gepubliceerd op 26 maart 2010
Koninklijk besluit betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
17 MAART 2010. - Koninklijk besluit betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ter ondertekening van Uwe Majesteit wordt voorgelegd strekt ertoe om maatregelen vast te stellen ter uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen. Wanneer het uitvoeringsbepalingen betreft van ondergeschikt belang wordt delegatie verleend aan de Minister van Financiën.
Ingevolge de op- en aanmerkingen geformuleerd door de Raad van State in het advies 47.818/1 van 25 februari 2010, werd de tekst van het oorspronkelijk ontwerp aangepast teneinde rekening te houden met de genoemde op- en aanmerkingen. Zo zijn maatregelen die oorspronkelijk voorzien waren in het ontwerp van het ministerieel besluit thans opgenomen in dit koninklijk besluit. In dit geval betreft het bepalingen betreffende delegatie waar de Raad van State naar heeft verwezen op bladzijde 5 van het bovenbedoeld advies.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
Advies 47.818/1 van 25 februari 2010 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 5 februari 2010 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de algemene regeling inzake accijnzen », heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe uitvoering te geven aan een aantal bepalingen van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen (hierna ook : « de wet »), waarmee Richtlijn 2008/118/EG (1) is omgezet.Het besluit treedt in werking op 1 april 2010 (zie artikel 23 van het ontwerp) en bevat heel wat bepalingen waarbij bevoegdheden worden gedelegeerd aan de Minister van Financiën (2). 2.1. Rechtsgrond voor het ontwerp kan in beginsel worden gevonden in de verschillende bepalingen van de wet van 22 december 2009, die in het eerste lid van de aanhef worden vermeld. Daarenboven dient voor artikel 20, § 3, van het ontwerp een beroep te worden gedaan op artikel 20 van de Algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, dat de Koning machtigt om in sommige gevallen vrijstelling van accijnzen te verlenen. 2.2. In het licht van de rechtsgrond vergen een aantal bepalingen van het ontwerp evenwel een nader onderzoek. 2.2.1. Luidens artikel 7 van het ontwerp kan de Minister van Financiën, onder de door hem te bepalen voorwaarden, de erkende entrepothouders afzender en de geregistreerde afzenders ontheffen van de verplichting zekerheid te stellen ingeval van intracommunautaire overbrengingen over zee of via vaste pijpleidingen.
Rechtsgrond voor dat artikel wordt gezocht in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, tweede lid, van de wet van 22 december 2009, dat luidt : « Bij intracommunautair verkeer over zee of door vaste pijpleidingen van aan accijnzen onderworpen energieproducten, kan de Koning, onder de door Hem te bepalen voorwaarden en krachtens een daarover met elk van de betrokken lidstaten afgesloten akkoord, de erkend entrepothouders van verzending ontheffen van de verplichting de vorenbedoelde zekerheid te stellen. » In het ontwerp wordt de zinsnede « krachtens een daarover met elk van de betrokken lidstaten afgesloten akkoord » niet overgenomen, wat niet wegneemt dat die voorwaarde onverkort blijft gelden en de minister aldus die bevoegdheid niet zal kunnen uitoefenen indien de Koning voorafgaand geen dergelijk akkoord heeft gesloten. 2.2.2. In artikel 13, 3°, van het ontwerp wordt de Minister van Financiën belast met het voorschrijven van de « na te komen procedures. » Daarvoor wordt rechtsgrond gezocht in artikel 30, § 1, van de wet van 22 december 2009, waarin een regeling voorkomt voor de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de Koning dat het geautomatiseerd systeem niet beschikbaar is.
De in dat geval na te komen procedures worden evenwel vastgesteld in de artikelen 30 en 31 van de wet. Artikel 13, 3°, van het ontwerp lijkt dan ook niet overeen te stemmen met de rechtsgrond. 2.2.3. Artikel 16, § 2, van het ontwerp bepaalt dat de Minister van Financiën kan toestaan dat vereenvoudigde procedures worden ingesteld.
Voor die machtiging wordt rechtsgrond gezocht in artikel 34 van de wet, dat luidt : « Wanneer accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht tussen het grondgebied van meerdere lidstaten, waaronder dat van België, kan de Koning, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, toestaan dat vereenvoudigde procedures worden ingesteld. » Ook hier dient te worden vastgesteld dat de zinsnede « mits daartoe afgesloten administratieve afspraken » niet is overgenomen, zodat die voorwaarde onverkort blijft gelden en de minister aldus die bevoegdheid niet zal kunnen uitoefenen indien geen afspraken zijn gemaakt. 2.2.4. Overeenkomstig artikel 18, § 1, van het ontwerp bepaalt de Minister van Financiën de procedure van toepassing op accijnsgoederen die, na hun inverbruikstelling, worden vervoerd tussen twee plaatsen hier te lande, met gebruikmaking van het grondgebied van een andere lidstaat. Deze procedure wordt echter reeds bepaald in artikel 36, § 6, van de wet, waarbij aan de Koning de bevoegdheid wordt gedelegeerd om de vorm en de inhoud van de aangifte evenals de voorschriften betreffende de bevestiging van ontvangst te bepalen. 2.2.5. De onder punt 2.2.3 gemaakte opmerking geldt evenzeer voor de artikelen 18, § 2, en 19, § 3, van het ontwerp, die moeten worden getoetst aan respectievelijk artikel 36, § 7, en artikel 37, § 4, van de wet van 22 december 2009.
ALGEMENE OPMERKING Volgens artikel 108 van de Grondwet is het maken van de verordeningen die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn in beginsel zaak van de Koning. Afwijkingen van die principiële regeling, waarbij de Koning verordenende bevoegdheid delegeert aan een minister, worden slechts bestaanbaar geacht met het voornoemde grondwettelijk voorschrift voor zover de toegestane delegaties betrekking hebben op het vaststellen van uitvoeringsmaatregelen van bijkomstige of detailmatige aard.
Met het ontwerp wordt de bevoegdheid die de Koning op grond van de wet heeft, grotendeels gedelegeerd aan de minister. Deze delegatiebepalingen zijn problematisch in het licht van artikel 108 van de Grondwet voor zover de Koning aldus de essentie van zijn bevoegdheid aan de minister overdraagt. Het gaat met name om de volgende bepalingen van het ontwerp : - artikel 2; - artikel 5, §§ 1 en 2; - artikel 6, §§ 4 en 5; - artikel 7; - artikel 8; - artikel 9; - artikel 17.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 1. Aangezien met (artikel 14 van) het ontwerp ook uitvoering gegeven wordt aan Verordening (EG) nr.684/2009 (3), dient vooraan in de aanhef een nieuw lid te worden toegevoegd waarin als volgt verwezen naar de verordening : « Gelet op Verordening (EG) nr. 684/2009 van 24 juli 2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot uitvoering van Verordening 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns; » (4). 2. In de aanhef zullen nog verwijzingen moeten worden toegevoegd naar artikel 20 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977 en de koninklijke besluiten die worden opgeheven bij artikel 22 van het ontwerp. 3. Rekening houdende met de richtlijnen van de wetgevingstechniek (5) volstaat het om in het eerste lid van de aanhef (dat het derde wordt) te schrijven : « ... accijnzen, de artikelen 5, 6,... ». 4. Het vierde lid van de aanhef (dat het achtste wordt) dient te worden gesteld als volgt : « Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 4 februari 2010; ».
Artikel 3 De Nederlandse en de Franse tekst van het tweede lid van artikel 3 stemmen niet overeen, wat zal moeten worden verholpen.
Artikel 4 In de Nederlandse tekst van artikel 4 dient het jaartal van de algemene wet inzake douane en accijnzen te worden gecorrigeerd (1977 in plaats van 1997).
Artikel 6 1. Luidens artikel 6, § 2, van het ontwerp moet voor elke overbrenging van accijnsgoederen 100 % zekerheid worden gesteld indien een andere onregelmatigheid of overtreding werd begaan dan deze bedoeld in artikel 22, § 3, van de wet van 22 december 2009.Het valt te betwijfelen of die bepaling voldoende duidelijk is gesteld, inzonderheid of duidelijk is welke onregelmatigheden en overtredingen precies zijn bedoeld. 2. Ter wille van de rechtszekerheid zal nader moeten worden bepaald wat onder « bestendige stijging » in artikel 6, § 3, dient te worden verstaan.Ook de omschrijvingen « gezonde financiële situatie » en « onberispelijk fiscaal en sociaal verleden » zijn onvoldoende duidelijk.
Artikel 13 In artikel 13, 2°, van het ontwerp dient verwezen te worden naar artikel 20, § 1, a), iv), van de wet in plaats van naar artikel 21.
De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter.
J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden.
M. Tison, L. Denys, assessoren van de afdeling wetgeving.
Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. Somers, adjunct-auditeur.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, M. Van Damme. _______ Nota's (1) Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG. (2) Ter uitvoering van die bepalingen is een ontwerp van ministerieel besluit uitgewerkt, dat eveneens om advies is voorgelegd (zie advies 47.819/1 van dezelfde datum). (3) Verordening (EG) nr.684/2009 van 24 juli 2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen « tot uitvoering van Verordening (lees : Richtlijn) 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns ». (4) Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr. 40, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (5) Het woord « inzonderheid » moet worden geschrapt.Zie : Beginselen van de wetgevingstechniek, nr. 27, formule F 3-2-2.
17 MAART 2010. - Koninklijk besluit betreffende de algemene regeling inzake accijnzen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns;
Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, artikel 20;
Gelet op de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, de artikelen 5, 6, 8, 9, 14, 18 tot en met 22, 26 tot en met 28, 30, 31, 33, 34, 36, 37, 38, 41, 43 en 44;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de accijnzen;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de zekerheden die inzake accijnzen worden opgelegd aan de erkend entrepothouder en het geregistreerd bedrijf;
Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 6 januari 2010;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 januari 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 4 februari 2010;
Gelet op het advies 47.818/1 van de Raad van State, gegeven op 25 februari 2010, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen;2° accijnzen : de accijns, de bijzondere accijns, de controleretributie op huisbrandolie en de bijdrage op de energie;3° elektronisch administratief document : het document vastgesteld in Verordening (EG) nr.684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, en gevalideerd overeenkomstig de procedures vastgelegd in artikel 26, §§ 2 en 3 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen; 4° directeur : de gewestelijk directeur der douane en accijnzen;5° enig kantoor : het kantoor beoogd door de ministeriële besluiten van 19 juli 2006 houdende oprichting van het enig kantoor der douane en accijnzen en van 26 maart 2007 houdende de oprichting van de hulpkantoren van het enig kantoor der douane en accijnzen en de bepaling van de bevoegdheden van het enig kantoor der douane en accijnzen en van zijn hulpkantoren;6° vereenvoudigd geleidedocument : het document voorzien in Verordening (EEG) nr.3649/92 van de Commissie van 17 december 1992 betreffende een vereenvoudigd geleidedocument voor het intracommunautaire verkeer van accijnsprodukten die in de lidstaat van verzending tot verbruik zijn uitgeslagen; 7° ambtenaren : de ambtenaren van de administratie der douane en accijnzen. § 2. Voor de toepassing van de wet wordt verstaan onder : 1° « ambtenaar die door de Koning werd aangewezen » bedoeld in de artikelen 5, 8°, 10° en 11° en 18 : de gewestelijk directeur der douane en accijnzen of de administrateur douane en accijnzen naar gelang de aanvrager activiteiten ontwikkelt binnen het ambtsgebied van één of meer gewestelijke directies;2° « de door de Koning gemachtigde ambtenaar » bedoeld in artikel 9, § 1, g), 1° en 3° : de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor waarvan de betrokken belastingschuldige afhangt;3° « de door de Koning aangewezen ambtenaar » bedoeld in artikel 8, § 4 en in artikel 30, § 1, b) : de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor waarvan de betrokken belastingschuldige afhangt;4° « de dienst aangewezen door de Koning » : de administratie der douane en accijnzen;5° « de ambtenaar aangewezen door de Koning » bedoeld in artikel 5, 14° : de administrateur douane en accijnzen;6° « administrateur » : de administrateur douane en accijnzen;7° sporadisch : een maximum van zes overbrengingen per jaar van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling. § 3. In de zin van de wet en van het koninklijk besluit wordt verstaan onder « hulpkantoor » : het hulpkantoor beoogd door het ministerieel besluit van 26 maart 2007 houdende de oprichting van de hulpkantoren van het enig kantoor der douane en accijnzen en de bepaling van de bevoegdheden van het enig kantoor der douane en accijnzen en van zijn hulpkantoren. HOOFDSTUK II. - Verschuldigdheid, terugbetaling en vrijstelling van accijnzen
Art. 2.Indien het vervoer van de accijnsgoederen in bulk geschiedt en er een verschil wordt vermeld in vak 7 a) en b) van het bericht van ontvangst voorzien in tabel 6 van bijlage I van Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, wordt deze beweging als regelmatig aangemerkt en wordt in hoofde van de afzender geen invordering van accijnzen gevraagd op voorwaarde dat geen enkel vermoeden van fraude bestaat en voorzover het vastgestelde verschil niet groter is dan : - voor benzine : 0,4 %; - voor kerosine en gasolie : 0,3 %; - voor zware stookolie : 0,2 %; - voor vloeibare petroleumgassen : 2 % en - voor de andere accijnsgoederen met uitzondering van gefabriceerde tabak : 0,5 %.
Indien het verschil gefabriceerde tabak betreft of, voor de andere accijnsgoederen, groter is dan het percentage vastgesteld voor ieder van hen, gaat de ambtenaar aangeduid door de administrateur douane en accijnzen over tot de invordering van de in het spel zijnde accijnzen en stuurt een brief naar de afzender die de volgende elementen bevat : - de unieke administratieve referentiecode van het betrokken elektronisch administratief document; - de hoeveelheid van het vastgestelde verschil; - het accijnsnummer van de erkend entrepothouder afzender of van de geregistreerde afzender; - het bedrag evenals de berekening van de verschuldigde accijnzen; - de gegevens betreffende de bankrekening waarop de accijnzen moeten voldaan worden; - de mededeling die op het betaalformulier moet vermeld worden.
De brief wordt verzonden volgens de procedure vastgelegd in artikel 17 (3) van Verordening (EG) nr.2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen.
Art. 3.De Minister van Financiën bepaalt de procedures van toepassing op de terugbetalingen ter uitvoering van artikel 9, § 1 van de wet. In het geval bedoeld in artikel 9, § 1, b) van de wet, kan hij in een vereenvoudiging van de procedure voor terugbetaling voorzien, wanneer de verkoper de hoedanigheid van erkend entrepothouder bezit.
Er zal op geen enkel verzoek om terugbetaling worden ingegaan wanneer het niet voldoet aan de voorwaarden die door de Minister van Financiën worden bepaald. HOOFDSTUK III. - Productie, verwerking, voorhanden hebben en overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling
Art. 4.Overeenkomstig het akkoord afgesloten op 14 oktober 2009 in de schoot van het Accijnscomité vermeld in artikel 43 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG, zijn de procedures voorzien in de artikelen 26 tot en met 32 van de wet eveneens van toepassing op de overbrengingen van accijnsgoederen zoals voorzien in artikel 20, 11° van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen.
Art. 5.§ 1. De erkend entrepothouder schrijft de accijnsgoederen die hij produceert, verwerkt, ontvangt of verzendt onmiddellijk in zijn boekhouding in.
Deze inschrijving verwijst naar de elektronische administratieve en commerciële documenten die op de productie, de verwerking, de ontvangst of de verzending betrekking hebben.
De inschrijving laat een controle van de hoeveelheid en de aard van de accijnsgoederen betreffende deze verrichtingen toe. § 2. Bij de uitslag tot verbruik geldt de inschrijving in de boekhouding als inverbruikstelling.
Bij de uitslag van tabaksfabrikaten, bekleed met Belgische fiscale kentekens, geldt deze inschrijving eveneens als inverbruikstelling. § 3. De geregistreerde afzender schrijft de accijnsgoederen die hij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek in het vrije verkeer brengt onmiddellijk in zijn boekhouding in.
Art. 6.§ 1. De accijnsgoederen uitgeslagen ten verbruik met vrijstelling van accijns bij toepassing van artikel 20, 7° tot en met 10° en 12° van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, worden uit het belastingentrepot uitgeslagen onder dekking van het document 136F overeenkomstig het model gevoegd als bijlage XI bij het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangiften inzake douane en accijnzen. Dit document wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting waarvan de tekst is gevoegd als bijlage XII bij laatstgenoemd besluit.
Indien energieproducten bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof voor voertuigen die op de openbare weg rijden worden aangegeven voor de uitslag ten verbruik met vrijstelling van accijns op basis van artikel 20, 7° tot en met 9°, van de genoemde wet, worden met het oog op het document 136F, elektronische kaarten aangemaakt waarmee wordt getankt aan de pompstations bedoeld in artikel 39 van het ministerieel besluit van 27 oktober 2005 betreffende de belasting van energieproducten en elektriciteit. De vrijstelling van de accijnzen wordt verleend door middel van een terugbetaling op basis van de artikelen 9 tot en met 11 van de wet.
De administrateur douane en accijnzen bepaalt de voorwaarden voor het gebruik en de aflevering van de elektronische kaarten en de modaliteiten voor het bekomen van de terugbetaling. § 2. De accijnsgoederen aangegeven voor de uitslag ten verbruik met vrijstelling van accijns op basis van artikel 20, 11° van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, worden uit het belastingentrepot uitgeslagen onder dekking van het tweede exemplaar van het certificaat, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie van 10 januari 1996 betreffende het certificaat van vrijstelling van accijnzen. De administrateur douane en accijnzen kan het gebruik van bijkomende exemplaren van het vorenvermelde certificaat opleggen.
Art. 7.Accijnsgoederen die in een belastingentrepot zijn opgeslagen kunnen, onder de door de administrateur douane en accijnzen vastgestelde voorwaarden, in aanwezigheid van de ambtenaren worden vernietigd.
De vernietigde hoeveelheden worden in mindering gebracht in de boekhouding van de erkend entrepothouder.
Art. 8.Bij de verzending van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling brengt de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender de hoeveelheid goederen vermeld in vak 17, d) van het elektronische administratieve document in mindering van zijn boekhouding van de voorraden en de overbrengingen.
Art. 9.Onverminderd artikel 14, neemt de geadresseerde, bij de ontvangst van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling, de werkelijk ontvangen hoeveelheid goederen in last in zijn boekhouding van de voorraden en de overbrengingen. De administrateur douane en accijnzen kan aan de geadresseerde bijkomende formaliteiten opleggen om een eventuele controle door de ambtenaren bij de aankomst van die producten mogelijk te maken.
Art. 10.§ 1. Bij het verlaten van een accijnsschorsingsregeling wordt, onverminderd de bepalingen van artikel 5, § 2, de aangifte ten verbruik ingediend bij het hulpkantoor : - door de erkend entrepothouder, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van de uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen uit het belastingentrepot; - door de geregistreerde geadresseerde, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen. § 2. Indien het tarief inzake accijnzen wijzigt gedurende de week moeten twee aangiften ten verbruik ingediend worden. § 3. Voor zover het de eventueel verleende betalingstermijn niet beïnvloedt kan de administrateur douane en accijnzen, onder de door hem gestelde voorwaarden, toestaan dat de aangifte ten verbruik maandelijks wordt ingediend.
Art. 11.§ 1. De door de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender te stellen zekerheid, bestemd om inzake accijnzen de risico's te dekken verbonden aan het overbrengen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling, wordt vastgesteld op 100 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid goederen die gemiddeld gedurende twee weken van normale activiteit wordt overgebracht. § 2. Indien een persoon, voor of na het afleveren van zijn vergunning voor het verwerven van de hoedanigheid van erkend entrepothouder of geregistreerde afzender, een andere onregelmatigheid of overtreding heeft begaan dan deze bedoeld in artikel 22, § 3, van de wet, moet voor elke overbrenging van accijnsgoederen 100 % zekerheid worden gesteld. § 3. In geval van een bestendige stijging van de overbrengingen onder de accijnsschorsingsregeling kan de zekerheid gesteld overeenkomstig de voorschriften van paragraaf 1, op aanvraag gericht aan de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor waarvan de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender afhangt, beperkt worden tot 30 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld gedurende één week van normale activiteit wordt overgebracht, voor zover de erkend entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde in een situatie verkeert die door de administrateur douane en accijnzen als financieel gezond wordt beoordeeld op grond van een boekhoudkundige audit die hij doet uitvoeren en die zich niet bevindt in één van de gevallen bedoeld bij artikel 22, § 3 van de wet. § 4. De geregistreerde geadresseerde moet zekerheid stellen ten belope van 100 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld gedurende twee weken van normale activiteit wordt ontvangen onder een accijnsschorsingsregeling vanuit andere lidstaten zonder dat dit bedrag lager mag zijn dan 500 euro. § 5. In geval van een bestendige stijging van het aantal onder een accijnschorsingsregeling ontvangen zendingen, kan het bedrag van de zekerheid gesteld overeenkomstig de voorschriften van § 4, op aanvraag van de geregistreerde geadresseerde, beperkt worden tot 30 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld gedurende één week van normale activiteit vanuit andere lidstaten wordt ontvangen, zonder evenwel lager te zijn dan 500 euro, voor zover hij in een situatie verkeert die door de administrateur douane en accijnzen als financieel gezond wordt beoordeeld op grond van een boekhoudkundige audit die hij doet uitvoeren en die zich niet bevindt in één van de gevallen bedoeld bij artikel 22, § 3 van de wet.
Art. 12.Op grond van een tussen alle betrokken lidstaten afgesloten akkoord is de erkend entrepothouder die het Centraal Europees Pijpleidingennet van de NAVO (CEPS) exploiteert, is vrijgesteld van het stellen van de zekerheid, bedoeld in artikel 19, § 2, 2° van de wet.
Art. 13.§ 1. Als een persoon, voorafgaand aan of na het afleveren van zijn vergunning erkend entrepothouder of geregistreerde afzender, een onregelmatigheid of een overtreding andere dan deze bedoeld in artikel 22, § 3 van de wet heeft begaan, kan de directeur het bedrag van de zekerheid vastgesteld in artikel 19, § 2, 1° van de wet, op 50 pct. brengen of vaststellen van het bedrag van de accijnzen met betrekking tot de goederen die worden geproduceerd, verwerkt of voorhanden zijn in het belastingentrepot. § 2. Het percentage vermeld in paragraaf 1 wordt behouden voor een proefperiode van één jaar te rekenen vanaf de dag van aanvaarding van de zekerheid door het enig kantoor. § 3. Indien tijdens de proefperiode geen enkele onregelmatigheid of overtreding van dezelfde aard als deze bedoeld in paragraaf 1 wordt vastgesteld, kan de directeur het bedrag van de zekerheid terugbrengen tot het bedrag bepaald in artikel 19, § 2, 1° van de wet. § 4. Indien tijdens de proefperiode een onregelmatigheid of overtreding van dezelfde aard als deze bedoeld in paragraaf 1 wordt vastgesteld, kan de directeur de zekerheid verhogen tot 100 pct. van het bedrag van de accijnzen met betrekking tot de goederen die worden geproduceerd, verwerkt of voorhanden zijn in het belastingentrepot.
Na een dergelijke verhoging kan de directeur het bedrag van de zekerheid slechts terugbrengen tot het bedrag bepaald in artikel 19, § 2, 1° van de wet, na een proefperiode van twee jaar te rekenen vanaf de datum van aanvaarding door het enig kantoor van de zekerheid die werd vastgesteld overeenkomstig het voorgaande lid en voor zover er geen overtredingen of onregelmatigheden van dezelfde aard als deze bedoeld in paragraaf 1 werden vastgesteld. § 5. Elke verhoging van de zekerheid moet worden gesteld binnen de tien dagen na de betekening door de directeur van de beslissing aan de erkend entrepothouder.
Art. 14.§ 1. De beperking van het bedrag van de zekerheid bedoeld in de artikelen 19, § 2, 1° en 2°, en 20, § 3, 1° van de wet mag niet worden toegepast voor een persoon die een onregelmatigheid of een overtreding andere dan deze bedoeld in artikel 22, § 3 van de wet heeft begaan. § 2. In de situatie dat het bedrag van de zekerheden beperkt is tot het wettelijk voorzien bedrag, wordt dit bedrag proportioneel omgeslagen in functie van het percentage van de zekerheid geëist op grond van artikel 19, § 2, 1° van de wet en de zekerheid geëist op grond van artikel 19, § 2, 2° van de wet, over het totaalbedrag van de zekerheid zoals het door de ambtenaar belast met het beheer van het betrokken hulpkantoor werd berekend.
Art. 15.Het bedrag van de zekerheid voor de betaling van de accijnzen zoals bepaald in artikel 37, § 3, a) van de wet, mag niet minder bedragen dan 500 euro.
Art. 16.De rechtstreekse afleveringen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling zijn onderworpen aan : 1° het indienen van een aanvraag bij de autoriteit die de vergunning « erkend entrepothouder » of « geregistreerde geadresseerde » heeft verleend, op een formulier volgens hetgeen is vastgesteld door de Minister van Financiën;2° het ondertekenen van een verbintenis waarin de erkend entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde aanvaardt dat : a) de afleveringen die rechtstreeks worden gedaan op de plaatsen van rechtstreekse aflevering aangemerkt worden als gedaan ter bestemming van het belastingentrepot of de plaats van ontvangst voorzien in de vergunning « geregistreerde geadresseerde »;b) de goederen die rechtstreeks afgeleverd worden, aangemerkt worden als in het verbruik gesteld op het ogenblik van hun ontvangst;3° de verplichting in hoofde van de persoon die hij heeft aangeduid op de plaats van de rechtstreekse aflevering, om, onmiddellijk na ontvangst van de accijnsgoederen op de toegestane plaats van levering, aan de erkend entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde, de gegevens mee te delen waarvan sprake in cijfers 2 en 6, a) en b) - codes 1 of 2 van tabel 6 bedoeld in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns; 4° het houden door de persoon die hij heeft aangeduid, op de plaats van rechtstreekse aflevering, van een register waarin voor elke levering van accijnsgoederen, de unieke administratieve referentiecode van het elektronisch administratief document, de datum van ontvangst van de accijnsgoederen, de gedane vaststellingen en de datum van verzending van de gegevens bedoeld in 3° aan de erkend entrepothouder of aan de geregistreerde geadresseerde worden vermeld;5° het opstellen, onmiddellijk na ontvangst van de gegevens doorgegeven overeenkomstig 3°, door de erkend entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde, van een bericht van ontvangst overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van de wet, evenals de onmiddellijke inschrijving van de ontvangen accijnsgoederen in zijn voorraadboekhouding aan en af (inverbruikstelling) van de op de plaats van de rechtstreekse aflevering ontvangen hoeveelheden accijnsgoederen.
