Etaamb.openjustice.be
Wet van 31 juli 2023
gepubliceerd op 15 september 2023

Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2023044749
pub.
15/09/2023
prom.
31/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 JULI 2023. - Wet houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Deze wet heeft als doel: 1° het bepalen van productnormen voor de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen in motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector;2° de omzetting in Belgisch recht van de artikelen 6, 20, 21 en 25 tot en met 27 van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° de minister: de federale minister die bevoegd is voor Energie;koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten: het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten;koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 13/07/2018 numac 2018012430 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de benaming en de kenmerken van de gasolie-diesel en van de benzines sluiten: het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 13/07/2018 numac 2018012430 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de benaming en de kenmerken van de gasolie-diesel en van de benzines sluiten betreffende de benaming en de kenmerken van de gasolie-diesel en van de benzines;koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten: het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof;ministerieel besluit van 19 mei 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011251 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011250 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten0: het ministerieel besluit van 19 mei 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011251 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011250 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten0 betreffende de inschrijving van de personen die optreden in de bevoorradingsketen van het land en van de verbruikers van aardolie en aardolieproducten;6° vloeibare motorbrandstoffen: gasolie-diesel en benzine gebruikt voor het wegvervoer overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/07/2018 pub. 13/07/2018 numac 2018012430 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de benaming en de kenmerken van de gasolie-diesel en van de benzines sluiten;7° gasvormige motorbrandstoffen: methaan, vloeibaar of gasvormig, LPG en elk ander gas dat wordt gebruikt voor wegvervoer, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/04/2019 pub. 19/04/2019 numac 2019011951 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de benaming en de kenmerken van de alternatieve brandstoffen sluiten betreffende de benaming en de kenmerken van de alternatieve brandstoffen;8° vervoerssector: het weg- en spoorvervoer wiens energiebevoorrading plaatsvindt binnen de Belgische landsgrenzen.De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, deze definitie uitbreiden; 9° oliemaatschappij: elke natuurlijke of rechtspersoon die geregistreerd is krachtens het ministerieel besluit van 19 mei 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011251 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011250 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten0 en die voor eigen rekening, voor rekening van derden of voor eigen behoeften vloeibare motorbrandstof, vloeibare biobrandstof, hernieuwbare vloeibare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of vloeibare motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik uitslaat;10° leverancier van gasvormige motorbrandstoffen: elke onderneming die gasvormige motorbrandstoffen, gasvormige biobrandstof, hernieuwbare gasvormige motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of gasvormige motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik uitslaat;11° exploitant van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom: elke onderneming die optreedt als exploitant van fysieke infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom aan het eindverbruik in de vervoerssector;12° uitslag tot verbruik: de hoeveelheid energie bestemd voor de wegvervoerssector uitgeslagen tot verbruik overeenkomstig de artikelen 6, § 2, a), c) en d) en 36 van de wet van 22 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2009 pub. 31/12/2009 numac 2009003493 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen sluiten betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, artikel 424 van de programmawet van 27 december 2004 en, voor waterstof, de hoeveelheid energie bestemd voor de wegvervoerssector die geleverd werd aan een eindverbruiker;13° energie uit hernieuwbare bronnen: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere energie uit de oceanen, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties, en biogas;14° biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong;15° biobrandstof: uit biomassa geproduceerde gasvormige of vloeibare motorbrandstof bestemd voor de wegvervoerssector;16° geavanceerde biobrandstoffen: biobrandstoffen die worden geproduceerd uit grondstoffen vermeld in bijlage IV, deel A, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten;17° niet-geavanceerde biobrandstoffen: biobrandstoffen die worden geproduceerd uit grondstoffen die niet vermeld worden in bijlage IV, deel A, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten;18° zetmeelrijke gewassen: gewassen die hoofdzakelijk granen bevatten, ongeacht of enkel de granen dan wel de volledige plant worden gebruikt, zoals in het geval van snijmaïs;knollen en wortelgewassen zoals aardappelen, aardperen, zoete aardappelen, cassave en yamswortelen; en stengelknolgewassen zoals taro en cocoyam; 9° lignocellulosisch materiaal: materiaal bestaande uit lignine, cellulose en hemicellulose, zoals biomassa afkomstig van bossen, houtachtige energiegewassen en residuen en afvalstoffen van de houtverwerkende industrie;20° residu: een stof die niet het rechtstreekse doel van een productieproces zijnde eindproduct is: het vormt geen hoofddoel van het productieproces en het proces is niet opzettelijk gewijzigd voor het produceren ervan;21° voedsel- en voedergewassen: zetmeelrijke gewassen, suikergewassen of oliegewassen die als hoofdgewas op landbouwgrond worden geteeld, met uitzondering van residuen, afvalstoffen of lignocellulosisch materiaal, en tussenteelten, zoals tussengewassen en bodembedekkende gewassen, worden niet aangemerkt als hoofdgewassen mits het gebruik van dergelijke tussenteelten niet leidt tot vraag naar meer land;22° biobrandstof van categorie A: biobrandstof waarvan de kenmerken voldoen aan een Europese of Belgische norm;23° biobrandstof van categorie B: biobrandstof waarvoor nog geen Europese of Belgische norm bestaat maar waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan;24° biobrandstof van categorie C: biobrandstof van categorie A of B die wordt geproduceerd uit grondstoffen vermeld in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten en waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan;25° hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D: andere voor de wegvervoerssector bestemde gasvormige of vloeibare motorbrandstoffen dan biobrandstoffen, waarvan de energie-inhoud afkomstig is van andere hernieuwbare bronnen dan biomassa en waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan;26° motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E: voor de wegvervoerssector bestemde gasvormige of vloeibare motorbrandstoffen die worden geproduceerd uit vloeibare of vaste afvalstromen van niet-hernieuwbare oorsprong die niet geschikt zijn voor terugwinning van materialen in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen, of uit afvalverwerkings- en uitlaatgas van niet-hernieuwbare oorsprong die worden geproduceerd als een onvermijdelijk en onbedoeld gevolg van het productieproces in industriële installaties en waarvan het gebruik door de minister wordt toegestaan;27° elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F: het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in de elektriciteit geleverd aan een eindverbruiker in de vervoerssector.Dit aandeel wordt bepaald door toepassing van de correctiefactor; 28° 1 energie-eenheid A: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ biobrandstof van categorie A die door een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in de wegvervoerssector tot verbruik werd uitgeslagen en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;29° 1 energie-eenheid B: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ biobrandstof van categorie B die door een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in de wegvervoerssector tot verbruik werd uitgeslagen en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;30° 1 energie-eenheid C: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ biobrandstof van categorie C die door een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in de wegvervoerssector tot verbruik werd uitgeslagen en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;31° 1 energie-eenheid D: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D die door een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in de wegvervoerssector tot verbruik werd uitgeslagen en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;32° 1 energie-eenheid E: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ brandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E die door een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in de wegvervoerssector tot verbruik werd uitgeslagen en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;33° 1 energie-eenheid F: eenheid die, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor, overeenkomt met 1 GJ elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F die door een exploitant van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom in de vervoerssector aan de eindverbruiker werd geleverd en in het register werd geregistreerd, en die door de AD Energie werd toegekend na goedkeuring;34° vermenigvuldigingsfactor: de factor waarmee de door oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden energie van categorieën A, B, C, D en E en door exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom geleverde hoeveelheden elektriciteit van categorie F vermenigvuldigd moeten worden ten einde het aantal toe te kennen energie-eenheden te bepalen;35° correctiefactor: de factor die wordt toegepast op de door exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom geregistreerde hoeveelheid elektriciteit geleverd aan een eindverbruiker in de vervoerssector ten einde de hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F geleverd aan een eindverbruiker in de vervoerssector te bepalen;36° biobrandstoffen uit gelijktijdig verwerkte biomassa: biobrandstoffen resulterend uit de verwerking van biomassa en fossiele motorbrandstoffen in een gemeenschappelijk proces, bedoeld voor gebruik als motorbrandstof voor de wegvervoerssector; 37° AD Energie: de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 38° FAPETRO: het Fonds voor de analyse van aardolieproducten ingesteld bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen;39° DG Leefmilieu: het Directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;40° DGD: de Directie-Generaal Ontwikkelings-samenwerking en Humanitaire Hulp van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;41° gedelegeerde verordening 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad: gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik. HOOFDSTUK 3. - Het register en de energie-eenheden

Art. 3.§ 1. Er wordt een energieregister voor de vervoerssector ingesteld, hierna genoemd het register.

De oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen registreren zich en maken een rekening aan in het register. De exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom kunnen zich registreren en een rekening aanmaken in het register.

De oliemaatschappijen, de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen en de exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom zijn verantwoordelijk voor hun rekening en alle daarin geregistreerde hoeveelheden energie.

De Koning stelt de nadere regels inzake de werking van het register vast, met inbegrip van de procedures voor registratie en het aanmaken van rekeningen. § 2. De oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen registreren de hoeveelheden energie van elke categorie A, B, C, D en E die tot verbruik zijn uitgeslagen voor de wegvervoerssector, alsmede de totale hoeveelheden vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die tot verbruik zijn uitgeslagen voor de wegvervoerssector, uitgedrukt in GJ, uiterlijk de maand volgend op het kwartaal waarin de uitslag tot verbruik plaatsvond.

De exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom kunnen de hoeveelheden aan de vervoerssector geleverde elektriciteit, uitgedrukt in GJ, uiterlijk de maand volgend op het kwartaal waarin de levering aan de eindverbruiker plaatsvond registreren.

Een hoeveelheid energie kan slechts eenmaal en door één bedrijf worden geregistreerd.

Na verificatie van de conformiteit van de geregistreerde hoeveelheden energie met de voorwaarden om in aanmerkingen te komen zoals bedoeld in artikel 5, kent de AD Energie uiterlijk twee maanden na de uiterste datum voor de registratie van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden energie van categorieën A, B, C, D en E, de corresponderende energie-eenheden A, B, C, D en E toe aan de oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen door middel van bijschrijving op hun rekening in het register, rekening houdende met de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor bedoeld in artikel 4, § 1.

Na verificatie van de conformiteit van de geregistreerde hoeveelheden energie met de voorwaarden om in aanmerkingen te komen, kent de AD Energie uiterlijk twee maanden na de uiterste datum voor de registratie van de geleverde hoeveelheden elektriciteit, de corresponderende energie-eenheden F toe aan de exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom via bijschrijving op hun rekening in het register, rekening houdende met de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor bedoeld in artikel 4, § 1, en de correctiefactor bedoeld in artikel 4, § 2.

De Koning stelt de voorwaarden vast waaraan de infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom en de exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom voldoen opdat de via deze infrastructuur aan de eindverbruiker geleverde elektrische stroom in aanmerking kan komen voor de toekenning van energie-eenheden in het register. § 3. Ten laatste op 30 april van elk jaar leveren oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen voldoende energie-eenheden in het register in om te bewijzen en garanderen dat zij voor het voorgaande kalenderjaar voldaan hebben aan de verplichtingen vastgelegd in artikel 7. § 4. Exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom, oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen kunnen energie-eenheden transfereren naar een andere rekening in het bezit van een exploitant van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom, een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen.

Een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen kan energie-eenheden van het voorgaande kalenderjaar inzetten om aan de verplichtingen zoals vastgelegd in artikel 7, § 1, te voldoen, en dat voor een maximum van 10 % van de energie-eenheden nodig om te voldoen aan de verplichting zoals vastgelegd in artikel 7, § 1, voor dat lopende kalenderjaar.

Energie-eenheden die toegekend werden voor een uitslag tot verbruik of een levering die twee jaar voor het lopende kalenderjaar plaatsvond en die niet voor 30 april van het lopende kalenderjaar werden ingeleverd, worden automatisch geannuleerd.

De nadere regels met betrekking tot de registratie-, informatie- en autorisatieverplichtingen en de werking van het register worden bepaald door de Koning.

Art. 4.§ 1. Om het aantal energie-eenheden te bepalen dat aan de oliemaatschappijen, leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen en exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom moet worden toegekend op basis van de hoeveelheden die zij registreren, dient een vermenigvuldigingsfactor als volgt te worden toegepast: De vermenigvuldigingsfactor van toepassing op de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden biobrandstof van categorie A, biobrandstof van categorie B, hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D en motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E, waarvan de energie in de wegvervoerssector werd verbruikt, is gelijk aan 1.

De vermenigvuldigingsfactor van toepassing op de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden biobrandstof van categorie C, waarvan de energie in de wegvervoerssector werd verbruikt, is gelijk aan 2.

De vermenigvuldigingsfactor van toepassing op de geleverde hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F, waarvan de energie in de spoorvervoerssector werd verbruikt, is gelijk aan 1,5.

Deze vermenigvuldigingsfactor wordt slechts toegepast na toepassing van de correctiefactor zoals vastgesteld in paragraaf 2.

De vermenigvuldigingsfactor van toepassing op de geleverde hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F, waarvan de energie in de wegvervoerssector werd verbruikt, is gelijk aan 4. Deze vermenigvuldigingsfactor wordt slechts toegepast na toepassing van de correctiefactor zoals vastgesteld in paragraaf 2.

De Koning kan de toe te passen vermenigvuldigingsfactoren wijzigen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad. § 2. De correctiefactor die wordt toegepast op elektriciteit die geleverd werd aan een eindverbruiker in de vervoerssector, is gelijk aan het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in de totale elektriciteitsproductie op het Belgische grondgebied, gebaseerd op de cijfers van Eurostat van het voorlaatste kalenderjaar voorafgaand aan het lopende kalenderjaar.

De Koning kan de nadere regels inzake de berekening van de correctiefactor bepalen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad.

De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, een andere correctiefactor vaststellen voor infrastructuren voor het overbrengen van elektrische stroom die een rechtstreekse aansluiting hebben op een hernieuwbare elektriciteitsopwekkingsinstallatie. HOOFDSTUK 4. - Classificatie van de hernieuwbare energie die kan gebruikt worden om aan de bepalingen van deze wet te voldoen

Art. 5.De biobrandstoffen van de categorieën A, B en C, de hernieuwbare motorbrandstoffen van niet-biologische oorsprong van categorie D en de motorbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof van categorie E voldoen aan de duurzaamheidscriteria en broeikasgasemissiereductiecriteria bepaald door het koninklijk besluit van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/12/2021 pub. 24/01/2022 numac 2022020021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor transportbrandstoffen uit hernieuwbare bronnen en voor transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof sluiten.

Art. 6.Biobrandstoffen van categorieën B en C, hernieuwbare motorbrandstoffen van niet-biologische oorsprong van categorie D en motorbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof van categorie E worden goedgekeurd door de minister. Daartoe wordt een volledig technisch dossier, dat alle relevante gegevens bevat en dat aantoont dat de motorbrandstoffen conform zijn met de bepalingen van Richtlijn 2009/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte motorbrandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG, op voorhand bezorgd aan de AD Energie voor advies.

De AD Energie stuurt het dossier naar het DG Leefmilieu voor verder advies. Het DG Leefmilieu brengt binnen vier weken na ontvangst van het technisch dossier een advies uit. Als er binnen deze tijdslimiet geen advies werd uitgebracht, wordt het als positief beschouwd. De AD Energie legt het dossier vervolgens ter goedkeuring voor aan de minister.

De minister verleent binnen vier weken na ontvangst goedkeuring. Als er binnen deze tijdslimiet geen goedkeuring werd verleend, wordt het technisch dossier als goedgekeurd beschouwd.

De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het technisch dossier, de evaluatie door FAPETRO en de benoeming en specifieke taken van deskundigen, alsmede de nadere regels betreffende de publicatie van de lijst van biobrandstoffen en de categorie waartoe zij op grond van hun grondstoffen behoren.

De Koning stelt, bij besluit na overleg in de Ministerraad, bijkomende regels vast met betrekking tot de goedkeuring van biobrandstoffen van categorie B en C, hernieuwbare motorbrandstoffen van niet-biologische oorsprong van categorie D en motorbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof van categorie E. Rekening houdende met technologische ontwikkelingen van hernieuwbare motorbrandstoffen en de evolutie van de wetgeving van de Europese Unie terzake, bepaalt de Koning de regels met betrekking tot de goedkeuring en het aandeel energie van biobrandstoffen van categorieën A, B en C van gelijktijdig verwerkte biomassa voor de verplichtingen in artikel 7, en de regels met betrekking tot de goedkeuring en het aandeel energie van categorie D wanneer deze gebruikt wordt als tussenproduct voor de productie van conventionele motorbrandstoffen voor de verplichtingen in artikel 7, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, na de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissie Verbruik. HOOFDSTUK 5 - Verplichtingen om energie uit hernieuwbare bronnen te integreren in motorbrandstoffen voor de vervoerssector

Art. 7.§ 1. Elke oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen garandeert en bewijst dat een hoeveelheid van ten minste 10,5 % biobrandstof van categorie A, B of C, hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik is uitgeslagen of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F aan de eindverbruiker is geleverd, op de totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die in het kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen in de wegvervoerssector en dat deze hoeveelheid in energie-eenheden in het daartoe bestemde register is ingeleverd. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in energetische waarde, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Vanaf 1 januari 2025 garandeert en bewijst elke oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen dat een hoeveelheid van ten minste 12,2 % biobrandstof van categorie A, B of C, hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik is uitgeslagen of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F aan de eindverbruiker is geleverd, op de totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die in het kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen in de wegvervoerssector en dat deze hoeveelheid in energie-eenheden in het daartoe bestemde register is ingeleverd. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in energetische waarde, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Vanaf 1 januari 2027 garandeert en bewijst elke oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen dat een hoeveelheid van ten minste 13,15 % biobrandstof van categorie A, B of C, hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik is uitgeslagen of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F aan de eindverbruiker is geleverd, op de totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die in het kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen in de wegvervoerssector en dat deze hoeveelheid in energie-eenheden in het daartoe bestemde register is ingeleverd. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in energetische waarde, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Vanaf 1 januari 2030 garandeert en bewijst elke oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen dat een hoeveelheid van ten minste 13,9 % biobrandstof van categorie A, B of C, hernieuwbare motorbrandstof van niet-biologische oorsprong van categorie D of motorbrandstof op basis van hergebruikte koolstof van categorie E tot verbruik is uitgeslagen of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van categorie F aan de eindverbruiker is geleverd, op de totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen die in het kalenderjaar tot verbruik is uitgeslagen in de wegvervoerssector en dat deze hoeveelheid in energie-eenheden in het daartoe bestemde register is ingeleverd. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in energetische waarde, na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Om te voldoen aan de verplichtingen van dit artikel en onverminderd artikel 3, § 4, tweede lid, worden voor ieder kalenderjaar slechts de energie-eenheden meegeteld die aan oliemaatschappijen en leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen zijn toegekend voor de motorbrandstoffen die zij tot verbruik hebben uitgeslagen in de wegvervoerssector in dat kalenderjaar en worden voor ieder kalenderjaar slechts de energie-eenheden meegeteld die aan exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom zijn toegekend voor de elektriciteit die zij hebben geleverd aan de eindverbruiker in dat kalenderjaar.

Rekening houdende met evoluties inzake technologie, met de evaluatie bedoeld in artikel 11, § 2, en met de evolutie van de wetgeving van de Europese Unie terzake, kan de Koning, na de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissie Verbruik, de verplichtingen bedoeld in deze paragraaf, wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 2. De bijdrage van geavanceerde biobrandstoffen aan de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 bedraagt ten minste 0,22 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde en na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Vanaf 1 januari 2025 bedraagt de bijdrage van geavanceerde biobrandstoffen aan de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 ten minste 1,1 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde en na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Vanaf 1 januari 2030 bedraagt de bijdrage van geavanceerde biobrandstoffen aan de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 ten minste 4,2 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde en na toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Rekening houdende met evoluties inzake technologie, met de evaluatie bedoeld in artikel 11, § 2, en met de evolutie van de wetgeving van de Europese Unie terzake, kan de Koning, na de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissie Verbruik, de bijdrage van geavanceerde biobrandstoffen aan de verplichtingen bedoeld in paragraaf 1 wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. De volledige hoeveelheid van de benzines die elke oliemaatschappij jaarlijks uitslaat tot verbruik bevat ten minste 5,7 % biobrandstoffen, uitgedrukt in werkelijke energetische waarde. De vermenigvuldigingsfactor is niet van toepassing op de verplichting van dit lid.

De volledige hoeveelheid van de gasolie-diesels die elke oliemaatschappij jaarlijks uitslaat tot verbruik bevat ten minste 5,7 % biobrandstoffen, uitgedrukt in werkelijke energetische waarde. De vermenigvuldigingsfactor is niet van toepassing op de verplichting van dit lid.

Vanaf 1 januari 2027 bevat de volledige hoeveelheid van de gasolie-diesels die elke oliemaatschappij jaarlijks uitslaat tot verbruik ten minste 2,5 % biobrandstoffen, uitgedrukt in werkelijke energetische waarde. De vermenigvuldigingsfactor is niet van toepassing op de verplichting van dit lid.

Vanaf 1 januari 2027 bevat de volledige hoeveelheid van de benzines die elke oliemaatschappij jaarlijks uitslaat tot verbruik ten minste 4 % biobrandstoffen, uitgedrukt in werkelijke energetische waarde. De vermenigvuldigingsfactor is niet van toepassing op de verplichting van dit lid.

Rekening houdende met evoluties inzake technologie, met de evaluatie bedoeld in artikel 11, § 2, en met de evolutie van de wetgeving van de Europese Unie terzake, kan de Koning, na de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissie Verbruik, de opgenomen verplichtingen per motorbrandstof bedoeld in deze paragraaf wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 4. De bijdrage van motorbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof van categorie E aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 wordt beperkt tot maximum 2 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde voor de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

De bijdrage van niet-geavanceerde biobrandstoffen die noch geproduceerd zijn uit voedsel- en voedergewassen, noch uit grondstoffen vermeld in bijlage IV, deel B, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 wordt beperkt tot maximum 1 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde voor de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

De bijdrage van niet-geavanceerde biobrandstoffen die geproduceerd zijn uit grondstoffen vermeld in bijlage IV, deel B, van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 wordt beperkt tot maximum 2 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde voor de toepassing van de vermenigvuldigingsfactor.

Rekening houdende met evoluties inzake technologie, met de evaluatie bedoeld in artikel 11, § 2, en met de evolutie van de wetgeving van de Europese Unie terzake, kan de Koning, na de adviezen van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de bijzondere raadgevende commissie Verbruik, de limieten bedoeld in deze paragraaf wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 5. Biobrandstoffen geproduceerd uit palmolie, met inbegrip van andere rechtstreeks of onrechtstreeks van de oliepalm afgeleide producten, kunnen niet bijdragen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3. Dit lid is niet van toepassing op biobrandstoffen geproduceerd uit grondstoffen opgenomen in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten en op biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen die zijn gecertificeerd als hebbende een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik, overeenkomstig de bepalingen en criteria daartoe opgenomen in gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad.

Biobrandstoffen geproduceerd uit sojaolie, met inbegrip van andere rechtstreeks of onrechtstreeks van soja afgeleide producten, kunnen niet bijdragen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3.

Dit lid is niet van toepassing op biobrandstoffen geproduceerd uit grondstoffen opgenomen in bijlage IV van het koninklijk besluit van 16 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/07/2014 pub. 01/08/2014 numac 2014011406 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de informatie- en administratieve verplichtingen met betrekking tot de biobrandstoffen van categorie B en C in overeenstemming met de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten en op biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen die zijn gecertificeerd als hebbende een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik, conform de bepalingen en criteria daartoe opgenomen in gedelegeerde verordening 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad.

Onverminderd het eerste en het tweede lid, kunnen voor wat betreft biobrandstoffen, vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen die door Europese wetgeving geclassificeerd zijn als hebbende een hoog risico op indirecte veranderingen in landgebruik, enkel zij die gecertificeerd zijn als hebbende een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik, conform de bepalingen en criteria daartoe opgenomen in gedelegeerde verordening 2019/807 van de Commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad, bijdragen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3. § 6. De bijdrage van de in de gasolie-diesel gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen aan de verplichtingen in de paragrafen 1 en 3 wordt beperkt tot maximum 6 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid gasolie-diesel, uitgedrukt in energetische waarde.

De bijdrage van de in de benzine en gasvormige motorbrandstoffen gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 wordt beperkt tot maximum 6,5 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid benzine en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde.

Vanaf 1 januari 2025 wordt de bijdrage van de in de gasolie-diesel gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 beperkt tot maximum 5 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid gasolie-diesel, uitgedrukt in energetische waarde.

Vanaf 1 januari 2027 wordt de bijdrage van de in de benzine en gasvormige motorbrandstoffen gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel en voedergewassen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 beperkt tot maximum 5,5 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid benzine en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde.

Vanaf 1 januari 2030 wordt de bijdrage van de in de benzine en gasvormige motorbrandstoffen gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 beperkt tot maximum 4,5 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid benzine en gasvormige motorbrandstoffen, uitgedrukt in energetische waarde.

Vanaf 1 januari 2030 wordt de bijdrage van de in de gasolie-diesel gemengde biobrandstoffen geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen aan de verplichtingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 beperkt tot maximum 2,5 % van de in het kalenderjaar tot verbruik uitgeslagen totale hoeveelheid gasolie-diesel, uitgedrukt in energetische waarde. HOOFDSTUK 6. - Verplichtingen met betrekking tot financiering en administratie

Art. 8.§ 1. Het beheer en de controle van het register worden toevertrouwd aan FAPETRO. De oprichting en uitvoering van het register worden door FAPETRO gefinancierd. § 2. Oliemaatschappijen, leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen en exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom moeten voor het openen en aanhouden van een rekening een jaarlijkse bijdrage betalen van 1000 euro, vermenigvuldigd met een aanpassingscoëfficiënt van 1, die door de Koning kan worden gewijzigd. § 3. Oliemaatschappijen, leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen en exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom moeten een kwartaalbijdrage betalen voor het gebruik van het register.

De hoogte van de bijdrage is: 0,0032 euro per Gigajoule energie van categorie A tot en met F die in het register is geregistreerd.

Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met een aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 1, die door de Koning kan worden gewijzigd. § 4. FAPETRO is verantwoordelijk voor de kennisgeving, de inning en de controle van deze bijdragen.

Daartoe beschikken de ambtenaren van de AD Energie over de middelen en bevoegdheden die hun door de wettelijke bepalingen inzake economische regulering en prijzen zijn toegekend. § 5. De Koning bepaalt de nadere regels van de inning van de in de paragrafen 2 en 3 bedoelde bedragen. HOOFDSTUK 7. - Toezicht

Art. 9.1. Het toezicht betreffende de verplichtingen die voortvloeien uit deze wet en haar uitvoeringsbesluiten geschiedt door de daartoe door de minister gemachtigde ambtenaren van de AD Energie en van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, in samenwerking met de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën en de daartoe door de Koning aangewezen statutaire of contractuele personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

De gegevens met betrekking tot de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheden vloeibare en gasvormige motorbrandstoffen van categorieën A, B, C, D en E en de geleverde hoeveelheden elektriciteit van categorie F, zoals bepaald in de artikelen 3 en 5, worden gecontroleerd aan de hand van de gegevens van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën die uiterlijk op de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op een kwartaal, aan de AD Energie de uitslag tot verbruik van iedere natuurlijke of rechtspersoon in de loop van dat kwartaal meldt, en aan de hand van de databank hernieuwbare transportbrandstoffen beschikbaar gesteld door het DG Leefmilieu en de Uniedatabank en van elke andere relevante overheidsdienst.

De resultaten van de analyses uitgevoerd door FAPETRO kunnen gebruikt worden als controle van de gegevens, zoals bepaald in de artikelen 3 en 5, en als waarschuwing die aangeeft dat de oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen niet in staat zou kunnen zijn om hun verplichtingen krachtens deze wet na te komen. § 2. De AD Energie en het DG Leefmilieu hebben toegang tot de individuele gegevens opgenomen in het register. § 3. De Koning stelt de nadere regels vast voor dit toezicht. HOOFDSTUK 8. - Administratieve boetes

Art. 10.§ 1. Met een administratieve boete van maximum 5 % van de omzet die de oliemaatschappij of de leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in kwestie realiseerde op de Belgische markt tijdens het laatste afgesloten boekjaar, worden bestraft degenen die de verplichtingen bepaald in artikel 3, §§ 1 en 2 niet naleven. § 2. Met een administratieve boete gelijk aan 1400 euro per 34 ontbrekende energie-eenheden, worden bestraft de oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen die de verplichtingen bepaald in artikel 7, met uitzondering van paragraaf 3 van dat artikel, niet naleven.

Met een administratieve boete gelijk aan 1400 euro per ontbrekende 34 GJ, worden bestraft de oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen die de verplichtingen bepaald in artikel 7, § 3 niet naleven.

Deze bedragen worden vanaf de inwerkingtreding van deze wet elk jaar geïndexeerd volgens de consumptieprijsindex van Statbel.

In het geval bij een administratief besluit, waartegen geen beroep meer openstaat, wordt vastgesteld dat een oliemaatschappij of een leverancier van gasvormige motorbrandstoffen niet voldoet aan de verplichtingen bedoeld in artikel 7, voegt de maatschappij of de leverancier de ontbrekende energie-eenheden toe aan de verplichting van artikel 7 van het kalenderjaar volgend op de bevestiging van dat besluit. § 3. Met een administratieve boete van maximum 5 % van de omzet die de oliemaatschappij of de leverancier van gasvormige motorbrandstoffen in kwestie realiseerde op de Belgische markt tijdens het laatste afgesloten boekjaar, worden bestraft degenen die de verplichtingen bepaald in artikel 8, niet naleven.

De rekening van exploitanten van infrastructuur voor het overbrengen van elektrische stroom die niet voldoen aan de in artikel 8, § 3, bedoelde verplichting, wordt gedeactiveerd totdat de betaling van de bijdrage is ontvangen en wordt 6 maanden na de deactivering definitief afgesloten. § 4. De administratieve boete wordt opgelegd door de AD Energie na een schriftelijke kennisgeving aan de betrokken partij. De betrokken partij heeft het recht om binnen 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving te reageren en bezwaar aan te tekenen.

Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt de hoogte van de administratieve boete vastgesteld op basis van de ernst van de inbreuk. De AD Energie houdt rekening met de financiële gegevens van de oliemaatschappij of leverancier van gasvormige motorbrandstoffen, zoals verstrekt in hun financiële rapporten voor het laatste afgesloten boekjaar.

Voor de toepassing van paragraaf 3 wordt de hoogte van de administratieve boete vastgesteld op basis van de ernst van de inbreuk en de omvang van de niet-betaalde bijdrage.

De opgelegde administratieve boete dient binnen 30 dagen na de definitieve beslissing van de AD Energie te worden betaald. Bij niet-betaling binnen de gestelde termijn kan de bevoegde overheidsinstantie verdere juridische stappen ondernemen om de betaling af te dwingen.

In geval van herhaalde inbreuken kan de AD Energie de administratieve boete verhogen en andere passende maatregelen treffen, zoals het opleggen van dwangsommen. § 5. De Koning legt nadere regels en de procedure voor de toepassing en de inning van administratieve boetes vast. HOOFDSTUK 9. - Voortgangsrapport en evaluatie

Art. 11.§ 1. De AD Energie stelt op 1 december van elk jaar een voortgangsrapport op over de implementatie van de verplichtingen opgenomen in deze wet voor het voorgaande kalenderjaar dat bezorgd wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en het publiek. Dit voortgangsrapport gaat minstens in op de totale hoeveelheden motorbrandstof, opgesplitst per motorbrandstof en per grondstof, die tot verbruik uitgeslagen werden op de Belgische markten en het aantal energie-eenheden van elke categorie die gebruikt werden in het register.

Het voortgangsrapport geeft ook een overzicht van de evolutie ten opzichte van de Europese doelstelling inzake hernieuwbare energie in de vervoerssector. § 2. Het DG Leefmilieu voert, in samenwerking met de AD Energie en de DGD, voor de eerste keer in 2024 en daarna om de twee jaar een evaluatie uit van de duurzaamheidsaspecten van de implementatie van de bepalingen van deze wet. Hierbij wordt inter alia ingegaan op de risico's op indirecte veranderingen in landgebruik, de impact op de biodiversiteit, andere leefmilieukwesties en de sociaaleconomische effecten, zoals voedselzekerheid, conflicten rond grondbezit, dwangarbeid en kinderarbeid, vrouwenrechten, werkomstandigheden voor landbouwers of gevaren voor de gezondheid en de veiligheid zowel binnen als buiten de Europese Unie. De resultaten van deze evaluatie worden bezorgd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en het publiek.

Bij de tweejaarlijkse evaluatie van 2028 zal ook ingegaan worden op de in deze wet vastgestelde doelstellingen en mate waarin zij aan België toelaten om aan de Europese verplichtingen te voldoen. Daarbij zal ook rekening gehouden worden met de impact op diverse stakeholders en de relevante technologische ontwikkelingen. HOOFDSTUK 1 0. - Uitbreiding van de taken van FAPETRO

Art. 12.FAPETRO beheert en controleert het register in opdracht van de minister van Energie met het oog op de vaststelling van productnormen voor de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen in motorbrandstoffen voor de vervoerssector. HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen

Art. 13.In rubriek 32-7 van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de toegestane uitgaven van rubriek 32-7 worden aangevuld met een toegestane uitgavenpost die als volgt luidt: "Financiering voor de uitvoering en de werking van het register bedoeld in artikel 3 van de wet van 31 juli 2023 houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, tegen vergoeding, van de uitgaven die zijn gedaan onder de bevoegdheid van de minister die energie in zijn bevoegdheden heeft en die tot doel hebben productnormen vast te stellen voor de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen in motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector."; 2° de toegewezen ontvangsten van rubriek 32-7 worden aangevuld met toegewezen ontvangsten die als volgt worden geformuleerd: "Financiering van de uitgaven voor de uitvoering en de werking van het register bedoeld in artikel 3 van de wet van 31 juli 2023 houdende de productnormen voor het integreren van energie uit hernieuwbare bronnen in fossiele motorbrandstoffen bestemd voor de vervoerssector en tot wijziging van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en tot wijziging van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, die binnen de bevoegdheid van de minister van energie vallen en tot doel hebben productnormen vast te stellen voor de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen in motorbrandstoffen voor de vervoerssector."; HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Art. 14.In artikel 7 van de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2021, wordt paragraaf 1bis vervangen als volgt: " § 1bis. De commissie beoordeelt ten minste om de vijf jaar de doeltreffendheid van de steunregeling voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen bedoeld in paragraaf 1 en diens belangrijkste verdelingseffecten op verschillende consumentengroepen en op investeringen. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de gevolgen van eventuele wijzigingen van de steunregelingen.

Dit verslag wordt aan de minister overgezonden en op de internetsite van de commissie gepubliceerd.

Desgevallend kan de commissie een advies uitbrengen over de wenselijkheid om het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 1, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te wijzigen met betrekking tot de hoogte van de erin vastgestelde minimumprijs. De hoogte en de voorwaarden van de steun kan slechts volgens objectieve criteria worden aangepast, op voorwaarde dat die criteria in de oorspronkelijke opzet van de steunregeling zijn opgenomen en die herziening geen negatieve gevolgen heeft voor de in dat kader verleende rechten en de economische levensvatbaarheid van reeds gesteunde projecten niet ondermijnt.

De commissie publiceert een langetermijnplanning die rekening houdt met de verwachte steuntoewijzing, die als referentie betrekking heeft op ten minste de vijf daaropvolgende jaren, of drie jaar in het geval van beperkingen inzake de begrotingsplanning, en waarin het indicatieve tijdschema, in voorkomend geval de frequentie van aanbestedingsprocedures, de verwachte capaciteit en de begroting of het maximale steunbedrag per eenheid dat naar verwachting zal worden toegekend en de verwachte in aanmerking komende technologieën, indien van toepassing, worden vermeld. Deze planning wordt jaarlijks geactualiseerd of wanneer dit nodig is voor de weergave van recente marktontwikkelingen of verwachte steuntoewijzing."

Art. 15.In artikel 23 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 mei 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/05/2023 pub. 07/06/2023 numac 2023020122 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake energie sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 5° ter ingevoegd, luidende: "5° ter.het bevorderen en vergemakkelijken van de ontwikkeling van het zelfverbruik van hernieuwbare energie op basis van een beoordeling van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie;"; 2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid aangevuld met de bepaling onder 53°, luidende: "53° een beoordeling uitvoeren van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie en voornoemde beoordeling minstens iedere vijf jaar actualiseren." HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

Art. 16.Artikel 15/1, § 5, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, ingevoegd bij de wet van 8 januari 2012, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het investeringsplan omvat eveneens een evaluatie van de noodzaak tot uitbreiding van het bestaande aardgasvervoersnet om de integratie van gas uit hernieuwbare bronnen te vergemakkelijken en houdt rekening met de bevindingen en conclusies die resulteren uit voornoemde evaluatie.".

Art. 17.Artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011251 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen type wet prom. 01/06/2005 pub. 14/06/2005 numac 2005011250 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juli 2021, wordt aangevuld met de bepaling onder 14°, luidende: "14° de verplichting voor de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie om technische voorschriften bekend te maken overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/73/EG, met name met betrekking tot netaansluitingsregels die voorschriften voor gaskwaliteit, geurtoevoeging en gasdruk bevatten en om de aansluitingstarieven voor gas uit hernieuwbare bronnen bekend te maken; die tarieven moeten gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.".

Art. 18.In artikel 15/14 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999011160 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 5° bis ingevoegd, luidende: "5° bis.het bevorderen en vergemakkelijken van de ontwikkeling van het zelfverbruik van hernieuwbare energie op basis van een beoordeling van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie;"; 2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid aangevuld met de bepaling onder 37°, luidende: "37° een beoordeling uitvoeren van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie en voornoemde beoordeling minstens iedere vijf jaar actualiseren.". HOOFDSTUK 1 4. - Slotbepalingen

Art. 19.Deze wet is niet van toepassing op het ministerie van Defensie en op de oliemaatschappijen en de leveranciers van gasvormige motorbrandstoffen die jaarlijks minder dan 3.600 GJ vloeibare of gasvormige motorbrandstoffen tot verbruik uitslaan.

Art. 20.De wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 december 2022, wordt opgeheven.

Art. 21.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2024.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Motril, 31 juli 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Energie, T. VAN DER STRAETEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 55-3435 (2022/2023) Integraal Verslag : 20 juli 2023

^