gepubliceerd op 24 mei 2007
Koninklijk besluit houdende coördinatie van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad
30 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende coördinatie van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juni 1961 betreffende de coördinatie en codificatie van wetten, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op artikel 102, § 2, 9° van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen dat bepaalt dat « in het kader van de uitvoering van de in § 1 vermelde verordeningen en richtlijnen kan de Koning onder meer maatregelen nemen om de artikelen van dezelfde wet te coördineren, te hernummeren en de hoofdstukken te reorganiseren »;
Gelet op de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bepalingen van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, worden gecoördineerd volgens de bij dit besluit gevoegde tekst.
Art. 2.De coördinatie heeft als opschrift : « Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 21 april 2007 ».
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 31 augustus 2007.
Art. 4.De Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
Bijlage Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, gecoördineerd op 30 april 2007 HOOFDSTUK I. - Benaming - Doel
Artikel 1.Er wordt een Instituut van de Bedrijfsrevisoren opgericht, bekleed met rechtspersoonlijkheid. De zetel van het Instituut is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° bedrijfsrevisor natuurlijke persoon : een natuurlijke persoon ingeschreven in het openbaar register van het Instituut;2° bedrijfsrevisorenkantoor : een rechtspersoon of een andere entiteit met om het even welke rechtsvorm ingeschreven in het openbaar register van het Instituut, andere dan een natuurlijke persoon;3° bedrijfsrevisor : een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon of een bedrijfsrevisorenkantoor, ingeschreven in het openbaar register van het Instituut;4° wettelijke auditor : een natuurlijke persoon, die de toelating heeft om in een Lidstaat van de Europese Unie het beroep van wettelijke auditor in de zin van de Richtlijn 2006/43/EG uit te oefenen;5° auditkantoor : een entiteit, andere dan een natuurlijke persoon, die de toelating heeft om in een Lidstaat van de Europese Unie het beroep van wettelijke auditor in de zin van de Richtlijn 2006/43/EG uit te oefenen;6° auditor of auditorganisatie van een derde land : een natuurlijke persoon of een entiteit met om het even welke rechtsvorm, andere dan een natuurlijke persoon, die de controle uitvoert van de enkelvoudige jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming met statutaire zetel in een derde land;7° organisaties van openbaar belang : de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van het Wetboek van vennootschappen, de kredietinstellingen in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 2 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen;8° netwerk : de grotere structuur die op samenwerking is gericht en waartoe een bedrijfsrevisor behoort, en die duidelijk is gericht op winst- of kostendeling, of het delen van gemeenschappelijke eigendom, zeggenschap of bestuur, een gemeenschappelijk beleid en procedures inzake kwaliteitsbeheersing heeft, een gemeenschappelijke bedrijfsstrategie, het gebruik van een gemeenschappelijke merknaam of een aanzienlijk deel van de bedrijfsmiddelen;9° internationale controlestandaarden : de International Standards on Auditing zoals goedgekeurd door de Europese Commissie en de daarmee verband houdende standaarden, voorzover deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn;10° Instituut : het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;11° Raad : de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;12° derde land : land dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie;13° tuchtinstanties : de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep;14° vennoot : de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit inbrengt in een bedrijfsrevisorenkantoor;15° aandeelhouder : een persoon die participeert in het kapitaal van een bedrijfsrevisorenkantoor;16° wettelijke controle van jaarrekeningen : een controle van een jaarrekening of een geconsolideerde jaarrekening bedoeld in titel VII van Boek IV van het Wetboek van vennootschappen betreffende « de controle van de jaarrekening en van de geconsolideerde jaarrekening »;17° revisorale opdracht : onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze wet, elke opdracht die ertoe strekt een deskundig oordeel te geven over de getrouwheid en de waarachtigheid van een jaarrekening, van een tussentijdse financiële staat, van een waardering of van andere economische en financiële informatie, verschaft door een onderneming of instelling;dit begrip omvat eveneens de ontleding en de verklaring van de economische en financiële inlichtingen aan de leden van de ondernemingsraad; 18° Hoge Raad voor de Economische Beroepen : de Hoge Raad voor de Economische Beroepen bedoeld in artikel 54 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;19° Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris : het Comité bedoeld in artikel 133, § 10 van het Wetboek van vennootschappen;20° Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen : de Commissie bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;21° verbonden entiteit van een bedrijfsrevisorenkantoor : een entiteit met om het even welke rechtsvorm die met een bedrijfsrevisorenkantoor verbonden is in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen;22° groepsauditor : de commissaris of de bedrijfsrevisor die overeenkomstig artikel 146 van het Wetboek van vennootschappen belast is met de controle van de geconsolideerde jaarrekening.
Art. 3.Het Instituut heeft als doel te waken over de opleiding en te voorzien in de bestendige organisatie van een korps specialisten die bekwaam zijn de functie van bedrijfsrevisor te vervullen zoals deze bepaald wordt in artikel 4, met al de vereiste waarborgen in zake bevoegdheid, onafhankelijkheid en beroepseerlijkheid en toezicht uit te oefenen op de behoorlijke uitvoering van aan de bedrijfsrevisoren toevertrouwde opdrachten. HOOFDSTUK II. - De bedrijfsrevisoren, hun inschrijving in het openbaar register van het Instituut en de bescherming van hun titel
Art. 4.De bedrijfsrevisor heeft als hoofdtaak alle opdrachten uit te voeren die bij of krachtens de wet aan de bedrijfsrevisoren uitsluitend zijn toevertrouwd en op algemene wijze, alle revisorale opdrachten te vervullen met betrekking tot financiële overzichten, verricht met toepassing van of krachtens de wet.
Art. 5.De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere natuurlijke persoon die er om verzoekt en aan de volgende eisen voldoet : 1° onderdaan zijn van een Lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of zijn woonplaats hebben in België;in de veronderstelling dat een persoon zijn woonplaats niet in België heeft, dient hij er te beschikken over een vestiging; 2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;3° niet beroofd geweest zijn van de burgerlijke en politieke rechten, niet in staat van faillissement verklaard geweest zijn zonder eerherstel te hebben bekomen en geen zelfs voorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste drie maand hebben opgelopen voor een van de strafbare feiten vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, voor een inbreuk op de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, voor een inbreuk op het Wetboek van vennootschappen, op de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, hun uitvoeringsbesluiten, op de fiscale wetgeving of op buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben; 4° in het bezit zijn van een masterdiploma afgeleverd door een Belgische universiteit of een Belgische hogeschool van het lange type en van universitair niveau.De Koning bepaalt de voorwaarden op grond waarvan een buitenlands diploma of een bepaalde ervaring als gelijkwaardig worden erkend, in voorkomend geval na het slagen in een examen over de materies van het Belgisch recht die van belang zijn voor de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor; 5° de bij het stagereglement ingerichte stage hebben beëindigd, geslaagd zijn voor een bekwaamheidsexamen, waarvoor de Koning het programma en de voorwaarden bepaalt;6° bij de inschrijving op het openbaar register van het Instituut, en uiterlijk twaalf maanden na de datum van toelating tot de eed door de Raad, voor het Hof van Beroep van Brussel de volgende eed afleggen in het Nederlands :« Ik zweer trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk, en ik zweer de opdrachten, die mij als bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten getrouw te vervullen.» of in het Frans : « Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du peuple belge, et je jure de remplir fidèlement, en âme et conscience, les missions qui me seront confiées en qualité de réviseur d'entreprises. » of ook nog voor het Hof van Beroep van Luik de volgende eed in het Duits : « Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes und ich schwöre die mir als Wirtschaftsprüfer erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich zu erfüllen. » De personen van vreemde nationaliteit leggen voor het Hof van Beroep van Brussel de volgende eed af in het Nederlands : « Ik zweer de opdrachten, die mij als bedrijfsrevisor zullen worden toevertrouwd, in eer en geweten, getrouw en volgens de voorschriften van de Belgische wet, te vervullen. » of in het Frans : « Je jure de remplir fidèlement, en âme et conscience, selon les prescriptions de la loi belge, les missions qui me seront confiées en qualité de réviseur d'entreprises. » of ook nog voor het Hof van Beroep van Luik de volgende eed in het Duits : « Ich schwöre die mir als Wirtschaftsprüfer erteilten Aufträge auf Ehre und Gewissen, getrau und ehrlich und gemäss den Vorschriften des belgischen Gesetzes zu erfüllen. »; 7° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn;8° verbonden zijn met een bedrijfsrevisorenkantoor of over een organisatie beschikken die toelaat onderhavige wet en zijn uitvoeringsbesluiten na te leven.
Art. 6.§ 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad toegekend aan iedere rechtspersoon of een andere entiteit met om het even welke rechtsvorm, met zetel in een Lidstaat van de Europese Unie, die de volgende voorwaarden vervult : 1° de natuurlijke personen die de wettelijke controle van jaarrekeningen namens het auditkantoor uitvoeren, moeten de hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben;2° de meerderheid van de stemrechten is in het bezit van auditkantoren en/of van wettelijke auditors;3° de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan is samengesteld uit auditkantoren en/of wettelijke auditors.Wanneer het bestuursorgaan slechts uit twee leden bestaat, moet ten minste één van hen een auditkantoor of een wettelijke auditor zijn. Wanneer een auditkantoor lid is van het bestuursorgaan, wordt dit kantoor vertegenwoordigd, overeenkomstig artikel 132 van het Wetboek van vennootschappen, door een natuurlijke persoon die erkend is als wettelijke auditor. § 2. Bij wijze van uitzondering op § 1 kan de rechtspersoon of een andere entiteit met om het even welke rechtsvorm niet worden toegelaten als bedrijfsrevisor, indien, naar het oordeel van de Raad, de betrouwbaarheid in het gedrang is gebracht naar aanleiding van één van de volgende elementen of gelijkaardige elementen : 1° de rechtspersoon of een andere entiteit met om het even welke rechtsvorm werd failliet verklaard, heeft een gerechtelijk akkoord verkregen, werd gerechtelijk ontbonden of heeft het voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige gerechtelijke of administratieve maatregel in België of in het buitenland; 2° de rechtspersoon of de entiteit met om het even welke rechtsvorm, heeft het voorwerp uitgemaakt van een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke veroordeling die in kracht van gewijsde is gegaan, in toepassing van de wetten en besluiten bedoeld in artikel 5, 3°, van ten minste 1.500 euro, zelfs met uitstel, of van een definitieve straf in het buitenland die daar voor een auditkantoor het verlies van deze hoedanigheid met zich meebrengt; 3° de benaming, het doel of andere statutaire clausules van de rechtspersoon of van een andere entiteit met om het even welke rechtsvorm kunnen aanleiding zijn voor derden om zich te vergissen wat de hoedanigheid van bedrijfsrevisor of andere eigenschappen van de rechtspersoon of van de entiteit betreft;4° één van haar vennoten of één van de leden van het bestuursorgaan bevindt zich in één van in artikel 5, 3° bedoelde situaties, tenzij binnen de maand van de ingebrekestelling door de Raad de betrokken persoon ontslag neemt als vennoot en/of als lid van het bestuursorgaan, naargelang het geval.
Art. 7.§ 1. Aan de natuurlijke personen van derde landen wordt, op hun schriftelijk, gehandtekend en aan het Instituut gericht verzoek, de hoedanigheid van bedrijfsrevisor toegekend, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° onderdaan zijn van een Staat die aan Belgische bedrijfsrevisoren op zijn grondgebied het voordeel van de wederkerigheid toekent wat de toelating tot het beroep betreft;2° ten minste vijfentwintig jaar oud zijn;3° voldoen aan de eisen bepaald in artikel 5, 4° en 5°, van de wet en in het koninklijk besluit te nemen in uitvoering van artikel 29 betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor;4° noch in België noch in het land waar zij gemachtigd zijn de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren, in staat van faillissement zijn verklaard zonder eerherstel te hebben bekomen of er veroordeeld zijn tot straffen die het verbod meebrengen om een beroepsactiviteit, die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor, uit te oefenen;5° zich ertoe verbinden in België een vestiging te houden waar de beroepsactiviteit effectief zal uitgeoefend worden en waar de ermee samenhangende akten, documenten en briefwisseling zullen bewaard worden;6° voor het Hof van Beroep van Brussel of van Luik, de eed afleggen bepaald in artikel 5, 6°, van de wet;7° zich ertoe verbinden alle deontologische verplichtingen na te leven die op de bedrijfsrevisoren van toepassing zijn;8° ten hoogste vijfenzestig jaar oud zijn. § 2. Aan de entiteiten, andere dan een natuurlijke persoon, naar het recht van derde landen, wordt op hun schriftelijk, gehandtekend en aan het Instituut gericht verzoek de hoedanigheid van bedrijfsrevisor toegekend indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° alle vennoten, evenals de zaakvoerders en bestuurders, moeten gemachtigd zijn in de Staat waar zij hun hoofdvestiging hebben, om de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren;indien de vennoot een rechtspersoon is, is dezelfde voorwaarde van toepassing op de vennoten van deze laatste; 2° hun zetel en hun hoofdvestiging hebben in een Staat die aan de Belgische bedrijfsrevisoren op zijn grondgebied het voordeel van de wederkerigheid toekent wat de toelating tot het beroep betreft;zij moeten er gemachtigd zijn om in die Staat de wettelijke controle op de financiële staten van ondernemingen uit te voeren; 3° opgericht zijn in een vorm, onder een statuut en onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die waaronder de bedrijfsrevisoren zich in België kunnen verenigen;zij verbinden zich ertoe, voor het uitoefenen in België van hun activiteiten als bedrijfsrevisor, zich te doen kennen onder een firma die enkel de naam mag bevatten van een of meerdere natuurlijke personen, die vennoot, zaakvoerder of bestuurder zijn of de naam van één of meer natuurlijke personen die de hoedanigheid van vennoot hebben gehad; 4° tenminste één bestuurder of zaakvoerder moet bedrijfsrevisor zijn en moet belast zijn met het bestuur van de vestiging in België;indien meerdere personen met dit bestuur zijn belast, moet de meerderheid ervan bedrijfsrevisor zijn; 5° alle vennoten, bestuurders of zaakvoerders die gewoonlijk hun beroepsactiviteit in België uitoefenen moeten bedrijfsrevisor zijn;6° zich ertoe verbinden in België een vestiging te houden waar de beroepsactiviteit effectief zal uitgeoefend worden en waar de daarmee samenhangende akten, documenten en briefwisseling zullen bewaard worden;7° zich ertoe verbinden in België rechtstreeks of zijdelings geen activiteiten uit te oefenen die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;8° zich ertoe verbinden artikel 132 van het Wetboek van vennootschappen te eerbiedigen, telkens een controleopdracht hen in België wordt toevertrouwd. § 3. In uitvoering van de internationale verdragen waarbij België partij is op voorwaarde van wederkerigheid stelt de Koning, na advies van de Raad en van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, de modaliteiten vast voor de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor aan de auditors of auditorganisaties van een derde land alsook de regels inzake het publiek toezicht, de kwaliteitscontrole en het toezicht op deze personen. § 4. De Koning stelt eveneens de regels vast voor de inschrijving in het openbaar register als auditor of auditorganisatie van een derde land en voor het publiek toezicht, de kwaliteitscontrole en het toezicht op de auditors en auditorganisaties van een derde land, die een controleverklaring afleveren betreffende de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een vennootschap die haar statutaire zetel buiten de Europese Gemeenschap heeft en waarvan de effecten in België zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, eerste lid, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, behalve indien de vennootschap alleen een emittent is van effecten die in een lidstaat zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2004/109/EG, met een nominale waarde per eenheid van ten minste 50.000 euro of, in het geval van effecten die in een andere munteenheid luiden, op de dag van uitgifte equivalent aan ten minste 50.000 euro.
Art. 8.§ 1. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt door de Raad ingetrokken wanneer aan de voorwaarden voor de toekenning van deze hoedanigheid met uitzondering van de voorwaarde bepaald in artikel 5, 7° niet meer is voldaan of wanneer diens betrouwbaarheid ernstig in het gedrang is gekomen overeenkomstig artikel 5, 3°, in geval van een natuurlijke persoon of artikel 6, § 1, 2° en 3° en § 2, in geval van een rechtspersoon of een andere entiteit ongeacht haar rechtsvorm. De Raad kan de hoedanigheid van bedrijfsrevisor slechts intrekken na de betrokkene te hebben uitgenodigd om zijn opmerkingen te laten geworden binnen een termijn die niet minder mag zijn dan vijftien dagen. De Raad motiveert zijn beslissing.
Tegen die beslissing kan beroep worden ingesteld bij de Commissie van Beroep. Het beroep wordt binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing van de Raad ingeleid bij de Commissie van Beroep. De artikelen 64, tweede paragraaf en 66 van de wet zijn van toepassing. § 2. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt ingetrokken op de zevenenzestigste verjaardag van bedrijfsrevisoren natuurlijke personen. § 3. De hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt ingetrokken wanneer de bedrijfsrevisoren, drie maanden na de terechtwijzing voorzien in artikel 37, in gebreke blijven van het betalen van alle of een gedeelte van de bijdragen of van het indienen van documenten tot vaststelling van de bijdrage, of nog van het meedelen van inlichtingen of documenten die ze moeten meedelen aan het Instituut. § 4. De definitieve intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor en de redenen daarvoor worden door het Instituut meegedeeld aan de relevante bevoegde autoriteiten van de Lidstaat waar de bedrijfsrevisor, is toegelaten als wettelijke auditor of auditkantoor.
Art. 9.§ 1. Iedere beslissing van de Raad tot inschrijving van een kandidaat als bedrijfsrevisor is vatbaar voor beroep vanwege de Procureur-generaal bij de Commissie van Beroep en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2. Hetzelfde geldt voor iedere beslissing waarbij de hoedanigheid van bedrijfsrevisor wordt ingetrokken.
Indien de Procureur-generaal beroep aantekent tegen de beslissing van de Raad van het Instituut om een kandidaat als bedrijfsrevisor toe te laten, dient hij de Raad er gelijktijdig van op de hoogte te brengen. § 2. Iedere beslissing van de Raad tot herinschrijving van een kandidaat als bedrijfsrevisor is vatbaar voor beroep vanwege de Procureur-generaal bij de Commissie van Beroep en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.
Indien de Procureur-generaal beroep aantekent tegen de beslissing van de Raad om een kandidaat opnieuw als bedrijfsrevisor toe te laten, dient hij de Raad er gelijktijdig van op de hoogte te brengen. § 3. Tegen iedere beslissing van de Raad, waarbij de toelating van een kandidaat als bedrijfsrevisor wordt geweigerd, staat voor de belanghebbende beroep open bij de voormelde Commissie van Beroep. § 4. Tegen iedere beslissing van de Raad, waarbij de herinschrijving van een kandidaat als bedrijfsrevisor wordt geweigerd, staat voor de belanghebbende beroep open bij de voormelde Commissie.
Art. 10.§ 1. De Raad houdt een openbaar register bij waarin de bedrijfsrevisoren worden geregistreerd.
De auditors en de auditorganisaties van derde landen die overeenkomstig artikel 7, § 4 zijn geregistreerd, worden in die hoedanigheid afzonderlijk in het openbaar register vermeld. § 2. De registratiegegevens worden in elektronische vorm in het register opgeslagen. Eenieder kan deze te allen tijde op de website van het Instituut consulteren. § 3. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon en elk bedrijfsrevisorenkantoor worden door een individueel nummer in het openbaar register geïdentificeerd. § 4. Het openbaar register bevat de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de registratie, het toezicht, de kwaliteitscontrole, de sancties, en het publiek toezicht. § 5. De modaliteiten inzake actualisering en toegang tot het openbaar register worden door de Koning bepaald.
Art. 11.§ 1. Alleen de natuurlijke personen of entiteiten ingeschreven in het openbaar register mogen de titel van bedrijfsrevisor dragen.
De auditors en de auditorganisaties van een derde land ingeschreven overeenkomstig artikel 7, § 4 dragen niet de titel van bedrijfsrevisor. § 2. De Raad kan onder de voorwaarden bepaald door het huishoudelijk reglement toelaten aan oud-bedrijfsrevisoren natuurlijke personen de titel van erebedrijfsrevisor te voeren.
De toelating wordt door de Raad ingetrokken, indien aan de voorwaarden voor de toekenning niet meer is voldaan. Tegen de beslissing tot intrekking is beroep mogelijk voor de Commissie van Beroep en volgens de modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2. § 3. De stagiairs kunnen de titel van bedrijfsrevisor stagiair dragen.
De stagiaires hebben niet de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, maar staan onder het toezicht en de tuchtmacht van het Instituut. HOOFDSTUK III. - De rechten en plichten van de bedrijfsrevisoren
Art. 12.De bedrijfsrevisoren en de auditors en auditorganisaties van een derde land, die in België geregistreerd zijn, betalen jaarlijkse bijdragen ter financiering van de werkingskosten van het Instituut, waarvan het bedrag door de algemene vergadering van het Instituut wordt vastgesteld binnen de grenzen en volgens de modaliteiten bepaald in het huishoudelijk reglement van het Instituut.
Art. 13.§ 1. Het is de bedrijfsrevisor niet toegelaten werkzaamheden uit te oefenen of daden te stellen die onverenigbaar zijn met de waardigheid of de onafhankelijkheid van zijn functie. § 2. Het is de bedrijfsrevisor niet toegelaten revisorale opdrachten uit te voeren in de volgende omstandigheden : a) de functie van bediende uitoefenen, behoudens bij een andere bedrijfsrevisor of een ander bedrijfsrevisorenkantoor;b) rechtstreeks of onrechtstreeks een handelsactiviteit uitoefenen, onder andere in de hoedanigheid van bestuurder van een handelsvennootschap;het uitoefenen van een mandaat van bestuurder in burgerlijke vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, wordt niet bedoeld door deze onverenigbaarheid; c) de functie van Minister of Staatssecretaris bekleden. Het punt a) is niet van toepassing op een taak in het onderwijs. § 3. Wat punt a) en punt b) bedoeld in de tweede paragraaf betreft, kan een afwijking worden toegekend door de Raad van het Instituut, na gunstig advies van het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris.
Art. 14.§ 1. Bij het vervullen van de hem toevertrouwde revisorale opdrachten handelt de bedrijfsrevisor in volledige onafhankelijkheid van de betrokken personen. § 2. Elke situatie waarin de onafhankelijkheid van een bedrijfsrevisor in het gedrang wordt gebracht, door een belangenconflict, of op een andere wijze, brengt eveneens de onafhankelijkheid in het gedrang : a) van het bedrijfsrevisorenkantoor waarvan de betrokkene vennoot, lid van het bestuursorgaan of vaste vertegenwoordiger is;b) van zijn vennoten;c) van de leden van het bestuursorgaan van het bedrijfsrevisorenkantoor bedoeld in punt a);d) van de bedrijfsrevisoren die lid zijn van het netwerk waarvan de bedrijfsrevisor lid is. § 3. De bedrijfsrevisor moet : 1° vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de bekwaamheid, medewerking en tijd vereist om deze opdracht goed uit te voeren;2° zich met de nodige zorg en in volledige onafhankelijkheid kwijten van de zijn toevertrouwde revisorale opdrachten;3° geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zouden kunnen brengen;4° geen werkzaamheden uitoefenen die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van zijn taak;5° alle aanzienlijke bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, onderbouwen in zijn werkdocumenten. § 4. De bedrijfsrevisor, natuurlijke persoon, zet zijn permanente vorming op continue wijze voort teneinde zijn theoretische kennis, zijn beroepsbekwaamheden en zijn beroepsethiek op een voldoende peil te houden. § 5. Noch de aandeelhouders van een bedrijfsrevisorenkantoor, noch de leden van het bestuursorgaan van het betrokken bedrijfsrevisorenkantoor, noch verbonden personen mogen een zodanige bemoeienis met de uitvoering van een wettelijke controle van jaarrekeningen of van een andere revisorale opdracht hebben waardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de bedrijfsrevisor die namens het betrokken bedrijfsrevisorenkantoor de wettelijke controle van jaarrekeningen of de revisorale opdracht uitvoert.
Art. 15.§ 1. De bedrijfsrevisoren die wettelijke controles van de enkelvoudige jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening bij organisaties van openbaar belang uitvoeren, maken uiterlijk drie maanden na het eind van elk boekjaar op hun websites jaarlijkse transparantieverslagen bekend die ze via een elektronische handtekening bevestigen. Dit verslag bevat in hoofde van de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon ten minste de volgende informatie : a) indien hij tot een netwerk behoort, een beschrijving van dit netwerk en van de juridische en structurele regelingen binnen het netwerk;b) een aanduiding van wanneer de laatste kwaliteitscontrole zoals bedoeld in artikel 33 heeft plaatsgevonden;c) een lijst van de organisaties van openbaar belang waarbij het afgelopen jaar de wettelijke controle van de jaarrekening heeft uitgevoerd;d) de data waarop de informatie opgenomen onder a) tot c) werden bijgewerkt. § 2. Bovendien bevestigen de bedrijfsrevisorenkantoren de volgende informatie : a) een beschrijving van de juridische en kapitaalstructuur;b) indien een bedrijfsrevisorenkantoor tot een netwerk behoort, een beschrijving van het netwerk en van de juridische en structurele regelingen binnen het netwerk;c) een beschrijving van de bestuursstructuur van het bedrijfsrevisorenkantoor;d) een beschrijving van het interne kwaliteitbeheersingssysteem en een verklaring van het leidinggevende of bestuursorgaan betreffende de doeltreffendheid van de werking van dit systeem;e) een aanduiding van wanneer de laatste kwaliteitscontrole zoals bedoeld in artikel 33 heeft plaatsgevonden;f) een lijst van de organisaties van openbaar belang waarbij het bedrijfsrevisorenkantoor het afgelopen jaar een wettelijke controle van de jaarrekening heeft uitgevoerd;g) een verklaring betreffende de praktijken van het bedrijfsrevisorenkantoor op het gebied van de onafhankelijkheid, waarin tevens wordt bevestigd dat een interne beoordeling van de naleving van de onafhankelijkheidseisen heeft plaatsgevonden;h) een verklaring inzake de door het bedrijfsrevisorenkantoor gevolgde gedragslijn betreffende de permanente scholing van bedrijfsrevisoren als bedoeld in artikel 31;i) financiële informatie waaruit blijkt hoe belangrijk het bedrijfsrevisorenkantoor en zijn netwerk in België zijn, zoals de totale omzet uitgesplitst naar honoraria voor de wettelijke controle van de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening, en honoraria voor andere revisorale opdrachten, belastingadviesopdrachten en andere opdrachten buiten de revisorale opdrachten;j) informatie over de grondslagen voor de vergoeding van vennoten;k) de data waarop de informatie opgenomen onder a) tot j) werden bijgewerkt.
Art. 16.Telkens wanneer een revisorale opdracht wordt toevertrouwd aan een bedrijfsrevisorenkantoor, is dat bedrijfsrevisorenkantoor ertoe gehouden een vertegenwoordiger bedrijfsrevisor natuurlijke persoon te benoemen. Deze bedrijfsrevisor natuurlijke persoon dient als vennoot of anderszins aan dat kantoor verbonden te zijn en belast met de uitvoering van deze opdracht in naam en voor rekening van het bedrijfsrevisorenkantoor. Bij de uitvoering van deze revisorale opdracht, heeft de bedrijfsrevisor natuurlijke persoon die het bedrijfsrevisorenkantoor vertegenwoordigt alleen de handtekeningbevoegdheid voor rekening van het bedrijfsrevisorenkantoor.
Deze vertegenwoordiger moet aan dezelfde voorwaarden voldoen en is burgerrechtelijk, strafrechtelijk en tuchtrechtelijk aansprakelijk alsof hij zelf de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou volbrengen, onverminderd de hoofdelijke aansprakelijkheid van het bedrijfsrevisorenkantoor dat hij vertegenwoordigt.
Laatstgenoemde mag zijn vertegenwoordiger niet ontslaan zonder tegelijk een opvolger te benoemen.
Art. 17.De bedrijfsrevisoren zijn aansprakelijk, overeenkomstig het gemeen recht, voor de uitoefening van de opdrachten, hen toevertrouwd door of krachtens de wet. Behoudens bij overtreding gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, wordt deze aansprakelijkheid beperkt tot een bedrag van drie miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een andere persoon dan een genoteerde vennootschap, verhoogd tot twaalf miljoen euro voor de uitoefening van een van deze opdrachten bij een genoteerde vennootschap. De Koning kan deze bedragen wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het is de bedrijfsrevisoren verboden zich aan deze aansprakelijkheid, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst te onttrekken.
Het is hun geoorloofd hun burgerrechtelijke aansprakelijkheid te laten dekken door een door de Raad van het Instituut goedgekeurd verzekeringscontract.
De bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid zijn ook van toepassing op de opdrachten die door of krachtens de wet toevertrouwd worden aan de commissaris of, bij gebrek aan een commissaris, aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant, inclusief de gevallen waarbij deze opdrachten worden uitgeoefend door een accountant. HOOFDSTUK IV. - Beheer en werking van het Instituut
Art. 18.De Koning stelt, op voorstel van of na advies van de Raad van het Instituut, het stagereglement en het tuchtreglement vast, alsmede de andere reglementen die noodzakelijk zijn voor de werking van het Instituut en voor de verwezenlijking van zijn bij deze wet omschreven doelstellingen.
Deze reglementen worden vastgesteld op voorstel of na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.
Art. 19.De algemene vergadering is samengesteld, met beslissende stem, uit alle bedrijfsrevisoren natuurlijke personen en, met raadgevende stem, uit alle bedrijfsrevisorenkantoren.
Zij kiest de voorzitter, de ondervoorzitter, de andere leden van de Raad en van het Instituut en de commissarissen, keurt de jaarrekening goed, verleent de Raad kwijting voor zijn bestuur, beraadslaagt over alle onderwerpen waarvoor deze wet en de reglementen haar bevoegdheid verlenen.
De vergadering neemt bovendien, door middel van berichten, voorstellen of aanbevelingen aan de raad, kennis van alle onderwerpen die het Instituut aanbelangen en die regelmatig zijn voorgelegd.
De beslissingen van de algemene vergadering zijn in België bindend voor al de bedrijfsrevisoren en stagiaires. Zij worden genomen bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde bedrijfsrevisoren natuurlijke personen. Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon heeft recht op één stem. De bedrijfsrevisoren natuurlijke personen kunnen aan een andere bedrijfsrevisor natuurlijke persoon schriftelijk volmacht geven om op de algemene vergadering in hun plaats te stemmen.
Elke bedrijfsrevisor natuurlijke persoon kan houder zijn van ten hoogste twee volmachten.
Art. 20.De algemene vergadering komt ten minste éénmaal per jaar bijeen. De datum en de modaliteiten dezer bijeenkomst worden bepaald in het huishoudelijk reglement.
De Raad van het Instituut kan, telkens als hij het nuttig acht, de algemene vergadering bijeenroepen. Hij dient dit te doen wanneer één vijfde van de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen het schriftelijk aanvragen, met aanduiding van het onderwerp dat zij op de agenda wensen te zien geplaatst.
De oproepingen worden verzonden, voor de gewone algemene vergadering ten minste vijftien dagen en voor de buitengewone algemene vergaderingen ten minste acht dagen vóór de vergadering; zij vermelden de agenda.
De rekeningen worden opgemaakt volgens de bepalingen van het huishoudelijk reglement en bij uittreksel aan de bedrijfsrevisoren ter kennis gebracht. Zij moeten door de zorg van de penningmeester, gedurende de vijftien dagen welke de algemene vergadering voorafgaan, ten zetel van het Instituut voor de bedrijfsrevisoren ter inzage worden gelegd.
Art. 21.§ 1. Het Instituut staat onder de leiding van een Raad, samengesteld uit : 1° Een voorzitter en een ondervoorzitter, die bij geheime stemming door de algemene vergadering voor drie jaar onder de bedrijfsrevisoren, natuurlijke personen, worden gekozen;hun mandaat, dat verstrijkt op de dag zelf van de jaarlijkse algemene vergadering, kan éénmaal hernieuwd worden. Indien de voorzitter Franstalig is, moet de ondervoorzitter verplicht Nederlandstalig zijn of omgekeerd; 2° Twaalf leden, zes Franstalige en zes Nederlandstalige, die door de algemene vergadering, bij een van de vorige verschillende geheime stemming voor drie jaar onder de bedrijfsrevisoren, natuurlijke personen, worden gekozen;hun mandaat dat eindigt op dezelfde dag als de jaarlijkse algemene vergadering kan hernieuwd worden. § 2. Onder deze twaalf leden wijst de Raad van het Instituut een Franstalige en een Nederlandstalige secretaris aan; één van beiden zal door de Raad van het Instituut gelast worden tevens het ambt van penningmeester waar te nemen. § 3. De beslissingen van de Raad van het Instituut worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend. § 4. Elke beslissing van de Raad van het Instituut die betrekking heeft op één welbepaalde persoon wordt met redenen omkleed.
Art. 22.§ 1. De Raad van het Instituut vertegenwoordigt het Instituut bij rechtshandelingen en bij rechtsvorderingen, hetzij als eiser of als verweerder. De voorzitter of ondervoorzitter kunnen optreden namens de Raad. § 2. De Raad garandeerd de werking van het Instituut overeenkomstig deze wet en de reglementen. § 3. Hij bezit elke bevoegdheid van bestuur en beschikking, welke hem door deze wet of de reglementen niet wordt ontnomen. De reglementen met het oog op de inrichting of de beperking dier bevoegdheid kunnen slechts tegen derden worden aangevoerd in zover het koninklijk besluit, waarbij zij worden vastgesteld, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. § 4. De Raad vertrouwt het dagelijks bestuur toe aan verscheidene leden, die, onder de leiding van de voorzitter van het Instituut en onder de voorwaarden voorzien in het huishoudelijke reglement, het Uitvoerend Comité zullen vormen. § 5. Het Instituut voert zijn opdrachten uitsluitend uit in het algemeen belang. Het Instituut, de leden van zijn organen en zijn personeelsleden zijn niet burgerlijk aansprakelijk voor hun beslissingen, handelingen of gedragingen in de uitoefening van de wettelijke opdrachten van het Instituut behalve in geval van bedrog of zware fout.
De schending van het geheime karakter van het tuchtonderzoek is een zware fout evenals de beslissing tot het geven van een injunctie die kennelijk een misbruik is.
Art. 23.Alleen bedrijfsrevisoren natuurlijke personen kunnen worden benoemd als voorzitter, ondervoorzitter of lid van de Raad, of meer in het algemeen, als lid van een orgaan dat door of krachtens onderhavige wet wordt opgericht.
Deze taken worden niet bezoldigd, behoudens eventuele toekenning van zitpenningen en van een taakvergoeding.
Art. 24.De ontvangsten van het Instituut alsmede de voorschriften in verband met het opmaken van en de controle op de rekeningen en de begroting worden bepaald door het huishoudelijk reglement, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 25 en 26.
Art. 25.De ontvangsten van het Instituut bestaan o.m. uit : 1° De bijdragen van de bedrijfsrevisoren en de auditors en auditorganisaties, die in België geregistreerd zijn;2° De diverse inkomsten en opbrengsten van zijn vermogen;3° De toelagen, legaten en schenkingen.
Art. 26.§ 1. Elk jaar legt de Raad ter goedkeuring aan de algemene vergadering voor : 1° het verslag over de werkzaamheden van het Instituut tijdens het verlopen jaar;2° de jaarrekening op 31 december van het vorig jaar;3° het verslag van de commissarissen;4° de begroting voor het nieuwe boekjaar. § 2. De jaarrekening dient voorafgaandelijk te worden gecontroleerd door twee commissarissen. De artikelen 130 tot 133, 134, § 1 en § 3, 135 tot 137, 139 en 140, 142 tot 144, met uitzondering van artikel 144, eerste lid, 4° en 5° van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing. Ten behoeve van onderhavige paragraaf moeten de woorden « wetboek » en « vennootschap » worden begrepen als respectievelijk « de wet van 22 juli 1953 » en « Instituut ». § 3. De documenten bedoeld in de eerste paragraaf, 1° tot 3° worden door de Raad overgemaakt aan de Minister die bevoegd is voor economie alsook aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en aan het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris binnen de maand na de algemene vergadering waarop het werd voorgelegd. HOOFDSTUK V. - De stage van de bedrijfsrevisor
Art. 27.Het Instituut richt voor hen die zich tot het beroep van bedrijfsrevisor voorbestemmen, de bij artikel 5, 5° voorziene stage in.
De stage duurt ten minste drie jaar.
De door de Koning overeenkomstig artikel 29 vast te leggen nadere bepalingen modaliteiten betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor kunnen nochtans voorzien in een verkorting van de stageduur.
Art. 28.§ 1. Om door de Stagecommissie tot de stage te worden toegelaten dient men : 1° de bij artikel 5, 1° en 3° gestelde voorwaarden te vervullen;2° de voorwaarden te vervullen inzake diploma en/of ervaring vastgesteld met toepassing van artikel 5, 4° en te slagen voor een toelatingsexamen waarvan het peil de bekwaamheid en geschiktheid van de toekomstige bedrijfsrevisor kan waarborgen;3° ten hoogste zestig jaar oud zijn;4° een stageovereenkomst te hebben gesloten met een bedrijfsrevisor die ten minste vijf jaar in het openbaar register ingeschreven is en die de verplichting op zich neemt de stagiair bij diens opleiding tot bedrijfsrevisor te leiden en bij te staan.De overeenkomst moet worden goedgekeurd door de Stagecommissie. § 2. Tegen elke beslissing van de Stagecommissie waarbij de toelating van een kandidaat tot de stage wordt geweigerd, kan door de belanghebbende voor de Commissie van Beroep, beroep worden aangetekend volgens de modaliteiten voorzien in artikel 64, § 2.
Art. 29.De modaliteiten inzake de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor worden door de Koning bepaald. HOOFDSTUK VI. - De rol van het Instituut in de uitoefening van de taak van bedrijfsrevisor Afdeling 1. - Normen en aanbevelingen
Art. 30.§ 1. Onverminderd internationale controlestandaarden goedgekeurd door een wetgevingsinstrument van de Europese Commissie, formuleert de Raad de normen en aanbevelingen met betrekking tot de uitoefening van opdrachten die worden beoogd door artikel 4 of die nuttig zijn voor de uitvoering van de doelstellingen gedefinieerd in de artikelen 14, § 3 en § 4, 31 en 32.
De inhoud van elke ontwerpnorm of -aanbeveling wordt door de Raad openbaar gemaakt.
De Hoge Raad voor de Economische Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnorm of -aanbeveling, na de vertegenwoordiger van de Raad van het Instituut hierover te hebben gehoord.
Deze normen en aanbevelingen krijgen slechts uitwerking na goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de Minister die bevoegd is voor Economie. De goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen gebeurt binnen de drie maanden volgend op de vraag die hem werd overgemaakt door het Instituut. In geval van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid kan de termijn worden beperkt tot één maand, na onderlinge overeenstemming tussen de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en het Instituut.
De Hoge Raad voor de Economische Beroepen kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen raadplegen betreffende alle aspecten van een ontwerpnorm of -aanbeveling met betrekking tot organisaties van openbaar belang.
De bepalingen eigen aan de organisaties van openbaar belang in de normen inzake de kwaliteitscontrole worden vastgesteld na raadpleging door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. § 2. Indien het Instituut nalaat zijn normen en aanbevelingen aan te passen aan de gewijzigde toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen of aan de internationale controlestandaarden erkend in een wetgevingsinstrument van de Europese Commissie, kan de Minister die bevoegd is voor Economie, na advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en het Instituut, de nodige wijzigingen aanbrengen.
De Hoge Raad voor de Economische Beroepen en het Instituut moeten de hen gevraagde adviezen binnen de drie maanden uitbrengen. Zo niet worden zij geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht. § 3. De normen zijn bindend voor de bedrijfsrevisoren.
De aanbevelingen zijn eveneens bindend, tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere omstandigheden kan motiveren dat de afwijking ten aanzien van de aanbeveling geen afbreuk doet aan de criteria vastgesteld in artikel 14, § 3. § 4. De normen en aanbevelingen evenals hun bijwerkingen worden openbaar gemaakt op papier en op de website van het Instituut en de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.
De goedkeuring van deze normen en aanbevelingen evenals de latere bijwerkingen hiervan, door de Minister die bevoegd is voor Economie, maakt het voorwerp uit van een bericht dat openbaar wordt gemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 5. De Raad ontwikkelt de doctrine inzake de audittechnieken en de goede toepassing door de bedrijfsrevisoren van het wettelijk, reglementair en normatief kader dat de uitoefening van hun beroep regelt, onder de vorm van adviezen, omzendbrieven of mededelingen.
Het Instituut maakt de adviezen, omzendbrieven of mededelingen over aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.
Indien hij een onverenigbaarheid vaststelt tussen deze adviezen, omzendbrieven of mededelingen en een wet, besluit, norm of aanbeveling, nodigt de Hoge Raad voor de Economische Beroepen het Instituut uit om dit te verhelpen, en indien hij geen genoegdoening krijgt binnen de termijn die hij vaststelt, gaat hij over tot de openbaarmaking van zijn eigen stellingname. Afdeling 2. - Permanente vorming
Art. 31.Het Instituut ziet erop toe dat de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen hun permanente vorming op continue wijze voortzetten overeenkomstig artikel 14, § 4. Afdeling 3. - Toezicht en kwaliteitscontrole
Art. 32.§ 1. Het Instituut ziet toe op de goede uitvoering door de bedrijfsrevisoren van de hen toevertrouwde opdrachten; in het kader van deze opdracht, ziet het Instituut erop toe dat de bedrijfsrevisoren onder andere de principes opgenomen in de artikelen 13, 14, § 1 tot § 3 en § 5, 15, 16 en 17 naleven. § 2. Het Instituut kan binnen een termijn die hij vastlegt de voorlegging bekomen door zijn bedrijfsrevisoren van elke informatie, verklaring of document, en meer in het bijzonder van de lijsten van de door hen aanvaarde revisorale opdrachten, hun werkprogramma's en werkdocumenten, en hun verbanden met andere personen die deel uitmaken van hun netwerk en, die al dan niet in een Lidstaat van de Europese Unie of in een derde land de hoedanigheid van wettelijke auditor, auditkantoor, auditor of auditorganisatie van een derde land hebben, en de opdrachten die door deze personen zijn aanvaard in een vennootschap, onderneming of vereniging waarin de bedrijfsrevisor een opdracht, waarvan de uitoefening is voorbehouden aan de bedrijfsrevisoren, vervult of heeft vervuld. § 3. De modaliteiten inzake organisatie van het toezicht op de bedrijfsrevisoren worden door de Koning bepaald.
Art. 33.§ 1. Het Instituut onderwerpt de bedrijfsrevisoren ten minste om de zes jaar aan een kwaliteitscontrole, gaat bij hen over tot alle onderzoeken betreffende hun werkmethodes, hun organisatie, de uitgevoerde werkzaamheden en de manier waarop ze hun opdrachten uitoefenen.
De kwaliteitscontrole beoogt onder andere de verplichting inzake de permanente vorming zoals voorzien in artikel 14, § 4. § 2. De kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd overeenkomstig de in deze materie uitgevaardigde normen, hetzij door bedrijfsrevisoren natuurlijke personen, hetzij door aan het beroep externe inspecteurs.
Laatstgenoemden zullen door het Instituut worden gecontracteerd in het kader van een arbeidsovereenkomst ofwel door een samenwerkingsovereenkomst verbonden zijn met het Instituut. Deze personen zullen onderworpen zijn aan het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. § 3. De bedrijfsrevisoren die de controle van één of meerdere organisaties van openbaar belang uitvoeren worden ten minste om de drie jaar aan een kwaliteitscontrole onderworpen. § 4. De Raad maakt jaarlijks via alle gepaste middelen de algemene resultaten van de kwaliteitscontrole openbaar. § 5. Het Instituut gaat na of de uit de kwaliteitscontrole voortvloeiende aanbevelingen binnen een redelijke termijn worden opgevolgd. § 6. De normen inzake de kwaliteitscontrole worden vastgesteld overeenkomstig artikel 30 van onderhavige wet. § 7. De Raad is bevoegd voor het aannemen van de besluiten van de kwaliteitscontrole. § 8. De modaliteiten inzake organisatie van de kwaliteitscontrole worden door de Koning bepaald.
Art. 34.De Koning wijst de organen van het Instituut aan die belast zijn met het organiseren van het toezicht en de kwaliteitscontrole voorzien in de artikelen 32 en 33. Afdeling 4. - Beroepsgeheim van het Instituut
Art. 35.§ 1. Onvermiderd de bepalingen voorzien in artikel 77 van onderhavige wet, is artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing op het Instituut, zijn organen, de leden van zijn organen en zijn personeelsleden. § 2. Het Instituut mag aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, aan het Advies-en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris, aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling of aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen elke informatie meedelen die pertinent is voor de uitoefening van hun bevoegdheden.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de bevoegde autoriteiten van Lidstaten van de Europese Unie of van een derde land in geval van een internationaal akkoord, op voorwaarde dat er wederkerigheid is.
De Koning bepaalt de modaliteiten inzake de uitwisseling van vertrouwelijke informatie aan en de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van een Lidstaat van de Europese Unie en met de bevoegde autoriteiten van derde landen. § 3. In het kader van de uitoefening van zijn opdracht inzake toezicht, kwaliteitscontrole en tucht of in geval van internationale verplichtingen, is het Instituut gemachtigd om aan een beroepsorganisatie die in België of in een Lidstaat van de Europese Unie een statuut en een functie heeft die vergelijkbaar is met die van het Instituut, informatie over een bedrijfsrevisor en zijn activiteit mede te delen of van die organisatie te ontvangen. § 4. Onverminderd de bepalingen bedoeld in de tweede paragraaf, mag informatie die onder het beroepsgeheim valt, aan geen enkele persoon of autoriteit worden openbaar gemaakt, behalve wanneer dit wordt vereist door de wetgeving, regelgeving of administratieve procedures van een Lidstaat van de Europese Unie. § 5. De informatie door de Raad verkregen bij de uitoefening van één van zijn opdrachten, mag worden gebruikt in het kader van de uitoefening van één of meer andere opdrachten die hem door onderhavige wet zijn toegekend. Afdeling 5. - Injunctie
Art. 36.§ 1. Indien de Raad kennis heeft van het feit dat een bedrijfsrevisor zich gedraagt op een wijze die strijdig is met het bepaalde in artikel 14, § 3, of geen passend gevolg geeft aan de bepalingen bedoeld in artikelen 32, § 2 of 33, § 5, kan deze hem, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, de verplichting opleggen binnen de door hem vastgestelde termijn en op de door hem vastgestelde wijze aan de omstreden toestand een einde te maken.
Deze injunctie kan worden opgelegd, onverminderd de eventuele verwijzing van deze bedrijfsrevisor naar de tuchtinstanties voor dezelfde feiten als deze die aan de basis liggen van de injunctie. § 2. Wordt hieraan door de bedrijfsrevisor binnen de hem toegemeten termijn op onvoldoende wijze gevolg gegeven, dan kan het Uitvoerend Comité voorlopige ordemaatregelen opleggen overeenkomstig artikelen 38 tot 40. § 3. Het niet-naleven van de injunctie bedoeld in de eerste paragraaf kan als dusdanig het voorwerp uitmaken van een tuchtsanctie. Afdeling 6. - Terechtwijzing
Art. 37.§ 1. Wanneer de feiten die de bedrijfsrevisor kunnen verweten worden, hoewel ze vaststaan, geen enkele van de in artikel 73 voorziene sancties verantwoorden, kan de Raad, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, deze bedrijfsrevisor terechtwijzen.
De Raad informeert de Kamer van verwijzing en instaatstelling over de beslissing tot terechtwijzing.
Deze terechtwijzing kan worden beslist, onverminderd de eventuele verwijzing van deze bedrijfsrevisor naar de tuchtinstanties voor dezelfde feiten als deze die aan de basis liggen van de terechtwijzing. § 2. De bedrijfsrevisor die de terechtwijzing niet aanvaardt, kan de Commissie van Beroep adiëren binnen een termijn van één maand nadat de terechtwijzing hem werd betekend en dit met het oog op een tegensprekelijk debat. Dit beroep is opschortend. § 3. De Commissie van Beroep kan de terechtwijzing hervormen of bevestigen, dan wel, met unanimiteit, één van de in artikel 73 voorziene sancties in de plaats stellen. § 4. Iedere definitief geworden terechtwijzing wordt vermeld in het dossier van de bedrijfsrevisor gedurende vijf jaar, het moment waarop deze automatisch wordt uitgewist. Indien gedurende deze termijn de bedrijfsrevisor het voorwerp is van een aanhangigmaking of een andere aanhangigmaking bij de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep, wordt deze tuchtinstantie speciaal geïnformeerd over de beslissing tot terechtwijzing. Afdeling 7. - Voorlopige ordemaatregel
Art. 38.§ 1. Hetzij ambtshalve bij unanieme beslissing van zijn aanwezige leden tijdens de beraadslaging, hetzij op verzoek van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, kan het Uitvoerend Comité van het Instituut, wanneer het algemeen belang het vereist, via een ordemaatregel de bedrijfsrevisor gelasten om zich voorlopig te onthouden van iedere beroepsmatige dienstverlening of van bepaalde diensten. De Raad brengt de Kamer van verwijzing en instaatstelling binnen vijf werkdagen na kennisgeving aan de betrokken bedrijfsrevisor op de hoogte van een voorlopige maatregel die genomen werd ten aanzien van een bedrijfsrevisor.
De ordemaatregel is van toepassing gedurende de periode bepaald door het Uitvoerend Comité. Zijn effecten houden van rechtswege op indien de Tuchtcommissie niet binnen de zes maanden van deze maatregel is geadieerd met aanwijzingen, feiten of tenlasteleggingen die de ordemaatregel rechtvaardigen. Zijn effecten houden eveneens op wanneer de beslissing van de tuchtinstanties inzake deze aanwijzingen, feiten of tenlasteleggingen in kracht van gewijsde is gegaan. § 2. Geen enkele ordemaatregel kan worden genomen indien de betrokken bedrijfsrevisor niet, ten minste vijftien dagen op voorhand, werd uitgenodigd, bij aangetekende brief met de uiteenzetting van de bezwaren, om zich daaromtrent te verantwoorden voor het Uitvoerend Comité. § 3. De bedrijfsrevisor die het voorwerp uitmaakt van een ordemaatregel kan aan de Commissie van Beroep vragen om deze op te heffen. Dit beroep is niet opschortend voor de uitgesproken ordemaatregel. Wanneer een dergelijk verzoek niet werd ingewilligd, kan de bedrijfsrevisor geen nieuw verzoek formuleren vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden na het verwerpen van de voorgaande vraag.
Art. 39.§ 1. In afwijking van het vorige artikel kan de voorzitter van het Instituut, in geval van hoogdringendheid of klaarblijkelijkheid een voorlopige ordemaatregel nemen zonder voorafgaand verhoor van de betrokkene. § 2. Behoudens bevestiging door het Uitvoerend Comité van het Instituut binnen de vijftien dagen na zijn kennisgeving en bij unanimiteit van zijn leden aanwezig tijdens de beraadslaging, houdt de door de voorzitter van het Instituut uitgesproken ordemaatregel op gevolgen te hebben bij het verstrijken van deze termijn. § 3. De kennisgeving van de ordemaatregel die genomen is in het kader van de eerste paragraaf van onderhavig artikel houdt een uitnodiging in om te verschijnen voor het Uitvoerend Comité van het Instituut op een zitting die vastgesteld is binnen een termijn van vijftien dagen. § 4. De voorzitter van het Instituut neemt niet deel aan de beraadslaging van het Uitvoerend Comité. § 5. Artikel 38, § 1, tweede lid en § 3 is van toepassing.
Art. 40.Zelfs wanneer het onderzoek van een tuchtdossier nog niet zou zijn afgesloten, kan er in het belang van het beroep tot voorlopige ordemaatregelen worden besloten. Afdeling 8. - Informatieverstrekking inzake procedures en sancties en
raadpleging van de Raad door overheden
Art. 41.§ 1. Onverminderd artikel 14, § 3, moet elke bedrijfsrevisor tegen wie een gerechtelijke, tucht- of administratieve procedure werd ingeleid die betrekking heeft op de uitoefening van zijn beroep, de Raad hierover inlichten binnen de maand na de inleiding van de procedure. In geval van een strafprocedure brengt de bedrijfsrevisor de Raad daarvan op de hoogte vanaf het ogenblik dat hij in staat van beschuldiging is gesteld. § 2. De bedrijfsrevisor deelt eveneens aan het Instituut de tuchtsancties, administratieve sancties en strafsancties mee die hem werden opgelegd door een autoriteit of beroepsorganisatie die in België, in een Lidstaat van de Europese Unie of een derde land, wat zijn beroepsactiviteiten betreft, gelijkaardige functies uitoefent als deze van de Belgische Staat of het Instituut. Deze mededeling heeft plaats uiterlijk een maand nadat de bedoelde beslissingen definitief zijn geworden. § 3. De betrokken elementen worden in voorkomend geval gewist uit het dossier van de bedrijfsrevisor binnen dezelfde termijn en onder dezelfde voorwaarden als de analoge sancties die in België van toepassing zijn.
Art. 42.De Raad kan worden geraadpleegd door de betrokken gerechtelijke, tucht- of administratieve overheid, bij dewelke een zaak die de bedrijfsrevisor aanbelangt in de uitoefening van zijn beroep aanhangig werd gemaakt. HOOFDSTUK VII. - Publiek toezicht
Art. 43.§ 1. Het systeem van publiek toezicht, waarop de eindverantwoordelijkheid van het toezicht rust, is samengesteld uit de Minister die bevoegd is voor Economie, de Procureur-generaal, de Kamer van verwijzing en instaatstelling, de Hoge Raad voor Economische Beroepen, het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris en de tuchtinstanties.
De werkprogramma's en de activiteitenverslagen van de organen van publiek toezicht worden jaarlijks gepubliceerd volgens de door het in het artikel 77, § 1, bedoelde orgaan bepaalde modaliteiten. § 2. De Minister die bevoegd is voor Economie, de Procureur-generaal, de leden van de tuchtinstanties die niet de hoedanigheid van bedrijfsrevisor bezitten en de leden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en van het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris mogen geen bedrijfsrevisor zijn en evenmin lid zijn van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten of van het Beroepsinstituut van de erkende Boekhouders en Fiscalisten.
Dit verbod is van toepassing op de oud-bedrijfsrevisoren die het beroep sinds minder dan drie jaar hebben verlaten en degenen die sinds minder dan drie jaar voorafgaand aan hun betrokkenheid bij het beheer van het stelsel van publiek toezicht wettelijke controles van jaarrekeningen hebben verricht, stemrecht in een auditkantoor hebben bezeten, lid zijn geweest van het bestuursorgaan van een auditkantoor en in dienst zijn geweest van of verbonden zijn geweest met een auditkantoor. HOOFDSTUK VIII. - Beroepstucht Afdeling 1. - Kamer van Verwijzing en instaatstelling
Onderafdeling 1. - Samenstelling en financiering
Art. 44.§ 1. Er wordt een instelling van openbaar nut, genaamd Kamer van verwijzing en instaatstelling opgericht, bekleed met rechtspersoonlijkheid. § 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt geleid door een orgaan samengesteld uit drie directeurs waaronder de voorzitter. De leden van dit orgaan dragen de titel van verslaggever. Ten hoogste twee derde van de verslaggevers behoort tot dezelfde taalrol.
Dit orgaan staat in voor het operationeel bestuur van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, en stelt alle handelingen die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten van de Kamer van verwijzing en instaatsstelling.
Het betreft een college dat beraadslaagt volgens de gewone regels van collegiale organen behoudens uitzonderingen bepaald bij wet of door de Koning. § 3. De voorzitter van de Kamer van verwijzing en instaatstelling neemt tevens de administratieve taken voor deze Kamer waar. § 4. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de verslaggevers. § 5. De Koning benoemt een lid van de Kamer van verwijzing en instaatstelling op voorstel van de Minister van Economie, een ander lid op voorstel van de Minister van Justitie en de Voorzitter op gezamenlijk voorstel van de Minister van Economie en de Minister van Justitie.
De Koning kan, op gezamenlijk voorstel van de Minister van Economie en de Minister van Justitie, het mandaat van een verslaggever, met inbegrip van de Voorzitter, beëindigen, hetzij met het akkoord van de betrokkene hetzij om wettige en gewichtige redenen in het belang van de Kamer.
De werkingsmodaliteiten van de Kamer van verwijzing en instaatstelling worden door de Koning vastgelegd.
De Koning kan de samenstelling van het orgaan van de Kamer van verwijzing en instaatstelling uitbreiden, zonder dat het aantal verslaggevers zeven overschrijdt.
Onverminderd artikel 43, § 2 van onderhavige wet is de hoedanigheid van lid van het Instituut, van lid van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en van lid van het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris onverenigbaar met de functie van verslaggever. De verslaggevers tonen de door de Europese Richtlijn van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen vereiste bekwaamheden aan. Worden vermoed vermelde bekwaamheden aan te tonen : a) magistraten, b) advocaten, c) bedrijfsjuristen, d) notarissen, en e) andere houders van een masterdiploma die een nuttige ervaring in de door voormelde Europese Richtlijn beoogde materies aantonen. § 6. De verslaggevers genieten het statuut van mandataris en ontvangen een bijhorende maandelijkse bezoldiging, welke hun onafhankelijkheid moet waarborgen.
Art. 45.§ 1. De financiering van de Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt ten laste genomen door het Instituut. § 2. De bezoldiging van de voorzitter en de verslaggevers wordt vastgesteld door de Koning op voorstel van de Minister bevoegd voor Economie. Deze bezoldiging mag niet meer bedragen dan de helft van de wedde die wordt verleend aan de Eerste Voorzitter van de Raad van State, automatisch vermeerderd met de verhogingen en voordelen die aan die wedde verbonden zijn, rekening houdend met een anciënniteit van 35 jaar. § 3. De begroting van de Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de kosten van het verlopen jaar, met een maximum van 400.000 euro . § 4. De kamer kan beschikken over de infrastructuur die te dien einde ter beschikking wordt gesteld door het Instituut. § 5. De kosten en honoraria, gevraagd door de expert speciaal aangesteld door de Kamer van verwijzing en instaatstelling overeenkomstig artikel 49, § 2 worden gedragen door het Instituut.
Bij gebrek aan een akkoord van het Instituut over het bedrag van de kosten en honoraria, legt de meest gerede partij het geschil voor aan de Tuchtcommissie die deze zal belasten.
Onderafdeling 2. - Bevoegdheden
Art. 46.§ 1. De Kamer van verwijzing en instaatstelling is bevoegd voor : a) de instaatstelling van tuchtzaken die in vooronderzoek werden genomen door de Raad;b) het gelasten van de Raad om een toezichtsdossier te openen lastens een bedrijfsrevisor;c) het gelasten van de Raad om bijkomende onderzoeken uit te voeren;d) de regeling van de procedure betreffende klachten lastens een bedrijfsrevisor;e) het gelasten van de Raad om iedere klacht, ontvangen lastens een bedrijfsrevisor, in vooronderzoek te nemen overeenkomstig artikel 49;f) de beoordeling van de conclusies van de kwaliteitscontroles overeenkomstig artikel 50;g) het verzoek aan de Raad om aan een bedrijfsrevisor de verplichting op te leggen een einde te maken aan een omstreden toestand, overeenkomstig artikel 36, § 1. § 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling is tevens bevoegd voor de goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de te verrichten kwaliteitscontroles, zoals deze werden goedgekeurd, door de Raad. § 3. De Kamer van verwijzing en instaatstelling is niet bevoegd in tuchtzaken betreffende stagiairs. § 4. De Kamer van verwijzing en instaatstelling kan ten allen tijde kennis nemen van de evolutie van het onderzoek van één of meerdere dossiers. De aldus gevraagde inlichtingen zullen binnen een termijn van hoogstens vijf werkdagen door de voorzitter van het Instituut aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling worden overgemaakt. In voorkomend geval kan de Kamer van verwijzing en instaatstelling aan één van zijn leden delegatie verlenen om de door de Raad geleide onderzoeken bij te wonen. § 5. De Kamer van verwijzing en instaatstelling publiceert jaarlijks zijn werkprogramma's en activiteitenverslagen. § 6. De modaliteiten van de procedure van vooronderzoek worden bepaald door de Koning.
Art. 47.Wanneer hij ambtshalve gevat wordt door een dossier, adieert de Raad de Kamer van verwijzing en instaatstelling indien hij van oordeel is dat de feiten aanleiding moeten geven tot tuchtrechtelijke vervolgingen.
Art. 48.§ 1. De Raad of de Kamer van verwijzing en instaatstelling kunnen hetzij door de Procureur-generaal, hetzij door een klacht van iedere belanghebbende worden geadieerd. § 2. Wanneer hij gevat is door een klacht overeenkomstig de eerste paragraaf, neemt de Raad de klacht in vooronderzoek en vat hij de Kamer van verwijzing en instaatstelling na afloop van het vooronderzoek.
Art. 49.§ 1. Wanneer een klacht bij haar is ingediend, verzoekt de Kamer van verwijzing en instaatstelling de Raad om de klachten die zij ontvangen heeft lastens een bedrijfsrevisor in vooronderzoek te nemen en haar erover verslag uit te brengen, tenzij de klacht klaarblijkelijk onontvankelijk of ongegrond zou zijn. § 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling kan bij unanimiteit van haar verslaggevers een expert aanduiden die het dossier in vooronderzoek zal nemen.
Deze aangeduide expert is hetzij een lid van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, hetzij een bedrijfsrevisor die de voorwaarden van verkiesbaarheid voor de Raad vervult, of een erebedrijfsrevisor.
Art. 50.§ 1. De door de Raad goedgekeurde conclusies van de kwaliteitscontroles, andere dan de voorstellen tot verwijzing naar de tuchtinstanties, worden op driemaandelijkse basis meegedeeld aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling. § 2. Laatstgenoemde verzendt het dossier opnieuw naar de Raad wanneer zij de door de Raad genomen conclusie niet goedkeurt. De Kamer van verwijzing en instaatstelling motiveert de redenen van haar niet-goedkeuring.
Art. 51.§ 1. De Raad maakt jaarlijks de lijst van de in het komende jaar uit te voeren kwaliteitscontroles over aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling. § 2. Wanneer de Kamer van verwijzing en instaatstelling de in de eerste paragraaf bedoelde lijst ontvangt, kan zij de Raad gelasten om een bedrijfsrevisor, die niet in deze lijst is opgenomen, te onderwerpen aan een vervroegde kwaliteitscontrole. Afdeling 2. - Vooronderzoek en instaatstelling
Art. 52.De Raad is bevoegd voor het vooronderzoek, onverminderd de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling.
Art. 53.Na afloop van het vooronderzoek zal de Raad of de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide expert een verslag overmaken aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling waarin de feiten worden uiteengezet met verwijzing naar de wettelijke, reglementaire en tuchtrechtelijke bepalingen van toepassing.
Na beslist te hebben tot verwijzing van de bedrijfsrevisor voor de Tuchtcommissie, zonder het in het eerste lid bedoelde verslag te hebben goedgekeurd, vordert de Kamer van verwijzing en instaatstelling de Raad of de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide expert dat deze, binnen een termijn van twee maanden, een verslag opstelt of wijzigt waarbij hij zich voegt naar de genomen beslissing en waarin de feiten worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor worden verweten.
Het verslag waarvan sprake is in het eerste en tweede lid kan onder andere een beschrijving bevatten van het niet gewiste tuchtrechtelijke verleden van de betrokken bedrijfsrevisor alsook een voorstel tot sanctie.
Art. 54.Indien de Kamer van verwijzing en instaatstelling oordeelt dat de voorgelegde feiten aanleiding kunnen geven tot voldoende tenlasteleggingen lastens de vervolgde bedrijfsrevisor, zendt zij haar beslissing, vergezeld van het in artikel 53 bedoeld verslag naar de Tuchtcommissie.
Art. 55.De beslissing van de Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt per aangetekend schrijven betekend aan de betrokken bedrijfsrevisor en aan de Raad en in voorkomend geval, aan de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide expert.
Art. 56.De beslissing van de Kamer van verwijzing en instaatstelling is niet vatbaar voor verzet.
Art. 57.De beslissing van de Kamer van verwijzing en instaatstelling is niet vatbaar voor beroep. Afdeling 3. - De tuchtinstanties
Onderafdeling 1. - De Tuchtcommissie
Art. 58.§ 1. De beroepstucht wordt in eerste aanleg gehandhaafd door een Tuchtcommissie. § 2. Deze Commissie bestaat uit twee kamers, waarvan één Nederlandstalige en één Franstalige. Elk van beide kamers is samengesteld uit een voorzitter, rechter in functie in de Rechtbank van Koophandel op het ogenblik van zijn benoeming, alsmede uit een lid die niet behoort tot het beroep van bedrijfsrevisor en die wordt benoemd door de Koning op voordracht van de Minister van Economie en uit een door de Raad aangeduide bedrijfsrevisor. De voorzitter wordt benoemd door de Koning op voordracht van de Minister van Justitie.
Voor elk effectief lid wordt minstens een plaatsvervangend lid aangewezen. § 3. De effectieve en plaatsvervangende leden worden voor een hernieuwbare periode van zes jaar benoemd. Wanneer evenwel de termijn van het mandaat van effectief lid of van plaatsvervangend lid is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn herbenoeming of de benoeming van zijn opvolger.
Art. 59.§ 1. De Tuchtcommissie wordt gevat ofwel rechtsreeks door de Procureur-generaal, ofwel door de Kamer van verwijzing en instaatstelling die haar het originele exemplaar van de beslissing tot verwijzing overmaakt, vergezeld van het verslag bedoeld in artikel 53. § 2. De Procureur-generaal kan de Tuchtcommissie niet rechtstreeks vatten in geval hij vooraf de Kamer van verwijzing en instaatstelling heeft gevat omtrent dezelfde feiten en lastens dezelfde betrokken bedrijfsrevisor.
Art. 60.§ 1. De Tuchtcommissie kan geen tuchtstraf uitspreken tenzij de betrokken revisor, bij een ten minste dertig dagen vooraf toegezonden aangetekende brief, is uitgenodigd om voor de Tuchtcommissie te verschijnen.
Deze brief bevat, op straffe van nietigheid, een kopie, naar gelang het geval, van de beslissing tot verwijzing bedoeld in het artikel 53, eerste of tweede lid, alsook in voorkomend geval, van het verslag bedoeld in artikel 53. Het vermeldt de mogelijkheid om inzage te nemen van het dossier en nodigt de bedrijfsrevisor uit aan de Tuchtcommissie een verweerschrift te richten waarbij alle voor zijn verweer nuttige stukken zijn gevoegd. § 2. De betrokken bedrijfsrevisor heeft een recht van wraking in de gevallen bepaald bij artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.
Over de wraking beslist de Tuchtcommissie anders samengesteld. § 3. De bedrijfsrevisor mag zijn verweer mondeling of schriftelijk doen gelden. § 4. De procedure vindt in het openbaar plaats, behoudens tegengestelde uitdrukkelijke vraag van de betrokken bedrijfsrevisor of wanneer de openbaarheid een aantasting uitmaakt van de goede zeden, de openbare orde, de nationale veiligheid, het belang van de minderjarigen, de bescherming van het privé-leven, het belang van de rechtspraak of het beroepsgeheim in de zin van artikel 79 van onderhavige wet.
Art. 61.§ 1. De beslissingen van de Tuchtcommissie zijn met redenen omkleed. Zij worden, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht van de betrokken bedrijfsrevisor, van de Raad, in voorkomend geval, van de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangestelde expert, van de Kamer van verwijzing en instaatstelling en van de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep.
Samen met deze betekening worden alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende de termijn van verzet en van hoger beroep, en de wijze waarop verzet of hoger beroep tegen de beslissing kan worden ingesteld. Bij ontstentenis van deze vermeldingen is de kennisgeving nietig. § 2. De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep, de Raad en de Kamer van verwijzing en instaatstelling kunnen het volledige dossier van de procedure voor de Tuchtcommissie ter inzage vragen.
Art. 62.Hij tegen wie een tuchtbeslissing bij verstek is gewezen, kan daartegen verzet doen binnen een termijn van dertig dagen.
Om toelaatbaar te zijn moet het verzet bij aangetekende brief, gepost binnen de gestelde termijn ter kennis van de Tuchtcommissie worden gebracht. Wanneer de eiser in verzet een tweede maal verstek laat gaan, is een nieuw verzet niet meer toelaatbaar.
Onderafdeling 2. - De Commissie van Beroep
Art. 63.§ 1. Het hoger beroep tegen beslissingen van de Tuchtcommissie wordt aanhangig gemaakt bij de Commissie van Beroep. § 2. Deze Commissie bestaat uit twee kamers waarvan één Nederlandstalige en één Franstalige.
Elk van beide kamers is samengesteld uit een voorzitter, raadsheer in functie bij een Hof van Beroep op het ogenblik van zijn benoeming, uit een rechter in een Rechtbank van Koophandel en een rechter in een Arbeidsrechtbank, beiden in functie op het ogenblik van hun benoeming, allen voorgedragen door de Minister van Justitie en benoemd door de Koning, alsmede uit twee bedrijfsrevisoren verkozen door de algemene vergadering van het Instituut. Voor elk effectief lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. § 3. De effectieve en plaatsvervangende leden worden voor een hernieuwbare periode van zes jaar benoemd. Wanneer evenwel de termijn van het mandaat van een effectief of een plaatsvervangend lid is afgelopen, blijft hij in functie tot zijn herbenoeming of de benoeming van zijn opvolger.
Art. 64.§ 1. De betrokken bedrijfsrevisor kan beroep aantekenen per aangetekend schrijven gericht aan de Commissie van Beroep binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de betekening.
De Commissie van Beroep betekent de akte van beroep per aangetekend schrijven verzonden binnen de twee werkdagen volgende op de ontvangst van de akte, aan de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep, aan de Raad en, in voorkomend geval, aan de speciaal daartoe, overeenkomstig artikel 49, § 2 van de wet, aangeduide expert, alsook aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling. § 2. De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep en de Raad en, in voorkomend geval, de speciaal daartoe, overeenkomstig artikel 49, § 2 van de wet, aangeduide expert, kunnen binnen een termijn van veertig dagen te rekenen vanaf de betekening, beroep aantekenen per aangetekend schrijven gericht aan de Commissie van Beroep.
De Commissie van Beroep betekent de akte van hoger beroep per aangetekende brief binnen de twee werkdagen na ontvangst van de akte aan de betrokken revisor, aan de Raad van het Instituut, in voorkomend geval aan de speciaal daartoe, overeenkomstig artikel 49, § 2 van de wet, aangeduide expert, en aan de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep.
Art. 65.Artikel 60 is van toepassing met dien verstande dat de term « Tuchtcommissie » dient vervangen te worden door « Commissie van Beroep ».
Art. 66.§ 1. De beslissingen van de Commissie van Beroep zijn met redenen omkleed. Zij worden onverwijld, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht van de betrokken bedrijfsrevisor, van de Raad, in voorkomend geval, of van de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangestelde expert, van de Kamer van verwijzing en instaatstelling en van de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep.
Samen met deze betekening worden alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende de termijn van verzet en van cassatieberoep alsook de wijze waarop verzet of cassatieberoep tegen de beslissing kan worden ingesteld. Bij ontstentenis van deze vermeldingen is de kennisgeving nietig. § 2. De Procureur-generaal bij het Hof van Beroep, de Raad en de Kamer van verwijzing en instaatstelling kunnen het volledige dossier van de procedure voor de Commissie van Beroep ter inzage vragen.
Art. 67.Artikel 62 is van toepassing met dien verstande dat de term « Tuchtcommissie » dient te worden gelezen als « Commissie van Beroep ».
Art. 68.§ 1. Binnen de drie maanden te rekenen van de dag waarop van iedere beslissing van de Commissie van Beroep kennis is gegeven, kan zij door de betrokken bedrijfsrevisor, de Raad, in voorkomend geval, de speciaal daartoe overeenkomstig artikel 49, § 2 aangeduide expert of door de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep, aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd in de vormen van de voorzieningen in burgerlijke zaken. § 2. De voorziening in cassatie heeft schorsende kracht. § 3. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de Commissie van Beroep, anders samengesteld, die zich schikt naar de beslissing van het Hof betreffende het door hem beslechte rechtspunt.
Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 69.Onverminderd de bepalingen van onderhavige wet inzake de tucht van de bedrijfsrevisoren zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek inzake de tucht van de magistraten van toepassing op de leden en de plaatsvervangende leden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, van de Tuchtcommissie en van de Commissie van Beroep.
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt een lid of plaatsvervangend lid van de Kamer van verwijzing en instaatstelling of van de Tuchtcommissie gelijkgesteld met een rechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg en wordt een lid of plaatsvervangend lid van de Commissie van Beroep gelijkgesteld met een raadsheer van het Hof van Beroep.
Art. 70.De Raad wordt binnen een termijn van vijftien dagen door de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep op de hoogte gehouden van de zaken die bij hen aanhangig zijn gemaakt. De Raad kan op elk ogenblik beslissen om bij de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep tussen te komen met het oog op het naar voren schuiven van zijn standpunt omtrent de aan de gang zijnde zaken.
Art. 71.§ 1. De modaliteiten betreffende de organisatie van de tuchtinstanties en de procedure voor deze, de gevolgen en de publicatie van de sancties, worden door de Koning geregeld. § 2. De leden van de tuchtinstanties ontvangen elk 150 EUR aan zitpenningen per zitting en 150 EUR aan vacatievergoeding per halve dag besteed aan andere prestaties. Deze vergoedingen worden door het Instituut betaald. De Koning kan deze bedragen aanpassen rekening houdend met de werklast en kan de betalingsmodaliteiten bepalen Onderafdeling 4. - Tuchtsancties
Art. 72.§ 1. Tuchtsancties kunnen door de tuchtinstanties worden opgelegd aan de bedrijfsrevisoren die : 1° tekort gekomen zijn aan hun verplichtingen verbonden aan de uitoefening van het beroep;2° tekort gekomen zijn aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid, voorzichtigheid en kiesheid die ten grondslag liggen aan het beroep;3° tekort gekomen zijn aan de rechtmatige achting die verschuldigd is ten aanzien van het Instituut of zijn organen. § 2. In geval van verwijzing van een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon naar de Tuchtcommissie, kan het bedrijfsrevisorenkantoor, die deze bedrijfsrevisor in voorkomend geval vertegenwoordigt, enkel wegens een onderscheiden tuchtrechtelijke fout in hoofde van het bedrijfsrevisorenkantoor zelf worden doorverwezen.
Art. 73.§ 1. De tuchtsancties die kunnen worden opgelegd zijn : a) de waarschuwing;b) de berisping;c) het verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden of verder te zetten;d) de schorsing voor ten hoogste één jaar voorzien, in voorkomend geval, voor een schorsing van ten minste één maand, van de bekendmaking van de schorsing op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren gedurende de duur van deze schorsing;e) de schrapping. § 2. De schorsing houdt verbod in het beroep van bedrijfsrevisor in België uit te oefenen voor de in de tuchtstraf bepaalde tijd. De schorsing houdt het verbod in om aan beraadslagingen en verkiezingen deel te nemen in de algemene vergadering, in de Raad en in commissies van het Instituut, de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep inbegrepen, zolang deze tuchtstraf uitwerking heeft. § 3. In afwijking van de tweede paragraaf van onderhavig artikel, wanneer er een schorsing van maximum één maand wordt opgelegd aan een bedrijfsrevisorenkantoor, kan dit zijn beroepsactiviteiten voortzetten, indien het uiterlijk de dag waarop de schorsing een aanvang moet nemen, een bedrag aan het Instituut heeft overgemaakt van zoveel maal vijfhonderd euro als het vennoten telt die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor hebben, vermenigvuldigd met het aantal werkdagen van de schorsing. Dit bedrag wordt als definitief verworven door het Instituut beschouwd.
Het bedrag van vijfhonderd euro kan door de Raad worden aangepast in functie van de evolutie van de index van de consumptieprijzen. Iedere aanpassing wordt door de Raad bekendgemaakt volgens de modaliteiten die hij bepaalt. § 4. De schrapping houdt verbod in om het beroep van bedrijfsrevisor in België uit te oefenen.
Art. 74.Het Instituut neemt de nodige maatregelen met het oog op het op passende wijze openbaar maken van de sancties voorzien in artikel 73, § 1, uitgesproken tegen de bedrijfsrevisoren.
Art. 75.§ 1. Voor de toepassing van artikel 22 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme, worden de Tuchtcommissie en de Commissie van beroep beschouwd als bevoegde tuchtoverheid. § 2. De Tuchtcommissie en de Commissie van beroep kunnen beslissen tot de openbaarmaking van hun beslissing en de modaliteiten ervan. Afdeling 4. - Beroepstucht betreffende stagiairs
Art. 76.§ 1. Tuchtsancties kunnen worden opgelegd aan stagiairs : 1° die tekort gekomen zijn aan hun beroepsverplichtingen;2° die tekort gekomen zijn aan de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die ten grondslag liggen aan het beroep 3° die tekort gekomen zijn aan de rechtmatige achting die verschuldigd is ten aanzien van hun stagemeester, het Instituut of zijn organen. § 2. Na de stagiair en de stagemeester te hebben gehoord of minstens rechtsgeldig te hebben opgeroepen per aangetekende brieven verstuurd minstens veertien dagen voor de hoorzitting, vergezeld van een verslag opgesteld door de verslaggevers aangesteld door de Raad en waarin de feiten worden uiteengezet die aan de stagiair worden verweten, met verwijzing naar de betrokken wettelijke, reglementaire en/of tuchtrechtelijke bepalingen, kan de stagecommissie tuchtrechtelijke sancties opleggen aan de stagiair die de regels inzake tucht en deontologie niet naleeft. § 3. De tuchtsancties die kunnen worden opgelegd zijn : a) de waarschuwing;b) de berisping;c) de schorsing voor ten hoogste een jaar;d) de schrapping. § 4. De beslissingen van de Stagecommissie zijn met redenen omkleed.
Zij worden onverwijld, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht van de stagiair, zijn stagemeester, de Raad en de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep.
Samen met deze betekening worden alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende de termijn van verzet en van hoger beroep, en de wijze waarop verzet of hoger beroep tegen de beslissing kan worden ingesteld. Bij ontstentenis van deze vermeldingen is de kennisgeving nietig. § 5. De stagiair of de Raad kunnen beroep aantekenen tegen de beslissing van de Stagecommissie voor de Commissie van Beroep binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de betekening.
De Commissie van Beroep betekent de akte van beroep per aangetekend schrijven verzonden binnen de twee werkdagen volgende op de ontvangst van de akte aan de stagiair, zijn stagemeester, de Raad en de procureur-generaal bij het Hof van Beroep. § 6. De Raad kan op elk ogenblik beslissen om tussen te komen bij de Commissie van Beroep met het oog op het uiteenzetten van zijn standpunt omtrent de lopende zaak. § 7. De beslissingen van de Commissie van Beroep zijn met redenen omkleed. Zij worden onverwijld, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht van de betrokken stagiair, zijn stagemeester, de Raad en de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep. § 8. Samen met deze betekening worden alle gepaste inlichtingen verstrekt betreffende de termijn van verzet en van cassatieberoep, en de wijze waarop verzet of cassatieberoep tegen de beslissing kan worden ingesteld. Bij ontstentenis van deze vermeldingen is de kennisgeving nietig. § 9. Artikel 65 is van toepassing. § 10. De stagiair of de Raad kan cassatieberoep aantekenen volgens de wijzen en modaliteiten en binnen de termijnen voorzien in artikel 68. § 11. De tuchtprocedure van toepassing op de stagiairs wordt door de Koning gepreciseerd. HOOFDSTUK IX. - Nationale en internationale samenwerking
Art. 77.§ 1. De Hoge Raad voor de Economische Beroepen wordt aangeduid als orgaan dat belast is met de nationale samenwerking tussen de organen van het systeem van publiek toezicht en belast is met de internationale samenwerking tussen stelsels van publiek toezicht van Lidstaten van de Europese Unie, zoals hierna bepaald. § 2. Het Instituut, de Minister die bevoegd is voor Economie, de Procureur-generaal, de Kamer van verwijzing en instaatstelling, de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris en de tuchtinstanties werken samen wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun respectieve taken. Deze autoriteiten verlenen onderling assistentie.
Meer in het bijzonder wisselen zij informatie uit en werken ze samen bij onderzoeken die op de uitvoering van wettelijke controles van jaarrekeningen betrekking hebben. § 3. Het Instituut, de Minister die bevoegd is voor Economie, de Procureur-generaal, de Kamer van verwijzing en instaatstelling, de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, het Advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris en de tuchtinstanties werken samen met de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten van de Europese Unie wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun respectieve taken. Deze autoriteiten verlenen onderling assistentie.
Meer in het bijzonder wisselen zij informatie uit en werken ze samen bij onderzoeken die op de uitvoering van wettelijke controles van jaarrekeningen betrekking hebben.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de bevoegde autoriteiten van een derde land in geval van een internationaal akkoord mits dit een clausule van wederkerigheid bevat. § 4. De Koning kan de modaliteiten bepalen inzake de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten bedoeld in paragrafen 2 en 3. HOOFDSTUK X. - Strafbepalingen
Art. 78.§ 1. Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeeigent van bedrijfsrevisor of die artikel 11 overtreedt;2° hij die de beroepswerkzaamheid van bedrijfsrevisor uitoefent of deze titel voert terwijl hij het voorwerp is van een uitvoerbare schorsingsmaatregel. § 2. De rechtbank kan bovendien bevelen : 1° de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig maakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen;2° de bekendmaking van het vonnis of van een samenvatting ervan in één of meer dagbladen, of op enige andere wijze, op kosten van de veroordeelde.
Art. 79.§ 1. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bedrijfsrevisoren, de stagiairs en de personen voor wie ze instaan.
Buiten de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht waarin dit artikel voorziet, geldt deze plicht tevens niet voor : a) de mededeling van een attest of van een bevestiging verricht met de schriftelijke toestemming van de onderneming waarbij zij hun taak uitoefenen;b) de mededeling van een attest of van een bevestiging gericht tot een commissaris of een persoon die in een onderneming naar buitenlands recht een gelijkaardige taak uitoefent als deze van commissaris, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming;c) de raadpleging door een bedrijfsrevisor in het kader van een opvolging in een revisorale opdracht, van de werkdocumenten van een bedrijfsrevisor die voorafgaandelijk dezelfde revisorale opdracht uitoefende;d) het contact van een bedrijfsrevisor met een andere bedrijfsrevisor wanneer de eerste ertoe gebracht wordt om het werk of de attestering van de tweede in het gedrang te brengen behalve in geval van verzet van de persoon die de opdracht heeft toevertrouwd aan de eerste bedrijfsrevisor;e) het contact tussen de bedrijfsrevisor en het Instituut, zijn organen en in het bijzonder de organen belast met het organiseren van het toezicht en de kwaliteitscontrole. § 2. Wanneer een rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zijn de commissaris van de consoliderende rechtspersoon en de commissarissen van de geconsolideerde rechtspersonen, de ene ten opzichte van de andere, bevrijd van het beroepsgeheim, binnen het kader van de hun toevertrouwde controle over de geconsolideerde jaarrekening van een onderneming. Deze bepaling is eveneens van toepassing ten opzichte van een persoon die in een rechtspersoon naar het recht van een land van de Europese Unie, een gelijkaardige taak uitoefent als deze van commissaris. In de zin van huidig lid wordt met de commissaris gelijkgesteld de bedrijfsrevisor die, zonder het mandaat van commissaris uit te oefenen, belast is met de controle over de geconsolideerde jaarrekening.
Art. 80.Rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor het betalen van de geldboeten waartoe hun organen of aangestelden krachtens dit hoofdstuk veroordeeld zijn.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 april 2007 houdende coördinatie van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
Inhoudsopgave HOOFDSTUK I. Benaming - doel HOOFDSTUK II. De bedrijfsrevisoren, hun inschrijving in het openbaar register van het Instituut en de bescherming van hun titel HOOFDSTUK III. De rechten en plichten van de bedrijfsrevisoren HOOFDSTUK IV. Beheer en werking van het Instituut HOOFDSTUK V. De stage van de bedrijfsrevisor HOOFDSTUK VI. De rol van het Instituut in de uitoefening van de taak van bedrijfsrevisor Afdeling 1. Normen en aanbevelingen
Afdeling 2. Permanente vorming
Afdeling 3. Toezicht en kwaliteitscontrole
Afdeling 4. Beroepsgeheim van het Instituut
Afdeling 5. Injunctie
Afdeling 6. Terechtwijzing
Afdeling 7. Voorlopige ordemaatregel
Afdeling 8. Informatieverstrekking inzake procedures en sancties en
raadpleging van de Raad door overheden HOOFDSTUK VII. Publiek toezicht HOOFDSTUK VIII. Beroepstucht Afdeling 1. Kamer van Verwijzing en instaatstelling
Onderafdeling 1. Samenstelling en financiering Onderafdeling 2. Bevoegdheden Afdeling 2. Vooronderzoek en instaatstelling
Afdeling 3. De tuchtinstanties
Onderafdeling 1. De Tuchtcommissie Onderafdeling 2. De Commissie van Beroep Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen Onderafdeling 4. Tuchtsancties Afdeling 4. Beroepstucht betreffende stagiairs
HOOFDSTUK IX. Nationale en internationale samenwerking HOOFDSTUK X. Strafbepalingen
Concordantietabel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld