gepubliceerd op 28 januari 2025
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 2021 houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof
16 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, 3°, 5°, 6°, 9° en 13°, gewijzigd bij de wetten van 27 juli 2011 en 16 december 2015;
Gelet op de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, artikel 7;
Gelet op koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit, op 1 augustus 2024;
Gelet op de kennisgeving aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Hoge Gezondheidsraad, Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Bijzondere raadgevende commissie Verbruik;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 9 oktober 2024;
Gelet op advies 77.140/16 van de Raad van State, gegeven op 21 november 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op advies 77.335/1 van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2025, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit besluit voert artikel 17 paragraaf 3 van uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren uit en voorziet in de gedeeltelijke omzetting van: (1° ) de richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van richtlijn (EU) 2018/2001, verordening (EU) 2018/1999 en richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad;(2° ) de gedelegeerde richtlijn (EU) 2024/1405 van de Commissie van 14 maart 2024 tot wijziging van bijlage IX bij richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toevoeging van grondstoffen voor de productie van biobrandstoffen en biogas;(3° ) de richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof
Art. 2.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende: "1° /1 rondhout van industriële kwaliteit: zaagstammen, stammen voor fineer, rond of gesplitst pulphout, alsook alle andere rondhout dat geschikt is voor industrieelgebruik, met uitzondering van rondhout dat vanwege zijn kenmerken, zoals soort, afmetingen, kromming en noestdichtheid, niet geschikt is voor industrieel gebruik zoals gedefinieerd en naar behoren gemotiveerd door de lidstaten volgens de relevante toestand van de bossen en de marktomstandigheden;"; b) In de bepaling onder 3°, worden de woorden "vloeibare en gasvormige" opgeheven; c) de bepaling onder 8° wordt aangevuld met de woorden "en die in de vervoerssector worden verbruikt."; d) de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt: "14 ° energie uit hernieuwbare bronnen of hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, osmose-energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas;"; e) wordt een bepaling onder 14° /1 ingevoegd, luidende: "14° /1 omgevingsenergie: van nature voorkomende thermische energie en geaccumuleerde energie in het milieu met afgebakende grenzen, die in de omgevingslucht, met uitzondering van afvoerlucht, of in oppervlakte- of rioolwater kan worden opgeslagen;"; f) de bepaling onder 21° wordt vervangen als volgt: "21° hernieuwbare transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong: in de vervoersector gebruikte vloeibare en gasvormige brandstoffen waarvan de energie-inhoud afkomstig is van andere hernieuwbare bronnen dan biomassa;"; g) worden de bepalingen onder 36° /1 tot 36° /9 ingevoegd, luidende: "36° /1 bosplantage: een bosplantage overeenkomstig artikel 2, 11), van Verordening (EU) 2023/1115 van het Europees Parlement en de Raad;36° /2 transportbrandstofleverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die voor eigen rekening, voor rekening van derden of voor eigen behoeften hernieuwbare transportbrandstof of brandstof op basis van hergebruikte koolstof tot verbruik uitslaat, overeenkomstig de artikelen 6, § 2, a), c) en d) en 36 van de wet van 22 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009003493 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen sluiten betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, artikel 424 van de programmawet van 27 december 2004, of voor waterstof, levert aan een eindgebruiker;36° /3 de uniedatabank: uniedatabank overeenkomstig artikel 2, 28), van uitvoeringsverordening (EU) 2022/996;36° /4 certificeringsorgaan: een certificeringsorgaan overeenkomstig artikel 2, 14), van uitvoeringsverordening (EU) 2022/996;36° /5 vrijwillig systeem: een vrijwillig systeem overeenkomstig artikel 2, 1), van uitvoeringsverordening (EU) 2022/996;36° /6 erkend vrijwillig systeem: een erkend vrijwillig systeem overeenkomstig artikel 2, 2), van uitvoeringsverordening (EU) 2022/996;36° /7 verordening (EU) 2023/2405: verordening (EU) 2023/2405 van het Europees parlement en de raad van 18 oktober 2023 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer;36° /8 uitvoeringsverordening (EU) 2022/996: uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren; 36° /9 gedelegeerde verordening (EU) 2019/807: gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik;".
Art. 3.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) worden het tweede en het derde lid opgeheven; b) wordt aangevuld met drie leden, luidende: "Biogassen voldoen aan de in de paragrafen 2 tot en met 8 bepaalde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria indien ze worden gebruikt in het geval van installaties die biogassen produceren met een gemiddeld biomethaandebiet hoger dan 200 m3 methaanequivalent/u gemeten bij standaardomstandigheden voor temperatuur en druk, d.w.z. 0° Cen 1 bar atmosferische druk; indien het biogas bestaat uit een mengsel van methaan en ander niet-brandbaar gas, wordt voor het methaandebiet de vastgestelde drempel herberekend in verhouding tot het volumeaandeel methaan in het mengsel.
De in de paragrafen 2 tot en met 8 bepaalde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria gelden ongeacht de geografische herkomst van de biomassa.
Indien de conformiteit van het lot biobrandstof of biogas aan de duurzaamheidscriteria en de broeikasgasemissiereductiecriteria vastgesteld wordt, wordt het lot biobrandstof of biogas duurzaam geacht.".
Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit, wordt paragraaf 3, vervangen als volgt: " § 3. De biobrandstoffen en biogassen uit agrarische biomassa worden niet geproduceerd uit grondstoffen verkregen van land met een hoge biodiversiteitswaarde, d.w.z. land dat in of na januari 2008 één van de hierna vermelde statussen had, ongeacht of het die status nog steeds heeft: 1° oerbos en andere beboste gronden, d.w.z. bos en andere beboste gronden met inheemse soorten, waar geen duidelijk zichtbare tekenen van menselijke activiteiten zijn en de ecologische processen niet in aanzienlijke mate zijn verstoord; en oude bosgroeiplaatsen zoals gedefinieerd in het land waar de bosgroeiplaats zich bevindt; 2° bos met grote biodiversiteit en andere beboste grond die rijk is aan soorten en niet is aangetast, en die door de betrokken bevoegde autoriteit is aangemerkt als grond met grote biodiversiteit, tenzij wordt aangetoond dat de productie van de grondstof in kwestie geen invloed heeft gehad op die natuurbeschermingsdoeleinden;3° gebieden die, tenzij wordt aangetoond dat de productie van die grondstoffen geen invloed heeft gehad op die natuurbeschermingsdoeleinden: a) bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden, of;b) zijn aangewezen voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten, die bij internationale overeenkomsten zijn erkend of opgenomen zijn op lijsten van intergouvernementele organisaties of van de Internationale Unie voor het behoud van de Natuur, mits deze gebieden zijn erkend door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 30, paragraaf 4, eerste alinea, van Richtlijn (EU) 2018/2001; 4° grasland met grote biodiversiteit van meer dan een hectare dat: a) natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen grasland zou blijven en dat zijn natuurlijke soortensamenstelling en ecologische kenmerken en processen behoudt; of b) niet natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen zou ophouden grasland te zijn, dat rijk is aan soorten en niet is aangetast en door de relevante bevoegde autoriteit is aangemerkt als grasland met grote biodiversiteit, tenzij wordt aangetoond dat de oogst van de grondstoffen noodzakelijk is voor het behoud van de status van grasland met grote biodiversiteit; of 5° heidegrond Indien niet is voldaan aan de voorwaarden van paragraaf 6, punt a), vi) en vii), is de eerste lid van deze paragraaf, met uitzondering van punt 3°, ook van toepassing op biobrandstoffen en biogassen geproduceerd uit bosbiomassa.".
Art. 5.Het artikel 4, § 4, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien niet voldaan is aan de voorwaarden van paragraaf 6, punt a), vi) en vii), is het eerste lid van deze paragraaf, met uitzondering van punt 3° ook van toepassing op biobrandstoffen en biogassen die worden geproduceerd uit bosbiomassa.".
Art. 6.In artikel 4, § 5, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "het oogsten" worden vervangen door de woorden "de oogst"; b) de paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien niet is voldaan aan de voorwaarden van paragraaf 6, punt a), vi), vii), is deze paragraaf ook van toepassing op biobrandstoffen en biogassen geproduceerd uit bosbiomassa.".
Art. 7.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 6 vervangen als volgt: " § 6. De biobrandstoffen en biogassen uit bosbiomassa voldoen aan de volgende criteria om het risico op het gebruik van bosbiomassa uit niet-duurzame productie tot een minimum te beperken: a) In het land waar de biomassa is geoogst, is nationale of subnationale wetgeving van kracht die van toepassing is op de oogst, alsmede toezichts- en handhavingssystemen die ervoor zorgen dat: i) de activiteiten met betrekking tot het oogsten wettig zijn; ii) de gebieden waar is geoogst, worden herbebost; iii) gebieden die bij internationaal of nationaal recht of door de desbetreffende bevoegde autoriteit zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden, met inbegrip van waterrijke gebieden, grasland, heidegrond en veengebieden, worden beschermd met het oog op het behoud van de biodiversiteit en ter voorkoming van de vernietiging van habitats; iv) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer in stand worden gehouden ter preventie van negatieve effecten, op zodanige wijze dat het oogsten van stronken en wortels, de aantasting van oerbossen en van oudebosgroeiplaatsen zoals gedefinieerd in het land waar die bosgroeiplaatsen zich bevinden, of de omzetting ervan in bosplantages, en het oogsten op kwetsbare bodems wordt voorkomen; dat oogsten wordt uitgevoerd met naleving van maximumdrempels voor grote kaalslagen zoals gedefinieerd in het land waar het bos zich bevindt, en met lokaal en ecologisch passende retentiedrempels voor de extractie van dood hout en dat oogsten wordt uitgevoerd met naleving van vereisten om houtkapsystemen te gebruiken die negatieve effecten op de bodemkwaliteit, met inbegrip van bodemverdichting, en op biodiversiteitskenmerken en habitatten minimaliseren; v) er zodanig wordt geoogst dat de productiecapaciteit van het bos op lange termijn behouden blijft of vergroot wordt; vi) de bossen waarin de bosbiomassa wordt geoogst niet groeien op land met de in respectievelijk paragraaf 3, punten a), b), d) en e), paragraaf4, punt a), en paragraaf 5 bedoelde status, onder dezelfde voorwaarden voor de bepaling van de status van land als vermeld in die leden, en; vii) installaties die biobrandstoffen, biogassen uit bosbiomassa produceren, een betrouwbaarheidsverklaring afgeven, geschraagd door interne processen op bedrijfsniveau, met het oog op de overeenkomstig artikel 30, paragraaf 3, uitgevoerde audits, waaruit blijkt dat de bosbiomassa niet afkomstig is van het in punt vi) van dit lid bedoelde land. b) wanneer geen, onder a) bedoeld bewijs beschikbaar is, dienen op het niveau van het oorsprongsgebied van het bos beheersystemen voorhanden te zijn waarbij ervoor gezorgd wordt dat: i) de oogstactiviteiten wettig zijn; ii) de gebieden waar is geoogst worden herbebost; iii) gebieden die bij internationaal of nationaal recht of door de desbetreffende bevoegde autoriteit zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden, met inbegrip van waterrijke gebieden, grasland, heidegrond en veengebieden, worden beschermd met het oog op het behoud van de biodiversiteit en ter voorkoming van de vernietiging van habitatten, tenzij wordt aangetoond dat de oogst van die grondstof geen invloed heeft op die natuurbeschermingsdoeleinden; iv) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer in stand worden gehouden ter preventie van negatieve effecten, op zodanige wijze dat het oogsten van stronken en wortels, de aantasting van oerbossen en van oudebosgroeiplaatsen zoals gedefinieerd in het land waar die bosgroeiplaatsen zich bevinden, of de omzetting ervan in bosplantages, en het oogsten op kwetsbare bodems wordt voorkomen; dat oogsten wordt uitgevoerd met naleving van maximumdrempels voor grote kaalslagen zoals gedefinieerd in het land waar het bos zich bevindt, en met lokaal en ecologisch passende retentiedrempels voor de extractie van dood hout en dat oogsten wordt uitgevoerd met naleving van vereisten om houtkapsystemen te gebruiken die negatieve effecten op de bodemkwaliteit, met inbegrip van bodemverdichting, en op biodiversiteitskenmerken en habitatten minimaliseren, en; v) er zodanig wordt geoogst dat de productiecapaciteit van het bos op lange termijn behouden blijft of vergroot wordt.".
Art. 8.In artikel 4, § 7, van hetzelfde besluit wordt het laatste lid opgeheven.
Art. 9.In artikel 4, § 8, lid 1, punt a), b), c), leden 2 en 3, van hetzelfde besluit, worden de woorden "die worden verbruikt in de vervoerssector" opgeheven.
Art. 10.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) worden de woorden "van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik." opgeheven. b) de bestaande tekst die paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2.Indien de conformiteit van het lot aan de criteria bepaald in de gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 vastgesteld wordt, wordt het lot erkend als een lot hernieuwbare transportbrandstof met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.".
Art. 11.In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 2 worden de woorden "vloeibare en gasvormige" opgeheven; b) wordt aangevuld met een paragraaf 3 luidende: "Indien de conformiteit van het lot aan het broeikasgasemissiereductiecriterium in § 2 vastgesteld wordt, wordt het lot erkend als een lot hernieuwbare transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong.".
Art. 12.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt de paragraaf 2 vervangen als volgt: " § 2. De broeikasgasemissiereducties ten gevolge van het gebruik van transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof bedragen ten minste 70 %. § 3. Indien de conformiteit van het lot aan het broeikasgasemissiereductiecriterium in § 2 vastgesteld wordt, wordt het lot erkend als een lot transportbrandstof op basis van hergebruikte koolstof zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.".
Art. 13.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De productverklaring bevat tenminste accurate informatie over de verrichte transacties en de duurzaamheidskenmerken van die brandstoffen waarop de transacties betrekking hebben, met inbegrip van hun broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus, van hun plaats van productie tot het moment waarop ze in de Unie in de handel worden gebracht.
Het onderling verbonden gassysteem wordt, met het oog op de invoering van gegevens in de Uniedatabank, beschouwd als één enkel massabalanssysteem. Gegevens over de injectie en verwijdering van hernieuwbare gasvormige brandstoffen wordt verstrekt in de Uniedatabank. In de Uniedatabank worden tevens gegevens ingevoerd over de al dan niet verleende steun voor de productie van een specifieke levering van brandstof en, in voorkomend geval, over het type steunregeling.".
Art. 14.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: " § 1. De marktdeelnemer die het lot hernieuwbare transportbrandstof of transportbrandstof op basis van hergebruikte koolstof, op de markt brengt, laadt, binnen de termijn die daartoe is bepaald in de werkingsdocumenten van de uniedatabank, de in artikel 9 bedoelde informatie op in de uniedatabank. § 2. Transportbrandstofleveranciers voeren de nodige informatie in de uniedatabank in om na te gaan of de bijmengverplichtingen inzake hernieuwbare energie in de transportsector, bepaald door de wet van 31 juli 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/07/2023 pub. 15/09/2023 numac 2023044749 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen sluiten houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, zijn nageleefd.".
Art. 15.Artikelen 12 en 13 van het hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 16.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van Hoofdstuk VII vervangen als volgt: "HOOFDSTUK VII - Aandeel hernieuwbare transportbrandstoffen uit een productieproces voor hernieuwbare transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong".
Art. 17.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 18.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van Hoofdstuk VIII vervangen als volgt: "HOOFDSTUK VIII - Bewijsmiddelen en verificatie van de naleving van de duurzaamheids - en broeikasgasemissiereductiecriteria voor hernieuwbare transportbrandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof".
Art. 19.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria bepaald in artikelen 4, 7 en 8 desgevallend van de criteria met betrekking tot de certificatie van biobrandstoffen en biogassen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik, bepaald in artikel 6, wordt aangetoond op basis van een erkend vrijwillig systeem. Voorlegging van bewijs aanvullend op de duurzaamheidserkenning op basis van een erkend vrijwillig systeem, wordt niet vereist.".
Art. 20.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria bepaald in artikelen 4, 7 en 8 wordt aangetoond aan de hand van verplichte, onafhankelijke en transparante audits, in overeenstemming met de uitvoeringsverordening (EU) 2022/996. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een massabalanssysteem dat: 1° toelaat leveringen van grondstoffen of brandstoffen met verschillende duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken te mengen, bijvoorbeeld in een container, verwerkings- of logistieke faciliteit of transmissie- en distributie-infrastructuur of -locatie;2° toelaat leveringen van grondstoffen met verschillende energie-inhoud te mengen met het oog op de verdere verwerking, mits de omvang van de leveringen aan de energie-inhoud ervan is aangepast;3° vereist dat informatie over de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken en de omvang van de onder 1° bedoelde leveringen aan het mengsel toegewezen blijven, en 4° bepaalt dat de som van alle leveringen die uit het mengsel zijn gehaald dezelfde duurzaamheidscriteria heeft, in dezelfde hoeveelheden, als de som van alle leveringen die aan het mengsel worden toegevoegd en vereist dat die balans binnen een passende tijdsduur wordt bereikt. Het massabalanssysteem zorgt ervoor dat elke levering slechts éénmaal in het eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen in de transportsector geteld wordt voor het berekenen van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen en bevat informatie over de al dan niet geboden ondersteuning voor de productie van die levering en, in voorkomend geval, over het type steunverlening.".
Art. 21.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) worden de woorden " § 6, a), en artikel 4, § 7, eerste lid, a)" vervangen door de woorden " § 3, 1°, 2°, 4° en 5°, artikel 4 § 4 1°, artikel 4 § 5, artikel 4 § 6 a) en artikel 4 § 7 a)". b) wordt aangevuld met een lid luidende: "De in dit lid neergelegde verplichtingen zijn van toepassing ongeacht of de hernieuwbare transportbrandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof in de Unie geproduceerd dan wel ingevoerd zijn.".
Art. 22.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 23.Artikel 23 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2 De minister stelt procedures vast op grond waarvan certificeringsorganen zich voor het toezicht en de uitoefening van het toezicht kunnen registreren, ongeacht of hun hoofdkantoor in een lidstaat of in een derde land is gevestigd.".
Art. 24.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De bevoegde overheid stelt informatie betreffende de geografische oorsprong en type grondstof van biobrandstoffen en biogassen, per transportbrandstofleverancier, in actuele vorm en op eenvoudig toegankelijke en gebruiksvriendelijke wijze, voor de consumenten beschikbaar op haar website en werkt deze informatie jaarlijks bij.".
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de bijlagen van het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof
Art. 25.In het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof, bijlage 1, deel C, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) De bepaling onder 6 wordt vervangen als volgt: "6.Voor de doeleinden van de in punt 1, a), bedoelde berekening wordt alleen rekening gehouden met de broeikasgasemissiereducties ten gevolge van verbeterd landbouwbeheer, esca, zoals overschakelen op weinig of geen grondbewerking, beteregewassen en gewasrotatie, het gebruik van groenbemesting, met inbegrip van het beheer van residuen van landbouwgewassen, en het gebruik van biologische bodemverbeteraars, zoals Compost en mestfermentatiedigestaat, indien zij geen risico op negatieve gevolgen voor de biodiversiteit opleveren. Tevens wordt sterk en verifieerbaar bewijs geleverd dat de bodemkoolstof is toegenomen of dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze in de periode waarin de betrokken grondstoffen werden geteeld, is toegenomen, rekening houdend met de emissies wanneer dergelijke praktijken leiden tot toegenomen gebruik van kunstmest en herbiciden. Metingen van bodemkoolstof kunnen dat bewijs vormen, bv. door een eerste meting vóór de teelt en vervolgens metingen op gezette tijden met tussenpozen van verschillende jaren. In dat geval zou, voordat het resultaat van de tweede meting beschikbaar is, de toename van bodemkoolstof kunnen worden geraamd op basis van representatieve experimenten of bodemmodellen. Vanaf de tweede meting zouden de metingen de basisvormen om vast te stellen of er sprake is van een toename van bodemkoolstof en om te bepalen hoe groot die is."; b) De bepaling onder 15 wordt vervangen als volgt: "15.Emissiereductie door het afvangen en vervangen van CO2, eccr, houdt rechtstreeks verband met de productie van de biobrandstoffen of vloeibare biomassa waaraan deze wordt toegeschreven, en wordt beperkt tot emissies die vermeden worden door de afvang van uitgestoten CO2 waarvan de koolstof afkomstig is van biomassa en die gebruikt wordt om CO2 uit fossiele brandstoffen in de productie en levering van commerciële producten en diensten voor 1 januari 2036 te vervangen." c) Punt 18 wordt vervangen als volgt: "18.Met het oog op de in punt 17 vermelde berekeningen zijn de te verdelen emissies eec +el + esca + fracties van ep, etd, eccs en eccr die ontstaan tot en met de stap van het proces waarin een bijproduct wordt geproduceerd. Als er in een eerdere stap van het proces van de levenscyclus een toewijzing aan bijproducten heeft plaatsgevonden, wordt hiervoor de emissiefractie gebruikt die in de laatste stap is toegewezen aan het tussenproduct in plaats van de totale emissies. In het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa wordt er met het oog op die berekening rekening gehouden met alle bijproducten die niet onder het toepassingsgebied van punt 17 vallen. Bijproducten met een negatieve energie-inhoud worden met het oog op deze berekening geacht een energie-inhoud van nul te hebben. Als algemene regel geldt dat afval en residuen, waaronder alle in bijlage IX opgenomen afvalstoffen en residuen, worden geacht tijdens hun levenscyclus geenbroeikasgasemissies te veroorzaken totdat ze worden verzameld, ongeacht of ze tot tussenproducten worden verwerkt voordat ze tot eindproducten worden verwerkt. In het geval van biomassabrandstoffen die in raffinaderijen worden geproduceerd, andere dan de combinatie van verwerkingsbedrijven met boilers of warmtekrachtinstallaties die warmte en/of elektriciteit leveren aan het verwerkingsbedrijf, is de raffinaderij de analyse-eenheid voor de doeleinden van de inpunt 17 bedoelde berekening.".
Art. 26.In hetzelfde besluit, bijlage 2, deel B, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) Punt 6 wordt vervangen als volgt: "6.Voor de doeleinden van de in punt 1, a), bedoelde berekening wordt alleen rekening gehouden met de broeikasgasemissiereducties ten gevolge van verbeterd landbouwbeheer, esca, zoals overschakelen op weinig of geen grondbewerking, betere gewassen en gewasrotatie, het gebruik van groenbemesting, met inbegrip van het beheer van residuen van landbouwgewassen, en het gebruik van biologische bodemverbeteraars, zoals Compost en mestfermentatiedigestaat, indien zij geen risico op negatieve gevolgen voor de biodiversiteit opleveren. Tevens wordt sterk en verifieerbaar bewijs geleverd dat de bodemkoolstof is toegenomen of dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze in de periode waarin de betrokken grondstoffen werden geteeld, is toegenomen, rekening houdend met de emissies wanneer dergelijke praktijken leiden tot toegenomen gebruik van kunstmest en herbiciden. Metingen van bodemkoolstof kunnen dat bewijs vormen, bv. door een eerste meting vóór de teelt en vervolgens metingen op gezette tijden met tussenpozen van verschillende jaren. In dat geval zou, voordat het resultaat van de tweede meting beschikbaar is, de toename van bodemkoolstof kunnen worden geraamd op basis van representatieve experimenten of bodemmodellen. Vanaf de tweede meting zouden de metingen de basisvormen om vast te stellen of er sprake is van een toename van bodemkoolstof en om te bepalen hoe groot die is." b) Punt 15 wordt vervangen als volgt: "15 Emissiereductie door het afvangen en vervangen van CO2, eccr, houdt rechtstreeks verband met de productie van biomassabrandstoffen waaraan deze wordt toegeschreven, en wordt beperkt tot emissies die vermeden worden door de afvang van uitgestoten CO2 waarvan de koolstof afkomstig is van biomassa en die gebruikt wordt om CO2 uit fossiele brandstoffen in de productie en levering van commerciële producten en diensten voor 1 januari 2036 te vervangen." c) Punt 18 wordt vervangen als volgt: "18 Met het oog op de in punt 17 vermelde berekeningen zijn de te verdelen emissies eec +el + esca + fracties van ep, etd, eccs en eccr die ontstaan tot en met de stap van het proces waarin een bijproduct wordt geproduceerd.Als er in een eerdere stap van het proces van de levenscyclus een toewijzing aan bijproducten heeft plaatsgevonden, wordt hiervoor de emissiefractie gebruikt die in de laatste stap is toegewezen aan het tussenproduct in plaats van de totale emissies. In het geval van biogas en biomethaan wordt er met het oog op die berekening rekening gehouden met alle bijproducten die niet onder het toepassingsgebied van punt 17 vallen. Bijproducten met een negatieve energie-inhoud worden met het oog op deze berekening geacht een energie-inhoud van nul te hebben. Als algemene regel geldt dat afval en residuen, waaronder alle in bijlage IX opgenomen afvalstoffen en residuen, worden geacht tijdens hun levenscyclus geenbroeikasgasemissies te veroorzaken totdat ze worden verzameld, ongeacht of ze tot tussenproducten worden verwerkt voordat ze tot eindproducten worden verwerkt.In het geval van biomassabrandstoffen die in raffinaderijen worden geproduceerd, andere dan de combinatie van verwerkingsbedrijven met boilers of warmtekrachtinstallaties die warmte en/of elektriciteit leveren aan het verwerkingsbedrijf, is de raffinaderij de analyse-eenheid voor de doeleinden van de in punt 17 bedoelde berekening.".
Art. 27.In hetzelfde besluit, bijlage 4, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) Deel A wordt aangevuld met de bepalingen onder 18° tot 22°, luidende: "18° Foezelolie uit alcoholische distillatie;19° Ruwe methanol van kraftpulp afkomstig van de productie van houtpulp;20° Tussengewassen, zoals vanggewassen en bodembedekkers die worden geteeld in gebieden waar de productie van voedsel- en voedergewassen vanwege een korte vegetatieperiode beperkt is tot één oogst en op voorwaarde dat het gebruik ervan de vraag naar extra grond niet aanwakkert, en mits het gehalte aan organisch materiaal in de bodem gehandhaafd blijft, wanneer deze worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen voor de luchtvaartsector;21° Gewassen die op ernstig aangetaste grond worden geteeld, met uitzondering van voedsel- en voedergewassen, wanneer deze worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen voor de luchtvaartsector; 22° Cyanobacteriën." ; b) Deel B wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° tot 6°, luidende: « 3° Beschadigde gewassen die niet geschikt zijn voor gebruik in de voedsel- of voederketen, met uitzondering van stoffen die opzettelijk zijn gewijzigd of zijn verontreinigd om aan deze definitie te voldoen;4° Stedelijk afvalwater en andere derivaten dan zuiveringsslib;5° Gewassen die op ernstig aangetaste grond worden geteeld, met uitzondering van de in deel A van deze bijlage vermelde voedsel- en voedergewassen, wanneer deze niet worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen voor de luchtvaartsector; 6° Tussengewassen, zoals vanggewassen en bodembedekkers, met uitzondering van de in deel A van deze bijlage vermelde grondstoffen, die worden geteeld in gebieden waar de productie van voedsel- en voedergewassen vanwege een korte vegetatieperiode beperkt is tot één oogst en op voorwaarde dat het gebruik ervan de vraag naar extra grond niet aanwakkert, en mits het gehalte aan organisch materiaal in de bodem gehandhaafd blijft, wanneer deze niet worden gebruikt voor de productie van biobrandstoffen voor de luchtvaartsector."."
Art. 28.De minister bevoegd voor Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2025.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Leefmilieu, Z. KHATTABI