gepubliceerd op 20 augustus 2014
Decreet betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg
25 APRIL 2014. - Decreet betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: DECREET betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° actoren in de zorg: de zorgverleners, de hulpverleners en de voorzieningen;2° administratie: de administratie van de diensten van de Vlaamse Regering die bevoegd is voor het gezondheids- of welzijnsbeleid, met uitzondering van het Agentschap;3° Agentschap: het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd Vlaams Agentschap voor Samenwerking rond Gegevensdeling tussen de Actoren in de Zorg, opgericht bij artikel 27;4° authentieke gegevensbron: een authentieke gegevensbron als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer;5° Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer: de commissie, opgericht bij artikel 23 van de Wet Verwerking Persoonsgegevens;6° dienstenintegrator: een instantie als vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator;7° gegevensdeling: het elektronisch delen, meedelen of uitwisselen van gegevens;8° gezondheidsbeleid: het beleid met betrekking tot het geheel van aangelegenheden, vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is;9° hulpverlener: de natuurlijke persoon, met uitzondering van de zorgverlener, die op beroepsmatige basis zorg verstrekt;10° ICT: informatie- en communicatietechnologie;11° Kaderdecreet: het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003;12° persoonsgegevens: iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon als vermeld in artikel 1, § 1, van de wet Verwerking Persoonsgegevens;13° privacyregelgeving: het geheel van de geldende regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer;14° Sectoraal Comité van het Rijksregister: het sectoraal comité, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig artikel 15 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;15° Sectoraal Comité van de Sociale zekerheid en van de Gezondheid: het sectoraal comité, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig artikel 37, § 1, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;16° toezichtcommissie: de Vlaamse Toezichtcommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, opgericht bij artikel 10 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer;17° verzorgingsinstellingen: de instellingen, vermeld in respectievelijk de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 10 juli 2008, en in artikel 22, 6°, 34, 12° en 21°, 63 en 65 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;18° Vlaamse sociale bescherming: de rechten, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de Vlaamse sociale bescherming;19° voorziening: een verzorgingsinstelling of elke andere organisatie die in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid instaat voor de organisatie of uitvoering van zorg of die instaat voor de toekenning van rechten, met inbegrip van de ziekenfondsen en de zorgkassen;20° welzijnsbeleid: het beleid inzake de bijstand aan personen met betrekking tot het geheel van aangelegenheden, vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, met uitzondering van het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen;21° wet Verwerking Persoonsgegevens: de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;22° ziekenfonds: de rechtspersoon, vermeld in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, erkend volgens artikel 26 van dezelfde wet, voor zover ze een activiteit verrichten in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid;23° zorg: één activiteit of het geheel van activiteiten in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid, waaronder hulp, dienstverlening, ondersteuning, Vlaamse sociale bescherming en zorgverzekering;24° zorggebruiker: de patiënt, met name de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt, al dan niet op eigen verzoek, of elke andere natuurlijke persoon aan wie zorg wordt verleend, al dan niet op eigen verzoek;25° zorgkas: een zorgkas die erkend is krachtens artikel 15 van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering of de Vlaamse Zorgkas die door het Vlaams Zorgfonds krachtens artikel 14, derde lid, van hetzelfde decreet is opgericht;26° zorgverlener: de beoefenaar, vermeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen; 27° zorgverzekering: de zorgverzekering, vermeld in het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering.
Art. 3.§ 1. De individuele dossiers, vermeld in artikel 4, het netwerk, vermeld in artikel 5, en de daarbij horende elektronisch deelbare dossiers, vermeld in artikel 17, alsook het Personenregister WVG, vermeld in artikel 43, worden enkel gebruikt voor de verwerking van de gegevens die betrekking hebben op het gezondheids- of welzijnsbeleid. § 2. Aan individuele zorgverleners en hulpverleners die gevestigd zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die in geen enkel georganiseerd verband werken, kunnen in het kader van dit decreet geen verplichtingen worden opgelegd.
De Vlaamse Regering kan een intermediaire organisatie aanduiden, gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die wegens haar organisatie moet worden beschouwd als uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, waarbij individuele zorgverleners en hulpverleners, die gevestigd zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die in geen enkel georganiseerd verband werken, op vrijwillige basis kunnen aansluiten met het oog op deelname aan het netwerk, vermeld in artikel 5. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden uitwerken voor het aansluiten van deze individuele zorgverleners en hulpverleners bij de intermediaire organisatie. HOOFDSTUK 2. - Verplichting tot het bijhouden van een individueel dossier
Art. 4.De zorgverleners, de hulpverleners en de voorzieningen houden van elke zorggebruiker een individueel dossier bij als dat nog niet geregeld is krachtens of bij wet, decreet of ordonnantie. In dat dossier worden de gegevens opgeslagen die gegenereerd worden door zorgverleners en hulpverleners in het kader van een zorgrelatie met de zorggebruiker.
Het individuele dossier, vermeld in het eerste lid, bevat ten minste de volgende gegevens: 1° de identiteit, het geslacht en de geboortedatum van de zorggebruiker;2° het identificatienummer van de zorggebruiker, overeenkomstig artikel 12;3° het identificatienummer van de zorgverleners of hulpverleners die betrokken zijn bij de zorg, overeenkomstig artikel 12;4° het ondernemingsnummer van de voorziening, overeenkomstig artikel 12, 3°. HOOFDSTUK 3. - Het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg Afdeling 1. - Organisatie van het netwerk voor gegevensdeling tussen
de actoren in de zorg
Art. 5.Het Agentschap organiseert een netwerk voor veilige gegevensdeling onder de benaming "het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg" hierna "het netwerk" te noemen. Afdeling 2. - Doelstellingen van en deelname aan het netwerk voor
gegevensdeling tussen de actoren in de zorg Onderafdeling 1. - Doelstellingen van het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg
Art. 6.Het netwerk heeft tot doel om de samenwerking rond efficiënte en veilige gegevensdeling, en in het bijzonder het delen van persoonsgegevens, tussen alle actoren in de zorg onderling te faciliteren met het oog op een continue en kwaliteitsvolle zorgverstrekking aan zorggebruikers.
Het netwerk heeft ook tot doel de samenwerking rond efficiënte en veilige gegevensdeling te faciliteren om op die manier zorggebruikers rechten te laten genieten die voortvloeien uit de regelgeving over de Vlaamse sociale bescherming en de zorgverzekering. Dat gebeurt op een zodanige wijze dat zo weinig mogelijk administratieve lasten worden veroorzaakt voor de zorggebruiker en voor de actoren in de zorg.
Onderafdeling 2. - Deelname aan het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg via een dienstenintegrator
Art. 7.Onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, en na eensluidend advies van het Agentschap zijn de actoren in de zorg gehouden tot deelname aan het netwerk.
De zorggebruiker kan, met toepassing van artikel 17, § 3, deelnemen aan het netwerk.
De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de toezichtcommissie, bepalen voor welke taken de administratie deelneemt aan het netwerk.
Art. 8.§ 1. Elke gegevensdeling, vermeld in artikel 6, verloopt over het netwerk. § 2. Volgende actoren in de zorg, met uitzondering van de instellingen van sociale zekerheid, vermeld in artikel 2, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, dienen gebruik te maken van het eHealth-platform, opgericht bij de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform, voor de uitvoering van hun verplichtingen in het kader van dit decreet: 1° de zorgverleners;2° de hulpverleners die niet behoren tot de administratie;3° de voorzieningen die niet behoren tot de administratie. Volgende actoren in de zorg, met uitzondering van de instellingen van sociale zekerheid, vermeld in artikel 2, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, dienen gebruik te maken van Vlaamse dienstenintegrator, opgericht bij het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator, voor de uitvoering van hun verplichtingen in het kader van dit decreet: 1° de hulpverleners die behoren tot de administratie;2° de voorzieningen die behoren tot de administratie. § 3. In afwijking van paragraaf 2, kunnen de actoren in de zorg die reeds vóór de inwerkingtreding van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator op een privacyconforme manier voor een bepaalde gegevensdeling met een andere dienstenintegrator werkten, deze dienstenintegrator behouden indien de omschakeling naar de dienstenintegrator, vermeld in paragraaf 2, een aanzienlijke meerkost met zich mee zou brengen. De Vlaamse Regering kan, na advies van de toezichtcommissie, bepalen wat verstaan moet worden onder privacyconform. De Vlaamse Regering kan verder bepalen wat moet worden verstaan onder een aanzienlijke meerkost en bepaalt de aanvraagprocedure. Afdeling 3. - Basisprincipes en werking van het netwerk voor
gegevensdeling tussen de actoren in de zorg Onderafdeling 1. - Basisprincipes van het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg
Art. 9.Dit decreet kan geen afbreuk doen aan de wet Verwerking Persoonsgegevens, aan de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, aan de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot de uitoefening van de geneeskunde, aan het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, aan het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator en aan de wettelijke en reglementaire bepalingen met betrekking tot het beroepsgeheim, met inbegrip van artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 10.Met behoud van de toepassing van artikel 16, § 4, van de wet Verwerking Persoonsgegevens, bepalen de voorzieningen en, in voorkomend geval, de zorgverleners of de hulpverleners in welke mate en op welke wijze de gegevens in individuele dossiers toegankelijk zijn voor personen die bij hun activiteiten in het kader van de zorg betrokken zijn, rekening houdend met de functie van die personen, de aard van de gegevens en de potentiële risico's die eraan verbonden zijn, alsook met de bepalingen van dit decreet. De voorzieningen nemen die regeling op in het veiligheidsbeleid, vermeld in artikel 11, § 2.
De Vlaamse Regering bepaalt, na positief advies van het Agentschap, hoe de zorgverleners en de hulpverleners hun werkwijze documenteren.
Art. 11.§ 1. Iedere voorziening wijst, al dan niet onder zijn medewerkers, een veiligheidsconsulent aan, overeenkomstig artikel 8, § 2, en 10 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Iedere voorziening die ook een instantie is in de zin van artikel 4, § 1, van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, kan deze veiligheidsconsulent pas aanstellen na gunstig advies van de toezichtcommissie, overeenkomstig artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de veiligheidsconsulenten, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.
Iedere veiligheidsconsulent van of aangesteld door een voorziening voldoet aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de veiligheidsconsulenten, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, zelfs als de voorziening niet onder het toepassingsgebied van dit besluit valt. § 2. Iedere voorziening stelt een veiligheidsbeleid op dat voortwerkt op het ontwerp van veiligheidsplan, overeenkomstig artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de veiligheidsconsulenten, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.
Dat veiligheidsbeleid wordt aangevuld met de wijze waarop de zorggebruiker geïnformeerd wordt over zijn rechten in het kader van dit decreet en de rol die de veiligheidsconsulent opneemt.
De Vlaamse Regering bepaalt na advies van het Agentschap en de toezichtcommissie de voorwaarden waaronder dat veiligheidsbeleid wordt bekendgemaakt. § 3. Het Agentschap wijst overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer een veiligheidsconsulent aan, met behoud van de toepassing van de andere artikelen van hetzelfde decreet.
Het Agentschap stelt overeenkomstig artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 betreffende de veiligheidsconsulenten, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer, een veiligheidsbeleid op, met behoud van de toepassing van de andere artikelen van hetzelfde besluit. Dat veiligheidsbeleid wordt aangevuld met de elementen, vermeld in paragraaf 2. § 4. De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en advies van de toezichtcommissie, bijkomende regels bepalen, met behoud van de toepassing van de regels die worden uitgevaardigd door de dienstenintegrator waarmee wordt samengewerkt, voor: 1° het veiligheidsbeleid;2° de opdrachten van de veiligheidsconsulenten, hun bevoegdheden, hun onafhankelijkheid, verantwoordelijkheid en deskundigheid.
Art. 12.Voor de gegevensdeling via het netwerk worden de volgende identificatiemiddelen gebruikt: 1° het identificatienummer van het Rijksregister, als het om gegevens gaat die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die in het Rijksregister opgenomen is;2° het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, vermeld in de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, als het om gegevens gaat die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die niet in het Rijksregister opgenomen is;3° het ondernemingsnummer, als de gegevens betrekking hebben op een onderneming die is opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen;4° de identificatiemiddelen uit de authentieke gegevensbronnen waarvan het gebruik volgens artikel 29, 6°, verplicht is.
Art. 13.Elke gegevensmededeling van persoonsgegevens via het netwerk vereist een principiële machtiging van de afdeling Gezondheid van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, behalve het identificatienummer van het Rijksregister, vermeld in artikel 2, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en de informatiegegevens, vermeld in artikel 3 van dezelfde wet, die bij gebruik een principiële machtiging van het Sectoraal Comité van het Rijksregister vereisen, overeenkomstig artikel 5 en 8 van dezelfde wet.
Indien de afdeling Gezondheid van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid de machtigingsaanvraag, vermeld in het eerste lid, weigert of koppelt aan voorwaarden, kan de Vlaamse Regering, na advies van de toezichtcommissie, over de machtigingsaanvraag of over de beraadslaging van de afdeling Gezondheid beslissen, met uitzondering van de gegevens die door of ter uitvoering van een federale wet aan de bevoegdheid van de afdeling Gezondheid zijn toevertrouwd.
Onderafdeling 2. - Werking van het netwerk voor gegevensdeling tussen de actoren in de zorg
Art. 14.De werking van het netwerk is gebaseerd op een gedecentraliseerde verantwoordelijkheid voor de inhoud van het elektronisch deelbaar dossier, vermeld in artikel 17. Dat sluit niet uit dat onderdelen van een gedecentraliseerd elektronisch deelbaar dossier kunnen worden opgeslagen in een veilige gedeelde omgeving.
De zorgverleners, de hulpverleners, de voorzieningen en de administratie zijn verantwoordelijk voor de inhoud die ze ter beschikking stellen via het netwerk en voor het zorgvuldig gebruik van de gegevens, al dan niet persoonsgegevens, die ze verkregen hebben via het netwerk.
Het Agentschap is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van de organisatie van het netwerk.
De zorgverleners, de hulpverleners, de voorzieningen, de administratie en het Agentschap dienen de nodige maatregelen te treffen ter bescherming van de persoonsgegevens.
Art. 15.Met behoud van de toepassing van andersluidende regelgeving, hebben de gegevens die via het netwerk op elektronische wijze gedeeld worden, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, tot bewijs van het tegendeel, dezelfde wettelijke bewijskracht als gegevens die op papieren dragers zijn meegedeeld. Afdeling 4. - Het individuele en elektronisch deelbaar dossier
Art. 16.De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, nadere regels uitvaardigen over de inhoud en de vorm van de gegevens die in het individuele dossier, vermeld in artikel 4 worden opgenomen, met het oog op de invoer en het gebruik van eenduidige gegevens in het netwerk om een continue en kwaliteitsvolle uitvoering van de zorg te bewerkstelligen.
De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ook regels uitvaardigen over de inhoud en de vorm van de gegevens die in het individuele dossier worden opgenomen, om zorggebruikers rechten te laten genieten die voortvloeien uit de regelgeving over de Vlaamse sociale bescherming en de zorgverzekering, op een zodanige wijze dat ze zo weinig mogelijk administratieve lasten veroorzaken voor de rechthebbende zorggebruiker en voor de actoren in de zorg.
Het Agentschap kan aanpassingen aan de procedures voor het gegevensbeheer door de administratie voorstellen aan de Vlaamse Regering om het individuele dossier te verrijken met aanvullende gegevens van administratieve aard.
Art. 17.§ 1. De Vlaamse Regering kan, na eensluidend advies van het Agentschap, de actor in de zorg, bevoegd voor het bijhouden van het individueel dossier of een ander dossier opgelegd krachtens een wet, decreet of ordonnantie betreffende een individuele zorggebruiker, verplichten een elektronisch deelbaar dossier bij te houden.
Dit elektronisch deelbaar dossier bevat enkel de gegevens die gedeeld worden met andere actoren in de zorg, conform het derde lid en paragraaf 2.
Het elektronisch deelbaar dossier bevat altijd volgende gegevens: 1° de identiteit, het geslacht en de geboortedatum van de zorggebruiker;2° het identificatienummer van de zorggebruiker, overeenkomstig artikel 12;3° het identificatienummer van de zorgverleners of hulpverleners die betrokken zijn bij de zorg, overeenkomstig artikel 12;4° het ondernemingsnummer van de voorziening, overeenkomstig artikel 12, 3°. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt, na positief advies van het Agentschap, voor elke categorie van actor in de zorg welke gegevens met welke categorieën van actoren in de zorg gedeeld worden. De gegevens die gedeeld worden, moeten: 1° op elektronische, uniforme en gestandaardiseerde wijze uit het individueel dossier of uit een ander dossier opgelegd krachtens een wet, decreet of ordonnantie betreffende een individuele zorggebruiker worden overgenomen;2° noodzakelijk zijn om in het kader van de gegevensdeling de efficiëntie, de effectiviteit en de kwaliteit van de zorg voor de zorggebruiker te maximaliseren. De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, nadere regels uitvaardigen over de inhoud en de vorm van de gegevens die in het elektronisch deelbaar dossier worden opgenomen, met het oog op de invoer en het gebruik van eenduidige gegevens in het netwerk om een continue en kwaliteitsvolle uitvoering van de zorg te bewerkstelligen.
De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ook regels uitvaardigen over de inhoud en de vorm van de gegevens die in het elektronisch deelbaar dossier worden opgenomen, om zorggebruikers rechten te laten genieten die voortvloeien uit de regelgeving over de Vlaamse sociale bescherming en de zorgverzekering op een zodanige wijze dat ze zo weinig mogelijk administratieve lasten veroorzaken voor de rechthebbende zorggebruiker en voor de actoren in de zorg.
Het Agentschap kan aanpassingen aan de procedures voor het gegevensbeheer door de administratie voorstellen aan de Vlaamse Regering om het elektronisch deelbaar dossier te verrijken met aanvullende gegevens van administratieve aard. § 3. De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepalen dat het elektronisch deelbaar dossier moet worden aangevuld met een onderdeel dat bestemd is voor de invoer van gegevens door de zorggebruiker. Dat onderdeel kan worden geraadpleegd door zorgverleners en hulpverleners, die al dan niet verbonden zijn aan een voorziening, rekening houdend met het gebruikers- en toegangsbeheer, vermeld in artikel 25, 2°, en het verwijzingsrepertorium, vermeld in artikel 25, 3°.
Art. 18.Iedere zorgverlener en iedere hulpverlener, die al dan niet verbonden is aan een voorziening, stelt via het netwerk de elektronisch deelbare dossiers ter beschikking die door hem beheerd worden, rekening houdend met de toestemming van de zorggebruiker, vermeld in artikel 22, het gebruikers- en toegangsbeheer, vermeld in artikel 25, 2°, en het verwijzingsrepertorium, vermeld in artikel 25, 3°. Die elektronisch deelbare dossiers kunnen geraadpleegd worden door andere zorgverleners en hulpverleners, die al dan niet verbonden zijn aan een voorziening, die een zorgrelatie hebben met de zorggebruiker, rekening houdend met de toestemming van de zorggebruiker, vermeld in artikel 22, het gebruikers- en toegangsbeheer, vermeld in artikel 25, 2°, en het verwijzingsrepertorium, vermeld in artikel 25, 3°.
De Vlaamse Regering bepaalt, na positief advies van het Agentschap, de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de elektronisch deelbare dossiers worden opgenomen in het verwijzingsrepertorium, vermeld in artikel 25, 3°.
Art. 19.Met behoud van de toepassing van andersluidende regelgeving, wordt het individuele of elektronisch deelbaar dossier bijgehouden gedurende een termijn van dertig jaar vanaf de laatste aanpassing van het dossier. Afdeling 5. - Rechten van de zorggebruiker bij de aanwending van de
gegevens
Art. 20.Voor de regels betreffende de rechten van de zorggebruiker inzake toegang, inzage en verzet gelden de bepalingen van de wet Verwerking Persoonsgegevens, de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en de regelgeving in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid.
Art. 21.De zorgverlener of hulpverlener brengt de zorggebruiker ervan op de hoogte dat er een individueel dossier en een elektronisch deelbaar dossier over hem wordt bijgehouden, overeenkomstig artikel 4 en 17.
De Vlaamse Regering kan na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verdere regels met betrekking tot het eerste lid uitwerken.
Art. 22.§ 1. Voor de toegang van actoren in de zorg tot het elektronisch deelbare dossier van de zorggebruiker is de schriftelijke toestemming van de zorggebruiker vereist. Die toestemming kan schriftelijk worden ingetrokken. De inhoud van de toestemming van de zorggebruiker blijft ongewijzigd doorheen de tijd als de toestemming niet wordt gewijzigd. De toestemming kan ook elektronisch worden gegeven of ingetrokken, indien deze elektronische toestemming dezelfde waarborgen biedt als een schriftelijke toestemming. Deze elektronische toestemming kan enkel worden toegepast na positief advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De schriftelijke of elektronische toestemming, vermeld in het eerste lid, moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 1, § 8, van de wet Verwerking Persoonsgegevens.
De schriftelijke of elektronische toestemming, vermeld in het eerste lid, geldt met behoud van de toepassing van de andere verwerkingsgronden, vermeld in artikel 7, § 2, van de wet Verwerking Persoonsgegevens. § 2. De minderjarige zorggebruiker geeft zelfstandig zijn toestemming, vermeld in paragraaf 1, op voorwaarde dat hij tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit.
De minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen.
De ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of zijn voogd oefenen de toestemming uit voor een minderjarige zorggebruiker die nog niet tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is. De minderjarige zorggebruiker wordt zoveel als mogelijk en in verhouding tot zijn begripsvermogen betrokken bij de toestemming. § 3. Bij een meerderjarige zorggebruiker wordt de toestemming, vermeld in paragraaf 1, verkregen overeenkomstig artikel 14 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. § 4. De zorggebruiker wordt actief geïnformeerd over zijn rechten in het kader van dit decreet. § 5. De Vlaamse Regering werkt, na positief advies van het Agentschap en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verdere regels met betrekking tot paragraaf 1 en 4 uit. De Vlaamse Regering kan, na positief advies van het Agentschap, een gedifferentieerde toestemming met betrekking tot individuele actoren in de zorg of categorieën van actoren in de zorg uitwerken.
Art. 23.Met behoud van de toepassing van andersluidende regelgeving, heeft de zorggebruiker het recht om te weten: 1° wie een elektronisch deelbaar dossier over hem bijhoudt, door zijn verwijzingsrepertorium te consulteren;2° wie welke soort gegevens over hem bijhoudt;3° wie op welk moment zijn gegevens heeft geraadpleegd. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de uitoefening van de rechten, bepaald in het eerste lid, en met betrekking tot de personen die de zorggebruiker kunnen bijstaan bij de uitoefening van zijn rechten, met behoud van de toepassing van de wet Verwerking Persoonsgegevens. Afdeling 6. - Beheer van het netwerk voor gegevensdeling tussen de
actoren in de zorg
Art. 24.Het netwerk wordt beheerd door het Agentschap.
Art. 25.Het Agentschap vervult voor het beheer van het netwerk minstens de volgende taken: 1° het verzekeren van de dagelijkse werking van het netwerk;2° het organiseren van de opmaak en het gebruik van het gebruikers- en toegangsbeheer met betrekking tot de individuele elektronisch deelbare dossiers die via het netwerk worden ontsloten, na machtiging van de afdeling Gezondheid van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, in samenspraak met de dienstenintegratoren en met vertegenwoordigers van de zorgverleners, de hulpverleners, de voorzieningen en de zorggebruikers;3° het organiseren van de opmaak en het gebruik van een verwijzingsrepertorium waarbij wordt aangeduid welke zorgverleners, hulpverleners en voorzieningen welk type gegevens bewaren met betrekking tot welke zorggebruikers, na machtiging van de afdeling Gezondheid van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, in samenspraak met de dienstenintegratoren en met vertegenwoordigers van de zorgverleners, de hulpverleners, de voorzieningen en de zorggebruikers;4° het verzekeren van de optimale gegevensdeling tussen het Agentschap, de zorgverleners, de hulpverleners, de voorzieningen en de dienstenintegratoren;5° het formuleren van adviezen voor een verdere optimalisering van het netwerk;6° het adviseren aan de Vlaamse Regering met betrekking tot het vastleggen en verzekeren van een gecoördineerd veiligheidsbeleid en -beheer voor het netwerk ten behoeve van de zorggebruiker;7° het overleggen en samenwerken met de toezichtcommissie en de bevoegde sectorale comités. Het Agentschap kan, als dat nog niet door de dienstenintegrator, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 1°, is gebeurd, nagaan of softwarepakketten voor het beheer van elektronisch deelbare dossiers voldoen aan de vastgelegde ICT-gerelateerde functionele of technische normen, standaarden, specificaties, en basisarchitectuur, en die softwarepakketten registreren. Het Agentschap bepaalt daarvoor, na goedkeuring van het ontwerp door de Vlaamse Regering, de nadere regels. Afdeling 7. - Controle
Art. 26.De Vlaamse Regering kan de controle regelen op de verplichtingen die in dit hoofdstuk worden opgelegd. HOOFDSTUK 4. - Oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Samenwerking rond Gegevensdeling tussen de Actoren in de Zorg" Afdeling 1. - Oprichting
Art. 27.Er wordt een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid opgericht als vermeld in artikel 13 van het Kaderdecreet. Het agentschap draagt als naam "Vlaams Agentschap voor Samenwerking rond Gegevensdeling tussen de Actoren in de Zorg".
De Vlaamse Regering bepaalt de vestigingsplaats van het Agentschap en bepaalt tot welk homogeen beleidsdomein het Agentschap behoort.
De bepalingen van het Kaderdecreet zijn van toepassing op het Agentschap, met uitzondering van artikel 4, § 2, 1°. Afdeling 2. - Missie, taken en bevoegdheden
Art. 28.Het Agentschap heeft als missie het bevorderen en regelen van de samenwerking op het vlak van gegevensdeling, zowel tussen de actoren in de zorg met het oog op de verbetering van de kwaliteit van zorg, als tussen actoren in de zorg en de administratie om zorggebruikers op een administratief vereenvoudigde wijze rechten te laten genieten die voortvloeien uit de regelgeving inzake de Vlaamse sociale bescherming en de zorgverzekering.
De missie wordt volbracht met de nodige waarborgen op het vlak van informatieveiligheid, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de zorggebruikers, de zorgverleners en de hulpverleners en met respect voor het beroepsgeheim.
Art. 29.Het Agentschap vervult minstens de volgende taken: 1° het ontwikkelen van een visie en een strategie voor een effectieve, efficiënte en goed beveiligde gegevensdeling tussen de actoren in de zorg;2° het vastleggen van nuttige ICT-gerelateerde functionele en technische normen, standaarden en specificaties en basisarchitectuur ter ondersteuning van de visie en strategie;3° het beheren van het netwerk, zoals bepaald in artikel 25;4° het vertegenwoordigen van het beleidsdomein, bevoegd voor het gezondheids- of welzijnsbeleid, in beleidsdomeinoverschrijdende overleg- en beheersorganen voor gegevensdeling, overeenkomstig de voorwaarden, zoals vastgelegd door de beleidsraad van het beleidsdomein, bevoegd voor het gezondheids- of welzijnsbeleid;5° het sluiten van overeenkomsten;6° het regelen van de gegevensdeling waarbij het Agentschap onder andere beslist welke authentieke gegevensbronnen moeten worden gebruikt, met behoud van de toepassing van artikel 3 en 4 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.Voor Vlaamse authentieke gegevensbronnen die persoonsgegevens bevatten wordt het advies van de toezichtcommissie gevraagd; 7° het opstellen van de legislatuurrapportage van de door het Agentschap gerealiseerde vorderingen aan het Vlaams Parlement.
Art. 30.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om, in het raam van de missie en de taken van het Agentschap, bijzondere opdrachten aan het Agentschap toe te wijzen.
Art. 31.Het Agentschap is gerechtigd alle activiteiten te verrichten die rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de verwezenlijking van de missie, de taken en de bijzondere opdrachten. Afdeling 3. - Bestuur en werking
Art. 32.Het Agentschap wordt bestuurd door een raad van bestuur, samengesteld uit tweeëntwintig leden met aantoonbare deskundigheid, met inbegrip van een voorzitter en een ondervoorzitter, en met behoud van de toepassing van artikel 18, § 2, van het Kaderdecreet, van wie: 1° vier vertegenwoordigers van voorzieningen;2° vier vertegenwoordigers van zorggebruikers;3° vier vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverleners die binnen voorzieningen werken, waaronder minstens één vertegenwoordiger van de artsen;4° vier vertegenwoordigers van zorgverleners en hulpverleners die buiten voorzieningen werken, waaronder minstens twee vertegenwoordigers van de artsen;5° twee vertegenwoordigers van de sociale partners;6° twee vertegenwoordigers van de ziekenfondsen;7° twee vertegenwoordigers van de zorgkassen. Met behoud van de toepassing van artikel 21 van het Kaderdecreet moet de kandidaat aan de volgende voorwaarden voldoen om tot lid benoemd te kunnen worden en lid te kunnen blijven: 1° de burgerlijke en politieke rechten genieten;2° geen lid zijn van de toezichtcommissie of een bevoegd sectoraal comité;3° niet betrokken zijn bij de productie van gecommercialiseerde ICT-software of -hardware. Aan de raad van bestuur kan een vertegenwoordiger van het eHealth-platform en van de Vlaamse Dienstenintegrator deelnemen. Deze vertegenwoordigers hebben een raadgevende stem.
Art. 33.De raad van bestuur van het Agentschap beslist met een tweederdemeerderheid en functioneert overeenkomstig de regels die gelden voor beraadslagende organen.
Art. 34.De raad van bestuur van het Agentschap vertegenwoordigt het Agentschap in rechte en in feite.
De raad van bestuur is, met behoud van de toepassing van de bevoegdheden die toegewezen zijn aan de gedelegeerd bestuurder van het Agentschap, bevoegd voor het beheer van het Agentschap in de meest ruime zin, tenzij het in dit decreet anders is bepaald.
De raad van bestuur bepaalt in een reglement van inwendige orde de bevoegdheden die gedelegeerd worden aan de gedelegeerd bestuurder en de voorwaarden van die delegatie. Alleen de volgende bevoegdheden kan de raad van bestuur niet op algemene wijze delegeren: 1° de strategische doelstellingen van het Agentschap bepalen;2° de beheersovereenkomst sluiten;3° de begroting opstellen;4° de algemene rekening vaststellen;5° de bevoegdheden die door de rechtspositieregeling van het personeel worden toegewezen aan de raad van bestuur. De raad van bestuur regelt in het reglement van inwendige orde zijn eigen werking. Het goedgekeurde of gewijzigde reglement wordt door de raad van bestuur ter bekrachtiging voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Het reglement treedt in werking na de bekrachtiging door de Vlaamse Regering. Als de Vlaamse Regering het reglement niet bekrachtigt of niet afwijst binnen drie maanden na de verzending ervan, treedt het reglement automatisch in werking.
Art. 35.De Vlaamse Regering stelt een gedelegeerd bestuurder aan die belast is met het dagelijks bestuur van het Agentschap. De gedelegeerd bestuurder woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij met raadgevende stem.
Art. 36.De regeringsafgevaardigde, aangesteld bij besluit van de Vlaamse Regering op voordracht van de bevoegde minister onder wie het Agentschap zal ressorteren, brengt ook verslag uit aan de minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake informatie- en communicatietechnologie in de Vlaamse administratie en voor het e-government. Afdeling 4. - Overlegcomité
Art. 37.Bij het Agentschap worden overlegcomités opgericht. Een overlegcomité staat de raad van bestuur bij met betrekking tot specifieke aspecten van gegevensdeling. Een overlegcomité kan initiatieven voorstellen ter bevordering en ter bestendiging van elektronische dienstverlening aan de actoren in de zorg en de zorggebruikers, en alle maatregelen voorstellen die kunnen bijdragen tot een veilige en vertrouwelijke behandeling van persoonsgegevens of tot een administratieve vereenvoudiging voor de actoren in de zorg en de zorggebruikers.
De raad van bestuur kan alleen gemotiveerd afwijken van het advies van een overlegcomité.
Art. 38.De Vlaamse Regering keurt, na advies van het Agentschap, de samenstelling van het overlegcomité goed en omschrijft, zo nodig, nader zijn bevoegdheden, bepaalt de nadere regels voor zijn werking en benoemt zijn voorzitter.
Er worden minstens twee overlegcomités opgericht: 1° een overlegcomité dat bevoegd is voor de gegevensdeling van persoonsgegevens met het oog op een continue en kwaliteitsvolle verstrekking van zorg;2° een overlegcomité dat bevoegd is voor de gegevensdeling met het oog op het genot van de rechten die voortvloeien uit de regelgeving over de sociale bescherming, waarin ook de administratie wordt opgenomen. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de vergoeding van de leden van het overlegcomité en van de deskundigen op wie een beroep wordt gedaan. Afdeling 5. - Financiële middelen
Art. 39.Het Agentschap kan beschikken over de volgende ontvangsten: 1° dotaties;2° leningen;3° fiscale heffingen als die bij decreet toegewezen worden aan het Agentschap;4° retributies als die bij decreet toegewezen worden aan het Agentschap;5° ontvangsten die voortvloeien uit daden van beheer of beschikking met betrekking tot eigen domeingoederen;6° schenkingen en legaten in speciën;7° inkomsten uit eigen participaties en uit leningen die het Agentschap verstrekt aan derden;8° opbrengsten uit de verkoop van eigen participaties;9° de subsidies waarvoor het Agentschap als begunstigde in aanmerking komt;10° de terugvorderingen van ten onrechte gedane uitgaven;11° vergoedingen voor prestaties aan derden, volgens de voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst;12° de opbrengst van sponsoring. Tenzij het anders is bepaald in een decreet, worden de ontvangsten, vermeld in het eerste lid, beschouwd als ontvangsten die bestemd zijn voor de gezamenlijke uitgaven.
Het Agentschap kan schenkingen of legaten aanvaarden. De gedelegeerd bestuurder beoordeelt vooraf de opportuniteit en de risico's van de aanvaarding.
Art. 40.Het Agentschap wordt gemachtigd om een reservefonds aan te leggen. In de begroting situeert het reservefonds zich op het niveau van de totaliteit van het Agentschap.
Het Agentschap mag de middelen in het reservefonds voor de volgende taken aanwenden: 1° voor de taken, vermeld in artikel 29, en voor de bijzondere opdrachten die de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 30 aan het Agentschap opdraagt;2° voor het verwerven en beheren van patrimonium dat wordt aangewend voor de realisatie van de taken, vermeld in artikel 29, en voor de bijzondere opdrachten die de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 30 aan het Agentschap opdraagt. Het spijzen van het reservefonds is afhankelijk van een machtiging door het Vlaams Parlement in de jaarlijkse begroting. Die machtiging kan alleen betrekking hebben op het deel van de uitgavenkredieten dat in de begroting aan het Agentschap wordt toegekend en dat in het begrotingsjaar zelf niet wordt aangewend. Afdeling 6. - Coördinatie
Art. 41.§ 1. De Vlaamse Regering wordt ermee belast de bestaande wets- en decreetbepalingen te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet en van het Kaderdecreet.
De besluiten die krachtens deze paragraaf worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben als ze niet bij decreet zijn bekrachtigd negen maanden na de datum van de inwerkingtreding ervan. De bekrachtiging werkt terug tot die laatste datum.
De bevoegdheid, vermeld in deze paragraaf, die aan de Vlaamse Regering wordt opgedragen, vervalt negen maanden na de inwerkingtreding van dit decreet. Na die datum kunnen de besluiten die krachtens deze paragraaf zijn vastgesteld en zijn bekrachtigd, alleen bij een decreet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven. § 2. De Vlaamse Regering kan de bepalingen van de decreten betreffende het Agentschap coördineren, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht, tot het tijdstip van de coördinatie. Daartoe kan ze: 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw nummeren en vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen. De coördinatie treedt pas in werking nadat ze bij decreet is bekrachtigd.
Art. 42.De Vlaamse Regering stelt aan het Agentschap onroerende goederen ter beschikking om zijn taken te vervullen. Ze kan nadere regels bepalen voor die terbeschikkingstelling. HOOFDSTUK 5. - Oprichting van het personenregister WVG
Art. 43.Er wordt een personenregister opgericht, hierna "Personenregister WVG" te noemen, dat de volgende gegevens bevat: 1° de informatiegegevens, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 10°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen;2° het identificatienummer van het Rijksregister, als het om gegevens gaat die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die in het Rijksregister opgenomen is;3° het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, vermeld in de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, als het om gegevens gaat die betrekking hebben op een natuurlijke persoon die niet in het Rijksregister opgenomen is. De administratie gebruikt het Personenregister WVG ter uitvoering van haar reglementaire taken, na machtiging door het Sectoraal comité van het Rijksregister.
De actoren in de zorg kunnen het Personenregister WVG, na machtiging door het Sectoraal comité van het Rijksregister, gebruiken om hun taken uit te voeren.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden met betrekking tot het Personenregister WVG. De verantwoordelijke voor de verwerking van het Personenregister WVG is het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gaat voor elke toegang tot het Personenregister WVG na of de betrokken actor hiertoe gemachtigd is.
Het gebruik van het Personenregister WVG wordt elke vijf jaar geëvalueerd. Deze evaluatie gebeurt na het inwinnen van het advies van de toezichtcommissie, het Sectoraal Comité van het Rijksregister en de Vlaamse Dienstenintegrator. Indien deze adviezen unaniem negatief zijn, wordt het Personenregister WVG afgeschaft. De Vlaamse Regering beslist bij tegenstrijdige adviezen over het voortbestaan van het Personenregister WVG. HOOFDSTUK 6. - Administratieve sancties
Art. 44.§ 1. De erkenning die door de Vlaamse Gemeenschap verleend is aan een voorziening, kan door de erkennende instantie geschorst of ingetrokken worden als de opdrachten of verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, niet vervuld of niet nageleefd worden door de betrokken voorziening.
De aanwijzing als dienstenintegrator kan door de Vlaamse Regering worden geschorst of vervallen worden verklaard als de dienstenintegrator de opdrachten of verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, niet naleeft. § 2. De subsidie, verkregen in het kader van het gezondheids- of welzijnsbeleid, kan door de subsidiërende instantie worden ingehouden of teruggevorderd als een voorziening de opdrachten of verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, niet vervult of niet naleeft. § 3. Het Agentschap kan aan een voorziening die de opdrachten of verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, niet vervult of niet naleeft, een administratieve geldboete van 100 tot 100.000 euro opleggen. Het Agentschap kan aan een zorgverlener of een hulpverlener die de opdrachten of verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, niet vervult of niet naleeft, een administratieve geldboete van 100 tot 40.000 euro opleggen. Daarnaast kan het Agentschap een zorgverlener, een hulpverlener of een voorziening de toegang tot het netwerk ontzeggen. Die sancties kunnen worden opgelegd boven op de sanctie, vermeld in paragraaf 1 en 2, en kunnen ook elk als aparte sanctie worden opgelegd.
Het bedrag van de opgelegde geldboete wordt vastgesteld met inachtneming van het aantal en de ernst van de inbreuken.
Als een zorgverlener, een hulpverlener of een voorziening de opgelegde administratieve geldboete niet tijdig betaalt, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die een dwangbevel kunnen geven en uitvoerbaar kunnen verklaren. Een dwangbevel wordt betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.
De vordering tot nietigverklaring van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar vanaf de dag waarop ze is ontstaan.
De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. § 4. De administratieve sanctie, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3, kan pas worden opgelegd nadat: 1° de betrokkene van de erkennende instantie, in geval van paragraaf 1, de subsidiërende instantie, in geval van paragraaf 2, of het Agentschap, in geval van paragraaf 3, een schriftelijke aanmaning heeft ontvangen om zijn verplichtingen na te komen.De aanmaning kan ook elektronisch verstuurd worden; 2° de betrokkene vervolgens zijn verplichtingen niet is nagekomen binnen de door de administratie bepaalde termijn;3° de betrokkene vervolgens door de instantie, vermeld in 1°, is uitgenodigd om te worden gehoord. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de procedure voor het opleggen van een administratieve sanctie als vermeld in dit artikel. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 45.In artikel 4, § 1, 2°, van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof worden tussen de woorden "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen" en de woorden "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding" de woorden "Vlaams Agentschap voor Samenwerking rond Gegevensdeling tussen de Actoren in de Zorg" ingevoegd.
Art. 46.§ 1. Het decreet van 16 juni 2006 betreffende het gezondheidsinformatiesysteem, gewijzigd bij het decreet van 18 juli 2008, wordt opgeheven. § 2. Artikel 26 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 26.De Vlaamse Regering brengt drie jaar na de inwerkingtreding van artikel 17 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg aan het Vlaams Parlement verslag uit over de toepassing van dit decreet en het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg, in voorkomend geval met toevoeging van aanbevelingen die kunnen leiden tot een decretaal initiatief of tot andere maatregelen voor een passende uitvoering van beide voornoemde decreten. Het verslag is gebaseerd op een evaluatieverslag van alle betrokken dienstenintegratoren, een evaluatieverslag van het Agentschap, vermeld in artikel 27 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de organisatie van het netwerk voor de gegevensdeling tussen de actoren in de zorg, een evaluatieverslag van de Vlaamse toezichtcommissie en een verslag van het coördinatiecomité, vermeld in artikel 20.".
Art. 47.De Vlaamse Regering stelt voor elke bepaling van dit decreet, met uitzondering van artikelen 43 en 46, § 2, de datum van inwerkingtreding vast.
Artikelen 43 en 46, § 2, treden in werking op de tiende dag na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 25 april 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin J. VANDEURZEN _______ Nota (1) Zitting 2013-2014 Stukken.- Ontwerp van decreet: 2430 - Nr. 1. - Amendement: 2430 - Nr. 2. - Verslag: 2430 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering: 2430 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming: Vergadering van 23 april 2014.