Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 mei 2014
gepubliceerd op 14 juli 2014

Koninklijk besluit betreffende de samenwerking tussen het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie enerzijds, en de Belgische Mededingingsautoriteit anderzijds

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011370
pub.
14/07/2014
prom.
08/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/08/2014011370/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MEI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de samenwerking tussen het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie enerzijds, en de Belgische Mededingingsautoriteit anderzijds


VERSLAG AAN DE KONING Sire, ALGEMEEN Het ontwerpbesluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel de samenwerking te regelen tussen enerzijds het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (hierna "het BIPT") en anderzijds de Belgische Mededingingsautoriteit. In artikel 43, tweede lid, van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht wordt immers bepaald dat de Koning de samenwerking en de wederzijdse uitwisseling van vertrouwelijke inlichtingen tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en de openbare instellingen of andere overheidslichamen kan regelen voor de economische sectoren die onder hun toezicht zijn geplaatst, na raadpleging van die instellingen of lichamen. Ook de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, met name artikel 14, § 2, 3°, e), voorziet in de regeling van de samenwerking en wederzijdse uitwisseling van vertrouwelijke informatie tussen de Belgische Mededingingsautoriteit en het BIPT. Voor een optimale werking van de sector van de telecommunicatiediensten, de elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied van Brussel-Hoofdstad en van de sector van de postdiensten, moet ervoor worden gezorgd dat de coördinatie tussen de sectorale regulering en het mededingingsrecht zo efficiënt en coherent mogelijk is. Het blijkt dus nodig om tegelijk het kader te regelen waarbinnen deze twee instellingen moeten dialogeren alsook de manier waarop zij - met name vertrouwelijke - informatie met elkaar uitwisselen. Het onderhavige ontwerpbesluit wil deze doelen nastreven door een optimale samenwerking tussen deze twee instellingen te bevorderen, waarbij hun respectieve bevoegdheden zo goed mogelijk in acht worden genomen.

Om te zorgen voor de vlotte samenwerking tussen het BIPT en de Autoriteit schrijft het onderhavige ontwerpbesluit onder andere voor dat de twee instellingen geregeld met elkaar overleg plegen over de ontwikkelingen in de post- en telecommunicatiesector en over mededinging en mededingingsrecht, om een harmonieuze en coherente interpretatie van het sectorgebonden recht en van dat mededingingsrecht te garanderen, en om de samenwerking waarvan sprake in het ontwerp te evalueren. Het ontwerp bepaalt ook dat de twee instellingen alle nuttige informatie met elkaar uitwisselen, voor zover dat noodzakelijk en evenredig is voor de vervulling van de aan hen toegewezen opdrachten. Deze inlichtingen hebben niet alleen betrekking op de procedures die bij de twee instellingen aan de gang zijn maar ook op de uitwisseling met betrekking tot de praktijken of transacties die kunnen worden beschouwd als restrictieve mededingingspraktijken of concentraties in de zin van boek IV van het Wetboek van economisch recht of in verband met ontvangen vragen en klachten waarvan zij kennis hebben.

Het onderhavige ontwerp schetst ook de manier waarop het BIPT en de Autoriteit tussenkomen bij formele procedures van elk van de twee instellingen. Wat echter de uitgewisselde vertrouwelijke informatie betreft, zorgt het ontwerp ervoor dat de twee instellingen hun verplichtingen nakomen in verband met de informatie die wordt verzameld in het kader van het Europees mededingingsnetwerk, in het kader van de clementieprocedure en de informatie die wordt verzameld in het kader van artikel 14, § 1, 4° en 4° /1 van de wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector in geval van een verzoeningsprocedure of geschillenbeslechting onder operatoren.

Het onderhavige ontwerp houdt rekening met alle opmerkingen die door de Raad van State zijn geformuleerd in zijn advies 55.979/4, gegeven op 29 april 2014.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 Dit artikel behoeft geen commentaar. HOOFDSTUK II. - Mededeling van informatie Artikel 2 Dit artikel heeft tot doel het algemene overleg tussen het Instituut en de Autoriteit te regelen. Dit overleg dient minimaal eenmaal per jaar plaats te vinden maar kan ook meerdere malen georganiseerd worden naar gelang de noodwendigheden van de te bespreken materie.

Dit overleg en wat er besproken wordt is vertrouwelijk tenzij de partijen anders overeenkomen.

Artikel 3 Dit artikel stelt dat alle nuttige informatie kan uitgewisseld worden tussen het BIPT en de Autoriteit, binnen de grenzen van de wet. Het kan ondermeer gaan om beslissingen die nuttig zijn, beroepen die zijn ingesteld tegen deze beslissingen en de arresten die daarover uitspraak doen, informatie betreffende praktijken of transacties die mogelijks kwalificeerbaar zijn als restrictieve mededingingspraktijken of concentraties, de opening van ambtshalve onderzoeken, ontvangen klachten en alle andere mogelijks nuttige informatie waarover het BIPT en de Autoriteit beschikken.

Indien de informatie die uitgewisseld wordt vertrouwelijk is of zakengeheimen bevat kan de verzendende instelling een niet-vertrouwelijke versie van deze informatie overmaken indien daarom verzocht wordt. Bij gebrek van verzoek dient de overgemaakte informatie als vertrouwelijk beschouwd te worden. Is geen niet-vertrouwelijke versie beschikbaar dan dient de verzendende instelling de interne procedures te doorlopen om een niet-vertrouwelijke versie te bekomen, tenzij het disproportioneel zou zijn om dergelijke niet-vertrouwelijke versie te bekomen dan wel zelf te maken.

Artikel 4 Dit artikel behoeft geen commentaar. HOOFDSTUK III. - Samenwerkingsprocedures Artikel 5 Dit artikel verzekert dat het Instituut geïnformeerd wordt van zaken die worden aanhangig gemaakt bij het Mededingingscollege om er uitspraak over te doen, inclusief informatie over de zittingsdata, partijen, sector, type van inbreuk of concentratie en geldende termijnen tot tussenkomst. Dit zodat het BIPT kan tussenkomen indien het dat wenst. Het secretariaat van de Autoriteit licht het BIPT per brief of per e-mail in van de indiening van een ontwerp van beslissing van de auditeur.

De tussenkomst van het Instituut wordt geregeld in de Wet.

Ten slotte regelt het laatste lid van dit artikel de toegang tot een ontwerp van beslissing van de auditeur of het dossier waarop dit ontwerp zich steunt gezien de wet dergelijke toegang niet regelt. De Voorzitter of de Assessor-ondervoorzitter, naar gelang wie het Mededingingscollege voorzit kan het BIPT de toegang verlenen tot het geheel of de delen van het dossier die het nuttig acht.

Artikel 6 Dit artikel verduidelijkt dat de Autoriteit, in het kader van haar advies bij marktanalyse besluiten, bijkomende informatie kan vragen aan het Instituut maar dit ten laatste 5 werkdagen voordat de wettelijke termijnen om het advies te verlenen verstrijken. Deze vraag om verdere informatie heeft geen schorsende werking. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Artikel 7 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd.

De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 55.979/4 van 29 april 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de samenwerking tussen het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie enerzijds, en de Belgische mededingingsautoriteit anderzijds' Op 4 april 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de samenwerking tussen het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie enerzijds, en de Belgische mededingingsautoriteit anderzijds'.

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 29 april 2014. De kamer was samengesteld uit Pierre Liénardy, kamervoorzitter, Jacques Jaumotte en Bernard Blero, staatsraden, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne Vagman, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 29 april 2014.

Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021141 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' luidt als volgt : "In de aanhef van de koninklijke besluiten en ministeriële besluiten, die onder het toepassingsgebied van de wet vallen, wordt melding gemaakt van de uitgevoerde impactanalyse of van een van de in artikel 8 van de wet vermelde vrijstellings- of uitzonderingsgronden" Daar over het ontworpen koninklijk besluit geen overleg hoeft te worden gepleegd in de Ministerraad, volgt uit artikel 6, § 1, van de wet van 15 december 2013 dat het evenmin aan een voorafgaande impactanalyse hoeft te worden onderworpen. De reden waarom geen impactanalyse uitgevoerd is voordat het ontworpen besluit vastgesteld is, is dus dat artikel 6, § 1, en niet een van de uitzonderingen of vrijstellingsgronden die in artikel 8 van dezelfde wet worden opgesomd.

Er is dus geen grond om het hierboven geciteerde artikel 10 toe te passen.

Bijgevolg moet het vijfde lid van de aanhef worden weggelaten. 2. Het lid betreffende het advies van de Raad van State moet worden geredigeerd als volgt : "Gelet op advies 55.979/4 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973". (1) Dispositief Artikel 1 1. Er bestaat geen grond om een definitie te geven van het "Instituut", dat reeds is gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, 3°, van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten `met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector'. De bepaling onder 5° moet dus worden weggelaten. 2. In de bepaling onder 13° moeten het nummer en de datum van de kwestieuze mededeling van de Europese Commissie worden aangegeven. Artikel 5 1. Anders dan de artikelen IV.45, IV.60 en IV.62 van het Wetboek van economisch recht, maakt artikel IV.64 van dat Wetboek het niet mogelijk dat het Instituut in de procedure in kwestie als partij optreedt.

De procedure die bij artikel 5 van het ontwerp wordt ingesteld, kan dus niet gelden voor de behandeling van de zaken bedoeld in het voornoemde artikel IV.64.

Artikel 5 moet dienovereenkomstig worden herzien. 2. De regel die in artikel 5, § 2, tweede zin, van het ontwerp, stelt dat "[h]het Instituut wordt geacht blijk te geven van een voldoende belang voor de economische sectoren die onder haar toezicht staan", volgt reeds uit artikel IV.45, § 5, derde lid, en uit artikel IV.60, § 2, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht.

Zoals de afdeling Wetgeving al vaak heeft opgemerkt, staat het niet aan de Koning om een regel over te nemen die reeds is opgenomen in een bepaling van wetgevende aard.

Een dergelijke werkwijze kan immers verwarring doen ontstaan omtrent de aard van de desbetreffende regel. Ze kan bovendien de indruk wekken dat het aan de Koning toekomt die regel te wijzigen, terwijl die bevoegdheid uitsluitend bij de wetgever berust.

Het komt de Koning evenmin toe om een voorschrift toe te voegen aan een bepaling van wetgevende aard of er de draagwijdte van te wijzigen.

De tweede zin van artikel 5, § 2, van het ontwerp moet bijgevolg vervallen. 3. Er moet melding gemaakt worden van het "Wetboek van economisch recht" in plaats van van het "Wetboek economisch recht". Voorts is er geen grond om artikel 5 in paragrafen onder te verdelen, aangezien elke paragraaf van dat artikel slechts één lid bevat. 4. Artikel 5 moet in het licht van deze opmerkingen worden herzien. De griffier, C. Gigot De voorzitter, P. Liénardy _______ Nota (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 36.1 en formule F 3-5-2, bij analogie.

8 MEI 2014. - Koninklijk besluit betreffende de samenwerking tussen het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie enerzijds, en de Belgische Mededingingsautoriteit anderzijds FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, artikel 14, § 2, 3°, e);

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel IV. 43, lid 2;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie, gegeven op 21 maart 2014;

Gelet op het advies van de Belgische mededingingsautoriteit, gegeven op 25 maart 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 maart 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 1 april 2014;

Gelet op het advies 55.979/4 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Wet met betrekking tot het statuut van het Instituut" : de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;2° "Wet betreffende de elektronische communicatie" : de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie;3° "Wet van 30 maart 1995" : de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;4° "Boek IV van het Wetboek van economisch recht" : boek IV van het Wetboek van economisch recht "bescherming van de mededinging" zoals ingevoegd bij wet van 3 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/04/2013 pub. 17/02/2014 numac 2014000081 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende invoeging van boek IV "Bescherming van de mededinging" en van boek V "De mededinging en de prijsevoluties" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht. - Duitse vertaling type wet prom. 03/04/2013 pub. 26/04/2013 numac 2013011190 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van boek IV « Bescherming van de mededinging » en van boek V « De mededinging en de prijsevoluties » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten houdende invoeging van boek IV "Bescherming van de mededinging" en van boek V "De mededinging en de prijsevoluties" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht; 5° "Autoriteit" : de Belgische Mededingingsautoriteit, zoals bedoeld in artikel IV.16 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 6° "De Voorzitter" : De Voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit zoals bedoeld in artikel IV.17 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 7° "Assessor-ondervoorzitter" : De assessor-ondervoorzitter van de Belgische mededingingsautoriteit zoals bedoeld in artikel IV.19 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 8° "Auditoraat" : het auditoraat bij de Belgische Mededingingsautoriteit zoals bedoeld in artikel IV.27 § 1 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 9° "Mededingingscollege" : het Mededingingscollege zoals bedoeld in artikel IV.21 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 10° "Secretariaat" : het secretariaat bedoeld in artikel IV.31 van Boek IV; 11° "Ontwerp van beslissing van de auditeur" : het ontwerp van beslissing van de auditeur in de zin van de artikelen IV.42, § 5, IV.58, § 3 en IV.62, § 2 van boek IV "Bescherming van de mededinging" van het Wetboek van economisch recht; 12° "European Competition Network (ECN)" : het netwerk bestaande uit de Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten, bedoeld in artikel 1 van de Mededeling van de Commissie, C 101, 27 april 2004 betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten. HOOFDSTUK II. - Mededeling van informatie

Art. 2.Het Instituut en de Autoriteit plegen jaarlijks overleg onder meer omtrent : 1° de algemene situatie en ontwikkelingen in de post- en telecommunicatiesector;2° de methodologie en ontwikkelingen in het mededingingsrecht;3° een coherente en geharmoniseerde interpretatie van het algemene mededingingsrecht en van het sectorrecht dat van toepassing is op de postdiensten en op de netwerken en diensten van elektronische communicatie;4° de opvolging en de evaluatie van de samenwerking die in de wet en door dit besluit wordt geregeld.

Art. 3.Conform artikel 14, § 2, 3°, e) van de wet betreffende het statuut van het Instituut en zoals toegestaan in toepassing van artikel IV.43, tweede lid, van Boek IV van het Wetboek van economisch recht, wisselen de Autoriteit en het Instituut alle nuttige informatie uit, voor zover dit nodig en evenredig is voor de verwezenlijking van de hun opgedragen opdrachten.

Indien beschikbaar, zal op verzoek, een niet-vertrouwelijke versie van de uitgewisselde informatie bezorgd worden, door de verstrekkende instantie, aan de ontvangende instantie.

Art. 4.§ 1. De Autoriteit geeft geen kennis aan het Instituut van : 1° informatie die afkomstig is van de Europese Commissie en van nationale mededingingsautoriteiten en die uitgewisseld wordt in het kader van het European Competition Network, en 2° informatie die bekomen is in het kader van een clementieprocedure in de zin van artikel IV.46 van Boek IV van het Wetboek van economisch recht. § 2. Het Instituut geeft geen kennis aan de Autoriteit van informatie die bekomen is in het kader van artikel 14, § 1, 4° en 4° /1 van de wet met betrekking tot het statuut van het Instituut. HOOFDSTUK III. - Samenwerkingsprocedures

Art. 5.Bij de behandeling van zaken in de sectoren post en telecommunicatie op basis van artikel IV.45, IV. 60 en IV. 62 van Boek IV van het Wetboek van economisch recht, brengt het secretariaat het Instituut op de hoogte van de indiening van een ontwerp van beslissing van de auditeur.

Indien, in het kader van de artikelen IV.45, IV.60 en IV.62 van Boek IV van het Wetboek economisch recht, het Instituut toegang verzoekt tot een ontwerp van beslissing, of het proceduredossier, kan de Voorzitter of de Assessor-ondervoorzitter, indien dit nodig is, het toegang verlenen op voorwaarde dat die documenten nodig blijken om aan het Instituut toe te laten op nuttige wijze zijn standpunt over de zaak kenbaar te maken.

Art. 6.Na de toezending van een ontwerpbeslissing van het Instituut in de zin van artikel 55, § 4, § 4/1 en § 5 van de wet betreffende de elektronische communicatie of van artikel 40/11, § 5 van de wet van 30 maart 1995, kan de Autoriteit het Instituut om bijkomende informatie vragen indien zij dit nodig acht en dit ten laatste tot 5 werkdagen voor het verstrijken van de desbetreffende wettelijke termijnen.

In dat geval deelt het Instituut deze informatie zo spoedig mogelijk mee volgend op het verzoek van de Autoriteit. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 7.De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 mei 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

^