Art. 17.De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor het voldoen van de accijnzen door de geregistreerde geadresseerde bedoeld in artikel 21, §§ 2 en 3 van de wet.
Art. 18.§ 1. De Minister van Financiën bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag om vergunning die overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 19, 20 en 21 van de wet moet worden ingediend, evenals de bij het indienen ervan na te komen modaliteiten. § 2. De Minister van Financiën bepaalt het model en de inhoud van de afgeleverde vergunningen. HOOFDSTUK IV. - Overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling
Art. 19.De Minister van Financiën is belast met : 1° het vaststellen van de voorwaarden voor de toegang tot het geautomatiseerde systeem alsmede de technische kenmerken waaraan de mededelingen tussen de personen bedoeld in de artikelen 26 of 28 van de wet en het geautomatiseerde systeem moeten voldoen;2° het bepalen van de procedure betreffende het verzenden van het elektronisch administratief document indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat ter bestemming van één van de personen bedoeld bij artikel 13 van de wet, evenals van de modaliteiten betreffende het indienen van het bericht van ontvangst door de geadresseerden bedoeld in artikel 20, § 1, a), iv) van de wet;3° het vaststellen van de gevallen en de voorwaarden die toelaten om tot het niet-beschikbaar zijn van het geautomatiseerde systeem te besluiten;4° het bepalen van de communicatiemiddelen bedoeld in artikel 30, § 5 van de wet;5° het definiëren van het begrip « afzienbare termijn » bedoeld in artikel 31, §§ 1, 2e alinea en 2, 1e alinea van de wet.
Art. 20.Benevens de verplicht in te vullen gegevensvelden vermeld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns, moeten, bij het opstellen van een elektronisch administratief document, eveneens de volgende gegevensvelden worden ingevuld : 1° de gegevensvelden 9, c (factuurdatum), 9, f (tijdstip van verzending), 14, a (btw-nummer van de handelaar organisator van het vervoer), 15, a (btw-nummer van de handelaar eerste vervoerder) en 17, p (handelsbenaming) opgenomen in tabel 1 van bijlage I van de Verordening en 2° de gegevensvelden 2, f (factuurdatum indien het factuurnummer wijzigt ingevolge een wijziging van de bestemming), 7, a (btw-nummer van de handelaar nieuwe organisator van het vervoer) en 8, a (btw-nummer van de handelaar nieuwe vervoerder wanneer de vervoerder wijzigt ingevolge een wijziging van de bestemming) opgenomen in tabel 3 van bijlage I van de verordening.
Art. 21.Het voordeel van de machtiging waarvan sprake in artikel 27 van de wet is onderworpen aan het voorafgaand indienen van een aanvraag, te richten aan de ambtenaar belast met het beheer van het hulpkantoor waarvan de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender afhangt.
Art. 22.§ 1. De Minister van Financiën kan een vereenvoudiging van de administratieve procedures toestaan voor overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die uitsluitend over nationaal grondgebied verlopen. § 2. Wanneer accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht tussen het grondgebied van meerdere lidstaten, waaronder dat van België, kan de Minister van Financiën, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, toestaan dat vereenvoudigde procedures worden ingesteld. § 3. Meerdere fabrieken of magazijnen kunnen, onder de voorwaarden bepaald door de Minister van Financiën, één enkel belastingentrepot vormen. HOOFDSTUK V. - Overbrenging van accijnsgoederen na uitslag tot verbruik
Art. 23.§ 1. Bij het binnenbrengen in het land van accijnsgoederen die in een andere lidstaat reeds tot verbruik werden uitgeslagen, wordt de aangifte ten verbruik ingediend bij het hulpkantoor bevoegd over het gebied van de hierna bedoelde personen : - door de persoon bedoeld in artikel 36, § 1 van de wet, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde; - door de verkoper of de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 37, § 2 van de wet, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde.
In de andere gevallen waarin deze goederen in het land voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, wordt deze aangifte ingediend door degene die de goederen voorhanden heeft, ten laatste de donderdag van de week die volgt op het binnenbrengen ervan in het land. § 2. Indien de geadresseerde, in het geval voorzien in artikel 38, § 1 van de wet, in bulk verzonden accijnsgoederen ontvangt in hoeveelheden kleiner dan deze vermeld in vak 10 van het vereenvoudigde geleidedocument, wordt deze beweging als regelmatig aangemerkt en wordt in hoofde van de afzender geen invordering van accijnzen gevraagd op voorwaarde dat geen enkel vermoeden van fraude bestaat en voorzover het vastgestelde verschil niet groter is dan : - voor benzine : 0,4 %; - voor kerosine en gasolie : 0,3 %; - voor zware stookolie : 0,2 %; - voor vloeibare petroleumgassen : 2 % en - voor de andere accijnsgoederen met uitzondering van gefabriceerde tabak : 0,5 %.
Indien het verschil gefabriceerde tabak betreft of, voor de andere accijnsgoederen, groter is dan het percentage vastgesteld voor ieder van hen, gaat de ambtenaar aangeduid door de administrateur douane en accijnzen over tot de invordering van de in het spel zijnde accijnzen en stuurt een brief naar de afzender die de volgende elementen bevat : - de verwijzingen naar het betrokken vereenvoudigd geleidedocument; - de hoeveelheid van het vastgestelde verschil; - de personalia van de leverancier; - het bedrag evenals de berekening van de verschuldigde accijnzen; - de gegevens betreffende de bankrekening waarop de accijnzen moeten voldaan worden; - de mededeling die op het betaalformulier moet vermeld worden.
De brief wordt verzonden volgens de procedure vastgelegd in artikel 17 (3) van Verordening (EG) nr.2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen.
Art. 24.§ 1. De Minister van Financiën stelt de vorm en de inhoud vast van de aangifte bedoeld in artikel 36, § 6, 1° van de wet. § 2. In de situatie voorzien in artikel 36, § 5 van de wet, kan hij, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, een vereenvoudigde procedure toestaan in geval van veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen.
Art. 25.§ 1. De fiscaal vertegenwoordiger waarvan sprake in artikel 37, § 2 van de wet, moet hier te lande gevestigd zijn en door de gewestelijk directeur der douane en accijnzen waarvan hij afhangt worden erkend. § 2. De erkenning is onderworpen aan het indienen door de lastgever van een schriftelijke aanvraag die de door de Minister van Financiën voorgeschreven inlichtingen bevat en waarbij een attest is gevoegd waarin de lasthebber zijn aanduiding aanvaardt. § 3. In geval accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig worden aangekocht onder de voorwaarden vastgesteld bij artikel 37, § 1 van de wet, kan de Minister van Financiën, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, een van artikel 37, § 3 van de wet afwijkende vereenvoudigde procedure toestaan. HOOFDSTUK VI. - Diversen
Art. 26.§ 1. De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten betreffende de kennisgeving van de wijnleveringen in het kader van de procedure vastgesteld in artikel 41, § 1 van de wet. § 2. De Minister van Financiën stelt de procedure vast voor de betaling van de accijns op aardgas, elektriciteit, kolen, cokes en bruinkool, evenals voor de betaling van de aanvullende accijnzen opeisbaar ingevolge het gebruik van een energieproduct in een situatie die de verschuldigdheid van een accijns hoger dan de oorspronkelijk voldane accijns met zich meebrengt. Hij kan het opnemen van vermeldingen op elk commercieel document voorschrijven met het oog op het verzekeren van de juiste heffing van de accijns. § 3. De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten betreffende het verlenen en de toepassing van de vrijstellingen bedoeld in artikel 20, 7° tot en met 12 ° van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen.
Art. 27.De aangifte ten verbruik met het oog op de betaling van de accijnzen wordt gedaan op een formulier overeenkomstig het model vastgesteld door de Minister van Financiën die kan bepalen welke vermeldingen er op moeten voorkomen en welke documenten er moeten worden bijgevoegd. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 28.Het koninklijk besluit van 11 oktober 1997 betreffende de accijnzen en het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de zekerheden die inzake accijnzen worden opgelegd aan de erkend entrepothouder en het geregistreerd bedrijf worden opgeheven.
Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2010.
Art. 30.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 maart 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS