gepubliceerd op 03 maart 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten
21 FEBRUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/08/2002 pub. 17/09/2002 numac 2002011312 bron ministerie van economische zaken Wet houdende diverse bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen type wet prom. 22/08/2002 pub. 28/09/2002 numac 2002022739 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden sluiten;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;
Gelet op de adviezen van het Algemeen beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 23 april en op 25 juni 2009 Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, gegeven op 26 januari 2009, 23 september 2009 en 29 oktober 2009;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven 16 november 2009 Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 24 november 2009;
Gelet op advies 47.537/2 van de Raad van State, gegeven op 18 januari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Zelfstandigen, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschaps-verzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022029 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 05/03/2003 numac 2003022095 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen, inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid sluiten, wordt een 5° ingevoegd, luidende : « 5° De zelfstandige beoogd in 1° of de meewerkende echtgenoot beoogd in 4° die zijn beroepsactiviteit onderbreekt en die geen enkele sociale bijdrage verschuldigd is overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in artikel 50, § 2 en § 3 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. »
Art. 2.In artikel 93 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022029 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 05/03/2003 numac 2003022095 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen, inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2008, wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende : « § 3. Op verzoek van de gerechtigde kan het tijdvak van moederschapsrust, bedoeld in § 2, verlengd worden wanneer het pasgeboren kind meer dan zeven dagen te rekenen vanaf de geboorte opgenomen moet blijven in het ziekenhuis.
In het geval bedoeld in het vorige lid, wordt het tijdvak van moederschapsrust verlengd met een duur gelijk aan het aantal volledige weken hospitalisatie van het kind die deze eerste zeven dagen overschrijdt. De duur van deze verlenging mag echter vierentwintig weken niet overschrijden.
De verlenging van het tijdvak van moederschapsrust van een periode van vierentwintig weken maximum vangt aan op de eerste dag die volgt op de twee weken verplichte nabevallingsrust bedoeld in § 2, a) van dit artikel.
In afwijking van § 2, b) van dit artikel, vangt de periode van facultatieve nabevallingsrust, in geval van verlenging wegens hospitalisatie van de pasgeborene, aan op de eerste dag die volgt op het einde van de periode van verlenging. ».
Art. 3.Artikel 94, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100).
Het bedrag van de moederschapsuitkering toegekend aan de gerechtigde is het bedrag zoals het is aangepast op de eerste dag van elke week van moederschapsrust. »
Art. 4.In artikel 95 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022029 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 35, § 1, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 05/03/2003 numac 2003022095 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen, inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden type koninklijk besluit prom. 13/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003022030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2000 tot uitvoering van de artikelen 30, 39, § 1, en § 4, tweede lid, 40, tweede lid, 41, 43, tweede lid, en 47, § 1, vijfde lid, en § 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2008, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt : « § 4. De gerechtigde brengt haar verzekeringsinstelling, binnen de twee weken die volgen op de geboorte van het kind, op de hoogte van het feit dat zij wenst aanspraak te maken op de verlenging bedoeld in § 3 en deelt haar het aantal weken van verlenging mee. Zij bezorgt haar daartoe een getuigschrift van de verplegingsinrichting die bevestigt dat de voorwaarden voorzien in § 3 zijn vervuld en die de duur van de hospitalisatie van de pasgeborene vermeldt.
Wanneer de werkelijke hospitalisatieperiode niet overeenstemt met de duur vermeld in bovenvermeld getuigschrift, bezorgt de gerechtigde bij het einde van de voormelde verlenging een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting die bevestigt dat de pasgeborene gehospitaliseerd is gebleven gedurende deze verlenging en die de duur van de hospitalisatie vermeldt. ».
Art. 5.Artikel 96 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 december 2008, wordt vervangen als volgt : «
Art. 96.§ 1. De moederschapsuitkering voor de verplichte periode van drie weken moederschapsrust, alsook voor de weken van facultatieve voorbevallingsrust die hieraan voorafgaan en voor de weken van facultatieve nabevallingsrust die er onmiddellijk opvolgen, evenals voor de weken van verlenging in geval van hospitalisatie van de pasgeborene, wordt betaald uiterlijk één maand na de laatste week van de nabevallingsrust. § 2. In geval van gespreide opname van de facultatieve nabevallingsrust, zoals voorzien in artikel 93, § 2, b) laatste lid, wordt de moederschapsuitkering betaald uiterlijk één maand na de laatste week van elke periode van opname. § 3. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van Hoofdstuk Vbis van titel II van dit besluit, wordt de betaling van de moederschapsuitkering stopgezet vanaf de eerste dag van de week, volgend op de week van moederschapsrust, waarin de gerechtigde is overleden. »
Art. 6.In titel II van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk Vbis - Omzetting van de moederschapsrust in geval van overlijden van de moeder
Art. 98bis.§ 1. In geval van overlijden van de moeder vóór het verstrijken van het tijdvak van moederschapsrust, kan de gerechtigde bedoeld in artikel 3 die het kind onthaalt in zijn gezin, na het overlijden van de moeder, aanspraak maken op een verlof waarvan de duur het deel van de nabevallingsrust nog niet opgenomen door de moeder bij haar overlijden, niet mag overschrijden. Om aanspraak te kunnen maken op dit verlof, moet het kind deel uitmaken van het gezin van de gerechtigde. § 2. De bepalingen van titel II van dit besluit zijn van toepassing op het verlof bedoeld in § 1. »
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.
Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE