gepubliceerd op 15 oktober 2020
Uittreksel uit arrest nr. 61/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7128 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 19bis-11, § 2, en 29bis van de wet van 21 november 1989 « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake mo Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 61/2020 van 7 mei 2020 Rolnummer 7128 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 19bis-11, § 2, en 29bis van de
wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
21/11/1989
pub.
23/12/2009
numac
2009000839
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen », gesteld door de Politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 19 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 februari 2019, heeft de Politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de inzittende van een motorrijtuig die gewond is geraakt bij een verkeersongeval dat zich op 30 april 2005 heeft voorgedaan, aan wie, voor de toepassing van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, de verplichting wordt opgelegd om zijn hoedanigheid van passagier te bewijzen teneinde door de verzekeraar van dat voertuig te worden vergoed, terwijl het onmogelijk is te bepalen welke van beide inzittenden de bestuurder ervan was, en, anderzijds, de derden die zijn benadeeld bij een verkeersongeval terwijl het onmogelijk is te bepalen wie ervoor aansprakelijk is, hoewel alle in het geding zijnde bestuurders en, bijgevolg, hun verzekeraars bekend zijn die met toepassing van artikel 19bis-11, § 2, van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, zoals geïnterpreteerd vóór de opheffing ervan bij de wet van 31 mei 2017, worden vergoed, verantwoord ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen en de draagwijdte van de prejudiciële vraag B.1. Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen » (hierna : de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), ingevoegd bij artikel 45 van de wet van 30 maart 1994, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 13 april 1995 en bij artikel 2, A) tot F), van de wet van 19 januari 2001, bepaalde, vóór de wijziging ervan bij artikel 22 van de wet van 31 mei 2017 : « § 1. Bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken. Deze bepaling is ook van toepassing indien de schade opzettelijk werd veroorzaakt door de bestuurder.
Bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig is betrokken dat aan spoorstaven is gebonden, rust de verplichting tot schadevergoeding die in het voorgaande lid is bepaald, op de eigenaar van het motorrijtuig.
Schade aan functionele prothesen wordt beschouwd als lichamelijke schade. Onder functionele prothesen wordt verstaan : de door het slachtoffer gebruikte middelen om lichamelijke gebreken te compenseren.
Artikel 80 van de wet van 9 juli 1975Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/07/1975 pub. 24/12/2014 numac 2014000890 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 09/07/1975 pub. 23/10/2015 numac 2015000557 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de controle der verzekeringsondernemingen is van toepassing op deze schadevergoeding.
Wanneer het ongeval evenwel door toeval gebeurde, blijft de verzekeraar tot vergoeding gehouden.
De bepalingen van dit artikel zijn tevens van toepassing op de verkeersongevallen in de zin van het eerste lid waarbij motorrijtuigen zijn betrokken die krachtens artikel 10 van deze wet vrijgesteld zijn van de verplichting tot verzekering en wanneer de eigenaars van die motorrijtuigen gebruik hebben gemaakt van die vrijstelling.
Slachtoffers die ouder zijn dan 14 jaar en het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van het eerste lid.
Deze vergoedingsplicht wordt uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende de aansprakelijkheidsverzekering in het algemeen en de aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen in het bijzonder, voorzover daarvan in dit artikel niet wordt afgeweken. § 2. De bestuurder van een motorrijtuig en zijn rechthebbenden kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van dit artikel, tenzij de bestuurder optreedt als rechthebbende van een slachtoffer dat geen bestuurder was en op voorwaarde dat hij de schade niet opzettelijk heeft veroorzaakt. [...] § 5. De regels betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid blijven van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk bij dit artikel wordt geregeld ».
Artikel 19bis-11, § 2, van dezelfde wet, zoals ingevoerd bij de wet van 22 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/08/2002 pub. 17/09/2002 numac 2002011312 bron ministerie van economische zaken Wet houdende diverse bepalingen betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen sluiten, bepaalde, vóór de opheffing ervan bij artikel 15 van de wet van 31 mei 2017 : « In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf, indien verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt ».
B.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van het voormelde artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de inzittende van een motorrijtuig die gewond is geraakt bij een ongeval, de verplichting oplegt om, teneinde de schadevergoeding door de verzekeraar van dat voertuig te genieten, zijn hoedanigheid van passagier te bewijzen, zelfs indien het onmogelijk is te bepalen welke van beide inzittenden van het voertuig dat aansprakelijk is gehouden voor het ongeval, de bestuurder ervan was, terwijl de derden die zijn benadeeld bij een verkeersongeval, krachtens artikel 19bis-11, § 2, van dezelfde wet allen worden vergoed wanneer het onmogelijk is te bepalen wie ervoor aansprakelijk is, zelfs indien alle in het geding zijnde bestuurders bekend zijn.
Ten gronde B.3. Uit de motieven van het vonnis en uit de elementen van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak blijkt dat het vaststaat dat, enerzijds, het in het geding zijnde ongeval is veroorzaakt door het voertuig waarin de inzittende die een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld, zich bevond, maar dat, anderzijds, in het onderzoek niet kon worden vastgesteld wie van de twee inzittenden het voertuig op het ogenblik van het ongeval bestuurde. Daarenboven blijkt eveneens dat de andere inzittende ook een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld ten laste van de inzittende, eiser voor de feitenrechter, maar dat die vordering nooit is benaarstigd.
B.4.1. Terwijl het voormelde artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten voorziet in een regeling van automatische schadevergoeding voor zwakke weggebruikers bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig is betrokken, kent artikel 19bis-11, § 2, van dezelfde wet een schadevergoeding enkel toe aan de personen die zijn benadeeld naar aanleiding van een verkeersongeval waarbij verschillende voertuigen zijn betrokken waarvan de aansprakelijkheden niet kunnen worden bepaald.
B.4.2. Met het voormelde artikel 29bis beoogt de wetgever de automatische schadevergoeding voor de zwak geachte slachtoffers van verkeersongevallen. De in aanmerking genomen criteria om die categorie van slachtoffers te kenmerken, namelijk, enerzijds, het feit dat men niet de bestuurder van een motorrijtuig is en, anderzijds, het gevaar dat de inverkeerstelling van een motorrijtuig op de openbare weg in se betekent, zijn objectieve criteria waarop het recht op de automatische vergoeding van de door de zwak geachte slachtoffers geleden lichamelijke schade kan worden gegrond. Dat de voormelde bestuurders van motorrijtuigen van het voordeel van die schadevergoeding worden uitgesloten, is het logische gevolg van de in aanmerking genomen criteria om de categorie vast te stellen van de begunstigden ten aanzien van wie de wetgever de maatregel heeft gewild. Die uitsluiting is niet onevenredig, in zoverre niet wordt betwist dat de motorrijtuigen het vaakst aan de basis liggen van verkeersongevallen.
Hoewel de bestuurders van die voertuigen ook slachtoffers van verkeersongevallen kunnen zijn, zijn zij, rekening houdend met de door de wetgever nagestreefde doelstelling, niet als zwakke weggebruikers te beschouwen. Indien de wetgever eveneens had voorzien in de automatische schadevergoeding voor de bestuurders van motorrijtuigen, dan zou hij de doelstelling hebben ontkracht die erin bestond de zwakke weggebruikers te beschermen en zou hij bovendien, zoals hij redelijkerwijze vermocht te oordelen tijdens de parlementaire voorbereiding, hebben bijgedragen tot een buitensporige verhoging van de verzekeringspremie burgerlijke aansprakelijkheid motorrijtuigen van veel meer dan 5 % - als kostprijs van de bescherming van zwakke weggebruikers - waarover alle partners het ter zake eens zijn geraakt (Parl. St., Senaat, 1993-1994, nr. 980-3, pp. 18, 21 en 40).
Aldus, zoals het Hof bij zijn arresten nrs. 23/2002 en 130/2002 heeft geoordeeld, sluit het voormelde artikel 29bis de bestuurder van het voertuig dat aansprakelijk is voor het ongeval, uit van het voordeel van de vergoeding waarin het voorziet.
Daarenboven heeft het Hof van Cassatie, bij een arrest van 24 april 2009 (Cass., C.07.0120.N), voor recht gezegd : « 6. Door het invoeren van dit artikel 29bis, heeft de wetgever de verzekeraar willen verplichten tot vergoeding van de andere slachtoffers dan de bestuurder van het in het ongeval betrokken motorrijtuig, en zijn rechthebbenden. 7. Overeenkomstig artikel 1315, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat hij die de uitvoering van een verbintenis vordert, het bestaan daarvan moet bewijzen, moet de partij die schadevergoeding vordert op grond van voormeld artikel 29bis bewijzen dat het schadegeval beantwoordt aan het in dit artikel omschreven risico. Het behoort dus aan deze partij om het bewijs te leveren dat zij een door artikel 29bis beschermd slachtoffer of rechthebbende is en dienvolgens dat zij niet de bestuurder is van het in het ongeval betrokken motorrijtuig, of zijn rechthebbende ».
B.5. In beginsel komt het aan de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil, en die normen te interpreteren.
B.6.1. Uit de in B.3 vermelde elementen van het dossier vloeit voort dat de eiser voor de verwijzende rechter de inzittende was van het voertuig waarvan bij vonnis is vastgesteld dat het aansprakelijk is voor het ongeval. Uit hetzelfde dossier vloeit voort dat de eiser niet heeft kunnen aantonen dat hij niet de bestuurder was van het voertuig dat aansprakelijk is voor het ongeval, in welk geval hij zou zijn uitgesloten van het voordeel van de vergoeding, en dat ook de andere inzittende van hetzelfde voertuig trouwens een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld.
B.6.2. Rekening houdend met de voormelde elementen en met hetgeen in B.4.2 is vermeld, is het redelijk verantwoord dat een in een bepaling van openbare orde bedoelde vergoeding niet kan worden toegekend aan een persoon die niet voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, namelijk, enerzijds, niet de bestuurder zijn van het voertuig dat aan de oorsprong van het verkeersongeval lag en, anderzijds, bewijzen dat hij een zwakke weggebruiker ten aanzien van dat voertuig was.
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 29bis van de wet van 21 november 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/1989 pub. 23/12/2009 numac 2009000839 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 mei 2020.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût