden verwijderd of vernietigd. § 2. De Koning bepaalt de procedure van toepassing op de terugbetalingen ter uitvoering van § 1. In het geval bedoeld in § 1, onder b), kan Hij in een vereenvoudiging van de procedure voor terugbetaling voorzien, wanneer de verkoper de hoedanigheid van erkend entrepothouder bezit. § 3. Er zal op geen enkel verzoek om terugbetaling worden ingegaan wanneer het niet voldoet aan de voorwaarden die door de Koning worden bepaald.

Art. 10.§ 1. Terugbetaling in het geval bepaald bij artikel 9, § 1, wordt slechts toegestaan aan de persoon die de accijnzen heeft voldaan of aan de personen die hem in zijn rechten en verplichtingen hebben opgevolgd. § 2. Het verzoek om terugbetaling kan worden gedaan hetzij door de in § 1 bedoelde persoon, hetzij door zijn vertegenwoordiger.

Art. 11.In de gevallen bepaald bij artikel 9, § 1, zal slechts tot terugbetaling worden overgegaan voor zover het terug te betalen bedrag 10 euro overschrijdt.

Art. 12.Er wordt geen terugbetaling toegestaan indien de feiten die aanleiding gaven tot betaling of boeking van de niet wettelijk verschuldigde accijnzen het gevolg zijn van een frauduleuze handeling van de zijde van de belanghebbende. Afdeling 3. - Vrijstellingen

Art. 13.In het kader van de vrijstellingsregeling inzake accijnzen die op hen van toepassing is, zijn de diplomaten, consulaire ambtenaren, strijdkrachten en instellingen bedoeld in artikel 20, 7° tot en met 12°, van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen gemachtigd om onder een accijnsschorsingsregeling accijnsgoederen te ontvangen herkomstig uit andere lidstaten onder dekking van een begeleidingsdocument bedoeld in artikel 26 of van een document betreffende een douaneschorsingsregeling bedoeld in artikel 14, op voorwaarde dat het bedoelde document vergezeld gaat van een certificaat van vrijstelling. De vorm en de inhoud van dat certificaat van vrijstelling worden vastgesteld door een verordening van de Europese Commissie.

Art. 14.§ 1. De procedures bepaald bij de artikelen 26 tot en met 32 zijn niet van toepassing op de overbrengingen van accijnsgoederen bedoeld in artikel 20, 11°, van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen. Die overbrengingen worden uitgevoerd overeenkomstig de douaneschorsingsregeling van toepassing op goederen bestemd voor de strijdkrachten van alle landen die lid zijn van het Noord-Atlantisch verdrag. § 2. Wat de in § 1 bedoelde procedures betreft kan de Koning bepalen dat de overbrenging bedoeld in de artikelen 26 tot en met 32 van toepassing zijn : a) op overbrengingen die plaatsvinden uitsluitend op het nationale grondgebied;b) na akkoord met een betrokken andere lidstaat, op overbrengingen met vertrek uit die lidstaat van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling.

Art. 15.Zijn vrijgesteld van de betaling van de accijnzen de accijnsgoederen die door taxfreeshops zijn geleverd en worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich naar een derdelandsgebied of een derde land begeven door de lucht of over zee.

Art. 16.Goederen die aan boord van een luchtvaartuig of een schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land worden gelijkgesteld met goederen die door taxfreeshops worden geleverd.

Art. 17.Voor de toepassing van de artikelen 15 en 16 wordt verstaan onder : a) "taxfreeshop" : elk in een luchthaven of haven gelegen belastingentrepot;b) "reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft" : iedere passagier die in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee, waarop als eindbestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld. HOOFDSTUK 3. - Productie, verwerking en voorhanden hebben

Art. 18.Onverminderd de toepassing van specifieke wettelijke bepalingen, vinden de productie en de verwerking hier te lande van accijnsgoederen plaats in een belastingentrepot. Het voorhanden hebben van dergelijke goederen waarvoor de accijnzen niet werden voldaan, moet eveneens in een belastingentrepot plaatsvinden.

De opening en de werking van een belastingentrepot worden vergund door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Koning, onder de door deze laatste gestelde voorwaarden.

Art. 19.§ 1. De aanvrager van een vergunning "erkend entrepothouder" moet een aanvraag om vergunning inreiken overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 en een gedetailleerd plan van zijn inrichting overleggen. § 2. De erkend entrepothouder moet : 1° zekerheid stellen ten belope van 10 % van de accijnzen met betrekking tot de accijnsgoederen die hij produceert, verwerkt en voorhanden heeft in zijn belastingentrepot;2° een door de Koning vast te stellen zekerheid stellen om, inzake accijnzen, de risico's te dekken verbonden aan het verzenden hier te lande of naar een andere lidstaat van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling.De zekerheid moet geldig zijn in de gehele Gemeenschap.

Bij intracommunautair verkeer over zee of door vaste pijpleidingen van aan accijnzen onderworpen energieproducten, kan de Koning, onder de door Hem te bepalen voorwaarden en krachtens een daarover met elk van de betrokken lidstaten afgesloten akkoord, de erkend entrepothouders van verzending ontheffen van de verplichting de vorenbedoelde zekerheid te stellen; 3° voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld in de vergunning;4° voor ieder belastingentrepot een boekhouding voeren van de voorraden en overbrengingen van accijnsgoederen;5° alle accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht, zodra de overbrenging is geëindigd, in zijn belastingentrepot plaatsen en in zijn boekhouding opnemen, tenzij artikel 20, § 4, van toepassing is;6° de accijnsgoederen op elk verzoek vertonen;7° elke controle en opneming toelaten. In afwijking van de bepaling onder 2°, kan de Koning, in de gevallen en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de vervoerder, de eigenaar van de accijnsgoederen, de geadresseerde, of gezamenlijk meerdere van deze personen, de erkend entrepothouder daaronder begrepen, toestaan om een zekerheid te stellen in vervanging van de door de in de bepaling onder 2° bedoelde persoon of personen te stellen zekerheid.

De Koning kan, in de omstandigheden en onder de door Hem te bepalen voorwaarden, het bedrag van de in de bepaling onder 1° bedoelde zekerheid verhogen. De zekerheid mag verhoogd worden tot 100 pct. van het bedrag aan accijnzen met betrekking tot de vervaardigde, verwerkte of in het belastingentrepot voorhanden producten. Hij kan, onder de door Hem te bepalen voorwaarden, de zekerheden bedoeld in de bepalingen onder 1° en 2° beperken tot een maximumbedrag van 9.000.000 euro. HOOFDSTUK 4. - Overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 20.§ 1. Accijnsgoederen kunnen binnen België onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht : a) van een belastingentrepot naar : i) een ander belastingentrepot; ii) een geregistreerde geadresseerde, indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat; iii) een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten, overeenkomstig artikel 29, § 1; iv) een in artikel 13, § 1, bedoelde geadresseerde, wanneer de accijnsgoederen vanuit een andere lidstaat worden verzonden; b) van de plaats van invoer naar één van de bestemmingen bedoeld in de bepaling onder a), wanneer zij worden verzonden door een geregistreerde afzender. Onder "plaats van invoer" wordt verstaan de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek in het vrije verkeer worden gebracht. § 2. De aanvrager van een vergunning "geregistreerde afzender" moet een aanvraag om vergunning inreiken overeenkomstig artikel 22. § 3. De geregistreerde afzender moet : 1° hetzij persoonlijk, hetzij gezamenlijk met de vervoerder, een door de Koning vast te stellen zekerheid stellen om, inzake accijnzen, de risico's te dekken verbonden aan het verzenden hier te lande of naar een andere lidstaat van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling.De zekerheid moet geldig zijn in de gehele Gemeenschap.

Bij intracommunautair verkeer over zee of door vaste pijpleidingen van aan accijnzen onderworpen energieproducten, kan de Koning, onder de door Hem te bepalen voorwaarden en krachtens een daarover met elk van de betrokken lidstaten afgesloten akkoord, de geregistreerde afzenders ontheffen van de verplichting de vorenbedoelde zekerheid te stellen; 2° de voorwaarden van de vergunning naleven;3° een boekhouding voeren van de overbrengingen van accijnsgoederen;4° zodra de overbrenging aanvangt, alle accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht, in zijn boekhouding opnemen;5° elke controle toelaten. In afwijking van de bepaling onder 1°, kan de Koning, in de gevallen en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de vervoerder, de eigenaar van de accijnsgoederen, de geadresseerde, of gezamenlijk meerdere van deze personen, de geregistreerde afzender daaronder begrepen, toestaan een zekerheid te stellen in vervanging van de door de in de bepaling onder 1° bedoelde persoon of personen te stellen zekerheid.

De Koning kan, onder de door Hem te bepalen voorwaarden, de zekerheid bedoeld in de bepaling onder 1° beperken tot een maximumbedrag van 9.000.000 euro. § 4. In afwijking van paragraaf 1, onder a), i) en ii) en van § 1, onder b), en met uitzondering van de in artikel 21, § 3, bedoelde situaties, kunnen accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht vanuit een andere lidstaat naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier te lande, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, wanneer die plaats is aangewezen door de hier te lande gemachtigde gevestigde erkend entrepothouder of geregistreerde geadresseerde. Deze erkend entrepothouder of deze geregistreerde geadresseerde blijft in dergelijk geval verantwoordelijk voor de indiening van het in artikel 28, § 1, bedoelde bericht van ontvangst. § 5. De §§ 1 en 4 zijn ook van toepassing op de overbrenging van niet tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen waarvoor een nultarief geldt.

Art. 21.§ 1. De geadresseerde kan een bedrijf zijn dat niet de hoedanigheid van erkend entrepothouder bezit. Dit bedrijf mag bij de uitoefening van zijn beroep accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling uit andere lidstaten ontvangen. Het mag deze accijnsgoederen evenwel noch voorhanden hebben, noch verzenden onder een accijnsschorsingsregeling. § 2. Voorafgaand aan het ontvangen van accijnsgoederen, kan een dergelijk bedrijf bij de administratie om registratie verzoeken, ten einde een doorlopende vergunning te bekomen tot het verwerven van accijnsgoederen uit een andere lidstaat, waarvoor de aanvraag overeenkomstig artikel 22 moet worden ingereikt. De vergunning wordt verleend door de door de administrateur gemachtigde ambtenaar.

De geregistreerde geadresseerde moet zich aan volgende voorschriften houden : 1° voor de verzending van de accijnsgoederen, onder de door de Koning gestelde voorwaarden, de betaling van de accijnzen waarborgen op het hulpkantoor waarvan hij afhangt;2° een boekhouding voeren van de leveringen van de accijnsgoederen en, zodra de overbrenging is geëindigd, de accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling worden ontvangen, daarin inschrijven;3° controle en opneming toelaten. Voor een geregistreerde geadresseerde ontstaat de verschuldigdheid van de accijnzen bij het ontvangen van de accijnsgoederen en die worden gekweten op de door de Koning bepaalde wijze. § 3. De geregistreerde geadresseerde die slechts sporadisch accijnsgoederen betrekt, moet zich aan volgende voorwaarden houden : 1° voorafgaand aan het ontvangen van de accijnsgoederen, aangifte doen en de betaling van de in het spel zijnde accijnzen waarborgen bij het hulpkantoor waarvan hij afhangt, waarna dat hulpkantoor hem voor de verrichting een vergunning aflevert;2° bij het ontvangen van de accijnsgoederen, de erop verschuldigde accijnzen voldoen op de door de Koning bepaalde wijze;3° elke controle toelaten waardoor de administratie zich kan vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de accijnsgoederen en van de betaling van de accijnzen waaraan ze onderworpen zijn. De Koning bepaalt wat onder "sporadisch" moet worden verstaan. § 4. De geregistreerde geadresseerde is niet gerechtigd om tabaksfabrikaten te ontvangen, die niet voorzien zijn van het Belgisch fiscaal merkteken.

Art. 22.§ 1. De aanvragen voor een vergunning die overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 moeten worden ingereikt ter verwerving van de hoedanigheid van respectievelijk erkend entrepothouder, geregistreerde afzender en geregistreerde geadresseerde moeten schriftelijk gebeuren en alle elementen bevatten die met het oog op de toekenning van de vergunning zijn vereist. Deze aanvragen alsook de dienovereenkomstig door de administrateur gedelegeerde ambtenaar te verlenen vergunningen worden opgesteld in de vorm en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning. § 2. De in § 1 bedoelde vergunningen worden slechts verleend aan hier te lande gevestigde personen. § 3. De in 1 bedoelde vergunningen worden geweigerd aan personen die de krachtens de douane- of accijnswetgeving, fiscale wetgeving, sociale wetgeving of de wetgeving betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten, verschuldigde bedragen niet betalen of die een ernstige of herhaalde inbreuk plegen op de douane- of accijnswetgeving, of die zijn veroordeeld wegens valsheid en gebruik van valsheid in geschriften, namaking of vervalsing van zegels en stempels, omkoping van ambtenaren of knevelarij, diefstal, heling, oplichting, misbruik van vertrouwen, of eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk. § 4. De beslissingen waarbij aanvragen niet worden ingewilligd worden schriftelijk toegezonden aan de verzoekers.

Art. 23.§ 1. Een vergunning wordt ingetrokken indien zij werd afgeleverd op basis van verkeerde of onvolledige gegevens en dat : - de verzoeker van de onjuistheid of de onvolledigheid van die gegevens kennis droeg of redelijkerwijze kennis had moeten dragen, en - de vergunning op grond van de juiste en volledige gegevens niet had kunnen worden afgeleverd. § 2. De intrekking van de vergunning wordt aan de houder ervan betekend. § 3. De intrekking geldt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning.

Art. 24.§ 1. Een vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in artikel 23 bedoelde gevallen, aan één of meerdere voor de toekenning vereiste voorwaarden niet of niet meer is voldaan. § 2. De vergunning kan worden ingetrokken indien de houder niet voldoet aan een verplichting die, in voorkomend geval, krachtens de vergunning op hem rust. § 3. De vergunning wordt ingetrokken in het geval bedoeld in artikel 22, § 3. § 4. De intrekking of de wijziging van de vergunning wordt aan de houder ervan betekend. § 5. De intrekking of de wijziging heeft uitwerking vanaf de datum van betekening ervan.

Art. 25.§ 1. De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling vangt aan, in de in artikel 20, § 1, onder a), bedoelde gevallen, wanneer de accijnsgoederen het belastingentrepot van verzending verlaten en in de in artikel 20, § 1, onder b), bedoelde gevallen, wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek in het vrije verkeer worden gebracht. § 2. De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling eindigt, in de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii) en iv), en in de in artikel 20, § 1, onder b), bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de geadresseerde de accijnsgoederen in ontvangst heeft genomen, en, in de in artikel 20, § 1, onder a), iii), bedoelde gevallen, op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Afdeling 2. - Procedure voor overbrengingen van accijnsgoederen onder

schorsing van accijnzen

Art. 26.§ 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 14 en 30, worden accijnsgoederen uitsluitend als overgebracht onder een accijnsschorsingsregeling aangemerkt indien de overbrenging geschiedt onder dekking van een elektronisch administratief document dat is opgesteld overeenkomstig de §§ 2 en 3. § 2. Voor de toepassing van § 1 dient de afzender bij de administratie een voorlopig elektronisch administratief document in, door middel van het systeem betreffende de geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen, hierna aangeduid als "het geautomatiseerde systeem". Dit is het systeem bedoeld bij artikel 1 van de Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende de geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen. § 3. De administratie verricht door middel van het geautomatiseerde systeem een controle van de gegevens in het voorlopige elektronische administratieve document.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de afzender daarvan onverwijld in kennis gesteld met behulp van het geautomatiseerde systeem.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, kent de administratie aan het document een unieke administratieve referentiecode toe en zij verstrekt deze aan de afzender met behulp van het geautomatiseerde systeem. § 4. In de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii), en iv), en b), en in de in artikel 20, § 4, bedoelde gevallen zendt de administratie het elektronische administratieve document met behulp van het geautomatiseerde systeem onverwijld toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.

Indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat ter bestemming van een hier te lande gevestigde erkend entrepothouder of een geregistreerde geadresseerde zendt de administratie hen met behulp van het geautomatiseerde systeem het elektronische administratieve document dat van die andere lidstaat werd ontvangen.

Indien de accijnsgoederen worden verzonden met vertrek vanuit België ter bestemming van een hier te lande gevestigde erkend entrepothouder zendt de administratie hem rechtstreeks met behulp van het geautomatiseerde systeem het elektronische administratieve document.

Indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat ter bestemming van één van de personen bedoeld in artikel 13, zendt de administratie hem, volgens de door de Koning vastgestelde procedure, het elektronische administratieve document door dat van die andere lidstaat werd ontvangen. § 5. In het in artikel 20, § 1, onder a), iii), bedoelde geval, indien voor de accijnsgoederen vertrekkende uit België, de aangifte ten uitvoer in een andere lidstaat wordt ingediend, zendt de administratie met behulp van het geautomatiseerde systeem het elektronische administratieve document aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer is ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek. § 6. De afzender verstrekt de persoon die de accijnsgoederen vergezelt een gedrukt exemplaar van het elektronische administratieve document of om het even welk ander handelsdocument waarop de in paragraaf 3 bedoelde unieke administratieve referentiecode duidelijk herkenbaar is vermeld. Dit document moet op elk verzoek gedurende de hele duur van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aan de administratie kunnen worden voorgelegd. § 7. De afzender mag het elektronische administratieve document met behulp van het geautomatiseerde systeem annuleren zolang de overbrenging nog niet is aangevangen overeenkomstig artikel 25, § 1. § 8. Tijdens de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling kan de afzender de accijnsgoederen met behulp van het geautomatiseerde systeem een nieuwe bestemming geven, die één van de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii) of iii) of, indien van toepassing, de in artikel 20, § 4, bedoelde bestemmingen moet zijn. § 9. De Koning stelt de voorwaarden vast voor de toegang tot het geautomatiseerde systeem alsmede de technische kenmerken waaraan de mededelingen tussen de personen waarvan sprake in onderhavig artikel en het evenvermelde geautomatiseerde systeem moeten voldoen.

Art. 27.Indien bij overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwaterwegen de geadresseerde van de energieproducten nog niet definitief vaststaat op het ogenblik dat de afzender het in artikel 26, § 2, bedoelde voorlopige elektronische administratieve document indient, dan is het hem toegestaan om in dat voorlopige document de gegevens betreffende de geadresseerde niet in te vullen, op voorwaarde dat : - hij daartoe onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden werd gemachtigd; - hij de gegevens betreffende de geadresseerde van zodra ze gekend zijn, maar uiterlijk bij het eindigen van de overbrenging, volgens de in artikel 26, § 8, bedoelde procedure aan de administratie toezendt.

Art. 28.§ 1. Bij ontvangst hier te lande van accijnsgoederen op één van de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii) of iv), of in artikel 20, § 4, bedoelde bestemmingen zendt de geadresseerde aan de administratie onverwijld, en behoudens in door de administrateur toegestane gerechtvaardigde gevallen uiterlijk binnen vijf werkdagen na het eindigen van de overbrenging, een bericht, hierna "bericht van ontvangst" genoemd, overeenkomstig één van de hierna bepaalde procedures : a) voor de bestemmingen bedoeld in artikel 20, § 1, onder a), i) en ii), of in artikel 20, § 4, met behulp van het geautomatiseerde systeem;b) voor de bestemming bedoeld in artikel 20, § 1, onder a), iv), volgens de door de Koning betreffende het bezorgen van het bericht van ontvangst bepaalde regels.De administratie brengt de gegevens van het bericht van ontvangst in het geautomatiseerde systeem in. § 2. De administratie verricht, met behulp van het geautomatiseerde systeem, een controle van de gegevens in het bericht van ontvangst.

Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, wordt de geadresseerde daarvan, met behulp van het geautomatiseerde systeem, onverwijld in kennis gesteld.

Indien de gegevens in orde zijn bevonden, bevestigt de administratie de geadresseerde dat het bericht van ontvangst geregistreerd is en : - ingeval het gaat om een overbrenging vanuit een andere lidstaat, zendt zij dat bericht, met behulp van het geautomatiseerde systeem, door naar de bevoegde autoriteiten van die lidstaat van verzending; - ingeval het gaat om een overbrenging met vertrek hier te lande naar een in het land gevestigd erkend entrepothouder, zendt zij dat bericht met behulp van het geautomatiseerde systeem rechtstreeks toe aan de afzender. § 3. Ingeval de overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling hier te lande werd aangevat ter bestemming van een andere lidstaat, zendt de administratie aan de afzender, met behulp van het geautomatiseerde systeem, het bericht van ontvangst dat haar werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming. § 4. De Koning bepaalt de voorwaarden onder dewelke de in dit artikel bedoelde en niet onder toepassing van artikel 26 vallende personen toegang hebben tot het geautomatiseerde systeem, alsmede de technische kenmerken waaraan de communicatiemiddelen die worden gebruikt door de in dit artikel bedoelde personen en het geautomatiseerde systeem moeten voldoen.

Art. 29.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 20, § 1, onder a), iii), en, in voorkomend geval, onder b), van dat artikel wordt door de administratie, met behulp van het geautomatiseerde systeem, een bericht opgesteld, hierna het "bericht van uitvoer" genoemd, op basis van de aftekening door het douanekantoor van uitgang bedoeld in artikel 793, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek of van het kantoor waar de in artikel 4, § 2, bedoelde formaliteiten zijn vervuld, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. § 2. De administratie verricht, met behulp van het geautomatiseerde systeem, een controle van de gegevens die afkomstig zijn uit de in § 1 bedoelde aftekening. Na controle van die gegevens, en ingeval de accijnsgoederen werden verzonden vanuit een andere lidstaat en waarbij de uitvoerformaliteiten op Belgisch grondgebied werden verricht, zendt de administratie, met behulp van het geautomatiseerde systeem, het bericht van uitvoer aan de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat. § 3. Ingeval de overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een kantoor van uitvoer gelegen in een andere lidstaat, zendt de administratie, met behulp van het geautomatiseerde systeem, aan de afzender het bericht van uitvoer dat haar werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer. § 4. Ingeval de overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een hier te lande gelegen kantoor van uitvoer, zendt de administratie, met behulp van het geautomatiseerde systeem, het bericht van uitvoer aan de afzender.

Art. 30.§ 1. Wanneer in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de Koning, het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, kan de afzender een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aanvangen op voorwaarde dat : a) de goederen vergezeld gaan van een papieren document met dezelfde gegevens als het in artikel 26, § 2, bedoelde voorlopige elektronische document;dit document moet op elk verzoek gedurende de hele duur van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aan de administratie kunnen worden voorgelegd; b) een kopie van dat document voor de aanvang van de overbrenging aan de door de Koning aangewezen ambtenaar wordt bezorgd. § 2. Zodra het geautomatiseerde systeem opnieuw beschikbaar is, dient de afzender een voorlopig elektronisch document in, overeenkomstig artikel 26, § 2, met dezelfde gegevens als die waarvan sprake in § 1, onder a).

Onmiddellijk nadat de gegevens in het bedoelde voorlopige document overeenkomstig artikel 26, § 3, in orde zijn bevonden, vervangt dit document het in § 1, onder a), bedoelde papieren document. Artikel 26, §§ 4 en 5 en de artikelen 28 en 29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Indien de gegevens niet in orde worden bevonden, wordt de afzender daarvan, met behulp van het geautomatiseerde systeem, onverwijld in kennis gesteld. § 3. Zolang de gegevens waarvan sprake in § 2, niet in orde zijn bevonden, wordt de overbrenging geacht plaats te vinden onder een accijnsschorsingsregeling onder dekking van het in § 1, onder a), bedoelde papieren document. § 4. Een kopie van het in § 1, onder a), bedoelde papieren document moet door de afzender ter staving van zijn boekhouding worden bewaard. § 5. Indien in de gevallen en in de omstandigheden bedoeld in § 1, het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, verstrekt de afzender de in artikel 26, § 8, bedoelde informatie met behulp van de communicatiemiddelen bepaald door de Koning. Daartoe wordt die informatie medegedeeld voordat de wijziging van de bestemming wordt uitgevoerd. De §§ 2 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 31.§ 1. Indien, in de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii) en iv), onder b), en in de in artikel 20, § 4, bedoelde gevallen, het in artikel 28, § 1, bedoelde bericht van ontvangst bij het eindigen van de overbrenging niet binnen de in dat artikel vastgestelde termijn kan worden ingediend, hetzij omdat het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is, hetzij omdat, in de omstandigheden bedoeld in artikel 30, § 1, de in artikel 30, § 2, bedoelde procedures nog niet afgerond zijn, dient de geadresseerde bij het hulpkantoor waarvan hij afhangt, behoudens in door de administrateur toegestane gerechtvaardigde gevallen, een papieren document in dat dezelfde gegevens bevat als het bericht van ontvangst en waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd.

Behoudens indien het in artikel 28, § 1, bedoelde bericht van ontvangst binnen afzienbare termijn door de geadresseerde met behulp van het geautomatiseerde systeem kan ingediend worden of in door de administrateur toegestane gerechtvaardigde gevallen, zendt het hulpkantoor waarvan de geadresseerde afhangt een kopie van het in het eerste lid bedoelde papieren document naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending. De Koning bepaalt wat er onder "afzienbare termijn" wordt verstaan.

Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een andere lidstaat, bezorgt het hulpkantoor waarvan de afzender afhangt aan deze laatste een kopie van het papieren document waarvan sprake in § 1, dat daaraan werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.

Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een hier te lande gevestigde erkend entrepothouder, zendt het hulpkantoor waarvan de geadresseerde afhangt aan de afzender, een kopie van het papieren document waarvan sprake in § 1.

Zodra het geautomatiseerde systeem weer beschikbaar is of de in artikel 30, § 2, bedoelde procedures zijn afgerond, dient de geadresseerde een bericht van ontvangst in overeenkomstig artikel 28, § 1. Artikel 28, §§ 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing. § 2. Indien, in het in artikel 20, 1, onder a), iii), en onder b), bedoelde geval, het in artikel 29, § 1, bedoelde bericht van uitvoer aan het einde van een overbrenging van accijnsgoederen niet kan worden opgesteld, hetzij omdat het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is overeenkomstig artikel 30, § 1, hetzij omdat in de in artikel 30, § 1, bedoelde situatie, de in artikel 30, § 2, bedoelde procedures nog niet afgerond zijn, zendt het hulpkantoor waar de uitvoerformaliteiten werden vervuld naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending een papieren document dat dezelfde gegevens bevat als een bericht van uitvoer en waarin wordt verklaard dat de overbrenging is geëindigd, behoudens indien het in artikel 29, § 1, bedoelde bericht van uitvoer binnen afzienbare termijn met behulp van het geautomatiseerde systeem kan worden opgesteld of in ten genoegen van de administrateur naar behoren gerechtvaardigde gevallen. De Koning bepaalt wat er onder "afzienbare termijn" wordt verstaan.

Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een kantoor van uitvoer gelegen in een andere lidstaat, bezorgt het hulpkantoor waarvan de afzender afhangt aan deze laatste een kopie van het papieren document, dat daaraan werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer.

Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een hier te lande gelegen kantoor van uitvoer, zendt het hulpkantoor waar de uitvoerformaliteiten werden vervuld aan de afzender een kopie van het papieren document.

Zodra het geautomatiseerde systeem weer beschikbaar is of de in artikel 30, § 2, bedoelde procedures afgerond zijn, stelt het geautomatiseerde systeem een bericht van uitvoer op overeenkomstig artikel 29, § 1. Artikel 29, §§ 2 tot en met 4, is van overeenkomstige toepassing.

Art. 32.§ 1. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 31 vormt het in artikel 28, § 1, bedoelde bericht van ontvangst of het in artikel 29, § 1, bedoelde bericht van uitvoer het bewijs dat een overbrenging van accijnsgoederen, overeenkomstig artikel 25, § 2, is geëindigd. § 2. In afwijking van § 1 kan, bij gebreke van een bericht van ontvangst of een bericht van uitvoer om andere dan de in artikel 31 vermelde redenen, het eindigen van de overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de in artikel 20, § 1, onder a), i), ii) en iv), onder b), en in de in artikel 20, § 4, bedoelde gevallen ook worden aangetoond met een op basis van afdoend bewijs opgestelde aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, dat de verzonden accijnsgoederen de opgegeven bestemming in goede orde hebben bereikt of, in de in artikel 20, § 1, onder a), iii), en onder b), bedoelde gevallen, met een aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Voor de toepassing van het eerste lid geldt een document dat door de geadresseerde wordt ingediend en dat dezelfde gegevens als het bericht van ontvangst of het bericht van uitvoer bevat, als afdoend bewijs.

Wanneer het hulpkantoor waarvan de afzender afhangt de overgelegde documenten als afdoend bewijs heeft aangenomen, sluit die de betreffende onder een accijnsschorsingsregeling verrichte overbrenging in het geautomatiseerde systeem af.

Art. 33.De Koning kan, onder door Hem te stellen voorwaarden, vereenvoudigde procedures vaststellen voor overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die uitsluitend op Belgisch grondgebied verlopen, inclusief de mogelijkheid op dergelijke overbrengingen geen elektronische controle toe te passen.

Art. 34.Wanneer accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig onder een acccijnsschorsingsregeling worden overgebracht tussen het grondgebied van meerdere lidstaten, waaronder dat van België, kan de Koning, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, toestaan dat vereenvoudigde procedures worden ingesteld. HOOFDSTUK 5. - Overbrenging van accijnsgoederen en accijnsheffing na uitslag tot verbruik Afdeling 1. - Verkrijging door particulieren

Art. 35.§ 1. Geen accijns is verschuldigd voor accijnsgoederen die door particulieren werden verkregen voor hun eigen behoeften en die door hen zelf worden vervoerd, op voorwaarde dat de accijnzen werden geheven in de lidstaat waar de accijnsgoederen werden verkregen. § 2. Om vast te stellen of de in § 1 bedoelde accijnsgoederen bestemd zijn voor de eigen behoeften van een particulier, wordt onder andere rekening gehouden met volgende elementen : a) de commerciële status en de beweegredenen van degene die de accijnsgoederen voorhanden heeft;b) de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden of, in voorkomend geval, de gebruikte wijze van vervoer;c) elk document betreffende de accijnsgoederen;d) de aard van de accijnsgoederen;e) de hoeveelheid accijnsgoederen. § 3. Voor de toepassing van § 2, onder e), wordt, uitsluitend als bewijselement, rekening gehouden met de hierna vermelde indicatieve limieten : a) voor tabaksproducten : - sigaretten : 800 stuks; - cigarillo's (sigaren met een maximumgewicht van 3 gram/stuk) : 400 stuks; - sigaren : 200 stuks; - rooktabak : 1,0 kilogram; b) voor alcoholhoudende dranken : - gedistilleerde dranken : 10 liter; - tussenproducten : 20 liter; - wijn : 90 liter (waarvan maximum 60 liter mousserende wijn); - bier : 110 liter. § 4. Accijnsgoederen die als geschenk door een in een andere lidstaat gevestigde particulier aan een hier te lande gevestigde andere particulier worden gezonden, worden in België niet aan de betaling van accijnzen onderworpen voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan : - de geschenken bestemd zijn voor de eigen behoeften van de particulier; - voor de geschenken wordt door degene die ze ontvangt geen enkele rechtstreekse of onrechtstreekse tegenprestatie geleverd; - de geschenken worden geheel uitzonderlijk verzonden. § 5. De accijnzen zijn verschuldigd wanneer energieproducten die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen op een atypische wijze hier te lande worden vervoerd door particulieren of voor hun rekening. Onder "atypisch vervoer" wordt verstaan het vervoer van brandstof anders dan in de tank van voertuigen of in een passend reserveblik, alsmede het vervoer van vloeibare verwarmingsproducten anders dan in tankwagens die voor rekening van bedrijven worden gebruikt. Afdeling 2. - Hier te lande voorhanden hebben

Art. 36.§ 1. Onverminderd artikel 37, § 1, zijn accijnsgoederen die nadat zij in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, hier te lande voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om hier te worden geleverd of gebruikt, aan accijnzen onderworpen, welke worden geheven, naar gelang van het geval, in hoofde van de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of door de persoon aan wie de goederen worden geleverd. De voorwaarden inzake de verschuldigdheid en het toepasselijk accijnstarief zijn deze van kracht op het tijdstip dat de verschuldigdheid van de accijnzen hier te lande ontstaat.

Onder "voor commerciële doeleinden voorhanden hebben" wordt verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een particulier anders dan in een situatie bedoeld in artikel 35, § 1.

Accijnsgoederen die aan boord van een schip of een vliegtuig dat de verbinding tussen België en een lidstaat verzekert, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op Belgisch grondgebied bevindt, worden niet geacht daar voor commerciële doeleinden voorhanden te zijn. § 2. Onverminderd artikel 39 worden in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen die voor commerciële doeleinden worden overgebracht van die andere lidstaat naar België, niet geacht voor die doeleinden voorhanden te worden gehouden totdat zij het Belgisch grondgebied hebben bereikt, op voorwaarde dat de overbrenging geschiedt overeenkomstig de formaliteiten bepaald bij de §§ 3 en 4. § 3. In de situaties bedoeld in § 1 vinden overbrengingen van accijnsgoederen plaats onder dekking van een geleidedocument waarvan de vorm en de inhoud worden bepaald in een verordening van de Europese Commissie. § 4. De in § 1 bedoelde personen zijn gehouden : 1° voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen aangifte te doen bij het hulpkantoor waarvan zij afhangen en de betaling van de accijnzen waarborgen;2° de accijnzen te voldoen op de door de Koning bepaalde wijze;3° elke controle toe te laten waardoor de administratie zich kan vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de accijnsgoederen en van de betaling van de accijnzen waartoe deze aanleiding geven. § 5. Wanneer in een lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen naar een andere plaats van bestemming in dezelfde lidstaat, langs een passend traject worden overgebracht via het grondgebied van een andere lidstaat, dient het in paragraaf 3 bedoelde geleidedocument te worden gebruikt. § 6. De overbrenging, onder de in paragraaf 5 bedoelde voorwaarden, van hier te lande reeds in het verbruik gestelde accijnsgoederen, naar een andere in België gelegen plaats, via het grondgebied van een andere lidstaat, is bovendien aan de hiernavolgende procedure onderworpen : 1° voorafgaand aan de overbrenging van de accijnsgoederen dient de afzender bij het hulpkantoor waarvan hij afhangt een aangifte in waarvan de vorm en de inhoud door de Koning worden bepaald;2° de geadresseerde bevestigt de ontvangst van de accijnsgoederen volgens de voorschriften bepaald door de Koning;3° de afzender en de geadresseerde laten elke controle toe waardoor de administratie zich kan vergewissen van de daadwerkelijke ontvangst van de accijnsgoederen. § 7. In geval van veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen onder de in § 5 bedoelde voorwaarden, kan de Koning via bilaterale administratieve overeenkomsten, een van de §§ 5 en 6 afwijkende vereenvoudigde procedure toestaan. Afdeling 3. - Afstandsverkopen

Art. 37.§ 1. Wanneer in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen worden gekocht door een in het land gevestigde persoon die geen erkend entrepothouder is of een geregistreerde geadresseerde die geen zelfstandige economische activiteit uitoefent en die door de verkoper of voor diens rekening rechtstreeks of onrechtstreeks naar België worden verzonden of overgebracht, geeft de levering in België aanleiding tot verschuldigdheid van de accijnzen. De voorwaarden inzake de verschuldigdheid en het toepasselijk accijnstarief zijn deze van kracht op het tijdstip dat de verschuldigdheid van de accijnzen ontstaat. § 2. Voor de toepassing van § 1, ontstaat de verschuldigdheid van de accijnzen op het ogenblik van levering van de accijnsgoederen, in hoofde van de verkoper of de onder de door de Koning bepaalde voorwaarden erkende fiscaal vertegenwoordiger, of, indien de verkoper de bij § 3, onder a), bepaalde voorwaarden niet is nagekomen de geadresseerde van de accijnsgoederen. § 3. De verkoper of de fiscaal vertegenwoordiger houdt zich aan de volgende voorschriften : a) voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen bij het hulpkantoor en onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, zijn identiteit bekend maken en zekerheid stellen voor de betaling van de accijnzen;b) na aankomst van de accijnsgoederen de accijnzen voldoen volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten;c) een boekhouding voeren van de leveringen van de accijnsgoederen en aan de administratie de plaats kenbaar maken waar die goederen werden geleverd. § 4. In geval accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig worden aangekocht onder de voorwaarden bedoeld in § 1, kan de Koning via administratieve overeenkomsten, een van § 3 afwijkende vereenvoudigde procedure toestaan. § 5. Wanneer hier te lande reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen worden gekocht door in een andere lidstaat gevestigde personen die geen erkend entrepothouder zijn of een geregistreerde geadresseerde die geen zelfstandige economische activiteit uitoefent en die door de hier te lande gevestigde verkoper of voor diens rekening rechtstreeks of onrechtstreeks worden verzonden of overgebracht, dient deze laatste aan de administratie te bewijzen dat hij voorafgaand aan het verzenden van die goederen in de lidstaat van bestemming zekerheid voor de betaling van de accijnzen heeft gesteld en dat hij een boekhouding voert van de leveringen van de accijnsgoederen. Afdeling 4. - Vernietiging en verliezen

Art. 38.§ 1. In de in artikel 36, § 1, en artikel 37, § 1, bedoelde situaties dat op Belgisch grondgebied accijnsgoederen algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan door oorzaken die met de aard van de goederen verband houden of door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, zijn de accijnzen in België niet verschuldigd.

De algehele vernietiging, alsook het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen in kwestie worden aangetoond aan de administratie indien die zich hier te lande hebben voorgedaan of hier werden vastgesteld indien niet is vast te stellen waar ze zich effectief hebben voorgedaan. § 2. In de in artikel 36, § 1, en artikel 37, § 1, bedoelde situaties dat accijnsgoederen algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan op het grondgebied van een andere lidstaat tijdens hun overbrenging ter bestemming van België door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt of door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, geeft de administratie de bij toepassing van artikel 36, § 4, 1°, of artikel 37, § 3, onder a), gestelde zekerheid vrij. Die vrijgave is afhankelijk van het overleggen van een attest afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbaar verloren gaan heeft plaatsgevonden of werd vastgesteld. § 3. De Koning stelt de regels en de voorwaarden vast voor het vaststellen van de in § 1 bedoelde vernietigingen en verliezen. Afdeling 5. - Onregelmatigheden tijdens de overbrengingen van

accijnsgoederen

Art. 39.§ 1. Indien hier te lande een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 36, § 1, of artikel 37, § 1, die zijn verzonden vanuit een andere lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen, zijn de accijnzen hier te lande verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die voor de betaling van de accijnzen zekerheid heeft gesteld of door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest.

De administratie brengt deze situatie ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen alsmede van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming. § 2. Indien hier te lande een onregelmatigheid werd vastgesteld tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 36, § 1, of artikel 37, § 1, vanuit een andere lidstaat waar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht hier te lande te hebben plaatsgevonden en zijn de accijnzen hier verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die voor de betaling van de accijnzen zekerheid heeft gesteld of door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest.

De administratie brengt deze situatie ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen alsmede van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming.

Indien voor het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld in welke lidstaat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, betaalt de administratie de aanvankelijk geheven accijnzen terug zodra het bewijs van de invordering in die lidstaat is geleverd. § 3. Indien een onregelmatigheid werd begaan in een andere lidstaat dan die waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen, tijdens een overbrenging overeenkomstig artikel 36, § 1, of artikel 37, § 1, ter bestemming van België, zijn de accijnzen verschuldigd in de lidstaat waar de onregelmatigheid plaatsvond. Wanneer de accijnzen in die lidstaat zullen zijn ingevorderd, wordt de aanvankelijk gestelde zekerheid vrijgegeven. § 4. Indien een onregelmatigheid werd vastgesteld in een andere lidstaat dan die waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen, tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 36, § 1, of artikel 37, § 1, ter bestemming van België en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat waar de onregelmatigheid werd vastgesteld en zijn de accijnzen daar verschuldigd. Wanneer de accijnzen in die lidstaat zullen zijn ingevorderd, wordt de aanvankelijk gestelde zekerheid vrijgegeven. § 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "onregelmatigheid" verstaan een niet in artikel 38 bedoelde situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 36, § 1, of artikel 37, § 1, voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet op regelmatige wijze is geëindigd. HOOFDSTUK 6. - Diversen Afdeling 1. - Merktekens

Art. 40.§ 1. Accijnsgoederen bestemd om hier te lande tot verbruik te worden uitgeslagen mogen voorzien worden van fiscale merktekens of nationale herkenningstekens die voor belastingdoeleinden worden gebruikt. § 2. De fiscale merktekens of nationale herkenningstekens, in de zin van § 1, zijn enkel in België geldig. Afdeling 2. - Kleine wijnproducenten

Art. 41.§ 1. Kleine wijnproducenten zijn ontheven van de in de hoofdstukken 3 en 4 vastgestelde voorschriften en van de overige voorschriften in verband met overbrenging en controle. Wanneer deze kleine wijnproducenten zelf intracommunautaire handelingen verrichten, stellen zij het hulpkantoor waarvan zij afhangen daarvan in kennis en leven zij de bij Verordening (EG) nr. 884/2001 van de Commissie van 24 april 2001 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten en de in de wijnsector bij te houden registers vastgestelde voorschriften na. § 2. Onder "kleine wijnproducenten" wordt verstaan personen die gemiddeld minder dan 1 000 hl wijn per jaar produceren. § 3. De geadresseerde stelt het hulpkantoor waarvan hij afhangt in kennis van de door hem ontvangen wijnleveringen door middel van het in § 1 bedoelde document of een verwijzing daarnaar. De modaliteiten van deze kennisgeving worden bepaald door de Koning. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 42.De overeenkomstig de artikelen 19, 20, 21, 36 en 37 te stellen zekerheid moet worden gesteld ten gunste van de administratie onder één van de vormen en onder de voorwaarden van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen.

Art. 43.De aangifte ten verbruik met het oog op de betaling van de accijnzen moet worden gedaan op een formulier overeenkomstig het model bepaald door de Koning die kan aanduiden welke vermeldingen er op moeten voorkomen evenals de documenten die er moeten worden bijgevoegd.

Art. 44.§ 1. De Koning mag voorschrijven dat elk vervoer en elk bezit voor commerciële doeleinden, van accijnsgoederen die zich niet onder een accijnsschorsingsregeling bevinden, moet worden gedekt door een document, overeenkomstig de door Hem vastgestelde gebruiksmodaliteiten. § 2. De Koning bepaalt de procedure voor de betaling van de accijns op aardgas, elektriciteit, steenkool, cokes en bruinkool, evenals voor de betaling van de aanvullende accijns opeisbaar ten gevolge van het gebruik van een energieproduct in een situatie die de inning van een hogere accijns dan de oorspronkelijk geïnde met zich meebrengt. Hij kan het aanbrengen van vermeldingen op elk commercieel document voorschrijven, teneinde de juiste inning van de accijns te verzekeren.

Art. 45.Iedere overtreding van de bepalingen van deze wet die tot gevolg heeft dat de accijnzen opeisbaar worden, wordt gestraft met een boete van vijf- tot tienmaal de in het spel zijnde accijnzen met een minimum van 250 euro.

Bovendien worden de overtreders bestraft met een gevangenisstraf van vier maanden tot een jaar wanneer accijnsgoederen die worden geleverd of zijn bestemd om te worden geleverd in het land, in het verbruik zijn gesteld zonder aangifte of wanneer het vervoer ervan geschiedt onder dekking van valse of vervalste documenten of wanneer de inbreuk wordt gepleegd in bende van ten minste drie personen.

In geval van herhaling worden de geldboete en de gevangenisstraf verdubbeld.

Benevens vorenvermelde straf worden de goederen waarop de accijnzen verschuldigd zijn, de bij de overtreding gebruikte vervoermiddelen en de voorwerpen die gediend hebben of bestemd waren om de fraude te plegen in beslag genomen en wordt de verbeurdverklaring ervan uitgesproken.

De teruggave van in beslag genomen goederen wordt toegestaan aan de persoon die er eigenaar van was op het ogenblik van de inbeslagneming en die aantoont dat hij vreemd is aan het misdrijf.

Art. 46.Elke handeling met het doel bedrieglijk afschrijving, vrijstelling, terugbetaling of schorsing van de accijnzen te bekomen wordt gestraft met een boete van vijf- tot tienmaal de accijnzen waarvoor gepoogd werd ten onrechte afschrijving, vrijstelling, terugbetaling of schorsing te verkrijgen, met een minimum van 250 euro.

Art. 47.Iedere overtreding van deze wet of van de maatregelen getroffen ter uitvoering ervan die niet strafbaar is gesteld door de artikelen 45 en 46 wordt gestraft met een boete van 625 euro tot 3.125 euro.

Art. 48.Onverminderd de bij de artikelen 45 tot en met 47 bepaalde straffen, zijn de accijnzen altijd opeisbaar, met uitzondering van de accijnzen verschuldigd op de accijnsgoederen die, naar aanleiding van de vaststelling van een overtreding op basis van artikel 45, effectief in beslag worden genomen en naderhand worden verbeurdverklaard of, bij wege van transactie, aan de Schatkist worden afgestaan.

De op de verbeurdverklaarde of afgestane accijnsgoederen niet meer opeisbare accijnzen zullen niettemin als basis dienen voor de berekening van de overeenkomstig artikel 45 op te leggen boeten.

Art. 49.§ 1. De wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop wordt opgeheven. § 2. Verwijzingen naar de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, worden geacht verwijzingen naar onderhavige wet te zijn.

Art. 50.Tot 31 december 2010 is het toegelaten om overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aan te vangen onder dekking van de formaliteiten vastgesteld in artikel 15, § 5, en artikel 23 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop.

Ter zake van dergelijke overbrengingen en de zuivering ervan gelden de in het eerste lid bedoelde bepalingen, alsook artikel 15, §§ 3 en 4, en artikel 24 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Artikel 15, § 3, van die wet is van toepassing op alle overeenkomstig de artikelen 19, § 2, 1°, en 20, § 3, 1°, van onderhavige wet aangewezen borgstellers.

De artikelen 26 tot en met 32 zijn niet van toepassing op bovenbedoelde overbrengingen.

Art. 51.Overbrengingen van accijnsgoederen die vóór 1 april 2010 zijn aangevangen, worden beheerst door de bepalingen van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Die wet is niet van toepassing op deze overbrengingen.

Art. 52.Deze wet treedt in werking op 1 april 2010.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^