Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 augustus 2002
gepubliceerd op 17 september 2002

Wet houdende diverse bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

bron
ministerie van economische zaken
numac
2002011312
pub.
17/09/2002
prom.
22/08/2002
ELI
eli/wet/2002/08/22/2002011312/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 AUGUSTUS 2002. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij zet onder meer bepalingen om van de richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG van de Raad (Vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering). HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

Art. 2.In artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen worden de bepalingen onder het tweede, derde, vierde en vijfde streepje opgeheven.

Art. 3.Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 4.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het derde lid van de Nederlandse tekst wordt het woord "ook" ingevoegd tussen de woorden "kan" en "regels".

Art. 5.In artikel 10, § 1, vierde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "die artikel 50 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "die artikel 19bis -11, § 1, 3°) en 4°)".

Art. 6.Hoofdstuk IV van dezelfde wet, bestaande uit de artikelen 12 tot 19, wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk IV. - Vordering van de benadeelde tegenover de verzekeraar en de schaderegelaar Afdeling 1. - De schaderegelaar

Art. 12.- § 1. Iedere verzekeringsonderneming die bij toepassing van artikel 5 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen toegelaten is om de risico's te dekken die zijn ingedeeld bij tak 10 van bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder, wijst in iedere andere Staat van de Europese Economische Ruimte dan België, een schaderegelaar aan.

Deze schaderegelaar wordt belast met de behandeling en afwikkeling van verzoeken tot schadevergoeding ten gevolge van een ongeval voorgekomen op het grondgebied van een land waarvan het Nationaal Bureau aangesloten is bij het groenekaartsysteem en wanneer het een voertuig betreft dat gewoonlijk gestald is in een Staat van de Europese Economische Ruimte, dat verzekerd is voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen door de onderneming die hem heeft aangewezen. De schaderegelaar heeft zijn woonplaats of vestiging in de Staat waar hij is aangewezen. § 2. De keuze van de schaderegelaar wordt overgelaten aan het oordeel van de verzekeringsonderneming. § 3. De schaderegelaar kan voor rekening van een of meer verzekeringsondernemingen optreden. § 4. De schaderegelaar verzamelt, met betrekking tot de verzoeken tot schadevergoeding, alle inlichtingen die nodig zijn om deze te kunnen afhandelen en neemt alle passende maatregelen om over een afwikkeling te onderhandelen. De vereiste om een schaderegelaar aan te wijzen doet geen afbreuk aan het recht van de benadeelde, of diens verzekeringsonderneming, om rechtstreeks degene die het ongeval heeft veroorzaakt, of diens verzekeringsonderneming, in rechte aan te spreken. § 5. De schaderegelaar beschikt over voldoende bevoegdheden om de verzekeringsonderneming ten aanzien van de benadeelden te vertegenwoordigen en om hun verzoeken tot schadevergoeding volledig af te handelen. Hij moet in staat zijn de zaak in de officiële taal of talen van de Staat van de woonplaats van de benadeelde te behandelen. § 6. De aanwijzing van een schaderegelaar wordt op zich niet beschouwd als de opening van een bijkantoor in de zin van artikel 2, § 6, 3°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondememingen.

De schaderegelaar wordt niet beschouwd als een vestiging in de zin van : - artikel 2, § 1, van voornoemde wet van 9 juli 1975; - het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, goedgekeurd bij de wet van 27 november 1996, het Protocol nr. 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging, het Protocol nr. 2 betreffende de eenheid, in de uitlegging van het Verdrag, het Protocol nr. 3 betreffende de toepassing van artikel 57, de drie Verklaringen, en de Slotakte, opgemaakt te Lugano op 16 september 1988, en de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende het instellen

en het vervolgen van de vordering

Art. 13.- § 1. Binnen een termijn van drie maanden na de datum waarop de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, moet de verzekeringsonderneming van degene die het ongeval heeft veroorzaakt of de verzekeringsonderneming van de eigenaar, de houder of de bestuurder van het motorrijtuig betrokken in het ongeval in de zin van artikel 29bis , § 1, eerste lid, of haar schaderegelaar, een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding voorleggen, wanneer - de aansprakelijkheid of de toepassing van artikel 29bis niet wordt betwist en - de schade niet wordt betwist en gekwantificeerd werd.

Wanneer de schade niet volledig gekwantificeerd werd maar kwantificeerbaar is, moet de verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar een voorstel tot voorschot voorleggen. Het voorschot heeft betrekking op de reeds gemaakte kosten, de aard van de letsels, het ondergane leed en het nadeel van de reeds verstreken periodes van tijdelijke ongeschiktheid. Het voorschot heeft ook betrekking op het meest waarschijnlijke nadeel voor de toekomst. Dit mag, voor de toekomst, beperkt worden tot het meest waarschijnlijke nadeel voor de drie maanden na de datum waarop de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend. § 2. Indien geen voorstel tot schadevergoeding is voorgelegd binnen de termijn van drie maanden bedoeld in § 1, is de verzekeraar van rechtswege gehouden tot betaling van een bijkomend bedrag, berekend tegen de wettelijke interestvoet, toegepast op de door hem voorgestelde of door de rechter aan de benadeelde toegewezen vergoeding, gedurende een termijn die ingaat op de dag na het verstrijken van genoemde termijn van drie maanden tot de dag volgend op de ontvangst van het voorstel door de benadeelde of, in voorkomend geval, tot de dag waarop het vonnis of arrest waarbij de vergoeding wordt toegewezen, in kracht van gewijsde is gegaan.

Dezelfde sanctie is van toepassing wanneer het bedrag vermeld in het in § 1 bedoelde voorstel, niet betaald wordt binnen dertig werkdagen die volgen op de aanvaarding van dit voorstel door de benadeelde persoon. In dit geval loopt de termijn vanaf de dag volgend op de aanvaarding tot de dag waarop het bedrag aan de benadeelde persoon is gestort.

Dezelfde sanctie is van toepassing wanneer het bedrag vermeld in het in § 1 bedoelde voorstel kennelijk ontoereikend is. De intrest wordt berekend op het verschil tussen het bedrag zoals vermeld in het voorstel en het bedrag dat vermeld is in het vonnis of in het arrest in verband met dit voorstel en dat kracht van gewijsde heeft. De termijn loopt vanaf de dag na het verstrijken van genoemde termijn van drie maanden tot de dag van het vonnis of het arrest.

Art. 14.- § 1. Binnen een termijn van drie maanden na de datum waarop de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, moet de verzekeringsonderneming van degene die het ongeval heeft veroorzaakt of de verzekeringsonderneming van de eigenaar, de houder of de bestuurder van het motorrijtuig betrokken in het ongeval in de zin van artikel 29bis , § 1, eerste lid of haar schaderegelaar, een met redenen omkleed antwoord geven op de elementen die in de aanvraag vermeld worden, wanneer : - de aansprakelijkheid of de toepassing van artikel 29bis wordt betwist of niet duidelijk werd vastgesteld, of wanneer - de schade wordt betwist of niet volledig is gekwantificeerd of kwantificeerbaar is. § 2. Indien geen met redenen omkleed antwoord is gegeven binnen de termijn van drie maanden bedoeld in § 1, moet de verzekeraar van rechtswege een forfaitair bedrag van 250 EUR per dag betalen.

Dit bedrag is verschuldigd vanaf een van de volgende twee dagen die zich het vroegste voordoet : 1°) de dag waarop de benadeelde persoon, per aangetekende brief of om het even welk ander gelijkgesteld middel, de verzekeraar aan de vervaldag van de termijn bedoeld in § 1 heeft herinnerd; 2°) de dag waarop de verzekeraar in toepassing van artikel 19bis -13, § 1, tweede lid, 1 °), door het Gemeenschappelijk Waarborgfonds werd verwittigd.

Dit bedrag is niet meer verschuldigd de dag volgend op de dag van de ontvangst van het met redenen omkleed antwoord of van het gemotiveerde voorstel tot schadevergoeding door de benadeelde persoon.

Art. 15.- Voor de toepassing van de bepalingen van deze wet kan de verzekeraar in België door de benadeelde worden gedagvaard, hetzij voor de rechter van de plaats van het feit waaruit de schade is ontstaan, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de benadeelde, hetzij voor de rechter van de zetel van de verzekeraar.

Art. 16.- Onverminderd het bepaalde in afdeling 3 van dit hoofdstuk kan geen uit de wet of uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheid, verweer of verval door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen.

Elke verzekeringsovereenkomst met het oog op de uitvoering van deze wet gesloten, wordt, ten opzichte van de benadeelde, van rechtswege geacht elk risico te dekken dat verplicht verzekerd moet zijn. Afdeling 3. - Gevallen waarin gebeurtenissen of bedingen die de

verzekeringsovereenkomst beëindigen of schorsen, dan wel de door de overeenkomst geboden dekking schorsen, tegen benadeelden kunnen worden ingeroepen

Art. 17.- § 1. In geval van overdracht van de eigendom van het motorrijtuig kunnen de bedingen van de verzekeringsovereenkomst die ertoe strekken door het loutere feit van de overdracht een einde te maken aan de verzekering betreffende dit motorrijtuig, tegen de benadeelde worden ingeroepen. § 2. In afwijking van § 1, blijft, gedurende zestien dagen te rekenen vanaf de overdracht en voor zover geen andere verzekering hetzelfde risico dekt, de verzekeraar van het motorrijtuig waarvan de eigendom werd overgedragen, evenwel gehouden tegenover de benadeelde persoon.

De verzekeraar is met toepassing van het eerste lid tegenover de benadeelde persoon enkel gehouden indien de schade werd veroorzaakt door : 1° het motorrijtuig waarvan de eigendom is overgedragen, als het, zelfs op ongeoorloofde wijze, aan het verkeer deelneemt onder de kentekenplaat die het voor de overgang droeg;2° het motorrijtuig, gebruikt ter vervanging van dat waarvan de eigendom is overgedragen, als het, zelfs op ongeoorloofde wijze, aan het verkeer deelneemt onder de kentekenplaat die dit laatste voor de overdracht droeg.

Art. 18.- Artikel 17, § 2, tweede lid, is niet toepasselijk op bromfietsen.

Art. 19.- Wanneer een motorrijtuig door een burgerlijke of militaire autoriteit in eigendom of in huur wordt opgevorderd, dekt de publiekrechtelijke persoon in wiens naam de opvordering is geschied, door dat feit zelf en voor de duur van de ingebruikneming, alleen en volgens de regels van artikel 10, § 1, de aansprakelijkheid waartoe het opgevorderde rijtuig aanleiding kan geven. ».

Art. 7.Tussen hoofdstuk IV en hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVbis . - Regels met betrekking tot de vergoeding van bepaalde schade veroorzaakt door motorrijtuigen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 19bis -1. - De Koning laat, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, een nationaal verzekeringsbureau, hierna het Belgisch Bureau genoemd, toe met als opdracht overeenkomstig de wetgeving betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de schade te vergoeden, in België veroorzaakt door motorrijtuigen die gewoonlijk in het buitenland gestald zijn.

Het Belgisch Bureau, toegelaten met toepassing van artikel 79, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, blijft toegelaten zolang de Koning geen uitvoering heeft gegeven aan het eerste lid.

Art. 19bis -2. - De Koning laat, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, een Gemeenschappelijk Waarborgfonds, hierna het Fonds benoemd, toe met als opdracht : 1°) aan de benadeelden van verkeersongevallen de bij afdeling 2 bedoelde inlichtingen te verstrekken, 2°) de schade te vergoeden door een motorrijtuig veroorzaakt in de bij Afdeling 3 vermelde gevallen.

Het Fonds, toegelaten met toepassing van artikel 79, § 2, van de voornoemde wet van 9 juli 1975, blijft toegelaten zolang de Koning geen uitvoering heeft gegeven aan het eerste lid.

Art. 19bis -3. - De Koning keurt de statuten goed en reglementeert de controle op de activiteit van het Belgisch Bureau en het Fonds. Hij wijst de handelingen aan die in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. Zo nodig stelt de Koning het Belgisch Bureau of het Fonds in.

Art. 19bis -4. - De verzekeringsondernemingen, die de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen beoefenen, zijn hoofdelijk gehouden aan het Belgisch Bureau en het Fonds de stortingen te doen die nodig zijn voor het volbrengen van hun opdrachten en om hun werkingskosten te dragen.

Indien het Belgisch Bureau of het Fonds door de Koning zijn ingesteld, legt een koninklijk besluit jaarlijks de regels vast voor het berekenen van de stortingen die door de verzekeringsondernemingen moeten worden gedaan.

Art. 19bis -5. - De toelating wordt ingetrokken indien het Belgisch Bureau of het Fonds niet handelen overeenkomstig de wetten, verordeningen of hun statuten.

In dat geval kan de Koning alle passende maatregelen nemen ter vrijwaring van de rechten van de verzekeringsnemers, de verzekerden en de benadeelden.

Zolang de vereffening van hun verrichtingen duurt, blijven die instellingen aan de controle onderworpen.

De Koning benoemt voor deze vereffening een bijzonder vereffenaar.

Zolang die vereffening duurt, blijft artikel 19bis -4 van toepassing. Afdeling 2. - Informatieopdracht van het Fonds

Art. 19bis -6. - § 1. Het Fonds houdt een register bij dat de volgende gegevens bevat : 1°) wat de voertuigen betreft die gewoonlijk op het Belgisch grondgebied zijn gestald, a) het inschrijvingsnummer, de datum van de laatste inschrijving en de geldigheidsduur van de inschrijving van het voertuig in het repertorium van de voertuigen;b) de naam, de eerste voornaam of de benaming van de titularis van de kentekenplaat en het adres van de houder van de kentekenplaat;c) de aard van het voertuig of van de inschrijving;d) het merk, het type, het chassisnummer, het controlenummer, het vermogen of de cylinderinhoud van de motor, de maximum toegelaten massa en de datum van de eerste inverkeerstelling van het voertuig; 2°) de nummers van de verzekeringspolissen waardoor het gebruik van de voertuigen bedoeld in 1°) wordt gedekt voor de risico's vermeld in tak 10 van bijlage I van het koninklijk bésluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, uitgezonderd de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de vervoerder en, indien de polis is verstreken, de datum waarop de dekking is geëindigd; 3°) de verzekeringsondernemingen die het gebruik van de voertuigen dekken voor de risico's vermeld in tak 10 van bijlage I van het voornoemde koninklijk besluit van 22 februari 1991, uitgezonderd de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, en de schaderegelaars die deze verzekeringsondernemingen hebben aangesteld overeenkomstig artikel 12, § 1; 4°) de lijst van de voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 10 wordt afgeweken van de verplichte verzekering; 5°) met betrekking tot voertuigen als bedoeld in 4°), de naam en het adres van de overheden of de instellingen die zijn belast met de schadevergoeding aan de benadeelden; 6°) de naam en het adres van de in iedere Staat van de Europese Economische Ruimte aangewezen schaderegelaar. § 2. De in § 1 genoemde gegevens moeten gedurende zeven jaar na het verstrijken van de inschrijving van het voertuig of van de verzekeringsovereenkomst worden bewaard. § 3. De Koning bepaalt, op voorstel van de ministers die de economische zaken en de inschrijving van de voertuigen onder hun bevoegdheid hebben, de gegevens die de directie van de inschrijvingen bij het Bestuur van Wegverkeer en Infrastructuur en die de verzekeringsondernemingen en de in artikel 10 bedoelde overheden en instellingen, aan het Fonds dienen te verstrekken.

Art. 19bis -7. - Het Fonds mag, op basis van een wederzijds samenwerkingsakkoord, gegevens ontvangen, doorgeven of uitwisselen met gelijkaardige buitenlandse informatiecentra.

Art. 19bis -8. - § 1. Elke bij een verkeersongeval betrokken persoon, alsmede zijn rechthebbenden en iedere natuurlijke of rechtspersoon evenals iedere instelling die of ieder organisme dat beschikt over een wettelijk of conventioneel recht van indeplaatsstelling of over een eigen recht ingevolge dat ongeval, kan bij het Fonds de hierna volgende inlichtingen betreffende de bij het ongeval betrokken motorrijtuigen bekomen : 1°) de naam en het adres van de verzekeringsonderneming; 2°) het nummer van de verzekeringspolis; 3°) de naam en het adres van de schaderegelaar van de verzekeringsonderneming in de staat van de woonplaats van de benadeelde; 4°) indien de aanvrager aantoont dat hij er rechtmatig belang bij heeft, de naam en het adres van de eigenaar, in voorkomend geval de gebruikelijke bestuurder of de ingeschreven houder van het motorrijtuig; 5°) indien het gaat om een voertuig voor hetwelk gebruik werd gemaakt van de vrijstelling bedoeld in artikel 10 of van een gelijkaardige bepaling van het recht van een andere Staat van de Europese Economische Ruimte, de naam en het adres van de overheid of van de instelling die aangeduid werd ter afwikkeling van de ongevallen die zich daar hebben voorgedaan. § 2. Het verzoek om inlichtingen is slechts ontvankelijk in zover : 1°) het verzoek betrekking heeft op motorrijtuigen die gewoonlijk gestald zijn op het grondgebied van een Staat van de Europese Economische Ruimte; 2°) het ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een Staat van de Europese Economische Ruimte of van een derde Staat waarvan het nationaal bureau van verzekeraars bij het groene kaartsysteem aangesloten is; 3°) het verzoek aan het Fonds werd gericht binnen een termijn van zeven jaar na het ongeval.

De Koning kan de vorm en inhoud van het verzoek om inlichtingen bepalen.

Art. 19bis -9. - De leden van de Raad van Bestuur van het Fonds, alsook de personen die krachtens een wettelijke of een statutaire opdracht gemachtigd zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van deze Raad, de personeelsleden van het Fonds, alsook de personen die voorheen bedoelde functies hebben uitgeoefend, zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van de in dit hoofdstuk bedoelde opdrachten aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om getuigenis in rechte in strafzaken af te leggen.

Art. 19bis -10. - Artikel 19bis -9 doet geen afbreuk aan : 1°) de mogelijkheid tot mededeling, in beknopte of samengevoegde vorm, van gegevens over verzekeringsondernemingen of verzekeringnemers, voor zover de individuele gegevens over die verzekeringsondernemingen of verzekeringsnemers niet kunnen worden geïdentificeerd; 2°) de mogelijkheid voor het Fonds, wanneer het de identiteit van de verzekeringsonderneming van een motorrijtuig niet onmiddellijk kan vaststellen, de betrokken houder van de kentekenplaat om inlichtingen te verzoeken aangaande de verzekeringsstatus van zijn rijtuig; 3°) de mogelijkheid voor het Fonds om op basis van een wederzijds samenwerkingsakkoord met een gelijkaardig informatiecentrum van een andere Lidstaat van de Europese Unie, gegevens te ontvangen, door te geven of uit te wisselen; 4°) de mogelijkheid voor het Fonds om op basis van een wederzijds samenwerkingsakkoord met een gelijkaardig informatiecentrum van een derde Staat, gegevens te ontvangen, door te geven of uit te wisselen, voor zover dit centrum gebonden is aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 19bis -9. Afdeling 3. - Vergoedingsopdracht van het Fonds

Art. 19bis -11. - § 1. Elke benadeelde kan van het Fonds de vergoeding bekomen van de schade die door een motorrijtuig is veroorzaakt : 1°) wanneer de verzekeringsonderneming failliet verklaard is; 2°) wanneer de vergoedingen verschuldigd zijn door een verzekeringsonderneming, die na afstand of intrekking van de toelating in België of na het, met toepassing van artikel 71, §§ 1, derde lid, en 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, opgelegde verbod van activiteit, haar verplichtingen niet nakomt; 3°) wanneer geen enkele verzekeringsonderneming tot die vergoeding verplicht is om reden van een toevallig feit waardoor de bestuurder van het voertuig dat het ongeval veroorzaakte, vrijuit gaat; 4°) wanneer in geval van diefstal, geweldpleging of heling, de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig aanleiding kan geven, niet verzekerd is, overeenkomstig de wettelijk geoorloofde uitsluiting; 5°) indien binnen drie maanden na de datum waarop hij zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend bij de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee, door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt of bij haar schaderegelaar, die verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar hem geen met redenen omkleed antwoord op de diverse punten in het verzoek heeft verstrekt; 6°) indien de verzekeringsonderneming heeft nagelaten om een schaderegelaar aan te wijzen; 7°) indien het motorrijtuig dat het ongeval heeft veroorzaakt, niet kan worden geïdentificeerd; in dat geval wordt het Fonds in de plaats gesteld van de aansprakelijke persoon; 8°) wanneer geen enkele verzekeringsonderneming tot die vergoeding verplicht is hetzij omdat de verzekeringsplicht niet nageleefd werd, hetzij de verzekeringsonderneming binnen twee maanden na het ongeval niet kan geïdentificeerd worden. § 2. In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf, indien verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt.

Art. 19bis -12. - Een verzoek tot schadevergoeding met toepassing van artikel 19bis -11, § 1, kan door de benadeelde bij het Fonds worden ingediend. Dat verzoek is slechts ontvankelijk indien : 1°) het ongeval zich heeft voorgedaan op het Belgisch grondgebied voor wat betreft de gevallen bedoeld bij in artikel 19bis -11, § 1, 1°) tot 4°); 2°) het ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een Lidstaat van de Europese Unie of van een derde Staat waarvan het nationaal bureau van verzekeraars is aangesloten bij het groene kaartsysteem, op voorwaarde dat het betrokken voertuig gewoonlijk gestald is in een van de Staten van de Europese Economische Ruimte, voor wat betreft de gevallen bedoeld bij 5°), 6°) en 8°) van artikel 19bis -11, § 1; 3°) het ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een Staat van de Europese Economische Ruimte, voor wat betreft de gevallen bedoeld bij 7°) van artikel 19bis -11, § 1; 4°) de benadeelde die, in het geval bedoeld in artikel 19bis -11, § 1, 6°), een verzoek tot schadevergoeding rechtstreeks heeft ingediend bij de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee het ongeval is veroorzaakt, binnen drie maanden na de indiening van het verzoek geen met redenen omkleed antwoord ontvangen heeft; 5°) in de gevallen bedoeld in artikel 19bis -11, § 1, 5°) en 6°), de benadeelde geen rechtsvordering rechtstreeks tegen de verzekeringsonderneming ingesteld heeft.

Art. 19bis -13. - § 1. In de gevallen bedoeld in artikel 19bis -11, § 1, 5°) en 6°), treedt het Fonds op binnen twee maanden nadat de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, maar staakt zijn optreden indien de verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar binnen deze termijn een met redenen omkleed antwoord op het verzoek heeft gegeven.

In dezelfde gevallen stelt het Fonds onmiddellijk de volgende personen in kennis van het verzoek tot schadevergoeding vanwege de benadeelde, met de mededeling dat het binnen twee maanden na de indiening ervan zal optreden : 1°) de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee, door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt of de schaderegelaar; 2°) het schadevergoedingsorgaan in de Lidstaat van de vestiging van de verzekeringsonderneming die de polis heeft afgesloten; 3°) indien deze bekend is, de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt. § 2. De omvang en de voorwaarden tot toekenning van het recht op vergoeding worden bepaald door de Koning. § 3. In het geval bedoeld bij artikel 19bis -11, § 1, 7°), kan de Koning de verplichtingen van het Fonds begrenzen tot de vergoeding van de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels.

Art. 19bis -14. - § 1. In de gevallen bepaald in artikel 19bis -11, § 1, treedt het Fonds, in zoverre het de schade heeft vergoed, in de rechten van de benadeelde tegen de aansprakelijke personen en eventueel tegen hun verzekeraars. § 2. Indien het Fonds de benadeelde heeft vergoed, met toepassing van artikel 19bis -11, § 1, 5°) of 6°), heeft het Fonds het recht de uitbetaalde schadevergoeding te verhalen op het schadevergoedingsorgaan in de Staat van de vestiging van de verzekeringsonderneming die de polis heeft afgesloten. § 3. Het Fonds dat een schadevergoedingsorgaan van een andere Staat heeft terugbetaald bij toepassing van een bepaling die naar het recht van deze Staat gelijkaardig is aan artikel 19bis -11, § 1, 5°) of 6°), wordt in de plaats gesteld in de rechten van de benadeelde persoon tegen de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt of diens verzekeringsonderneming, in de mate waarin het schadevergoedingsorgaan van de Lidstaat van de woonplaats van de benadeelde persoon deze heeft vergoed voor de opgelopen schade. § 4. Het Fonds dat de benadeelde persoon heeft vergoed, in toepassing van artikel 19bis -11, § 1, 7°) of 8°), kan zich verhalen : 1°) indien de verzekeringsonderneming niet kan worden geïdentificeerd : op het garantiefonds in de Staat van de Europese Economische Ruimte waar het voertuig gewoonlijk gestald is; 2°) indien het betrokken voertuig niet kan worden geïdentificeerd : op het garantiefonds van de Staat van de Europese Economische Ruimte waar het ongeval zich heeft voorgedaan; 3°) indien het gaat om een voertuig uit een derde Staat : op het garantiefonds van de Staat van de Europese Economische Ruimte waar het ongeval zich heeft voorgedaan.

Art. 19bis -15. - Wanneer bij toepassing van de wet borg gesteld of zekerheid gestort is, treedt het Fonds ten aanzien van de borg of de zekerheid in de rechten van de benadeelden, die het heeft vergoed voor de schade door het motorrijtuig veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor de opbrengst van de verkoop van het motorrijtuig, die tot vergoeding van de schade is aangewend.

De indeplaatsstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die benadeelden die samen met het Fonds opkomen, persoonlijk zouden kunnen doen gelden. Deze benadeelden, met uitsluiting van de in hun plaats gestelden, oefenen hun rechten uit bij voorkeur boven het Fonds.

In de gevallen bepaald in artikel 19bis -11, § 1, 1°) of 2°), kan het Fonds zich nochtans slechts verhalen op de aansprakelijke persoon, indien voldaan is aan de voorwaarden waaronder zodanig verhaal volgens de wet of het contract voor de verzekeraar zelf openstaat. Een vrijstelling kan bovendien door de Koning bepaald worden; in dat geval kan het Fonds zich verhalen op de aansprakelijke persoon tot beloop van die vrijstelling.

Art. 19bis -16. - Het vonnis gewezen in een geschil terzake van door een motorrijtuig veroorzaakte schade, kan tegen het Fonds, tegen de aansprakelijke persoon of tegen de benadeelde slechts worden ingeroepen, indien zij in het geding partij zijn geweest of zijn geroepen. In de gevallen bepaald in artikel 19bis -11, § 1, 1°) of 2°), kan het vonnis wel tegen het Fonds worden ingeroepen, zelfs wanneer het in het geding noch partij is geweest, noch daarin is geroepen.

Wanneer een verzekeringsonderneming in België afstand heeft gedaan van de toelating of wanneer haar toelating is ingetrokken of wanneer in België een verbod van activiteit is opgelegd in toepassing van artikel 71, § 1, derde lid en § 2, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, kan het Fonds in elke stand van het geding tussenkomen in de rechtsvorderingen tegen die onderneming of tegen haar verzekerden.

Het Fonds kan de aansprakelijke persoon in het geding roepen, dat door de benadeelde tegen het Fonds wordt ingesteld.

Art. 19bis -17. - Wanneer de burgerlijke vordering tot vergoeding van de door een motorrijtuig veroorzaakte schade wordt ingesteld voor het strafgerecht, kan het Fonds door de benadeelde in het geding worden geroepen en kan het ook vrijwillig tussenkomen onder dezelfde voorwaarden als wanneer de vordering voor het burgerlijk gerecht was gebracht. Wanneer, ingeval van niet-verzekering, het Fonds is overgegaan tot vergoeding van de schade, kan het zich burgerlijke partij stellen tegen de aansprakelijke persoon.

Het Fonds en de aansprakelijke persoon kunnen zich laten vertegenwoordigen onder dezelfde voorwaarden als de burgerlijk aansprakelijke partij.

Art. 19bis -18. - Bij onenigheid tussen het Fonds en de toegelaten of van toelating vrijgestelde verzekeringsonderneming over de vraag wie van beide het slachtoffer moet vergoeden, vergoedt het Fonds in eerste instantie het slachtoffer. Indien uiteindelijk wordt besloten dat de verzekeringsonderneming de vergoeding of een gedeelte daarvan had moeten betalen, betaalt deze het bedrag van de schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke intresten, terug aan het Fonds. Die intresten lopen vanaf de betalingen van het Fonds aan het slachtoffer. ».

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 35 ingevoegd, luidend als volgt : « De Koning kan de bepalingen van deze wet coördineren met bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.

Daartoe kan Hij inzonderheid : 1°) de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren; 2°) de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren; 3°) de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen.

De coördinaties zullen het opschrift dragen bepaald door de Koning. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst

Art. 9.In artikel 35 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wordt een § 3bis ingevoegd, luidende : « § 3bis . Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen een verzekerde heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot gevolg. Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekerde tot gevolg. ».

Art. 10.Artikel 86 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien er meer dan één benadeelde is en het totaal bedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid verminderd ten belope van deze som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde.een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som. ».

Art. 11.In artikel 87, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord "vrijstellingen," ingevoegd tussen het woord "excepties," en de woorden "de nietigheid". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

Art. 12.Artikel 79 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 januari 1993 en 12 augustus 1994 en artikel 80 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 januari 1993, 12 augustus 1994 en 19 februari 1997, worden opgeheven. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 13.Deze wet treedt in werking op 19 januari 2003. In afwijking van het eerste lid : - treedt artikel 2 van deze wet in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt; - treedt artikel 19bis -11, § 2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen in werking, de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt; - voor wat betreft de ongevallen die zich hebben voorgedaan op het grondgebied van een andere Staat van de Europese Economische Ruimte of van een derde Staat waarvan het nationaal bureau is aangesloten bij het groenekaartsysteem, treden de artikelen 19bis -11 tot 19bis -18 van voornoemde wet van 21 november 1989 evenwel pas in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 2001-2002. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken : Doc. 50-1716.

Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2 tot 4 : Amendementen. - Nr. 5 : Verslag. - Nr. 6 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Integraal verslag van 12 juli 2002.

Senaat.

Parlementaire stukken : Nr. 2-1244. - Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat. .

^