Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 april 2013
gepubliceerd op 26 april 2013

Wet houdende invoeging van boek IV « Bescherming van de mededinging » en van boek V « De mededinging en de prijsevoluties » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011190
pub.
26/04/2013
prom.
03/04/2013
ELI
eli/wet/2013/04/03/2013011190/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

3 APRIL 2013. - Wet houdende invoeging van boek IV « Bescherming van de mededinging » en van boek V « De mededinging en de prijsevoluties » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Het Wetboek van economisch recht

Art. 2.In boek I, titel 2, van het Wetboek van economisch recht, wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK 2. - Definitie eigen aan boek IV. Art. I.6. Voor de toepassing van boek IV geldt de volgende definitie : - machtspositie : de positie die een onderneming in staat stelt om de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging te verhinderen en het haar mogelijk maakt zich, jegens haar concurrenten, afnemers of leveranciers, in belangrijke mate onafhankelijk te gedragen. »

Art. 3.In boek I, titel 2, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK 3. - Definities eigen aan boek V. Art. I.7. Voor de toepassing van boek V geldt de volgende definitie : - prijzenobservatorium : de instelling belast met de observaties en analyses bedoeld onder artikel 108, i), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. »

Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt een boek IV ingevoegd, luidende : « BOEK IV. - Bescherming van de mededinging TITEL 1. - Mededingingsregels HOOFDSTUK 1. - Restrictieve mededingingspraktijken Art. IV.1. § 1. Zijn verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing vereist is, alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemingsverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Belgische betrokken markt of op een wezenlijk deel ervan merkbaar wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in : 1° het rechtstreeks of onrechtstreeks bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;2° het beperken of controleren van de productie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;3° het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;4° het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hen daarmee nadeel berokkenend bij de mededinging;5° het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten, van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten. § 2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig. § 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn echter niet van toepassing op : 1° elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen, 2° elk besluit of groep van besluiten van ondernemingsverenigingen, en 3° elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de verdeling of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang of die de kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheid bieden om hun concurrentiepositie op de betrokken markt of op de internationale markt te verstevigen, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen : a) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;b) de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken producten de mededinging uit te schakelen. § 4. Het is natuurlijke personen verboden in naam en voor rekening van een onderneming of ondernemingsvereniging met concurrenten te onderhandelen of met hen afspraken te maken over : a) het vaststellen van de prijzen bij verkoop van producten of diensten aan derden;b) het beperken van de productie of verkoop van producten of diensten;c) het toewijzen van markten. Art. IV.2. Het is verboden, zonder dat hiertoe een voorafgaande beslissing nodig is, dat één of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de betrokken Belgische markt of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in : 1° het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;2° het beperken van de productie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;3° het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;4° het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten. Art. IV.3. De bij artikel IV.1, § 1, en artikel IV.2 bedoelde praktijken worden hierna restrictieve mededingingspraktijken genoemd.

Art. IV.4. Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor door een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen of een verordening of een beschikking van de Europese Commissie artikel 101, § 3, VWEU van toepassing is verklaard.

Het verbod van artikel IV.1, § 1, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden of de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt niet beperken, verhinderen of vervalsen, doch die de bescherming zouden genieten van een verordening bedoeld in het eerste lid ingeval zij deze handel wel zouden beïnvloeden of deze mededinging wel zouden beperken, verhinderen of vervalsen.

Het verbod van artikel IV.1, § 1, is niet van toepassing op categorieën van overeenkomsten, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die binnen de werkingssfeer vallen van een koninklijk besluit genomen op grond van artikel IV.5.

Art. IV.5. § 1. De Koning kan, na raadpleging van de Commissie voor de Mededinging als bedoeld in artikel IV. 39 en van de Belgische Mededingingsautoriteit, bij besluit verklaren dat artikel IV.1, § 1, niet van toepassing is op categorieën overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

Het besluit wordt met redenen omkleed. Er wordt overleg over gepleegd in de Ministerraad, wanneer het afwijkt van het advies of het verzoek van de Belgische Mededingingsautoriteit. § 2. Het koninklijk besluit omschrijft de categorieën van overeenkomsten, van besluiten en van onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop het van toepassing is en geeft met name aan : 1° de beperkingen of de bepalingen die er niet in mogen voorkomen;2° de bepalingen die erin moeten voorkomen of de andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Dit koninklijk besluit wordt voor een beperkte tijdsduur genomen. Het kan worden opgeheven of gewijzigd wanneer de omstandigheden gewijzigd zijn met betrekking tot een punt van wezenlijk belang voor zijn vaststelling; in dit geval wordt voorzien in een overgangsregeling voor de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bedoeld door het voorafgaande besluit. HOOFDSTUK 2. - Concentraties Art. IV.6. § 1. Voor de toepassing van dit boek komt een concentratie tot stand indien er een duurzame wijziging van zeggenschap voortvloeit uit : 1° de fusie van twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen of delen van ondernemingen;of 2° het verkrijgen, door één of meer personen die reeds de zeggenschap over ten minste één onderneming bezitten of door één of meer ondernemingen, van de zeggenschap - door de verwerving van participaties in het kapitaal of de aankoop van vermogensbestanddelen, bij overeenkomst of op elke andere wijze - rechtstreeks of onrechtstreeks, over één of meer andere ondernemingen of delen daarvan. § 2. De oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult, vormt een concentratie in de zin van paragraaf 1, 2°. § 3. Voor de toepassing van dit boek berust de zeggenschap op rechten, overeenkomsten of andere middelen die afzonderlijk of gezamenlijk met inachtneming van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name : 1° eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of delen daarvan;2° rechten of overeenkomsten die een bepalende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de ondernemingsorganen. § 4. De zeggenschap wordt verkregen door de persoon/personen of de onderneming/ondernemingen : 1° die zelf rechthebbenden zijn of aan deze overeenkomsten rechten ontlenen;of 2° die, hoewel zij zelf geen rechthebbenden zijn, noch aan deze overeenkomsten rechten ontlenen, de bevoegdheid hebben de daaruit ontstane rechten uit te oefenen. § 5. Geen concentratie in de zin van paragraaf 1 komt tot stand : 1° indien kredietinstellingen, andere financiële instellingen, of verzekeringsmaatschappijen tot wier normale werkzaamheden de verhandeling van financiële instrumenten voor eigen rekening of voor rekening van derden behoort, tijdelijke deelnemingen houden die zij in een onderneming hebben verworven ten einde deze deelnemingen weer te verkopen, mits zij de aan deze deelnemingen verbonden stemrechten niet uitoefenen om het concurrentiegedrag van deze ondernemingen te bepalen of mits zij deze stemrechten slechts uitoefenen om de verkoop van deze onderneming of van haar activa, geheel of gedeeltelijk, of de verkoop van deze deelnemingen voor te bereiden, en deze verkoop plaatsvindt binnen één jaar na de verwerving;deze termijn bedraagt twee jaar wanneer de deelnemingen verworven werden als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen; 2° indien de zeggenschap wordt verworven door een gerechtelijk mandataris of overheidsmandataris, op grond van een gerechtelijke beslissing of een andere procedure van gedwongen vereffening;3° indien de in paragraaf 1, 2°, bedoelde handelingen worden uitgevoerd door participatiemaatschappijen zoals bedoeld in artikel 5, 3, van de vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, met dien verstande echter dat de stemrechten die aan de in bezit zijnde deelnemingen zijn verbonden, slechts worden uitgeoefend om, met name door de benoeming van de leden van de raden van bestuur en van toezicht van de ondernemingen waarin zij deelnemingen houden, de volledige waarde van deze investeringen veilig te stellen en niet om rechtstreeks of onrechtstreeks het concurrentiegedrag van die ondernemingen te bepalen. Art. IV.7. § 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn slechts van toepassing wanneer de betrokken ondernemingen samen in België een omzet, bepaald volgens de in artikel IV.8 bedoelde criteria, van meer dan 100 miljoen euro bereiken en ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk in België een omzet halen van ten minste 40 miljoen euro. § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na raadpleging van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Commissie voor de Mededinging, bedoeld in artikel IV.39, de drempels bedoeld in paragraaf 1 verhogen. § 3. Om de drie jaar gaat de Belgische Mededingingsautoriteit over tot een toetsing van de drempels bedoeld in paragraaf 1, daarbij onder andere rekening houdende met de economische impact en de administratieve last voor de ondernemingen.

Art. IV.8. § 1 De omzet bedoeld in artikel IV.7 is de totale omzet gehaald tijdens het vorige boekjaar in België. Hij moet worden begrepen in de zin van het Wetboek van Vennootschappen, boek IV, titel VI over de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen. § 2. Als een concentratie bestaat in de verwerving van delen - die al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten - van een of meer ondernemingen of van een groep ondernemingen - wordt in afwijking van paragraaf 1 alleen het omzetcijfer dat betrekking heeft op de delen, die aldus het voorwerp van de transactie zijn, in hoofde van de vervreemder of vervreemders, in aanmerking genomen.

Twee of meer transacties bedoeld in het eerste lid, die binnen een periode van twee jaar plaatsvinden tussen dezelfde personen of ondernemingen, moeten evenwel worden beschouwd als één concentratie die plaatsvindt op de datum van de laatste transactie. § 3. De omzet wordt vervangen : 1° bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen, door de som van de onderstaande batenposten, omschreven in het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, in voorkomend geval na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen : a) rente en soortgelijke baten;b) opbrengsten uit waardepapieren : - opbrengsten uit aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren; - opbrengsten uit deelnemingen; - opbrengsten uit aandelen in verbonden ondernemingen; c) ontvangen provisies;d) nettobaten uit financiële transacties;e) overige bedrijfsopbrengsten. De omzet in België van een kredietinstelling of een financiële instelling omvat de hierboven omschreven batenposten van het bijkantoor of de afdeling van deze in België gevestigde instelling. 2° bij verzekeringsmaatschappijen, door de waarde van de bruto geboekte premies, die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume.Er wordt rekening gehouden met de brutopremies gestort door de ingezetenen in België. § 4. Wat betreft de toepassing van artikel IV.7 en onverminderd paragraaf 2, wordt het omzetcijfer van elk der ondernemingen verkregen door de som te maken van de omzetcijfers van alle ondernemingen die tot dezelfde groep behoren.

Worden beschouwd als deel uitmakend van dezelfde groep, de ondernemingen die verbonden zijn in de zin van het Wetboek van Vennootschappen, boek IV, titel VI over de geconsolideerde jaarrekeningen van de ondernemingen. § 5. Voor de openbare ondernemingen bedoeld in artikel IV.12, is de in aanmerking te nemen omzet deze van alle ondernemingen die een economisch geheel vormen met een zelfstandige beslissingsbevoegdheid, ongeacht de vraag wie het kapitaal ervan bezit of welke regels van bestuurlijk toezicht daarop van toepassing zijn.

Art. IV.9. § 1. Voor de concentraties is de voorafgaande goedkeuring nodig van de Belgische Mededingingsautoriteit, die vaststelt of zij al of niet toelaatbaar zijn. § 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde beslissing wordt rekening gehouden met : 1° de noodzaak een daadwerkelijke mededinging op de nationale markt te handhaven en te ontwikkelen in het licht van met name de structuur van alle betrokken markten en van de bestaande of potentiële mededinging van op of buiten het Belgische grondgebied gevestigde ondernemingen;2° de positie op de markt van de betrokken ondernemingen, hun economische en financiële macht, de keuzemogelijkheden van leveranciers en afnemers, hun toegang tot voorzieningsbronnen en afzetmarkten, het bestaan van juridische of feitelijke hinderpalen voor de toegang tot de markt, de ontwikkeling van vraag naar en aanbod van de betrokken producten en diensten, de belangen van de tussen- en eindverbruikers, alsmede de ontwikkeling van de technische en economische vooruitgang, voor zover deze in het voordeel van de consument is en geen belemmering vormt voor de mededinging. § 3. Concentraties die niet tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, worden toelaatbaar verklaard. § 4. Concentraties die tot gevolg hebben dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, worden ontoelaatbaar verklaard. § 5. Indien de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming die een concentratie vormt in de zin van artikel IV.6, § 2, de coördinatie beoogt of tot stand brengt van het concurrentiegedrag van ondernemingen die onafhankelijk blijven, dan wordt die coördinatie beoordeeld overeenkomstig de criteria van artikel IV.1, teneinde vast te stellen of de transactie al dan niet toelaatbaar is.

Bij die beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met : 1° het significant en gelijktijdig actief blijven van twee of meer oprichtende ondernemingen op dezelfde markt als die van de gemeenschappelijke onderneming, op een stroomopwaartse of stroomafwaartse markt van laatstgenoemde markt of op een nauw met die markt verbonden markt;2° de mogelijkheid die aan de betrokken ondernemingen wordt gegeven om, via de coördinatie die het rechtstreekse gevolg is van de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming, de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten en diensten uit te schakelen. Art. IV.10. § 1. De concentraties bedoeld in dit boek worden bij de auditeur-generaal van de Belgische Mededingingsautoriteit gemeld vóór hun tenuitvoerlegging en na de sluiting van de overeenkomst, de openbaarmaking van het aanbod tot aankoop of ruil, of de verwerving van een zeggenschapsdeelneming. De partijen kunnen echter een ontwerpovereenkomst melden, mits alle partijen uitdrukkelijk verklaren dat zij de intentie hebben om een overeenkomst te sluiten die op alle mededingingsrechtelijk relevante punten niet merkbaar verschilt van het gemelde ontwerp. In het geval van een openbaar aanbod tot aankoop of ruil, kunnen de partijen eveneens een ontwerp melden wanneer zij hun voornemen tot het doen van een dergelijk bod publiekelijk hebben aangekondigd. § 2. Concentraties door fusie in de zin van artikel IV.6, § 1, 1°, of door totstandkoming van een gezamenlijke zeggenschap in de zin van artikel IV.6, § 1, 2°, worden gezamenlijk gemeld door de partijen bij de fusie of door de partijen die de gezamenlijke zeggenschap verkrijgen. In alle andere gevallen vindt de aanmelding plaats door de persoon of de onderneming die de zeggenschap over een of meer ondernemingen of een gedeelte daarvan verwerft. § 3. Een concentratie wordt aangemeld in het Nederlands of het Frans, naar keuze van de aanmeldende partijen. § 4. De modaliteiten van de aanmeldingen bedoeld bij paragraaf 1 worden bepaald door de Koning. De Belgische Mededingingsautoriteit kan de nadere regels voor een vereenvoudigde aanmelding bepalen. § 5. Zolang het Mededingingscollege geen beslissing neemt betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie, mogen de betrokken ondernemingen de concentratie niet tot uitvoering brengen. § 6. Paragraaf 5 belet evenwel niet de tenuitvoerlegging van een openbaar aanbod tot aankoop of ruil of van een reeks transacties met financiële instrumenten, inclusief met deze converteerbaar in andere financiële instrumenten, die ter verhandeling worden toegelaten tot een markt zoals een effectenbeurs en waardoor de zeggenschap in de zin van artikel IV.6 wordt verkregen door tussenkomst van meerdere verkopers, mits : 1° de concentratie overeenkomstig dit artikel onverwijld bij de auditeur-generaal wordt gemeld, en 2° de verkrijger de aan de betrokken financiële instrumenten verbonden stemrechten niet uitoefent dan wel slechts uitoefent om de volle waarde van zijn belegging te handhaven en op basis van een door de voorzitter van de Belgische mededingingsautoriteit overeenkomstig paragraaf 7 verleende ontheffing. § 7. Onverminderd het bepaalde in paragraaf 6, kan de voorzitter op verzoek van de partijen, op elk ogenblik ontheffing verlenen van de in paragraaf 5 bepaalde verplichting. In dat geval vraagt de voorzitter dat de auditeur binnen twee weken na de indiening van het verzoek een verslag neerlegt, bevattende de noodzakelijke appreciatie-elementen om tot de in deze paragraaf bedoelde beslissing te komen. § 8. De voorzitter kan zijn beslissing vergezeld laten gaan van bepaalde voorwaarden en lasten.

Art. IV.11. De concentraties die onderworpen zijn aan het toezicht van de Europese Commissie, met inbegrip van concentraties die bij toepassing van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van de Europese Unie van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen zijn verwezen naar de Europese Commissie, zijn niet onderworpen aan het toezicht ingesteld bij dit boek.

Zijn echter wel onderworpen aan het toezicht ingesteld door dit boek, de concentraties die door de Europese Commissie naar de Belgische Mededingingsautoriteit werden verwezen krachtens de artikelen 4, vierde en vijfde lid, en 9, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van de Europese Unie van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen. In dit geval dienen de partijen de concentratie opnieuw te melden bij de auditeur-generaal overeenkomstig artikel IV.10. HOOFDSTUK 3. - Overheidsondernemingen Art. IV.12. De openbare ondernemingen en de ondernemingen waaraan de overheid bijzondere of exclusieve rechten verleent, zijn onderworpen aan de bepalingen van dit boek voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun door of krachtens de wet toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert. HOOFDSTUK 4. - Maatregelen of beslissingen door een vreemde staat Art. IV.13. Behoudens ontheffing in de gevallen door de Koning bepaald, is het aan ieder persoon, verblijvend op het Belgisch grondgebied of er zijn zetel of een inrichting hebbend, verboden gevolg te geven aan maatregelen of beslissingen door een vreemde Staat of door diens organismen genomen en die betrekking hebben op een reglementering inzake mededinging, economische machtsposities of handelsbeperkende praktijken inzake internationaal vervoer ter zee en door de lucht.

De Koning bepaalt op welke handelingen die verbodsbepaling slaat.

De ontheffing, op verzoek van belanghebbenden, kan door de minister bevoegd voor economie, worden toegestaan en desgevallend aan bepaalde modaliteiten onderworpen worden.

Art. IV.14. Elk bevel of verzoek dat gegrond is op de in artikel IV.13 bedoelde maatregelen of beslissingen, moet binnen vijftien dagen medegedeeld worden aan de minister of aan zijn gemachtigde.

Art. IV.15. Onverminderd de artikelen IV.13 en IV.14 en behoudens de uitzonderingen die Hij bepaalt, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na raadpleging van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Commissie voor de Mededinging, maatregelen treffen waarbij het de ondernemingen verboden wordt niet bekendgemaakte inlichtingen of bescheiden met betrekking tot hun mededingingspraktijken aan een buitenlandse Staat of aan een daarvan afhangende instelling te geven.

TITEL 2. - Handhaving van het mededingingsrecht HOOFDSTUK 1. - De Belgische Mededingingsautoriteit Afdeling 1. - Organisatie

Artikel IV.16. § 1. Er wordt een autonome dienst met rechtspersoonlijkheid opgericht « Belgische Mededingingsautoriteit » genaamd. § 2. De Belgische Mededingingsautoriteit is samengesteld uit : 1° de voorzitter en de dienst van de voorzitter;2° het Mededingingscollege;3° het directiecomité;4° het auditoraat onder leiding van de auditeur-generaal. § 3. De Belgische mededingingsautoriteit is bevoegd om de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie toe te passen bedoeld in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna : VWEU). § 4. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad welke menselijke, logistieke en materiële middelen de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, ter beschikking van de Belgische Mededingingsautoriteit dient te stellen.

Daartoe zal een dienstverleningsovereenkomst overeengekomen worden tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en de FOD Economie. § 5. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het administratief en geldelijk statuut van de voorzitter, de assessor-ondervoorzitter en assessoren die zetelen in het Mededingingscollege, de auditeur-generaal, de directeur van de juridische studies, de directeur van de economische studies en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit.

Onderafdeling 1. - De voorzitter en de dienst van de voorzitter Art. IV.17. § 1. De voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit (hierna : « de voorzitter ») wordt door de Koning benoemd, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een mandaat van zes jaar dat eenmaal kan worden hernieuwd.

De voorzitter vervult de opdrachten die hem door dit boek en in het bijzonder door afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn opgedragen. Hij kan daartoe opdrachten delegeren aan de assessor-ondervoorzitter wanneer het taken van het Mededingingscollege betreft en, wanneer het andere taken betreft, aan de directeur economische studies, aan de directeur juridische studies en aan de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit. § 2. Om tot voorzitter te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat slagen voor het examen inzake beroepsbekwaamheid. Dat examen is bedoeld om de maturiteit te evalueren, alsmede de capaciteiten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het betrokken ambt. De nadere regels en het programma van het examen worden door de Koning bepaald. Hij brengt verder het bewijs van een nuttige ervaring voor de uitoefening van de functie. Hij moet houder zijn van een diploma van master en een functionele kennis van het Nederlands, het Frans en het Engels bewijzen.

In voorkomend geval wordt de uitoefening van de functie van voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit beschouwd als een opdracht in de zin van artikel 323bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. De voorzitter wordt op rust gesteld wanneer hij wegens een ernstig en permanent gebrek zijn ambt niet meer behoorlijk kan uitoefenen.

Art. IV.18. De voorzitter mag geen enkele instructie aanvaarden bij het nemen van de beslissingen in uitvoering van de opdrachten die dit boek hem geeft en in het bijzonder afdeling 2 van dit hoofdstuk, noch bij het innemen van standpunten in mededingingszaken van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU en Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen.

Art. IV.19. De assessor-ondervoorzitter vervangt de voorzitter als voorzitter van het Mededingingscollege in het geval van een belangenconflict of gemotiveerde onbeschikbaarheid. De assessor-ondervoorzitter heeft in de zaken waarin hij als voorzitter is aangeduid dezelfde bevoegdheden en verplichtingen die dit boek bepaalt voor de voorzitter.

De voorzitter wordt bij onbeschikbaarheid vervangen als voorzitter van het directiecomité door het oudste aanwezige lid.

Bij onbeschikbaarheid van de assessor-ondervoorzitter en de voorzitter wordt een derde assessor aangewezen en heeft de oudste van de drie assessoren zitting als voorzitter van het Mededingingscollege.

Art. IV.20. § 1. De voorzitter wordt onder meer belast met : 1° het vertegenwoordigen, van België in de Europese en internationale mededingingsorganisaties voor alle besprekingen die de bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit betreffen;en hij neemt deel aan andere besprekingen in Europese en internationale instellingen over wet- en regelgeving die het mededingingsbeleid betreffen; 2° het bijdragen ten behoeve van de FOD Economie, het Parlement, de regering of andere instanties tot het voorbereiden en evalueren van het mededingingsbeleid in België, het bijdragen tot een betere kennis van dit beleid, het leiden van studies en het informeel beslechten van vragen en betwistingen over de toepassing van de mededingingsregels in zaken waarin geen formeel onderzoek wordt gevoerd zoals bedoeld in artikel IV.41, § 1; 3° het bijdragen tot de voorbereiding van de Belgische wetgeving en reglementering met betrekking tot de mededingingsregels en het mededingingsbeleid; 4° het vertegenwoordigen van de Belgische mededingingsautoriteit in de procedures bedoeld in de artikelen IV.75 tot IV.79. § 2. In de Belgische Mededingingsautoriteit wordt een dienst van de voorzitter opgericht. Deze dienst wordt geleid door de voorzitter en bestaat uit de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit die door het directiecomité aan deze dienst worden toegewezen. Voor de tenuitvoerlegging van de taken bedoeld in § 1, kan zij ook een beroep doen op de leden van het in artikel IV.27, § 1, bedoelde auditoraat ten belope van een door het directiecomité te bepalen percentage van hun tijd.

Onderafdeling 2. - Het Mededingingscollege Art. IV.21. Het Mededingingscollege is het beslissingscollege dat door de voorzitter samengesteld wordt per zaak voor het nemen van de in Afdeling 2 van dit hoofdstuk bedoelde beslissingen.

Art. IV.22. § 1. Het Mededingingscollege bestaat uit : 1° de voorzitter of de assessor- ondervoorzitter;2° twee assessoren aangewezen op de alfabetische lijsten van assessoren. De aanwijzing van de assessoren gebeurt in alfabetische orde van de lijsten bedoeld in paragraaf 2, bij toerbeurt gelet op de proceduretaal.

In het Mededingingscollege dient ten minste één jurist met ervaring in geschillenbeslechting zitting te hebben; zo mogelijk heeft ten minste één lid een ander diploma.

Indien een zaak niet kan toegewezen worden aan een assessor-ondervoorzitter of assessor van de taalgroep overeenkomstig de proceduretaal zonder een belangenconflict te veroorzaken, wordt de aanwijzing verricht op basis van de lijst van de andere taalgroep. § 2. De assessor-ondervoorzitter, die van een andere taalrol is dan de voorzitter, en de assessoren ten belope van maximum 20, worden door de Koning benoemd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar.

Zij worden ingedeeld in twee gelijke lijsten, in alfabetische volgorde, volgens de Nederlandstalige of Franstalige taalgroep waartoe zij behoren, bepaald door de taal van het diploma van master.

Op elke lijst zal van iedere assessor het diploma vermeld worden. § 3. Om tot assessor-ondervoorzitter of assessor te worden benoemd, dient de kandidaat te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden gesteld voor de voorzitter, bepaald in artikel IV.17. § 4. De assessor-ondervoorzitter en de assessoren die in een zaak zitting hebben, mogen betreffende die zaak geen enkele instructie aanvaarden bij het nemen van de beslissingen in uitvoering van de opdrachten die dit boek hun geeft en in het bijzonder afdeling 2 van dit hoofdstuk.

Onderafdeling 3. - Het directiecomité Art. IV.23. Het directiecomité is belast met de leiding van de Belgische Mededingingsautoriteit.

Art. IV.24. § 1. Het is samengesteld uit : 1° de voorzitter;2° de auditeur-generaal;3° de directeur economische studies;4° de directeur juridische studies. Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een beslissende stem. § 2. De Koning benoemt de directeur economische studies en de directeur juridische studies voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na een examen inzake beroepsbekwaamheid, bedoeld in artikel IV.17.

Art. IV.25. Het directiecomité is onder meer belast met : - het organiseren en samenstellen van de dienst van de voorzitter en het auditoraat; - het vaststellen van richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de mededingingsregels; - het opstellen van een jaarlijkse nota waarin zijn beleidsprioriteiten worden vastgesteld en aan de minister worden meegedeeld; - het opstellen van het huishoudelijk reglement van het auditoraat dat door de Koning wordt goedgekeurd.

Onderafdeling 4. - De auditeur-generaal en het auditoraat Art. IV.26. § 1. De Koning benoemt de auditeur-generaal bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar.

Om tot auditeur-generaal te worden benoemd, dient de kandidaat te voldoen aan de benoemingsvoorwaarden gesteld voor de voorzitter, bepaald in art. IV.17.

In voorkomend geval wordt de uitoefening van de functie van auditeur-generaal van de Belgische Mededingingsautoriteit beschouwd als een opdracht in de zin van artikel 323bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De auditeur-generaal vervult de opdrachten die hem door dit boek en door titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, in het bijzonder zijn opgedragen.

Hij is ondermeer belast met : 1° de leiding van het auditoraat en de coördinatie en leiding van de onderzoeken; 2° het ontvangen van de injuncties zoals bedoeld in artikel IV.41, § 1, 3°, en de klachten betreffende de restrictieve mededingingspraktijken; 3° het openen van een onderzoek in de gevallen bedoeld in artikel IV.41, § 1, en het bepalen van de volgorde waarin deze zaken worden behandeld na advies van de directeur economische studies; 4° het ontvangen van de aanmeldingen van concentraties;5° het afgeven van opdrachtbevelen wanneer de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de ambtenaren van de Europese Commissie bijstaan voor een door de Europese Commissie bevolen inspectie bij toepassing van Verordening (EG) nr.1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag; 6° het toezien op de uitvoering van de door het Mededingingscollege en het hof van beroep genomen beslissingen inzake de mededingingsregels. § 3. In geval van afwezigheid of verhindering wordt de auditeur-generaal vervangen door de ambtenaar van het auditoraat met de meeste dienstjaren of, in geval van gelijke anciënniteit, door de oudste in jaren. § 4. De auditeur-generaal wordt op rust gesteld wanneer hij wegens een ernstig en permanent gebrek zijn ambt niet meer behoorlijk kan uitoefenen. § 5. De auditeur-generaal mag betreffende een zaak geen enkele instructie aanvaarden bij het nemen van de beslissingen in uitvoering van de opdrachten die hem door dit boek en in het bijzonder door afdeling 2 van dit hoofdstuk zijn opgedragen.

Art. IV.27. § 1. Een auditoraat wordt opgericht bij de Belgische Mededingingsautoriteit.

Het auditoraat bestaat uit de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit die door het directiecomité aan deze dienst worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzitter op hen een beroep kan doen ten belope van een door het directiecomité te bepalen percentage van hun tijd. § 2. De auditeur-generaal wijst voor elke zaak die de Belgische Mededingingsautoriteit overeenkomstig de artikelen IV.26, § 2, tweede lid, 3°, en IV.41, § 1, beslist te behandelen, en bij elke aanmelding van een concentratie, een personeelslid van het auditoraat aan dat als auditeur met de dagelijkse leiding van het onderzoek wordt belast.

De auditeur die met de dagelijkse leiding van een onderzoeksteam is belast, mag betreffende dat onderzoek enkel bevelen ontvangen van de auditeur-generaal. § 3. De auditeur-generaal stelt voor elke in paragraaf 2 bedoelde zaak een team van personeelsleden van het auditoraat samen dat met het onderzoek is belast onder zijn toezicht en onder de leiding van de auditeur die met de dagelijkse leiding van het onderzoek is belast.

De personeelsleden van het auditoraat die bij een onderzoeksteam zijn ingedeeld, kunnen betreffende dat onderzoek enkel bevelen ontvangen van de auditeur-generaal of de auditeur die met de dagelijkse leiding van dat onderzoek is belast.

Art. IV.28. De in artikel IV.27, § 2, bedoelde auditeurs die met de dagelijkse leiding van een onderzoek zijn belast, vervullen de opdrachten die hun door titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, zijn opgedragen.

Art. IV.29. Voor het vervullen van de opdrachten die aan het auditoraat zijn opgedragen door de wet en in het bijzonder door titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, stelt de auditeur-generaal voor elke zaak die de Belgische Mededingingsautoriteit overeenkomstig de artikelen IV.26, § 2, tweede lid, 3° en IV.41, § 1, beslist te behandelen, en voor elke aangemelde concentratie, een cel samen die bestaat uit de auditeur-generaal, de auditeur die de dagelijkse leiding heeft van het onderzoek en een ander personeelslid van het auditoraat dat geen lid is van het onderzoeksteam.

Art. IV.30. § 1. Het auditoraat is belast met : 1° het eventueel seponeren van klachten;2° de toepassing van afdeling 2, onderafdeling 4. § 2. Onverminderd artikel IV.28, zijn de auditeurs belast met : 1° het leiden en organiseren van het onderzoek;2° het zich uitspreken op verzoek van de belanghebbende natuurlijke of rechtspersoon of op eigen initiatief, over het vertrouwelijke karakter van de gegevens die in de loop van de procedure aan de Belgische Mededingingsautoriteit of aan het auditoraat zijn overgezonden;3° het opstellen en het indienen van het gemotiveerd ontwerp van beslissing bij het Mededingingscollege; 4° het afgeven van de opdrachtbevelen met inbegrip van de opdrachtbevelen bedoeld in artikel IV.41, § 3, achtste lid, behalve wanneer de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de ambtenaren van de Europese Commissie bijstaan voor een door de Europese Commissie bevolen inspectie bij toepassing van Verordening (EG) 1/2003 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag; 5° de toepassing van artikel IV.63. § 3. De auditeurs kunnen alle handelingen verrichten ter volbrenging van hun opdracht, behalve wanneer dit boek deze handelingen aan het auditoraat voorbehoudt.

Art. IV.31. Het auditoraat wordt bijgestaan door een secretariaat.

Dit secretariaat is ook belast met het uitvoeren van de taken van een griffie voor de procedures voor het Mededingingscollege en de voorzitter.

Onderafdeling 6. - Het beroepsgeheim en immuniteit Art. IV.34. De voorzitter, de leden van het Mededingingscollege, de auditeur-generaal, de directeurs economische en juridische studies en de andere personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen, onverminderd de bepalingen van onderafdeling 10 van Afdeling 2 en van de koninklijke besluiten uitgevaardigd met toepassing van artikel IV.43, tweede lid, de vertrouwelijke gegevens en informatie waarvan zij wegens hun functie kennis hebben gekregen aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen.

Zij mogen deze gegevens en informatie enkel gebruiken voor het doel waarvoor deze gegevens werden ingewonnen.

Art. IV.35. De verplichting bedoeld in artikel IV.34 geldt ook voor de vertegenwoordigers van de Belgische Mededingingsautoriteit en voor de deskundigen die deelnemen aan de vergaderingen van het adviescomité bedoeld in artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 101 en 102 VWEU, en in artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen.

Art. IV.36. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter of assessoren, die zetelen in een zaak, de auditeur-generaal, de directeurs economische en juridische studies en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit genieten bij de uitoefening van hun ambt van dezelfde immuniteiten als de rijksambtenaren.

Onderafdeling 7. - Onverenigbaarheden Art. IV.38. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter of assessoren die zitten in een zaak, de auditeur-generaal, de directeurs economische en juridische studies en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, mogen mondeling noch schriftelijk de betrokkenen in een zaak verdedigen; zij mogen hun ook geen consult geven.

De voorzitter, de auditeur-generaal, de directeurs economische en juridische studies en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die onder hun gezag werkt, mogen de volgende activiteiten niet uitoefenen : 1° bezoldigde arbitrage;2° hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon enige vorm van handel drijven, zaakwaarnemer zijn of deelnemen aan de leiding of het bestuur van of het toezicht op handelsvennootschappen of nijverheids- of handelsvestigingen. Onderafdeling 8. - De Commissie voor de Mededinging Art. IV.39. Er wordt in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven een paritaire raadgevende commissie opgericht die Commissie voor de Mededinging wordt genoemd en die een adviserende bevoegdheid heeft voor alle algemene kwesties in verband met het mededingingsbeleid; zij oefent die bevoegdheid uit op eigen initiatief of op verzoek van de minister.

Art. IV.40. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie voor de Mededinging alsook van haar secretariaat.

De voorzitter, de werkende leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de minister.

De Koning bepaalt eveneens, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de vergoedingen toegekend aan de voorzitter en de leden van de Commissie alsook aan elke persoon die met de Commissie dient samen te werken. Afdeling 2. - Procedures

Onderafdeling 1. - Onderzoeksprocedure Art. IV.41. § 1. Het onderzoek van de zaken zoals bedoeld in artikel IV.27 gebeurt : 1° op verzoek van de betrokkenen bedoeld in artikel IV.10 in het geval van een gemelde concentratie; 2° ambtshalve of na een klacht van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die aantoont daarbij een rechtstreeks en dadelijk belang te hebben, in het geval van een inbreuk op de artikelen IV.1, § 1, IV.2, en IV.10, § 1, of in geval van niet-naleving van een beslissing genomen krachtens de artikelen IV.10, § 7, IV.48, IV.49, IV.61 of IV.62; 3° op verzoek of op injunctie van de minister; 4° op verzoek van de minister van Middenstand, van een geëigende openbare instelling of ander overheidslichaam, belast met het toezicht of de controle op een economische sector in het geval van een inbreuk op artikel IV.1, § 1, op artikel IV.2 of op artikel IV.10, § 1; 5° ambtshalve of op verzoek van de minister met het oog op een koninklijk besluit tot groepsgewijze ontheffing van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen op grond van artikel IV.5. § 2. Ter vervulling van de hun opgedragen taken, kunnen de auditeurs alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de ondernemingen en ondernemingsverenigingen. Zij bepalen de termijn binnen welke deze inlichtingen hen moeten worden medegedeeld.

Wanneer de auditeurs tot een onderneming of een ondernemingsvereniging een verzoek om inlichtingen richten, wijzen zij de rechtsgrond en het doel van hun verzoek aan.

Indien een onderneming of vereniging van ondernemingen de gevraagde inlichtingen niet binnen de door de auditeur gestelde termijn verstrekt of indien de verstrekte inlichtingen onvolledig, onjuist of verdraaid zijn, kan de auditeur de inlichtingen bij een met redenen omklede beslissing eisen.

Deze beslissing omschrijft de gevraagde inlichtingen en bepaalt binnen welke termijn ze moeten worden verstrekt. Als de beslissing tot verzoek om inlichtingen gericht is tot een van de aanmeldende ondernemingen, schorst zij bovendien de in artikel IV.61 bedoelde termijn tot de dag waarop de inlichtingen worden verstrekt of uiterlijk tot de dag waarop de termijn, bepaald door de auditeur, verstrijkt.

De beslissing wordt door de auditeur ter kennis gebracht van de ondernemingen waarvan de inlichtingen worden geëist. § 3. Onverminderd de bevoegdheden van de politieambtenaren van de lokale en federale politie zijn de auditeurs en de door de minister gemachtigde personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit bevoegd om inbreuken op dit boek op te sporen en om deze inbreuken vast te stellen bij processen-verbaal die gelden als bewijs tot het tegendeel is bewezen.

Zij zijn eveneens bevoegd om alle inlichtingen op te sporen en om alle noodzakelijke vaststellingen te doen met het oog op de toepassing van de artikelen IV.6, IV.7, IV.9, IV.10 en IV.11.

Zij verzamelen alle inlichtingen, nemen alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen af, doen zich alle documenten of inlichtingen, wie ook de houder ervan is, mededelen, die zij nodig achten ter vervulling van hun opdracht en waarvan zij kopie mogen nemen, en doen ter plaatse de nodige vaststellingen.

Zij mogen een huiszoeking verrichten in de lokalen, vervoermiddelen en andere plaatsen van de ondernemingen waar zij redelijkerwijze vermoeden bescheiden of gegevens te kunnen vinden, die zij voor het vervullen van hun opdracht nodig achten en waarvan zij kopie mogen nemen, alsook in de woning van de ondernemingshoofden, bestuurders, zaakvoerders, directeurs, en andere personeelsleden alsook in de woning en in de lokalen die gebruikt worden voor professionele doeleinden van natuurlijke personen en rechtspersonen, intern of extern, belast met het commercieel, boekhoudkundig, administratief, fiscaal en financieel beheer, en zulks tussen 8 en 18 uur, en met voorafgaande machtiging van de onderzoeksrechter.

Bij het volbrengen van hun opdracht kunnen zij ter plaatse beslag leggen en verzegelen voor de duur van, en voor zover nodig voor, hun opdracht maar niet langer dan 72 uur in andere lokalen dan deze van de ondernemingen of ondernemingsverenigingen. Deze maatregelen worden vastgesteld bij een proces-verbaal. Een kopie van dit proces-verbaal wordt bezorgd aan de persoon ten aanzien van wie deze maatregelen zijn getroffen.

Bij het volbrengen van hun opdracht kunnen zij een beroep doen op de openbare macht.

Om over te gaan tot een huiszoeking, een beslaglegging of een verzegeling, moeten de in het eerste lid bedoelde personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit bovendien houder zijn van een specifiek opdrachtbevel afgegeven door de auditeur. Dit bevel vermeldt het voorwerp en het doel van hun opdracht.

De auditeur-generaal kan deskundigen aanstellen van wie hij de opdracht bepaalt. § 4. Ongeacht de bijzondere wetten, die de geheimhouding van de mededelingen waarborgen, zijn de openbare besturen de auditeurs bij de uitvoering van hun opdracht behulpzaam. § 5. Bij de uitoefening van hun onderzoeksbevoegdheid houden de auditeurs, de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit, alsmede iedereen die hen in hun onderzoeken onder hun gezag bijstaan zich voor : 1° het verhoor van personen aan de bepalingen van artikel 31, uitgezonderd het derde lid, van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken;2° de opstelling van de oproepingen, processen-verbaal en verslagen, aan de bepalingen van artikel 11 van dezelfde wet.Wanneer verschillende personen het voorwerp uitmaken van het onderzoek, zal het ontwerp van beslissing van de auditeur bedoeld in artikel IV.42, § 5, opgesteld worden in de taal van de meerderheid, rekening houdend met de bepalingen van voornoemd artikel 11. Wanneer er pariteit is, wordt gebruik gemaakt van een der in België gesproken talen volgens de noodwendigheden van de zaak. § 6. Alvorens het met redenen omkleed ontwerp van beslissing zoals bepaald in de artikelen IV.42, § 5 IV.58, § 4 of IV.62, § 2, bij de voorzitter neer te leggen, stelt de auditeur een onderzoeksdossier samen, dat alle documenten en gegevens bevat die zijn verzameld tijdens het onderzoek en waarvan hij een inventaris opstelt, en spreekt hij zich uit over hun vertrouwelijkheid.

De vertrouwelijkheid van de gegevens en documenten wordt beoordeeld ten aanzien van elke natuurlijke of rechtspersoon die kennis krijgt van het met redenen omkleed ontwerp van beslissing.

De auditeur stelt ook een proceduredossier samen dat slechts deze documenten en gegevens bevat waarop het auditoraat of de auditeur zich steunt in zijn met redenen omkleed ontwerp van beslissing. De daaraan toegekende classificatie inzake vertrouwelijkheid wordt hier eveneens bijgevoegd. Het proceduredossier wordt neergelegd samen met het ontwerp van beslissing. § 7. Wanneer de auditeur van oordeel is dat ten aanzien van de betrokken onderneming gegevens die door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die deze gegevens heeft verstrekt als vertrouwelijk zijn aangemerkt, niet als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, stelt hij deze natuurlijke persoon of rechtspersoon hiervan per brief, fax of e-mail op de hoogte en nodigt hen uit om hierover per brief, fax of e-mail een standpunt mee te delen binnen de door hem bepaalde termijn.

De auditeur spreekt zich vervolgens uit. De auditeur kan beslissen dat het belang van een effectieve toepassing van dit boek zwaarder weegt dan de bescherming van het vertrouwelijke karakter van de verstrekte gegevens. De auditeur deelt zijn beslissing mee aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de gegevens heeft verstrekt.

Wanneer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon de vertrouwelijkheid inroept en motiveert van de gegevens die hij verstrekt, verstrekt hij tezelfdertijd een niet-vertrouwelijke samenvatting of versie van het betreffende document voor zover zich dit nog niet in het dossier bevindt. Indien de vertrouwelijkheid door de auditeur wordt aanvaard, worden de vertrouwelijke documenten vervolgens uit het onderzoeksdossier verwijderd en vervangen door de niet-vertrouwelijke versie of samenvatting. Indien geen niet-vertrouwelijke samenvatting of versie wordt verstrekt, zullen de gegevens als niet-vertrouwelijk worden beschouwd tenzij bij toepassing van het vijfde lid anders wordt beslist.

Wanneer de auditeur de vertrouwelijkheid van de gegevens niet aanvaardt, deelt hij dit mee aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de gegevens heeft verstrekt met vermelding van de redenen waarom de gegevens niet als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt. Deze mededeling gebeurt per brief, fax of e-mail.

De auditeur kan, in het belang van het onderzoek, zelf beslissen dat bepaalde gegevens die hij aanwijst en die door partijen of derden worden verstrekt, als vertrouwelijk dienen te worden aangezien. Hij deelt dit aan de betrokken natuurlijke of rechtspersonen die de gegevens hebben verstrekt mee per brief, fax of e-mail. In dit geval legt hij hun eveneens op om een niet-vertrouwelijke versie of samenvatting te verstrekken, overeenkomstig het derde lid. Deze beslissing is niet vatbaar voor enig beroep. § 8. Tegen de beslissingen van de auditeur over de vertrouwelijkheid van gegevens kan door de natuurlijke personen of de rechtspersonen, die de gegevens hebben verstrekt, beroep worden aangetekend bij de voorzitter binnen de drie werkdagen na de kennisgeving van de beslissing. De voorzitter wijst de assessor-ondervoorzitter of een assessor aan die oordeelt over de vertrouwelijkheid en geen zitting mag hebben in het Mededingingscollege dat gevat wordt door dezelfde zaak.

De aangewezen assessor-ondervoorzitter of assessor hoort de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging, evenals de auditeur-generaal of de door hem gemachtigde auditeur binnen vijf werkdagen na ontvangst van het beroep, en spreekt zich uit binnen vijf werkdagen na de partijen gehoord te hebben. De termijn van vijf werkdagen wordt gereduceerd tot twee werkdagen indien het een onderzoek inzake een concentratie betreft. Tegen deze beslissing is geen afzonderlijk beroep mogelijk. § 9. Het auditoraat of de auditeur deelt geen vertrouwelijke gegevens mee zolang er geen uitspraak is over het beroep.

Onderafdeling 2. - Specifieke onderzoeksregels betreffende restrictieve mededingingspraktijken Art. IV.42. § 1. De klachten betreffende de restrictieve mededingingspraktijken worden ingediend bij de auditeur-generaal. § 2. Indien het auditoraat tot het besluit komt dat een klacht niet ontvankelijk of ongegrond is of verjaard is, seponeert het de klacht bij een met redenen omklede beslissing. Het auditoraat kan een klacht ook bij een met redenen omklede beslissing seponeren, gelet op het prioriteitenbeleid en de beschikbare middelen. De beslissing wordt bij aangetekend schrijven betekend aan de indiener van de klacht; daarbij wordt aan de indiener meegedeeld dat hij het proceduredossier op het secretariaat kan raadplegen, tegen betaling een kopie ervan kan ontvangen en tegen deze beslissing een beroep kan instellen bij de voorzitter die het Mededingingscollege samenstelt dat het beroep zal behandelen. § 3. Het beroep bedoeld in § 2 wordt, op straffe van niet ontvankelijkheid, ingesteld door middel van een met redenen omkleed en ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend bij het secretariaat binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing. Het verzoekschrift beantwoordt, op straffe van nietigheid, aan de vereisten van IV.79, § 4. De voorzitter kan termijnen vaststellen waarbinnen de onderneming, waartegen de klacht gericht was, en de klager schriftelijke opmerkingen kunnen neerleggen. De voorzitter spreekt zich in voorkomend geval uit over de vertrouwelijkheid van de documenten en gegevens.

Enkel in geval van een sepotbeslissing gelet op het prioriteitenbeleid en de beschikbare middelen kan de voorzitter van het Mededingingscollege, op vraag van de appellerende partij, en mits daartoe ernstige redenen worden aangevoerd, beslissen dat het auditoraat zijn motivering dient te verduidelijken alvorens het Mededingingscollege uitspraak doet over het beroep.

Het Mededingingscollege doet uitspraak op stukken. Deze uitspraak van het Mededingingscollege is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet.

Indien het Mededingingscollege het beroep gegrond acht, wordt het dossier teruggezonden aan het auditoraat. § 4. Indien het auditoraat de klacht of desgevallend een ambtshalve onderzoek, gegrond acht, deelt de auditeur-generaal de ondernemingen en natuurlijke personen wier activiteit voorwerp is van het onderzoek mee welke grieven hij jegens hen aanhoudt, en hij geeft hun toegang tot het bewijsmateriaal dat daartoe gebruikt wordt evenals tot alle niet vertrouwelijke versies van documenten en inlichtingen die tijdens het onderzoek werden verkregen. Hij geeft hun een termijn van ten minste één maand om op deze mededeling te antwoorden. § 5. Na een termijn van niet meer dan één maand na ontvangst van de in paragraaf 4 van deze bepaling bedoelde antwoorden of bij ontbreken van een antwoord na verstrijken van de antwoordtermijn, legt de auditeur een met redenen omkleed ontwerp van beslissing namens het auditoraat neer bij de voorzitter. Dit ontwerp van beslissing is vergezeld van het proceduredossier met vermelding van de toegekende classificatie van vertrouwelijkheid, evenals van een inventaris hiervan.

Na ontvangst van het ontwerp van beslissing stelt de voorzitter zonder verwijl het Mededingingscollege samen dat de zaak zal behandelen en hij legt het ontwerp en het proceduredossier voor aan het Mededingingscollege.

Art. IV.43. De Koning kan alle nadere regels bepalen met het oog op de samenstelling en de indiening van de dossiers, alsook de nadere regels betreffende de procedures voor het Mededingingscollege, de voorzitter en het auditoraat vastleggen.

Voor de economische sectoren die onder het toezicht of de controle van een geëigende openbare instelling of ander overheidslichaam zijn geplaatst, kan de Koning, na raadpleging van die instellingen of lichamen, de samenwerking tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en die instellingen of lichamen regelen, wat het onderzoek betreft evenals de wederzijdse uitwisseling van vertrouwelijke inlichtingen.

Art. IV.44. De voorzitter kan, ambtshalve of op verzoek van de minister of van de minister die de betrokken sector onder zijn bevoegdheid heeft, algemene of sectorale onderzoeken instellen of doen instellen indien er ernstige aanwijzingen zijn van marktverstoringen.

Hij kan, indien er ook ernstige aanwijzingen zijn van het bestaan van de door de artikelen IV.1, § 1, en IV.2 en de artikelen 101 en 102 VWEU verboden praktijken of wanneer ondernemingen, ondernemingsverenigingen of bevraagde natuurlijke personen hun medewerking weigeren, de auditeur-generaal vragen dat het auditoraat zijn medewerking verleent aan een algemeen of sectoraal onderzoek. De bepalingen van artikel IV.41 zijn van overeenkomstige toepassing op het onderzoek door het auditoraat, uitgezonderd het vierde tot het achtste lid van paragraaf 3.

Onderafdeling 3. - Beslissing inzake restrictieve praktijken Art. IV.45. § 1. Gelijktijdig met het indienen van het in artikel IV.42, § 5, bedoelde ontwerp van beslissing brengt de auditeur de ondernemingen en natuurlijke personen op wier activiteit het onderzoek betrekking had hiervan op de hoogte en stuurt hun een kopie van het ontwerp. Hij brengt hun ter kennis dat zij op het secretariaat van het auditoraat inzage kunnen nemen van het onderzoeksdossier en het proceduredossier zoals bedoeld in artikel IV.41, § 6, en tegen betaling een kopie ervan kunnen krijgen.

Het secretariaat brengt de natuurlijke personen of rechtspersonen die een klacht hebben ingediend op de hoogte van het indienen van het ontwerp van beslissing. Zo het Mededingingscollege dit nodig acht, kunnen de natuurlijke personen of rechtspersonen die een klacht hebben ingediend evenals de andere personen die het Mededingingscollege zal horen overeenkomstig paragraaf 5, tweede en derde lid, een niet-vertrouwelijke versie van het in artikel IV.42, § 5, bedoelde ontwerp krijgen. § 2. De auditeur-generaal nodigt de ondernemingen en natuurlijke personen op wier activiteit het onderzoek betrekking had uit om de in het ontwerp van beslissing opgenomen vertrouwelijke passages aan te stippen met het oog op het toezenden van een niet-vertrouwelijke versie van het ontwerp aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die de klacht hebben ingediend alsook ten aanzien van andere personen die het Mededingingscollege overeenkomstig paragraaf 5, tweede en derde lid, zal horen. De auditeur generaal neemt hiertoe een beslissing. Deze beslissing is niet vatbaar voor een afzonderlijk hoger beroep.

De personen die de klacht hebben ingediend en alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen die het Mededingingscollege zal horen, hebben geen toegang tot het proceduredossier en het onderzoeksdossier, tenzij de voorzitter hiertoe betreffende het proceduredossier een andersluidende beslissing neemt.

Indien andere personen dan de ondernemingen, die het voorwerp van het onderzoek uitmaken, vertrouwelijke informatie aan het Mededingingscollege wensen mee te delen, zal de assessor-ondervoorzitter of de door de voorzitter aangewezen assessor die geen deel uitmaakt van het Mededingingscollege zich, zoals de auditeur, over de vertrouwelijkheid uitspreken volgens de procedure bedoeld in artikel IV.41, §§ 6 en 7. De vertrouwelijke documenten maken bijgevolg geen deel uit van het proceduredossier en worden vervangen door de niet-vertrouwelijke samenvatting of versie die zal verstrekt worden door de partijen die de gegevens hebben meegedeeld, binnen de termijn bepaald door de assessor-ondervoorzitter of assessor. Deze beslissing is niet vatbaar voor een afzonderlijk hoger beroep. § 3. Zodra de ondernemingen, waarop het onderzoek betrekking heeft, toegang hebben gekregen tot het onderzoeksdossier en het proceduredossier met toepassing van §§ 1 en 2, beschikken de partijen over een termijn van twee kalendermaanden waarbinnen zij hun schriftelijke opmerkingen en de stukken van het onderzoeksdossier, dat zij aan het proceduredossier wensen toe te voegen, dienen neer te leggen.

Zij mogen geen bijkomende stukken toevoegen die niet werden neergelegd tijdens het voorgaande onderzoek, behalve indien het een bewijs van een feit betreft of een antwoord op grieven waarvan zij nog geen kennis kregen.

De voorzitter verlengt deze termijn op met redenen omklede vraag van de partijen of de auditeur-generaal alleen als hij het nodig acht en voor een termijn die niet langer is dan de gevraagde termijn.

De voorzitter beslist op hun verzoek over de toegang door de andere ondernemingen die ook voorwerp zijn van onderzoek tot de schriftelijke opmerkingen van een onderneming die voorwerp is van het onderzoek. Hij spreekt zich uit over de vertrouwelijkheid van gegevens in deze schriftelijke opmerkingen.

Indien het Mededingingscollege bij toepassing van paragraaf 5, tweede of derde lid, natuurlijke personen of rechtspersonen heeft toegelaten tot de zitting, kan de voorzitter een termijn bepalen waarbinnen zij schriftelijke opmerkingen mogen indienen, zodanig dat de auditeur en de betrokken partijen nog een schriftelijke repliek kunnen indienen. § 4. Na ontvangst van de schriftelijke opmerkingen van de partijen, die daartoe gerechtigd zijn of het verstrijken van de termijn waarin opmerkingen kunnen worden neergelegd, is de schriftelijke procedure afgesloten en organiseert de voorzitter zonder verwijl een zitting van het Mededingingscollege. Deze zitting vindt plaats ten minste één kalendermaand en ten hoogste twee kalendermaanden na het afsluiten van de schriftelijke procedure. § 5. Het Mededingingscollege behandelt elke zaak ter zitting. Het hoort de auditeur, evenals de ondernemingen en natuurlijke personen, op wier activiteit het onderzoek betrekking had, alsook de klager, wanneer deze erom vraagt.

Wanneer het Mededingingscollege het nodig acht, kan het elke natuurlijke persoon of rechtspersoon horen.

Indien natuurlijke personen of rechtspersonen, die blijk geven van een voldoende belang, vragen om gehoord te worden, wordt aan hun vraag tegemoet gekomen. Voor de economische sectoren die onder de controle of het toezicht van een openbare instelling of een andere geëigende overheidsinstelling zijn geplaatst, worden deze instellingen of overheidslichamen geacht een voldoende belang te hebben. In alle gevallen worden de minister en de directeurs economische en juridische studies geacht een voldoende belang te hebben.

Het niet verschijnen van de opgeroepen partijen of van hun mandataris doet geen afbreuk aan de geldigheid van de procedure. § 6. Het Mededingingscollege neemt na de zitting de zaak in beraad en het beslist binnen een termijn van één maand. Deze termijn wordt geschorst wanneer de aard van de voorgenomen beslissing een consultatie vereist van de Europese Commissie. § 7. De beslissing van het Mededingingscollege over de grond van de zaak kan niet steunen op de stukken, die als vertrouwelijk werden erkend, zodat de ondernemingen die het voorwerp van het onderzoek uitmaken ervan geen kennis hebben kunnen nemen. § 8. De Koning stelt de nadere regels vast wat de procedure voor het Mededingingscollege betreft alsmede de voorwaarden voor het verkrijgen van kopieën.

Art. IV.46. § 1. Er kan een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de geldboeten waarin dit boek voorziet, worden toegekend aan een onderneming of een ondernemingsvereniging die samen met anderen bij een door artikel IV.1 verboden praktijk betrokken was, indien zij ertoe heeft bijgedragen het bestaan van deze verboden praktijk te bewijzen en de deelnemers eraan te identificeren, onder andere door inlichtingen te verstrekken waarover de Belgische Mededingingsautoriteit voorheen niet beschikte, door het bewijs te leveren van een door artikel IV.1, § 1, verboden praktijk waarvan het bestaan nog niet vaststond, of door de verboden praktijk te erkennen.

Wanneer de auditeur-generaal of de door hem gemachtigde auditeur dit voorstelt, stelt de voorzitter een Mededingingscollege samen dat de zaak zal behandelen en legt hij het voorstel voor aan het Mededingingscollege.

Als gevolg van het optreden van deze onderneming of ondernemingsvereniging neemt het Mededingingscollege op verzoek van de auditeur-generaal of de door hem gemachtigde auditeur, een clementieverklaring aan, waarin de voorwaarden worden bepaald waaraan de beoogde vrijstelling is onderworpen, nadat de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging hun opmerkingen hebben voorgelegd. Deze verklaring wordt aan de onderneming of ondernemingsvereniging overgezonden, en wordt niet gepubliceerd.

Op het ogenblik van de beslissing genomen met toepassing van dit artikel, kan het Mededingingscollege, indien de voorwaarden aangewezen in de clementieverklaring werden nageleefd, een vrijstelling van geldboeten toekennen in verhouding tot de bijdrage die geleverd werd om de inbreuk te bewijzen. § 2. Natuurlijke personen die handelden in naam of voor rekening van een onderneming of ondernemingsvereniging, die samen met anderen bij een door artikel IV.1 verboden praktijk betrokken was, kunnen een verzoek tot immuniteit van vervolging indienen bij het auditoraat met betrekking tot de inbreuken bedoeld in artikel IV.1, § 4.

Het Mededingingscollege kent hun op verzoek van de auditeur-generaal of de door hem gemachtigde auditeur immuniteit van vervolging toe indien deze persoon ertoe heeft bijgedragen het bestaan van een door artikel IV.1, § 1, verboden praktijk te bewijzen en de deelnemers ervan te identificeren, onder andere door inlichtingen te verstrekken waarover de Belgische Mededingingsautoriteit voorheen niet beschikte, door het bewijs te leveren van een door artikel IV.1, § 1, verboden praktijk waarvan het bestaan nog niet vaststond, of door een door artikel IV.1, § 4, verboden praktijk te erkennen.

De immuniteit van vervolging kan worden toegekend aan iedereen die aan de in deze bepaling omschreven voorwaarden voldoet indien hij meewerkt aan een clementieverzoek van een onderneming voor wie hij optreedt. § 3. Na het aannemen van de clementieverklaring of het verlenen van immuniteit aan natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen de stukken en inlichtingen, die door een verzoeker zijn overgelegd, deel uitmaken van het onderzoeks- of proceduredossier, maar er kan onverminderd artikel IV.69 niet anderszins toegang toe worden verleend. § 4. Onverminderd de verjaringstermijnen kan de auditeur-generaal of de door hem gemachtigde auditeur alsnog om het opleggen van een sanctie verzoeken tegen de betrokken persoon, indien het Mededingingscollege vaststelt dat de voorwaarden van de in § 2 bedoelde persoonlijke clementieverklaring niet werden nageleefd. § 5. Een verzoek tot immuniteit van sancties door een natuurlijke persoon staat niet in de weg aan het toekennen van een volledige vrijstelling van geldboeten aan de onderneming bij toepassing van § 1.

Art. IV.47. Het Mededingingscollege kan na de in artikel IV.45 bedoelde procedure betreffende een klacht, een verzoek of een ambtshalve onderzoek bij een met redenen omklede beslissing verklaren dat, op grond van de gegevens die het Mededingingscollege bekend zijn, er voor het Mededingingscollege geen aanleiding bestaat om op te treden.

Art. IV.48. Na de in artikel IV.45 bedoelde procedure kan het Mededingingscollege bij een met redenen omklede beslissing vaststellen : 1° dat er een restrictieve mededingingspraktijk bestaat en bevelen dat deze desgevallend beëindigd wordt, indien nodig volgens de door het Mededingingscollege voorgeschreven modaliteiten;2° dat er geen restrictieve mededingingspraktijk bestaat, voor zover er geen enkele beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten van de Europese Unie bestaat; 3° dat de werking van artikel IV.4, tweede lid, of de werking van een koninklijk besluit in de zin van de artikelen IV.4, derde lid, en IV.5 in een individueel geval vervalt, indien de betrokken restrictieve mededingingspraktijk met artikel IV.1, § 3, onverenigbare gevolgen heeft; 4° dat de werking van een verordening in de zin van artikel IV.4, eerste lid, in een individueel geval vervalt, indien de betrokken restrictieve mededingingspraktijk met artikel 101, § 3, VWEU onverenigbare gevolgen heeft op het nationale grondgebied of een gedeelte daarvan, welk gebied alle kenmerken vertoont van een afzonderlijke geografische markt.

Art. IV.49. § 1. Wanneer het Mededingingscollege voornemens is een beslissing te nemen waarbij de beëindiging van een inbreuk wordt gelast, en de betrokken ondernemingen toezeggingen doen om aan zijn bezorgdheden tegemoet te komen, kan het ten aanzien van deze ondernemingen bij beslissing die toezeggingen een verbindend karakter verlenen. Het kan de auditeur vragen een verslag in te dienen betreffende de voorstellen van toezeggingen binnen de termijn die het bepaalt. De beslissing kan voor een bepaalde periode worden gegeven en bevat de conclusie dat er niet langer gronden voor een optreden van de Belgische Mededingingsautoriteit bestaan. Deze beslissing laat de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties, om het bestaan van restrictieve praktijken voor het verleden vast te stellen, onverlet en kan niet worden uitgelegd als een nadelige erkenning door de betrokken onderneming. § . 2. De voorzitter kan de procedure bedoeld in de artikelen IV.41 tot IV.45 heropenen op verzoek of op eigen initiatief : 1° indien er een wezenlijke verandering optreedt in een van de feiten waarop de beslissing steunt;2° indien de betrokken ondernemingen in strijd met de door hen gedane toezeggingen handelen, of 3° indien de beslissing berust op onvolledige, onjuiste of verdraaide inlichtingen, die door partijen werden verstrekt. Art. IV.50. Indien de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging, waarop het onderzoek betrekking had, het voorwerp uitmaakt van een verordening van de Raad van de Europese Unie of een verordening van de Europese Commissie waarbij artikel 101, § 1, van het EG-verdrag buiten toepassing is verklaard of van een koninklijk besluit in de zin van artikel IV.5, stelt het Mededingingscollege dit vast en vaardigt het een beslissing tot seponering uit.

Onderafdeling 4. - Procedure inzake transacties Art. IV.51. Tijdens een onderzoek op grond van artikel IV.1 of artikel IV.2, al dan niet met gelijktijdige toepassing van artikel 101 of artikel 102 VWEU, kan het auditoraat op elk ogenblik van de procedure, doch in ieder geval vooraleer het in artikel IV.42, § 5, bedoelde ontwerp van beslissing bij de voorzitter wordt neergelegd, ten behoeve van de onderneming of ondernemingsvereniging naar wier activiteit het onderzoek wordt gevoerd een termijn vaststellen waarbinnen zij schriftelijk kan aangeven dat zij bereid is transactiegesprekken te voeren, teneinde in voorkomend geval een voorstel van transactie in te dienen. Het auditoraat is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die ontvangen worden na het verstrijken van die termijn.

Art. IV.52. Wanneer de onderneming of de ondernemingsvereniging naar wier activiteit het onderzoek wordt gevoerd, aangeeft dat zij bereid is transactiegesprekken te voeren, deelt het auditoraat zijn voornemen om tot een transactie over te gaan schriftelijk mee aan de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging. Het auditoraat geeft daarbij aan welke bezwaren het lastens hen meent te kunnen staven en geeft hun toegang tot het bewijsmateriaal dat daartoe gebruikt wordt, evenals tot alle niet vertrouwelijke versies van documenten en inlichtingen die tijdens het onderzoek werden verkregen.

Tevens geeft het auditoraat kennis van het minimum en het maximum van de geldboete die het overweegt voor te stellen aan het Mededingingscollege.

Art. IV.53. Wanneer het voor het auditoraat na verdere besprekingen duidelijk blijkt dat een transactie mogelijk is, en na de kennisneming van de hiervoor bedoelde documenten en inlichtingen, kan het auditoraat een termijn vaststellen waarbinnen de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging er zich toe kan verbinden een transactieverklaring af te leggen. In deze verklaring dienen zij hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij de aangehaalde inbreuk te erkennen en de voorgestelde sanctie te aanvaarden.

Het auditoraat is niet verplicht rekening te houden met verklaringen met het oog op een transactie die het na het verstrijken van de termijn ontvangt. Het auditoraat kan de transactieprocedure te allen tijde stopzetten.

Art. IV.54. Ingeval de verklaringen van de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging de weergave en aanvaarding inhouden van de in de mededeling van het auditoraat vermelde inbreuk, kan het auditoraat aan de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging een ontwerp van transactiebeslissing ter kennis brengen waarin dit wordt vastgesteld, en de geldboete wordt bepaald.

Voor het berekenen van de geldboete overeenkomstig de richtsnoeren van de Belgische Mededingingsautoriteit, en bij het ontbreken daarvan van de Europese Commissie, betreffende de berekening van boetes, kan het auditoraat een boetevermindering van 10 % toepassen. Het kan ook rekening houden met een verbintenis van de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging om zich te kwijten van de betaling van schadevergoeding.

Ten einde tot een transactie te komen dienen de betrokken ondernemingen of ondernemingsverenigingen binnen een door het auditoraat bepaalde termijn te bevestigen dat de aan hen gerichte mededeling van de ontwerpbeslissing de inhoud weergeeft van de door hen met het oog op een transactie gedane verklaringen, en dat zij de in het ontwerp bepaalde sanctie aanvaarden.

Art. IV.55. Tezelfdertijd stelt het auditoraat, bij gelijktijdige toepassing van artikel 101 of artikel 102 VWEU, de Europese Commissie overeenkomstig artikel 11, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van deze ontwerpbeslissing in kennis.

Art. IV.56. Alle documenten en gegevens, die door het auditoraat en de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging worden uitgewisseld, zijn vertrouwelijk.

Art. IV.57. Indien de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging binnen de gestelde termijn deze bevestiging heeft meegedeeld, neemt het auditoraat een beslissing, die de boete in zich bevat, waardoor de procedure wordt afgesloten. Deze beslissing geldt als een beslissing van het Mededingingscollege zoals bedoeld in artikel IV.48.

Indien de Europese Commissie evenwel opmerkingen formuleert die een wijziging van de ontwerpbeslissing vergen en het auditoraat niet beslist de transactieprocedure stop te zetten, neemt het auditoraat een nieuwe ontwerpbeslissing en wordt opnieuw de procedure bedoeld in artikel IV.54 gevolgd.

De auditeur-generaal stuurt de beslissing per aangetekende brief aan de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging. De auditeur-generaal stuurt tevens een afschrift van deze beslissing naar het secretariaat met het oog op de publicatie, en aan de klager indien er een bestaat.

De betrokken onderneming of ondernemingsvereniging kan geen hoger beroep instellen tegen de transactiebeslissing.

Onderafdeling 5. - Onderzoek inzake concentratie Art. IV.58. § 1. De door de auditeur-generaal aangewezen auditeur stelt een onderzoek van de zaak in zodra hij de aanmelding heeft ontvangen of, indien de te verstrekken inlichtingen onvolledig zijn, zodra hij de volledige inlichtingen heeft ontvangen.

Wanneer niet voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel IV.63 bedoelde vereenvoudigde procedure, zendt de auditeur een exemplaar van de aanmelding van concentraties verricht op grond van artikel IV.10, onverwijld over aan de voorzitter die het Mededingingscollege samenstelt dat de zaak zal behandelen. § 2. De auditeur, die belast is met de dagelijkse leiding van een onderzoek, kan onderzoekstaken opdragen aan de personeelsleden van het auditoraat. § 3. De auditeur aangewezen krachtens artikel IV.27 dient het gemotiveerd ontwerp van beslissing in bij de voorzitter, samen met het dossier van de procedure enkel samengesteld uit de documenten en gegevens waarop de auditeur zich steunt in zijn ontwerp, met vermelding van de toegekende classificatie van vertrouwelijkheid en van de inventaris van de stukken van dit dossier. Deze inventaris bepaalt de vertrouwelijkheid van de stukken ten aanzien van elke partij die toegang heeft tot het dossier. § 4. Het ontwerp van beslissing wordt neergelegd binnen een termijn van vijfentwintig werkdagen vanaf de dag volgend op de dag van de indiening van de aanmelding bij de auditeur-generaal. Ingeval de inlichtingen die bij de aanmelding werden verstrekt niet volledig waren, loopt deze termijn vanaf de dag volgend op de dag waarop de volledige inlichtingen werden ontvangen. De termijn van vijfentwintig werkdagen wordt verlengd met vijf werkdagen indien verbintenissen worden aangeboden overeenkomstig artikel IV.59, tweede lid. § 5. Bij de indiening bedoeld in § 4, deelt de auditeur een kopie van het ontwerp van beslissing mee aan de aanmeldende partijen. Hij deelt tevens een kopie van het ontwerp, na verwijdering van de zakengeheimen en de vertrouwelijke gegevens, mee aan de vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van werknemers van deze ondernemingen of aan degenen die zij aanwijzen.

Hij deelt de in het eerste lid bedoelde personen mee dat zij op het secretariaat inzage kunnen nemen van het dossier, met uitzondering van de stukken die ten aanzien van hen vertrouwelijk zijn, en dat zij tegen betaling een kopie ervan kunnen krijgen.

De auditeur spreekt zich vooreerst uit over de vertrouwelijkheid en hij neemt deze documenten en gegevens op in een aparte bijlage die hij aan het secretariaat overzendt.

Art. IV.59. Indien de auditeur meent dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, onder andere door het in het leven roepen of versterken van een machtspositie, zoals bedoeld in artikel IV.9, § 4, brengt hij hiervan de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen op de hoogte, ten minste vijf werkdagen voor de indiening van het ontwerp van beslissing bij de voorzitter overeenkomstig artikel IV.58, § 3.

De ondernemingen die aan de concentratie deelnemen, beschikken in dat geval over een termijn van vijf werkdagen om aan de auditeur verbintenissen aan te bieden die bedoeld zijn om een beslissing op grond van artikel IV.61, § 2, eerste lid, 1° te verkrijgen.

De auditeur hoort de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen, over de aangeboden verbintenissen, en bepaalt in het ontwerp van beslissing een standpunt over de aangeboden verbintenissen.

Onderafdeling 6. - Beslissing inzake concentratie Art. IV.60. § 1. Het Mededingingscollege behandelt elke zaak ter zitting. De zitting vindt plaats ten minste tien werkdagen na de mededeling van het ontwerp van beslissing aan de aanmeldende partijen. § 2. Het Mededingingscollege hoort de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen. Deze ondernemingen voegen hun eventuele schriftelijke opmerkingen en stukken bij het dossier uiterlijk de dag voor de zitting en zij bezorgen daarvan een kopie aan de auditeur.

Zij mogen geen bijkomende stukken toevoegen die niet werden neergelegd tijdens het voorgaande onderzoek, behalve indien het een bewijs van een feit betreft of een antwoord op grieven waarvan zij nog geen kennis hebben gekregen.

Indien het zulks nodig acht, hoort het Mededingingscollege dat de zaak behandelt elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die het oproept.

Het hoort tevens de derden die van een voldoende belang doen blijken.

Voor de economische sectoren, die onder de controle of het toezicht van een openbare instelling of een andere geëigende overheidsinstelling zijn geplaatst, worden deze instellingen of overheidslichamen geacht een voldoende belang te hebben. In alle gevallen worden de directeurs economische en juridische studies geacht een voldoende belang te hebben.

De leden van de bestuursorganen of van de directieorganen van de ondernemingen die deelnemen aan de concentratie, alsook de vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties van deze ondernemingen, of de personen die zij aanwijzen, worden geacht een voldoende belang te hebben.

Het niet-verschijnen van de opgeroepen partijen of van hun mandataris doet geen afbreuk aan de geldigheid van de procedure. § 3. Andere personen dan de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen, kunnen uiterlijk drie werkdagen voor de hoorzitting informatie meedelen aan het Mededingingscollege dat de zaak behandelt.

Het secretariaat deelt deze informatie onmiddellijk mee aan de aanmeldende partijen en aan het auditoraat.

Indien andere personen dan de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen, vertrouwelijke informatie aan het Mededingingscollege wensen mee te delen, zal een daartoe door de auditeur-generaal aangewezen auditeur die niet belast was met het onderzoek, in toepassing van de procedure bedoeld in artikel IV.41, §§ 6 en 7, zich over de vertrouwelijkheid uitspreken. De vertrouwelijke documenten worden vervolgens niet bij het dossier gevoegd en worden vervangen door de niet-vertrouwelijke samenvatting of versie. Deze beslissing is niet vatbaar voor een afzonderlijk hoger beroep. § 4. De beslissing van het Mededingingscollege over de grond van de zaak kan niet steunen op de stukken die door derden werden aangebracht en als vertrouwelijk werden erkend zonder dat de aanmeldende partijen ervan kennis hebben kunnen nemen. § 5. De Koning bepaalt de nadere regels van de procedure voor het Mededingingscollege evenals de voorwaarden voor het verkrijgen van kopieën.

Art. IV.61. § 1. Het Mededingingscollege stelt bij gemotiveerde beslissing vast, dat : 1° de concentratie binnen het toepassingsgebied valt van dit boek;2° de concentratie niet binnen het toepassingsgebied valt van dit boek. § 2. Als de concentratie binnen het toepassingsgebied van dit boek valt, neemt het Mededingingscollege een van de volgende gemotiveerde beslissingen : 1° het kan beslissen dat de concentratie toelaatbaar is.Aan die beslissing kan het voorwaarden of verplichtingen verbinden, die moeten waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen die zij hebben aangeboden, teneinde de concentratie toelaatbaar te horen verklaren. Indien het Mededingingscollege voorwaarden of verplichtingen in overweging wenst te nemen die niet in het ontwerp van beslissing besproken zijn, worden de betrokken ondernemingen en de auditeur hierover gehoord, en beschikken zij over minimaal twee werkdagen om zich hierover uit te spreken. De aanmeldende partijen kunnen de voorwaarden van de concentratie wijzigen, tot op het ogenblik waarop het Mededingingscollege een beslissing heeft genomen.

In dat geval slaat de beslissing van toelaatbaarheid op de aldus gewijzigde concentratie; 2° ofwel verklaart het de concentratie toelaatbaar wanneer de betrokken ondernemingen samen niet meer dan 25 % controleren van welke voor de transactie relevante markt ook, ongeacht of het gaat om horizontale dan wel verticale relaties; 3° ofwel kan het vaststellen dat er ernstige twijfels bestaan omtrent de toelaatbaarheid van de concentratie en kan het beslissen de procedure van bijkomend onderzoek bedoeld in artikel IV.62 in te zetten.

De beslissingen van het Mededingingscollege bedoeld in het eerste lid worden genomen binnen een termijn van veertig werkdagen te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van ontvangst van de aanmelding, in voorkomend geval verlengd in toepassing van artikel IV.58, § 1. Deze termijn wordt met vijftien werkdagen verlengd indien de betrokken ondernemingen verbintenissen aanbieden teneinde de concentratie toelaatbaar te horen verklaren.

De concentratie wordt toelaatbaar geacht, wanneer het Mededingingscollege geen beslissing heeft genomen binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. § 3. De termijn bedoeld in § 2 kan niet worden verlengd, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de aanmeldende partijen, en slechts voor de duur die zij voorstellen. Het Mededingingscollege staat in ieder geval een verlenging toe van vijftien werkdagen alsmede een nieuwe zitting, indien de aanmeldende partijen daarom verzoeken.

Art. IV.62. § 1. Indien het Mededingingscollege de beslissing neemt, bedoeld in artikel IV.61, § 2, eerste lid, 3°, voert de auditeur een bijkomend onderzoek en dient hij een herzien ontwerp van beslissing in bij de voorzitter, die het zonder verwijl voorlegt aan het Mededingingscollege. De bepalingen van artikel IV.58, met uitzondering van de §§ 1 en 4, zijn van toepassing op het bijkomend onderzoek en het herzien ontwerp van beslissing.

Uiterlijk twintig werkdagen na de datum van de beslissing om de procedure in te zetten overeenkomstig artikel IV.61, § 2, eerste lid, 3°, kunnen de aanmeldende partijen aan de auditeur verbintenissen voorstellen met het oog op het verkrijgen van een beslissing tot toelaatbaarheid. § 2. De auditeur dient het herziene ontwerp van beslissing in bij het Mededingingscollege binnen een termijn van dertig werkdagen na de beslissing om de procedure in te stellen. Deze termijn wordt verlengd met dezelfde duur als die welke de aanmeldende partijen gebruikt hebben om hun verbintenissen voor te stellen overeenkomstig paragraaf 1. Dit herziene ontwerp van beslissing wordt meegedeeld overeenkomstig artikel IV.58, § 5.

Indien de auditeur van oordeel is dat de concentratie overeenkomstig artikel IV.9, § 3, toelaatbaar moet worden verklaard, vermeldt het herziene ontwerp van beslissing de redenen waarom de concentratie niet tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Belgische markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd, met name door de verwezenlijking of de versterking van een machtspositie.

Indien de auditeur van oordeel is dat de concentratie overeenkomstig artikel IV.9, § 4, ontoelaatbaar moet worden verklaard of onderworpen moet worden aan voorwaarden of verplichtingen, vermeldt het herzien ontwerp van beslissing de redenen waarom de concentratie moet worden verboden of onderworpen aan de voorwaarden en verplichtingen die de auditeur voorstelt. § 3. De ondernemingen die aan de concentratie deelnemen en de personen die overeenkomstig artikel IV.60, § 2, tussenkomen, dienen hun eventuele schriftelijke opmerkingen in binnen een termijn van tien werkdagen na de neerlegging van het herziene ontwerp van beslissing, met kopie aan de auditeur en de andere bij de zaak betrokken partijen.

Zij mogen geen bijkomende stukken toevoegen die niet werden neergelegd tijdens het voorgaande onderzoek, behalve indien het een bewijs van een feit betreft of een antwoord op grieven waarvan zij nog geen kennis hebben gekregen. § 4. Ingeval schriftelijke opmerkingen met toepassing van paragraaf 3 ingediend worden, kan de auditeur een aanvullend ontwerp van beslissing neerleggen bij het Mededingingscollege binnen een termijn van vijf werkdagen na het verstrijken van de termijn bepaald in paragraaf 3. Dit herziene ontwerp van beslissing wordt medegedeeld overeenkomstig artikel IV.58, § 5. De ondernemingen, die aan de concentratie deelnemen, voegen hun eventuele schriftelijke opmerkingen toe aan het proceduredossier uiterlijk op de dag voor de hoorzitting, met kopie aan de auditeur.

Zij mogen geen bijkomende stukken toevoegen, die niet werden neergelegd tijdens het voorgaande onderzoek.

Eventuele bijkomende schriftelijke opmerkingen van tussenkomende partijen worden uit de debatten geweerd. § 5. Het Mededingingscollege onderzoekt de zaak overeenkomstig artikel IV.60. § 6. De beslissing van het Mededingingscollege betreffende de toelaatbaarheid van een concentratie wordt genomen binnen zestig werkdagen na de beslissing om de procedure in te stellen, desgevallend verlengd overeenkomstig paragraaf 2. Aan die beslissing kunnen voorwaarden of verplichtingen gekoppeld worden die waarborgen dat de betrokken ondernemingen de verbintenissen nakomen die zij hebben aangeboden teneinde de concentratie toelaatbaar te horen verklaren.

Indien het Mededingingscollege voorwaarden of verplichtingen in overweging wenst te nemen die niet in het ontwerp van beslissing besproken zijn, worden de betrokken ondernemingen en de auditeur hierover gehoord en krijgen zij minimaal twee werkdagen om zich hierover uit te spreken.

De beslissing over de concentratie wordt geacht gunstig te zijn wanneer het Mededingingscollege geen beslissing heeft genomen binnen de termijn van zestig werkdagen, desgevallend verlengd zoals bepaald in paragraaf 2, indien de betrokken ondernemingen verbintenissen aanbieden overeenkomstig paragraaf 2.

De termijn kan niet worden verlengd, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de partijen, en ten hoogste voor de duur die zij voorstellen. Het Mededingingscollege staat in ieder geval de gevraagde verlenging toe met maximaal twintig werkdagen alsmede een nieuwe zitting indien de aanmeldende partijen daarom verzoeken teneinde hun toe te laten nieuwe verbintenissen voor te stellen.

De Koning kan, na raadpleging van de Belgische Mededingingsautoriteit, de termijn bedoeld in het eerste lid wijzigen. § 7. Wanneer het Mededingingscollege in zijn beslissing vaststelt dat de concentratie niet toelaatbaar is, beveelt het met het oog op het herstellen van een daadwerkelijke mededinging de splitsing van de gegroepeerde ondernemingen of activa, het stopzetten van de gemeenschappelijke controle of elke andere geëigende maatregel.

Onderafdeling 7. - Onderzoek en beslissing tijdens een vereenvoudigde procedure bij concentraties Art. IV.63. § 1. De aanmeldende partijen kunnen om de toepassing van de vereenvoudigde procedure verzoeken. In dat geval gelden de hiernavolgende bepalingen, in afwijking van de bepalingen van de artikelen IV.58, § 1 en §§ 3 tot 5, en IV.59 tot en met IV.62. § 2. De auditeur stelt het onderzoek van de zaak in zodra hij de aanmelding bedoeld in artikel IV.10 heeft ontvangen of, indien de te verstrekken inlichtingen onvolledig zijn, zodra hij de volledige inlichtingen heeft ontvangen. § 3. Indien de auditeur tot de vaststelling komt dat aan de voorwaarden voor toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan en dat de aangemelde concentratie geen aanleiding geeft tot verzet, stelt hij dit vast in een schriftelijke beslissing die hij toestuurt aan de aanmeldende partijen. De auditeur stuurt tevens een afschrift van deze beslissing naar het secretariaat van de Belgische Mededingingsautoriteit met het oog op de publicatie ervan. § 4. De beslissing van de auditeur bedoeld in paragraaf 3 geldt voor de toepassing van dit boek als een beslissing van het Mededingingscollege in de zin van artikel IV.61, § 2, eerste lid, 1°. § 5. Indien de auditeur tot de vaststelling komt dat naar zijn oordeel niet aan de voorwaarden voor toepassing van de vereenvoudigde procedure is voldaan of dat er twijfels bestaan over de toelaatbaarheid van de concentratie, stelt hij dit met een beknopte toelichting vast in een beslissing die hij toestuurt aan de aanmeldende partijen, met een afschrift voor het secretariaat.

Deze beslissing is niet vatbaar voor afzonderlijk beroep.

Door deze beslissing van de auditeur vervalt de vereenvoudigde procedure, zodat de artikelen IV.58 tot IV.62 onverminderd van toepassing worden. In dit geval wordt de aanmelding geacht vanaf het begin onvolledig te zijn geweest in de zin van artikel IV.58, § 1. De aanmelding wordt geacht volledig te zijn op de dag die volgt op die waarop de aanmeldende partijen de ontbrekende informatie verstrekken die in de beslissing van de auditeur is vermeld. § 6. Binnen vijftien werkdagen stuurt de auditeur de beslissing bedoeld in paragrafen 3 of 5 toe aan de aanmeldende partijen. De concentratie wordt geacht te zijn goedgekeurd wanneer de auditeur binnen de vermelde termijn de bedoelde beslissing niet heeft verstuurd.

Onderafdeling 8.- Voorlopige maatregelen Art. IV.64. § 1. Het Mededingingscollege kan, onder de in dit artikel bepaalde voorwaarden, voorlopige maatregelen nemen teneinde de restrictieve mededingingspraktijken, die het voorwerp van het onderzoek uitmaken, te schorsen, indien dringend een toestand dient te worden vermeden die een ernstig, onmiddellijk en moeilijk herstelbaar nadeel kan veroorzaken voor de ondernemingen waarvan de belangen aangetast worden door deze praktijken of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang. § 2. Gemotiveerde verzoeken om voorlopige maatregelen worden, samen met de daarop betrekking hebbende stukken door een klager, het auditoraat, de minister of de minister bevoegd voor de betrokken sector, ingediend bij de voorzitter. De voorzitter stelt zonder verwijl het Mededingingscollege samen dat over het verzoek zal beslissen en legt het verzoek voor. Op straffe van nietigheid stuurt de verzoeker op dezelfde dag als de neerlegging, per aangetekende zending of e-mail met ontvangstmelding, een kopie van zijn verzoek en de bijhorende stukken aan de ondernemingen of ondernemingsverenigingen waartegen voorlopige maatregelen werden gevraagd. Het secretariaat bezorgt de auditeur-generaal kopie van dit verzoek en de bijhorende stukken indien hij niet de verzoeker is. Hij bezorgt ook kopie van de latere procedurestukken aan de auditeur-generaal, en desgevallend ook aan de minister wanneer deze de verzoeker is. § 3. De voorzitter of de assessor-ondervoorzitter of assessor die hij afvaardigt, legt de datum vast van een zitting die zal plaats hebben binnen een kalendermaand na de neerlegging van het verzoek waarop de verzoekers en de auditeur-generaal of een auditeur die hij afvaardigt, kunnen worden gehoord. Het secretariaat brengt de verzoekers, de ondernemingen of ondernemingsverenigingen jegens wie om voorlopige maatregelen wordt verzocht, de auditeur-generaal en de minister op de hoogte van deze beslissing. De auditeur-generaal dient eventuele schriftelijke opmerkingen neer te leggen uiterlijk zes werkdagen voor de dag van de zitting. De partijen dienen over een termijn van vijf werkdagen te beschikken om voor de zitting inzage te nemen van de neergelegde opmerkingen en stukken met uitzondering van de passages waarvan de voorzitter van het Mededingingscollege of de assessor-ondervoorzitter of assessor die hij afvaardigt jegens hen de vertrouwelijkheid heeft aanvaard. Schriftelijke opmerkingen moeten worden neergelegd op het in artikel IV.31 bedoelde secretariaat dat deze opmerkingen bezorgt aan de voorzitter en de auditeur-generaal. De partij die opmerkingen neerlegt moet een kopie per aangetekende zending of e-mail met ontvangstmelding toesturen aan alle andere partijen in de procedure. § 4. De in de paragrafen 3 en 6 bedoelde termijnen kunnen worden verlengd met maximum twee weken. Indien deze termijnen verlengd worden om de verzoekers toe te laten te antwoorden op schriftelijke opmerkingen van andere partijen, dienen de andere partijen over eenzelfde termijn te beschikken als de verzoekers om op hun repliek te antwoorden. § 5. De partijen die stukken neerleggen kunnen de passages aanduiden die zij vertrouwelijk achten, mits zij dit motiveren en een niet-vertrouwelijke samenvatting neerleggen. De voorzitter van het Mededingingscollege of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, beslist over de vertrouwelijkheid van passages en tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. § 6. Het Mededingingscollege oordeelt binnen een termijn van één kalendermaand na de zitting bedoeld in paragraaf 3, bij een met redenen omklede beslissing of er aanleiding bestaat om voorlopige maatregelen te treffen. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn wordt het verzoek om voorlopige maatregelen geacht te zijn verworpen.

De beslissing van het Mededingingscollege kan niet steunen op stukken waarvan de ondernemingen tegenover dewelke maatregelen genomen worden, geen kennis hebben kunnen nemen.

Onderafdeling 9. - Bekendmaking en kennisgeving Art. IV. 65. De beslissingen van het Mededingingscollege en van de voorzitter worden door het secretariaat van de Belgische Mededingingsautoriteit bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de partijen, de klagers en de minister alsook van elke persoon die overeenkomstig artikel IV.45, § 5, of artikel IV.60, § 2, een belang kan doen gelden en die aan het Mededingingscollege gevraagd heeft te worden gehoord.

De voorzitter, die de beslissing neemt, houdt rekening met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens niet openbaar worden gemaakt.

De beslissingen bedoeld in het eerste lid vermelden de partijen aan wie de kennisgeving moet worden gestuurd.

Op straffe van nietigheid vermeldt de kennisgevingsbrief de termijn van hoger beroep alsook de wijze waarop dit rechtsmiddel kan worden ingesteld. De brief omvat als bijlage de namen, hoedanigheden en adressen van de partijen aan wie de beslissing ter kennis werd gebracht.

Art. IV.66. § 1. Zodra de auditeur-generaal de aanmelding van een concentratie heeft ontvangen, stuurt hij deze voor bekendmaking bij uittreksel naar het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit. Deze bekendmaking bevat de namen van de ondernemingen die deel uitmaken van de concentratie. De bekendmaking geeft aan of de toepassing van de vereenvoudigde procedure wordt gevraagd. § 2. De beslissingen van het Mededingingscollege of van de voorzitter, met inbegrip van de beslissingen bedoeld in de onderafdelingen 3 tot 7 van dit hoofdstuk, van het auditoraat bedoeld in artikel IV.30, § 1, 2°, en van de auditeur bedoeld in artikel IV.63, § 3, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit.

De beslissingen van het Hof van Beroep te Brussel en van het Hof van Cassatie worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en ter kennis gebracht van de partijen door toedoen van de betrokken griffie, bij aangetekende brief met ontvangstbewijs.

Ook de berichten waardoor bij ontstentenis van een beslissing de concentratie wordt geacht toegelaten te zijn, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en ter kennis gebracht van de partijen die aan de concentratie hebben deelgenomen, alsook aan elke persoon die overeenkomstig artikel IV.60, § 2, een belang kan doen gelden en die aan het Mededingingscollege gevraagd heeft te worden gehoord.

De berichten waardoor bij ontstentenis van een beslissing het verzoek om voorlopige maatregelen wordt geacht verworpen te zijn, worden ter kennis gebracht van de verzoekers alsook aan elke persoon die aan de procedure heeft deelgenomen.

De beslissingen bedoeld in de vorige leden worden onmiddellijk, in de vorm bestemd voor de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, aan de Commissie voor de Mededinging meegedeeld.

Bij deze bekendmaking en mededeling houdt de voorzitter van het Mededingingscollege rekening met het rechtmatig belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens niet openbaar worden gemaakt.

De kennisgeving van de beslissing van het Mededingingscollege of van de voorzitter van het Mededingingscollege vermeldt dat tegen die beslissing beroep kan worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel binnen dertig dagen te rekenen van de kennisgeving.

In het kader van deze beroepsprocedure worden niet als definitieve beslissing beschouwd, die waarbij bepaald wordt dat een concentratie binnen het toepassingsgebied van dit boek valt en die waarbij beslist wordt de procedure bepaald in artikel IV.62 in te stellen.

Onderafdeling 10. - Samenwerking met de Europese Commissie en de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie Art. IV.67. Wanneer de Belgische Mededingingsautoriteit zich, bij toepassing van artikel 104 van het VWEU, uitspreekt over de toelaatbaarheid van afspraken of over het misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt, wordt de beslissing genomen in overeenstemming met de artikelen 101, lid 1, en 102 VWEU, volgens de procedure en de sancties bepaald in dit boek.

Wanneer de Belgische Mededingingsautoriteit zich, met toepassing van verordeningen of richtlijnen genomen op basis van artikel 103 VWEU, uitspreekt over de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 101 en 102 van hetzelfde Verdrag, wordt de beslissing genomen in overeenstemming met deze verordeningen of richtlijnen, volgens de procedure en de sancties bepaald in dit boek.

Art. IV.68. De daartoe door de auditeur-generaal aangeduide personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit worden, met toepassing van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad belast met het vervullen bij de ondernemingen van bijstands-, verificatie- of andere opdrachten in het kader van het toezicht op de naleving van de mededingingsregels van de verdragen van de Europese Unie, die zij ambtshalve, op verzoek van de Europese Commissie, of op verzoek van een nationale mededingingsautoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie uit hoofde van hun mededingingsregels uitvoeren.

De daartoe gemachtigde personeelsleden hebben dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als die van de in artikel IV.41, § 3, bedoelde gemandateerde personeelsleden wanneer zij optreden op verzoek van een mededingingsautoriteit van een andere lidstaat, en als die van de in artikel 20, lid 2, van de Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde gemandateerde personeelsleden wanneer zij optreden op verzoek van de Europese Commissie.

Art. IV.69. Voor de toepassing van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, hebben de voorzitter, de auditeur-generaal en de personeelsleden van de Belgische Mededingingsautoriteit de bevoegdheid om alle gegevens, zowel van feitelijke als van juridische aard, met inbegrip van vertrouwelijke inlichtingen, mee te delen aan de Europese Commissie en aan de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten, alsook in voorkomend geval zulke informatie die werd verkregen van de Europese Commissie of van de mededingingsautoriteiten van de andere lidstaten als bewijsmiddel te gebruiken. Afdeling 3. - Geldboeten en dwangsommen

Art. IV.70. § 1. Wanneer het Mededingingscollege een beslissing neemt zoals bedoeld in artikel IV.48, 1°, kan het Mededingingscollege, aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen, geldboeten opleggen van maximaal 10 % van hun omzet. Bovendien kan het bij dezelfde beslissing, op vraag van de auditeur, wegens niet-naleving van haar beslissing dwangsommen opleggen aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen, tot beloop van 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging te rekenen van de dag die zij in de beslissing bepaalt.

Deze geldboeten en dwangsommen kunnen tevens worden opgelegd in geval van toepassing van de artikelen IV.48, 3° en 4°, en IV.49, § 2, en bij niet-naleving van de beslissingen bedoeld bij artikelen IV.61, § 2, 1°, en IV.62, §§ 6 en 7. § 2. Inbreuken op artikel IV.1., § 4, worden gestraft met een administratieve geldboete van 100 tot 10.000 euro. § 3. De boetes en dwangsommen zoals bedoeld in §§ 1 en 2 zijn niet fiscaal aftrekbaar.

Art. IV.71. § 1. Het Mededingingscollege kan aan personen, ondernemingen of ondernemingsverenigingen geldboeten opleggen tot beloop van 1 % van de omzet wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid : 1° bij een aanmelding of een verzoek om inlichtingen onjuiste of verdraaide gegevens verstrekken;2° de inlichtingen op onvolledige wijze verstrekken;3° de inlichtingen niet binnen de gestelde termijn verstrekken; 4° de onderzoeken bedoeld in de artikelen IV.41 en IV.44 beletten of hinderen. § 2. Dezelfde geldboeten kunnen worden opgelegd ingeval een onderneming is overgegaan tot een concentratie zonder deze vooraf te melden overeenkomstig artikel IV.10, zelfs indien zou blijken dat de concentratie toelaatbaar is.

Art. IV.72. In geval van inbreuk op artikel IV.10, § 5, kan het Mededingingscollege de bij artikel IV.70 § 1, bedoelde geldboeten en dwangsommen opleggen.

Het kan bovendien de dwangsommen, bedoeld bij artikel IV.70, § 1, opleggen om het bevel bedoeld in artikel IV.62, § 7, te doen naleven.

Art. IV.73. Het Mededingingscollege kan de in artikel IV.70, § 1, bedoelde dwangsom opleggen teneinde de voorlopige maatregelen, die hij overeenkomstig artikel IV.64 heeft getroffen, en de in artikel IV.41, § 2, derde lid, bedoelde beslissing te doen naleven.

In dit laatste geval kan de dwangsom worden opgelegd in de loop van het onderzoek.

Art. IV.74. De omzet bedoeld in de artikelen IV.70 en IV.71 is de totale omzet behaald tijdens het vorige boekjaar op de nationale markt en bij de export. Hij moet worden begrepen in de zin van titel VI van boek IV van het Wetboek Vennootschappen over de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen. HOOFDSTUK 4. - Overige bepalingen Art. IV.80. § 1. Het onderzoek bedoeld in artikel IV.41 mag slechts betrekking hebben op feiten die zich niet langer dan vijf jaar geleden hebben voorgedaan. De termijn wordt berekend vanaf de datum van de beslissing van de auditeur-generaal om ambtshalve een onderzoek in te stellen of vanaf de datum van het aanhangig maken van de zaak bij de auditeur-generaal overeenkomstig artikel IV.41, § 1.

In geval van voortdurende of herhaalde inbreuken loopt deze termijn niettemin slechts vanaf de dag dat aan de laatste inbreuk een einde is gekomen. § 2. De verjaringstermijn met betrekking tot de procedure van onderzoek en beslissing is vijf jaar, te rekenen van de datum bedoeld in paragraaf 1.

In geval van voortdurende of herhaalde inbreuken loopt deze termijn niettemin slechts vanaf de dag dat aan de laatste inbreuk een einde is gekomen.

De verjaring wordt slechts gestuit door daden van onderzoek of daden van beslissing verricht binnen de termijn bepaald in het eerste lid of door een met redenen omkleed verzoek gericht aan de voorzitter door de klager of de verzoeker; met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen. § 3. De verjaringstermijn met betrekking tot de oplegging van geldboeten en dwangsommen is : 1° drie jaar voor inbreuken op de bepalingen betreffende het inwinnen van inlichtingen en het verrichten van huiszoekingen;2° vijf jaar voor de overige inbreuken. De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd.

Bij voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn pas in op de dag waarop aan de laatste inbreuk een einde is gekomen.

De verjaring wordt, voor wat de geldboeten en de dwangsommen betreft, slechts gestuit door elke handeling van het auditoraat of het Mededingingscollege of, als het de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU betreft, van de mededingingsautoriteit van een lidstaat met het oog op het onderzoek of vervolging van de inbreuk. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan ten minste één onderneming of ondernemingsvereniging die aan de inbreuk heeft deelgenomen.

Handelingen die de verjaring stuiten, zijn : 1° een schriftelijk verzoek om inlichtingen van het auditoraat of de mededingingsautoriteit van een lidstaat;2° een door het auditoraat of de mededingingsautoriteit van een lidstaat aan haar personeel verstrekte schriftelijke opdracht tot huiszoeking;3° het instellen van een procedure door het auditoraat of de mededingingsautoriteit van een lidstaat; 4° het indienen van het ontwerp van beslissing overeenkomstig artikel IV.42, § 5, door het auditoraat of de mededeling van punten van bezwaar door een mededingingsautoriteit van een lidstaat.

De stuiting van de verjaring geldt ten aanzien van alle ondernemingen en ondernemingsverenigingen die aan de inbreuk hebben deelgenomen.

Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaring treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat het Mededingingscollege een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende dewelke de verjaring overeenkomstig het volgende lid wordt geschorst.

De verjaring inzake de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang de beslissing van het Mededingingscollege het voorwerp vormt van een procedure aanhangig bij het hof van beroep te Brussel. § 4. De bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van beslissingen genomen in toepassing van de artikelen IV.70 en IV.71 verjaart na vijf jaar.

De verjaringstermijn gaat in de dag waarop de beslissing definitief is geworden.

De verjaring inzake tenuitvoerlegging van sancties wordt gestuit : 1° door de kennisgeving van een beschikking waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen;2° door elke handeling van het bevoegde orgaan of van een lidstaat dat handelt op verzoek van dat bevoegde orgaan, tot inning van de geldboete of de dwangsom. Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

De verjaring inzake de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst : 1° zolang uitstel van betaling wordt verleend;2° zolang de gedwongen tenuitvoerlegging van de betaling krachtens een beslissing van het hof van beroep te Brussel is opgeschort. Art. IV.81. Indien de onderneming in gebreke blijft de geldboete of de dwangsom te betalen, wordt de beslissing van het Mededingingscollege, of van de voorzitter, of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van het hof van beroep te Brussel, toegezonden aan de FOD Financiën, met het oog op de inning van het bedrag van de administratieve geldboete.

De vervolgingen die de voornoemde administratie moet instellen, gebeuren overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.

De Koning stelt de termijnen en de nadere regels inzake de betaling van de in artikelen IV.70 tot en met IV.74 bedoelde geldboeten en dwangsommen vast.

Art. IV.82. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de lijst vastleggen van de proceshandelingen, met inbegrip van de onderzoeksmaatregelen, waarvan de kosten ten laste worden gelegd van de aanmeldende partijen of van de partijen die een inbreuk hebben gepleegd op dit boek.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag, de voorwaarden en de wijze van inning van de kosten, bedoeld in het voorgaande lid, vaststellen.

Art. IV.83. Het onderzoek wordt gevoerd en het ontwerp van beslissing wordt opgesteld in de taal van het Gewest waarin de onderneming die het voorwerp van het onderzoek is, gevestigd is. Gaat het om meerdere ondernemingen, dan wordt de taal gebruikt van het Gewest waarin de meerderheid van die ondernemingen gevestigd is. In geval van pariteit wordt gebruik gemaakt van een van de in België gesproken talen naar gelang van de behoeften die eigen zijn aan de zaak.

Is de onderneming in het Brusselse Gewest gevestigd, dan wordt de taal, Nederlands of Frans, gekozen door de klager of door het orgaan dat het onderzoek initieel vordert.

De onderneming die het voorwerp van het onderzoek is en die in het Brusselse Gewest gevestigd is, kan evenwel vragen dat het onderzoek gevoerd wordt en de rechtspleging voortgezet wordt in de andere taal, Frans of Nederlands. De beslissing over de wijziging van de proceduretaal wordt genomen door de auditeur-generaal. Tegen zijn beslissing kan door de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging hoger beroep worden aangetekend bij de voorzitter binnen drie werkdagen na de kennisgeving van de beslissing. Hij hoort de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging, evenals de auditeur generaal of de door hem gemachtigde auditeur binnen vijf werkdagen na ontvangst van het beroep, en spreekt zich uit binnen de vijf werkdagen na de partijen gehoord te hebben. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk. »

Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een boek V ingevoegd, luidende : « BOEK V. - De mededinging en de prijsevoluties TITEL 1. - Algemene bepalingen Art. V.1. Deze titel is van toepassing op de door de ondernemingen toegepaste prijzen, met uitzondering van de in titel 2 bedoelde prijzen van goederen.

Art. V.2. De prijzen van goederen en diensten worden bepaald door de vrije mededinging.

Art. V.3. Wanneer het Prijzenobservatorium een probleem inzake prijzen of marges, een abnormale prijzenevolutie, of een structureel marktprobleem vaststelt, kan het de betrokken partijen, de beroepsfederaties en de consumentenorganisaties raadplegen, en deelt het aan de minister het verslag van zijn vaststellingen mee. Zijn verslag wordt tegelijkertijd bezorgd aan de Belgische Mededingingsautoriteit die hierdoor wordt gevat en, in voorkomend geval, aan de betrokken sectorale regulatoren.

Het verslag van het Prijzenobservatorium kan worden gepubliceerd, waarbij het vertrouwelijk karakter van de gegevens wordt gerespecteerd. Indien dit verslag zakengeheimen bevat, kan een van deze zakengeheimen ontdane versie worden gepubliceerd. Het verslag van het Prijzenobservatorium wordt voorafgaand aan elke publicatie overgezonden naar de betrokken partijen, beroepsfederaties of consumentenorganisaties.

Het Prijzenobservatorium kan zich, binnen de wettelijk en reglementair toegewezen bevoegdheden van de FOD Economie, al het nodige bewijsmateriaal doen ter hand stellen om deze vaststellingen te staven.

Het Prijzenobservatorium kan de vaststellingen en analyses in het eerste lid vermeld, ambtshalve dan wel op vraag van de minister, uitbrengen.

Art. V.4. § 1. Indien het dringend is een toestand te vermijden die een ernstig, onmiddellijk en moeilijk te herstellen nadeel kan veroorzaken voor de betrokken ondernemingen of voor de consumenten waarvan de belangen aangetast worden, of die schadelijk kan zijn voor het algemeen economisch belang, kan het Mededingingscollege, behalve voor de prijzen van goederen en diensten waarvan de niveaus kunnen worden vastgesteld door en krachtens de wet, voorlopige maatregelen nemen bedoeld om een einde te stellen aan de praktijken bedoeld in artikel V, 3. Deze maatregelen worden vastgesteld voor een maximale periode van zes maanden. Het Prijzenobservatorium kan aan het Mededingingscollege alle informatie meedelen betreffende de prijzen en de marges die het heeft verzameld op grond van artikel V, 3. Daarbij moet het Prijzenobservatorium rekening houden met de bepalingen van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek en van Verordening 223/2009 van het Europese Parlement en van de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek, meer bepaald betreffende de statistische geheimhouding en het finaliteitsbeginsel. § 2. De voorzitter of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, legt de datum vast van een zitting, die zal plaatshebben binnen vijftien kalenderdagen na de neerlegging van het verslag van het Prijzenobservatorium, waarop deze laatste en de betrokken partijen vermeld in dat verslag worden gehoord. Het secretariaat brengt de betrokken partijen op de hoogte van deze beslissing. De partijen beschikken over een termijn van vijf werkdagen om voor de zitting inzage te nemen van de neergelegde opmerkingen en stukken, met uitzondering van de passages waarvan de voorzitter van het Mededingingscollege, of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, jegens hen de vertrouwelijkheid aanvaard heeft.

De in deze paragraaf en paragraaf 4 bedoelde termijnen kunnen worden verlengd met maximaal twee weken.

Indien het verslag de betrokken partijen niet vermeldt, nodigt de voorzitter of assessor-ondervoorzitter of assessor die hij afvaardigt, onverwijld de organisaties, vertegenwoordigd bij de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en die de betrokken sectoren vertegenwoordigen, uit. § 3. De partijen, die stukken neerleggen, kunnen de passages aanwijzen die zij vertrouwelijk achten, mits zij hun handeling motiveren en een niet-vertrouwelijke samenvatting neerleggen. De voorzitter van het Mededingingscollege of de assessor-ondervoorzitter of assessor, die hij afvaardigt, beslist over de vertrouwelijkheid van passages en tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. § 4. Het Mededingingscollege oordeelt binnen een termijn van één kalendermaand na de zitting bedoeld in paragraaf 2 bij een met redenen omklede beslissing of er aanleiding bestaat om voorlopige maatregelen te treffen. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijn wordt geen voorlopige maatregel bepaald.

De beslissing van het Mededingingscollege kan niet steunen op stukken waarvan de ondernemingen of organisaties bedoeld in paragraaf 2, jegens dewelke maatregelen genomen worden, geen kennis hebben kunnen nemen. § 5. Het Mededingingscollege kan alle modaliteiten uitvaardigen die nodig zijn voor de toepassing en de uitvoering van zijn beslissing. § 6. Het kan zich al het nodige bewijsmateriaal ter hand doen stellen voor de uitvoering van de bevoegdheden die het zijn toevertrouwd bij dit artikel.

Meer bepaald kan het de mededeling voorschrijven van alle boeken, registers en andere boekingsstukken waarvan het bijhouden door of krachtens wettelijke bepalingen is voorgeschreven. § 7. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit zoals beschreven in boek IV. Art. V.6. Het Mededingingscollege betekent zijn beslissing aan de minister. Wanneer het Mededingingscollege voorlopige maatregelen vastlegt, legt de minister binnen zes maanden een plan aan de regering voor houdende structurele wijziging van de marktwerking in de betrokken sector.

Art. V.7. § 1. De minister kan met individuele of gegroepeerde ondernemingen programmaovereenkomsten sluiten die met name op het vlak van de toegepaste prijzen verplichtingen inhouden.

Deze overeenkomsten worden gesloten voor een bepaalde termijn en kunnen door de partijen worden opgezegd met inachtneming van de daarbij bepaalde opzeggingstermijn.

Deze overeenkomsten bevatten een clausule waarbij in geval van niet-uitvoering voorzien wordt in de betaling van een vergoeding. De krachtens deze clausule verschuldigde sommen worden door de minister of door zijn afgevaardigde bij gemotiveerde beslissing ingeschreven.

De gemotiveerde beslissing wordt aan de schuldenaar ter kennis gebracht. Na ontvangst van deze beslissing beschikt de schuldenaar over een termijn van vijftien dagen om bij de burgerlijke rechtbanken beroep aan te tekenen. Dit beroep heeft opschortende werking en de beslissing is vatbaar voor hoger beroep.

Bij ontstentenis van een beroep evenals in geval van verwerping van het beroep wordt de vergoeding, die niet vrijwillig betaald is, ingevorderd zoals inzake directe belastingen. § 2. De minister kan eveneens een programmaovereenkomst sluiten met beroepsverenigingen die actief zijn in de raffinage, de invoer of de distributie van aardolieproducten.

Indien de beroepsvereniging of meerdere beroepsverenigingen waarmee een programmaovereenkomst wordt gesloten representatief zijn voor ten minste 60 % van de in verbruik gestelde hoeveelheden aardolieproducten in België, is de programmaovereenkomst bindend voor de hele sector.

Wanneer een beroepsvereniging van de sector in naam van haar leden bij een ter post aangetekende brief een gemotiveerd bezwaar bij de minister indient tegen één of meer elementen die deel uitmaken van de van kracht zijnde programmaovereenkomst, dan neemt de minister dit bezwaar in overweging. Hij start binnen de maand na ontvangst van het gemotiveerde bezwaar een nieuwe onderhandeling over dit bezwaar binnen het kader van de programmaovereenkomst. De minister brengt binnen drie maanden na ontvangst van het bezwaar de betrokken beroepsvereniging bij een ter post aangetekende brief op de hoogte van het resultaat van de onderhandeling. Het gemotiveerde bezwaar heeft geen schorsende werking op de van kracht zijnde programmaovereenkomst.

Art. V.8. Bij de toepassing van de bepalingen van onderhavige titel, kunnen de producenten en de verdelers niet weigeren naar beste vermogen en onder voorwaarden conform de handelsgebruiken aan de vraag van de verdelers of verbruikers naar producten of dienstverstrekkingen te beantwoorden, als die vraag niet abnormaal voorkomt.

TITEL 2. - Prijsvaststelling van geneesmiddelen en gelijkgestelden HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied Art. V.9. Aan de bepalingen van deze titel zijn onderworpen : 1° de geneesmiddelen voor menselijk gebruik bedoeld in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, met uitzondering van de magistrale bereidingen en de veeartsenijkundige geneesmiddelen;2° de door de Koning overeenkomstig artikel 1bis van de voornoemde wet van 25 maart 1964 geheel of ten dele met geneesmiddelen gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties en die door de minister worden aangewezen;3° de grondstoffen gebruikt in de magistrale bereidingen waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister. HOOFDSTUK 2. - Beslissingen tot prijsvaststelling Art V.10. § 1. De af-fabrieksprijzen van nieuwe geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, de verhogingen van de af-fabrieksprijzen van de geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, evenals de prijsverhogingen van de grondstoffen bedoeld in artikel V.9, 3°, zijn onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de minister.

Met nieuwe geneesmiddelen wordt bedoeld alle geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, die voor de eerste maal op de markt worden gebracht door een houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de registratie van het geneesmiddel of door een houder van een vergunning voor parallelle invoer of alle geheel of ten dele met geneesmiddelen gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, die voor de eerste maal op de markt gebracht worden door een fabrikant, een invoerder of een verdeler.

Met af-fabrieksprijs wordt bedoeld de verkoopprijs exclusief btw, die aan de groothandelaar wordt gefactureerd door de producent of de invoerder van het geneesmiddel bedoeld in artikel V.9, 1°, of de verkoopprijs exclusief btw die aan de personen bevoegd voor de aflevering gefactureerd wordt door de fabrikant, invoerder of verdeler van het gelijkgestelde voorwerp, apparaat of substantie zoals bedoeld in artikel V.9, 2°. § 2. De Koning bepaalt de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een prijsaanvraag of prijsverhogingsaanvraag die gedaan wordt door een houder van de vergunning voor het in de handel brengen of registratie van het geneesmiddel of door een houder van een verwijzing voor parallelle invoer van het geneesmiddel voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, of door een fabrikant, invoerder of verdeler van het gelijkgestelde voorwerp, apparaat of substantie zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, en door een fabrikant, invoerder of verdeler van grondstoffen bedoeld in artikel V.9, 3°, evenals de termijnen binnen welke de beslissingen tot prijsvaststelling aan de ondernemingen worden betekend.

Indien het aantal aanvragen uitzonderlijk hoog is, kunnen de termijnen door de Koning worden verlengd. § 3. De Koning kan bepaalde categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, uitsluiten van de toepassingssfeer van hoofdstuk 2. § 4. De Koning kan nadere regels voorschrijven die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel. § 5. Bij ontstentenis van een beslissing betreffende de prijzen binnen de in § 2 bedoelde termijnen, mag de aanvrager de gevraagde prijs of prijsverhoging toepassen. § 6. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vaststellen onder welke de minister prijsverminderingen kan opleggen voor de bestaande geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°. § 7. De minister kan delegatie verlenen voor de individuele beslissingen betreffende de prijzen bedoeld in dit artikel.

Art V.11. § 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, beslissen over te gaan tot een volledige of gedeeltelijke blokkering van de prijzen van alle geneesmiddelen of van bepaalde categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden zoals bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°. § 2. In geval van een prijsblokkering voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, waarvoor voorzien wordt in een tegemoetkoming van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, gaan de ministers bevoegd voor economische zaken en voor sociale zaken ten minste eenmaal per jaar na of de macro-economische voorwaarden de handhaving van de blokkering rechtvaardigen. § 3. Op vraag van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de registratie van het geneesmiddel, voor de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, of van de invoerder of verdeler van gelijkgestelden zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, kan de minister in uitzonderlijke gevallen en voor zover bijzondere redenen verbonden aan de rentabiliteit die aangetoond worden door de aanvrager dit rechtvaardigen, een afwijking op de prijsblokkering toestaan.

Art. V.12. § 1. De minister kan de maximumprijs af-fabriek vaststellen voor de door hem aangewezen categorieën van geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°. Deze prijzen mogen lager zijn dan de prijzen toegepast op de datum van zijn beslissing. § 2. De minister kan maximummarges vaststellen voor de groothandel of de terhandstelling van de geneesmiddelen en gelijkgestelden bedoeld in artikel V.9, 1° en 2°, evenals, in voorkomend geval, de maximale verkoopprijzen aan publiek.

Voor de vaststelling van de maximale marges voor de groothandel en de aflevering van de geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, overlegt de minister met de minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. V.13. Alvorens beslissingen te nemen en regels vast te stellen overeenkomstig dit hoofdstuk, raadpleegt de minister de Prijzencommissie voor de Geneesmiddelen waarvan de Koning de status, de samenstelling en de werkingsmodaliteiten regelt. De minister bepaalt eveneens de redelijke termijn binnen dewelke het advies moet worden gegeven. Na deze termijn is het advies niet meer vereist.

Art. V.14. § 1. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de onderneming die terugbetaalbare implantaten bedoeld in artikel 35, § 1, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 augustus 1994 in de handel brengen, zijn verplicht jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister van Economie en de minister van Sociale zaken. § 2. De houder van de vergunning voor het in de handel brengen of van de registratie van het geneesmiddel, of de houder van de vergunning voor parallelinvoer van de geneesmiddelen, voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, niet terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, is verplicht jaarlijks na 1 februari en vóór 1 maart aan de Prijzendienst van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de af-fabrieksprijzen exclusief btw mee te delen, toegepast in de lidstaten van de Europese Unie aangewezen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. De minister kan desgevallend een aanpassing doorvoeren van de af-fabrieksprijzen toegepast in België onder de voorwaarden en de criteria vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Voor geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, terugbetaalbaar in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en voor de terugbetaalbare implantaten bedoeld in § 1, deelt de minister aan de minister die de Sociale Zaken in zijn bevoegdheid heeft, de doorgevoerde aanpassingen mee van de af-fabrieksprijzen opdat bijgevolg deze laatste de vergoedingsbasis of de bedragen van de terugbetaling kan aanpassen. » HOOFDSTUK 3. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 6.In de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, worden opgeheven : 1° de artikelen 1 tot 37;2° de artikelen 39 tot 83;3° de artikelen 86 tot 98.

Art. 7.In de programmawet van 22 december 1989 worden opgeheven : 1° artikel 313;2° artikel 314, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 14 januari 2002 en 25 april 2007;3° de artikelen 315 en 316;4° artikel 316bis;5° artikel 317, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 25 april 2007;6° artikel 318, gewijzigd bij de wet van 25 april 2007;7° de artikelen 320 tot 322.

Art. 8.De artikelen 1 en 2 van de wet van 27 maart 1969 betreffende de reglementering van het zee en luchtvervoer worden opgeheven.

Art. 9.In de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen worden opgeheven : 1° artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 23 december 1969 en 20 juli 2006;2° artikel 2, §§ 2bis en 3;3° artikel 2bis, ingevoegd bij de wet van 14 januari 2002.

Art. 10.De artikelen 609, 8° en 615, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de gecoördineerde wet van 15 september 2006, worden opgeheven.

Art. 11.Het koninklijk besluit van 31 oktober 2006 betreffende de procedures inzake bescherming van de economische mededinging, wordt opgeheven.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 31 oktober 2006 betreffende de afgifte van kopieën van het dossier zoals bedoeld in de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, wordt opgeheven.

Art. 13.Het koninklijk besluit van 31 oktober 2006 betreffende het indienen van de klachten en verzoeken bedoeld bij artikel 44, § 1, 2° en 3° van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, wordt opgeheven.

Art. 14.Het koninklijk besluit van 31 oktober 2006 betreffende de betaling en de invordering van de administratieve geldboeten en dwangsommen bepaald in de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, wordt opgeheven.

Art. 15.Het ministerieel besluit van 31 oktober 2006 betreffende de wijze van verzending van het dossier van de Raad voor de Mededinging naar het hof van beroep te Brussel, wordt opgeheven.

Art. 16.Het ministerieel besluit van 31 oktober 2006 betreffende de wijze van verzending van het dossier van de sectoriële regulator naar de Raad voor de Mededinging, wordt opgeheven.

Art. 17.Het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende het statuut van de leden van de griffie van de Raad voor de Mededinging, wordt opgeheven.

Art. 18.Het koninklijk besluit van 21 mei 2008 betreffende de modaliteiten en het programma van het vergelijkend examen betreffende de beroepsbekwaamheid voor de benoeming van adjunct-auditeurs bij de Raad voor de Mededinging, wordt opgeheven.

Art. 19.Het koninklijk besluit van 11 januari 2009 houdende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het auditoraat van de Raad voor de Mededinging, wordt opgeheven.

Art. 20.In alle wettelijke bepalingen worden de woorden « Raad voor de Mededinging » vervangen door de woorden « Belgische Mededingingsautoriteit ».

In de besluiten, reglementen, omzendbrieven en mededelingen waarin de Raad voor Mededinging vermeld wordt, dienen de woorden « Raad voor Mededinging » te worden gelezen als « Belgische Mededingingsautoriteit ». HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepalingen

Art. 21.§ 1. De auditeur-generaal, de auditeurs en adjunct auditeurs bedoeld in artikel 25 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 worden bij het opheffen van voornoemde wet van ambtswege overgeheveld naar de Federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, waar zij worden toegevoegd aan de algemene directie mededinging met behoud van hun administratief en geldelijk statuut. § 2. Het personeel dat door de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ter beschikking werd gesteld van de griffie van de Raad voor de Mededinging, bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 wordt bij het opheffen van voornoemde wet van ambtswege toegevoegd aan de algemene directie mededinging met het behoud van hun administratief en geldelijk statuut.

Art. 22.§ 1. De procedurehandelingen verricht overeenkomstig de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, en de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006, blijven van kracht met het oog op de toepassing van boek IV van het Wetboek van economisch recht. § 2. Voor de onderzoeken waarin op datum van de inwerkingtreding van titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, van voornoemd boek IV nog geen gemotiveerd verslag werd neergelegd bij de Raad voor de Mededinging wordt een gemotiveerd ontwerp van beslissing neergelegd bij de voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit volgens de modaliteiten bepaald in voornoemd boek IV. § 3. In de zaken betreffende restrictieve praktijken waarin op datum van de inwerkingtreding van titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, van voornoemd boek IV al een gemotiveerd verslag werd neergelegd bij de Raad voor de Mededinging wordt dit verslag terug overgemaakt aan de auditeur-generaal, en wordt het beschouwd als een in artikel IV.42, § 4, van het Wetboek van economisch recht bedoelde mededeling van grieven. De procedure wordt verder gezet zoals bepaald in de artikelen IV.42, § 5, en de daarna volgende bepalingen van boek IV van hetzelfde Wetboek. § 4. In de zaken betreffende concentraties waarin op de datum van inwerkingtreding van titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, van boek IV van het Wetboek van economisch recht al een verslag werd neergelegd bij de Raad voor de Mededinging, worden dit verslag en het proceduredossier overgemaakt aan de voorzitter van de Belgische Mededingsautoriteit die zonder verwijl een Mededingingscollege samenstelt. De termijnen voor beslissing door het Mededingingscollege bepaald in artikel IV.61, § 2, tweede lid, en artikel IV.62, § 6, van het Wetboek van economisch recht beginnen opnieuw te lopen vanaf de datum waarop de voorzitter het verslag en het dossier ontvangt.

Art. 23.De reglementaire bepalingen en de sectorale of individuele beslissingen genomen in uitvoering van de bepalingen bedoeld in de artikelen 6 tot 9, blijven van toepassing tot zij uitdrukkelijk worden opgeheven.

Art. 24.Het koninklijk besluit van 8 augustus 1975 tot oprichting van een Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten wordt geacht te zijn genomen ter uitvoering van artikel V.13. van het Wetboek van economisch recht. HOOFDSTUK 5. - Bevoegdheidstoewijzing

Art. 25.De bestaande wetten en uitvoeringsbesluiten die verwijzen naar de opgeheven bepalingen bedoeld in de artikelen 6 tot 9, worden geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen in het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet.

Art. 26.De Koning kan de verwijzingen in bestaande wetten en koninklijke besluiten naar de opgeheven bepalingen bedoeld in de artikelen 6 tot 9 vervangen door verwijzingen naar de ermee overeenstemmende bepalingen in het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet.

Art. 27.De Koning kan de bepalingen van het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet, coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.

Daartoe kan Hij : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering doen overeenstemmen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 28.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 53-2591 - Nr. 1. - Amendementen, 53-2591 - Nr. 2. - Verslag, 53-2591 - Nr.3. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-2591 - Nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2591 - Nr. 5.

Integraal Verslag. - 28 februari 2013.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 5-1997 - Nr. 1. - Amendementen, 5-1997 - Nr. 2. - Verslag, 5-1997 - Nr. 3. - Tekst verbeterd door de commissie, 5-1997 - Nr. 4. - Beslissing om niet te amenderen, 5-1997 - Nr. 5.

Handelingen van de Senaat. - 21 maart 2013.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 53-2592 - Nr. 1. - Verslag, 53-2592 - Nr. 2. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-2592 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2592 - Nr. 4.

Integraal Verslag. - 28 februari 2013.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 5-1998 - Nr. 1. - Verslag, 5-1998 - Nr. 2. - Tekst verbeterd door de commissie, 5-1998 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 5-1998 - Nr. 4.

Handelingen van de Senaat. - 21 maart 2013.

^