gepubliceerd op 22 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
7 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 18, § 3;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002, en artikel 117;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, inzonderheid op de artikelen 93 tot 97, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003;
Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité van het sociaal statuut der zelfstandigen, gegeven op 7 september 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 maart 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2007;
Gelet op het advies nr. 42.671/1 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 93 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 93.Het tijdvak van moederschapsrust is een rustperiode van acht of negen weken wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien, tijdens dewelke de gerechtigde noch haar normale beroepsactiviteit noch enige andere beroepsactiviteit mag uitoefenen.
De voorbevallingsrust neemt een aanvang ten vroegste vanaf de derde week en ten laatste vanaf de zevende dag vóór de vermoedelijke bevallingsdatum.
De nabevallingsrust neemt een aanvang vanaf de dag van de bevalling en strekt zich uit over een tijdvak dat overeenstemt met het saldo van de periode van acht weken of negen weken wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt, waarvan het tijdvak van voorbevallingsrust in mindering wordt gebracht.
Het tijdvak van moederschapsrust van acht of negen weken mag naar keuze van de vrouwelijke zelfstandige of meewerkende echtgenote, beperkt worden tot een periode van zes of zeven weken of tot een periode van zeven of acht weken in geval van een geboorte van een meerling. »
Art. 2.Artikel 94, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het bedrag van de moederschapsuitkering bedraagt 302,18 EUR voor elke week beoogd in artikel 93.
Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100).
Het bedrag van de moederschapsuitkering toegekend aan de gerechtigde is het bedrag zoals het is aangepast op de eerste dag van het tijdvak van moederschapsrust.
Art. 3.Artikel 95, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, wordt vervangen als volgt : « De aanvraag moet de weken vermelden gedurende dewelke de gerechtigde haar moederschapsrust wenst op te nemen, ten vroegste vanaf de derde week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van een medisch getuigschrift dat vermeldt dat de bevalling normaal zal plaats hebben gevonden op het einde van de aangevraagde rustweken. De gerechtigde moet nadien een uittreksel uit de geboorteakte bezorgen of een medisch getuigschrift dat de bevalling bevestigt. »
Art. 4.Artikel 96 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 96.De moederschapsuitkering wordt door de verzekeringsinstelling in één keer betaald uiterlijk één maand na de laatste week van de in artikel 93 beoogde moederschapsrust. »
Art. 5.In artikel 97 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 januari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « van het tijdvak van moederschapsrust bedoeld in artikel 93 » vervangen door de woorden « van de moederschapsrustweken bedoeld in artikel 93 »;2° in het tweede lid worden de woorden « voor de periode bedoeld in artikel 93 » vervangen door de woorden « voor de moederschapsrustweken bedoeld in artikel 93 ».
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007.
Art. 7.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juni 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE