Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 oktober 2011
gepubliceerd op 03 november 2011

Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2011022356
pub.
03/11/2011
prom.
24/10/2011
ELI
eli/wet/2011/10/24/2011022356/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

24 OKTOBER 2011. - Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL 2. - Financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen en van de lokale politiezones HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities

Art. 2.Deze titel is van toepassing op : 1) de provinciale en plaatselijke besturen aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten krachtens artikel 32 van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;2) de lokale politiezones bedoeld in artikel 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Deze titel is echter niet van toepassing op vastbenoemde personeelsleden : 1) die aanspraak kunnen maken op een rustpensioen ten laste van het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden;2) die aanspraak kunnen maken op een rustpensioen ten laste van de Schatkist.

Art. 3.Voor de toepassing van deze titel moet worden verstaan onder : 1) « RSZPPO » : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;2) « het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden » : het stelsel waarbij de vastbenoemde personeelsleden van bepaalde provinciale en plaatselijke besturen zijn aangesloten in toepassing van artikel 161, § 1, eerste en tweede lid, van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988;3) « het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen » : het stelsel waarbij de vastbenoemde personeelsleden van bepaalde provinciale en plaatselijke besturen zijn aangesloten in toepassing van artikel 2 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen;4) « de lokale politiezones » : de eengemeentezones en de meergemeentenzones bedoeld in artikel 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;5) « het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO » : het gesolidariseerd pensioenstelsel waarbij de vastbenoemde personeelsleden van de in artikel 5 bedoelde besturen zijn aangesloten in toepassing van hoofdstuk 3;6) « PDOS » : de Pensioendienst voor de Overheidssector bedoeld in artikel 3 van de wet van 12 januari 2006 tot oprichting van de « Pensioendienst voor de Overheidssector »;7) « de voorzorgsinstelling » : de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, of de verzekeringsmaatschappij waarmee een provinciaal of plaatselijk bestuur een overeenkomst heeft afgesloten voor de financiering en, in voorkomend geval, het administratief beheer van de pensioenen van zijn vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden. HOOFDSTUK 2. - Het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO

Art. 4.§ 1. Een fonds, genaamd « het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO », wordt opgericht in de schoot van de RSZPPO en wordt door deze beheerd. § 2. De reserves die op 31 december 2011 in de definitief afgesloten en goedgekeurde rekeningen van de RSZPPO staan geregistreerd als reservefonds van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden, behouden deze bestemming. Deze reserves kunnen uitsluitend worden aangewend voor de in artikel 16, 2) vermelde doeleinden. § 3. In de schoot van de RSZPPO wordt een Fonds voor de amortisatie van de verhoging van de pen-sioenbijdragevoeten opgericht waarnaar alle reserves, behalve deze bedoeld in paragraaf 2, worden overgedragen, die ingeschreven zijn in de op 31 december 2011 definitief afgesloten en goedgekeurde rekeningen van de RSZPPO en die hetzij wettelijk bestemd zijn voor de financiering van de pensioenen van de benoemde personeelsleden, hetzij bedoeld zijn voor de pensioensector zonder hiervoor wettelijk bestemd te zijn.

Dit fonds wordt ook gestijfd met een inhouding van 13,07 pct. die uitgevoerd wordt op het volledige bedrag van het vakantiegeld openbare sector, dat vanaf 1 januari 2012 betaald wordt aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen en van de lokale politiezones waarop deze titel van toepassing is. HOOFDSTUK 3. - Werkgevers en personeelsleden aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO

Art. 5.§ 1. Onder voorbehoud van paragraaf 3 zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet ambtshalve, van rechtswege en onherroepelijk aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO : 1) de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden zijn aangesloten;2) de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen zijn;3) de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet voor hun actief vastbenoemd personeel over een eigen pensioenstelsel beschikken en het financieel en/of administratief beheer van de pensioenen aan een voorzorgsinstelling toevertrouwen;4) de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet voor hun actief vastbenoemd personeel over een eigen pensioenstelsel beschikken en zelf voor het beheer van de pensioenen instaan.Dit is tevens het geval wanneer het bestuur het administratief beheer van de pensioenen conventioneel aan de PDOS heeft toevertrouwd; 5) de lokale politiezones bedoeld in titel II van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;6) de gewestelijke overheden voor de gewestelijke ontvangers die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet bij het in 1) bedoelde pensioenstelsel zijn aangesloten;7) De provincies voor de verbindingsambtenaren en de brigadecommissarissen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet bij het in 1) bedoelde pensioenstelsel zijn aangesloten. § 2. Elk provinciaal of plaatselijk bestuur of iedere lokale politiezone die zal worden opgericht vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet, zal, vanaf het ogenblik waarop deze de werkgever wordt van vastbenoemd personeel, ambtshalve, van rechtswege en onherroepelijk bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO worden aangesloten. § 3. Voor de in paragrafen 1, 3) of 4) bedoelde provinciale en plaatselijke besturen, wordt de ambtshalve aansluiting op 1 januari 2012 niet effectief indien het provinciaal of plaatselijk bestuur vóór 15 december 2011 zijn weigering per aangetekende brief aan de Minister van Pensioenen te kennen geeft. § 4. Indien de aansluiting geweigerd wordt, wordt het deel van de reserves van het betrokken plaatselijk bestuur hem ter beschikking gesteld op een lopende rekening op zijn naam. Op vraag van het plaatselijk bestuur, zal het deel van de reserves hem worden terugbetaald over een periode van vijf jaar. Intussen zal die door de RSZPPO gebruikt kunnen worden voor zijn thesaurie. § 5. Een provinciaal of plaatselijk bestuur dat heeft geweigerd zich ambtshalve aan te sluiten volgens de in paragraaf 3 voorziene modaliteiten, blijft nadien vrij om zijn aansluiting bij het gesolidariseerde pensioenfonds van de RSZPPO alsnog aan te vragen. In dat geval zal de bijdragevoet gelijk zijn aan deze die in werking treedt op 1 januari van het jaar van de aansluiting, en zal deze worden aangewend voor de overname van de lopende pensioenen.

Art. 6.De in artikel 5 voorziene ambtshalve aansluiting betreft : - alle vastbenoemde personeelsleden die in dienst zijn en die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet bij de in artikel 5, § 1, 1) tot 7) bedoelde pensioenstelsels zijn aangesloten, ongeacht de situatie of de administratieve toestand van het personeelslid op die datum; - alle personeelsleden die zullen worden benoemd in een provinciaal of plaatselijk bestuur of een lokale politiezone aangesloten bij het gesolidariseerd pen-sioenfonds van de RSZPPO vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet; - alle personen die door aanwerving, overplaatsing of om het even welke andere reden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid verkrijgen van vastbenoemd personeelslid van een provin-ciaal of plaatselijk bestuur of van een lokale politiezone aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO.

Art. 7.§ 1. In geval van ambtshalve aansluiting van een in artikel 5, § 1, 3) of 4) bedoeld provinciaal of plaatselijk bestuur, wordt de last van de rust- en overlevingspensioenen van dit bestuur die reeds lopende waren vóór de aansluiting, vanaf de dag van de aansluiting geheel of gedeeltelijk overgenomen door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Het deel van de last van de lopende pensioenen dat vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO wordt overgenomen, is gelijk aan het verschil tussen enerzijds de loonmassa die door de werkgever in kwestie voor het aansluitingsjaar aan zijn vastbenoemd personeel wordt uitbetaald, vermenigvuldigd met de basispensioenbijdragevoet die in 2012 van toepassing is in toepassing van artikel 18, en anderzijds de last van de rust- en overlevingspensioenen die in de loop van het aansluitingsjaar ingaan.

De op de datum van aansluiting lopende pensioenen met de meest recente ingangsdatum, worden bij voorrang overgenomen door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde deel van de pensioenlast wordt rekening gehouden met het brutobedrag van het pensioen betaald de dag vóór de aansluiting, zelfs indien dit pensioen werd vastgesteld volgens een gunstigere berekeningswijze dan deze voorzien door het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden.

Wanneer het bedrag van de pensioenlast dat kan worden overgenomen het bedrag van de lopende pensioenen overschrijdt, worden de pensioenaandelen, die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet werden gedragen door de ambtshalve aangesloten werkgever in de enige pensioenen toegekend door andere pensioenstelsels, overgenomen om het over te nemen bedrag te vervolledigen.

In afwijking van het tweede lid, wordt, wanneer de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet meerdere provinciale of plaatselijke besturen aan eenzelfde eigen pensioenfonds deelnemen of over een gemeenschappelijk pensioenfonds beschikken, het deel van de lopende pensioenen dat wordt overgenomen door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO vastgesteld door de pensioenlast en de loonmassa van het benoemd personeel van de verschillende deelnemers te globaliseren alsof het om één enkele werkgever gaat. § 2. De lopende pensioenen die niet door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO worden overgenomen, blijven ten laste van het ambtshalve aangesloten provinciaal of plaatselijk bestuur.

Mits hun kosten door het provinciaal of plaatselijk bestuur wordt ten laste genomen, kan de last van de niet overgenomen pensioenen het voorwerp zijn van een overeenkomst met de PDOS of een voorzorgsinstelling. Bij gebrek hieraan worden de niet overgenomen pensioenen verder betaald door het provinciaal of plaatselijk bestuur. HOOFDSTUK 4. - Uitgaven ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO

Art. 8.Het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO draagt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet de last van de volgende lopende pensioenen : 1) de vóór 1 april 2001 ingegane rustpensioenen van de vroegere gemeentelijke politieagenten, evenals de vóór deze datum aan de rechthebbenden van deze personen toegekende overlevingspensioenen die op de vooravond van de inwerkingtreding van deze wet worden gedragen door het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden, het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen of het eigen pen-sioenstelsel van de provinciale en plaatselijke besturen;2) de pensioenaandelen, vastgesteld overeenkomstig de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector en die betrekking hebben op diensten gepresteerd in de hoedanigheid van gemeentelijk politieagent, in vóór 1 april 2001 ingegane pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden, het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen of het eigen pensioenstelsel van de provinciale en plaatselijke besturen en die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet worden gedragen door één van deze stelsels;3) de andere rust- en overlevingspensioenen dan deze bedoeld onder 1) die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet door het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden worden gedragen;4) de pensioenaandelen, vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 en die betrekking hebben op andere diensten dan deze gepresteerd in de hoedanigheid van gemeentelijk politieagent, in pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden en die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet door het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden worden gedragen;5) de andere rust- en overlevingspensioenen dan deze bedoeld onder 1) die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet door het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen worden gedragen;6) de pensioenaandelen, vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 en die betrekking hebben op andere diensten dan deze gepresteerd in de hoedanigheid van gemeentelijk politieagent, in pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen, en die op de dag vóór inwerkingtreding van deze wet door het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen worden gedragen;7) de rust- en overlevingspensioenen, evenals de pensioenaandelen die vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet worden overgenomen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO in toepassing van artikel 7, § 1;8) de rustpensioenen toegekend aan de vroegere personeelsleden van de lokale politiezones die ingegaan zijn vanaf 1 april 2001, en die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet worden gedragen door het pensioenfonds van de geïntegreerde politie, evenals de vanaf deze datum toegekende overlevingspensioenen;9) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 en die betrekking hebben op diensten gepresteerd in de hoedanigheid van personeelslid van de gemeentelijke politie of van een lokale politiezone, in vanaf 1 april 2001 ingegane pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het pensioenfonds van de geïntegreerde politie, en die op de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet door het pensioenfonds van de geïntegreerde politie worden gedragen, evenals de pensioenaandelen in de vanaf deze datum toegekende overlevingspensioenen, die betrekking hebben op dergelijke diensten.

Art. 9.Het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO draagt de volgende uitgaven vanaf de datum waarop deze ingaan : 1) de onmiddellijke of uitgestelde rustpensioenen die vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet worden toegekend aan personen die hun loopbaan beëindigen in de hoedanigheid van vastbenoemd personeelslid bij een provinciaal of plaatselijk bestuur of een lokale politiezone aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPPO, evenals de overlevingspensioenen die vanaf deze datum worden toegekend aan de rechthebbenden van deze personen;2) de pensioenaandelen van de rustpensioenen toegekend vanaf de inwerkingtreding van deze wet door een ander pensioenstelsel dan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, die betrekking hebben op diensten gepresteerd bij een bij dit fonds aangesloten provinciaal of plaatselijk bestuur, of bij een lokale politiezone, evenals de pensioenaandelen van de overlevingspensioenen die vanaf deze datum worden toegekend en die betrekking hebben op dergelijke diensten;3) de uitgestelde rustpensioenen toegekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet aan personen die vóór deze datum hun loopbaan hebben beëindigd in de hoedanigheid van benoemd personeelslid van een provinciaal of plaatselijk bestuur aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO of van een lokale politiezone, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf deze datum aan de rechthebbenden van deze personen;4) de pensioenaandelen toegekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet door een ander pensioenstelsel dan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, die betrekking hebben op diensten gepresteerd in een bij dit fonds aangesloten provinciaal of plaatselijk bestuur of lokale politiezone door personen die vóór deze datum hun loopbaan hebben beëindigd in de hoedanigheid van benoemd personeelslid van een provinciaal of plaatselijk bestuur of een lokale politiezone aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf deze datum en die betrekking hebben op dergelijke prestaties;5) de overdrachten van de bijdragen in toepassing van de artikelen 4 en 8 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector en de privésector die betrekking hebben op diensten gepresteerd bij een provinciaal of plaatselijk bestuur of een lokale politiezone aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO en waarvoor de aanvraag tot overdracht ingediend wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet;6) de vergoedingen voor begrafeniskosten uitbetaald ingevolge het overlijden van de rechthebbende van een rustpensioen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO dat plaatsvindt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs.254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren; 7) de bestuurskosten van de RSZPPO voor de inning van de in artikelen 16 tot 20 voorziene bijdragen.Tot de inwerkingtreding van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 27, § 1, zijn deze kosten degene die worden bedoeld in hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 houdende uitvoering van hoofdstuk I, sectie 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen; 8) de bestuurskosten van de PDOS voor de individuele controle van de dossiers betreffende de rust- en overlevingspensioenen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, die worden beheerd door een voorzorgsinstelling.De Koning bepaalt de wijze waarop de controle van de dossiers wordt georganiseerd, de berekeningswijze van de kosten die verbonden zijn aan deze controle en de datum van inwerkingtreding; 9) de bedragen overgedragen met toepassing van artikel 4 van de wet van 10 februari 2003 tot regeling van de overdracht van pensioenrechten tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht, die betrekking hebben op diensten en perioden waarvoor pensioenrechten opgebouwd werden ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. HOOFDSTUK 5. - Ontvangsten van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO

Art. 10.De ontvangsten van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO zijn de volgende : 1) de persoonlijke en werkgeverspensioenbijdragen die in artikel 5, § 1, 1) tot 7) bedoelde de werkgevers verschuldigd zijn aan de RSZPPO vanaf de datum van hun aansluiting bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO in toepassing van artikel 16 voor hun vastbenoemd personeel dat bij dit stelsel is aangesloten;2) de werkgeverspensioenbijdragen die de in artikel 5, § 1, 1) tot 7) bedoelde werkgevers verschuldigd zijn aan de RSZPPO vanaf de datum van hun aansluiting bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO in toepassing van artikel 20;3) de pensioenaandelen in de pensioenen toegekend door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO die door andere pensioenstelsels worden terugbetaald in toepassing van artikel 14 van voormelde wet van 14 april 1965;4) de overdrachten van bijdragen waarvoor de aanvraag tot overheveling naar het gesolidariseerd pen-sioenfonds van de RSZPPO vanaf 1 januari 2012 wordt ingediend in toepassing van artikel 1 van voormelde wet van 5 augustus 1968;5) de bijdragen gestort door een personeelslid van een werkgever aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO met het oog op de validering van de periodes van loopbaanonderbreking na 1 januari 2012;6) de bedragen van de aanvullende pensioenvoordelen toegekend met toepassing van artikel 31, tweede lid en waarvan de last moet worden gedragen door de werkgever;7) het resultaat van de inhouding van 0,5 % die wordt geheven op de rustpensioenen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO in toepassing van artikel 7, tweede lid van voormelde wet van 30 april 1958;8) de bedragen teruggevorderd ingevolge een onterechte betaling;9) de bedragen betaald in toepassing van artikel 161bis, § 1er, van de Nieuwe gemeentewet zoals deze luidde voor de opheffing door artikel 54, door een werkgever die niet is aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO;10) de bedragen betaald in toepassing van artikel 14, § 1, van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen zoals deze luidde voor de hopheffing door artikel 54, door een werkgever die niet is aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO;11) de correctiefactoren bedoeld in artikel 13;12) de bijdragen betaald in toepassing van de artikelen 24, § 1, en 25, § 1;13) de in toepassing van artikel 26 betaalde regularisatiebijdragen;14) de in toepassing van artikel 26 overgedragen reserves : 15) de bedragen overgedragen voor de opbouw van pensioenrechten ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO in toepassing van artikel 14 van voormelde wet van 10 februari 2003. HOOFDSTUK 6. - Verdeling van de lasten van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO Sectie 1. - De gesolidariseerde last die wordt gedekt door de basispensioenbijdragevoet

Art. 11.De RSZPPO verricht jaarlijks vóór 1 september een raming van het geheel van de in de artikelen 8 en 9 bedoelde uitgaven die door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO moeten worden gedragen voor elk van de drie eerstvolgende kalenderjaren, evenals een raming van de in artikel 10 bedoelde ontvangsten voor voormelde drie jaren.

Op hetzelfde ogenblik als de in het eerste lid bedoelde ramingen verricht het Beheerscomité van de RSZPPO tevens louter indicatief de in het eerste lid voorziene ramingvoor het vierde, vijfde en zesde volgende jaar.

Art. 12.Na rekening te hebben gehoudenmet de in artikel 13 bedoelde correctiefactoren, raamt het Beheercomité van de RSZPPO op basis van het in artikel 11, eerste lid, bedoelde brutobedrag, het nettobedrag van de uitgaven dat voor elk van de drie volgende kalenderjaren moet worden verdeeld tussen de plaatselijke en provinciale besturen en de lokale politiezones die bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO zijn aangesloten.

Art. 13.De correctiefactoren zijn : 1) de jaarlijkse ontvangsten van het in artikel 4, § 3, bedoelde Fonds voor de amortisatie van de verhoging van de pensioenbijdragevoeten, met name : - Het overschot inzake gezinsbijslag verhoogd met de financiële opbrengsten van zowel dit overschot als van het reservefonds van de kinderbijslag van de RSZPPO; - De beschikbare bedragen in het reservefonds van de kinderbijslag van de RSZPPO en het reservefonds van de pensioenen; - De opbrengst van de inhouding van 13,07 pct. verricht in toepassing van artikel 4, § 3, tweede lid op het volledige bedrag van het vakantiegeld van de openbare sector dat in de loop van het jaar waarvoor de bijdragevoet is vastgesteld, wordt betaald aan de personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen en van de lokale politiezones; - de opbrengst van de inhouding in toepassing van artikel 39quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers op het vakantiegeld en de Copernicuspremie die in de loop van het jaar waarvoor de bijdragevoet is vastgesteld, worden betaald aan de vastbenoemde personeelsleden van de lokale politiezones; - de regularisaties betreffende voorgaande jaren gestort door de werkgevers die zijn aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO; 2) De pensioenlasten van afgeschafte plaatselijke besturen die geen aanleiding geven tot de toepassing van artikel 161bis van de nieuwe gemeentewet of van artikel 14 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke overheidsdiensten.

Art. 14.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 18 formuleert het Beheerscomité van de RSZPPO jaarlijks vóór 1 september een voorstel met betrekking tot de basispensioenbijdragevoet voor het derde volgende kalenderjaar, aan de minister van Pensioenen. De voorgestelde bijdragevoet is deze die noodzakelijk is om het deel van het in artikel 12 bedoelde bedrag van de te verdelen geraamde uitgaven, te dekken op basis van het solidariteitsprincipe, zonder rekening te houden met het deel dat gedekt wordt, door de responsabilisering tussen het geheel van provinciale en plaatselijke besturen en de lokale politiezones aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. De verhoging van de bijdragevoet ten opzichte van het voorgaande jaar, zal worden beperkt tot de kost van de vergrijzing zoals vastgesteld door de Studiecommissie voor de Vergrijzing. In geval van een voorstel tot verhoging van de basisbijdragevoet, verifieert het beheerscomité van de RSZPPO of de responsabiliseringscoëfficiënt eveneens dient te worden verhoogd en motiveert zijn voorstel uitdrukkelijk.

De basispensioenbijdragevoet is identiek voor alle provinciale en plaatselijke besturen en lokale politiezones die zijn aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Deze bijdragevoet wordt uitgedrukt in een percentage van de loonmassa van het bij dit stelsel aangesloten personeel van voormelde instellingen dat bekleed is met een benoeming in vast verband of met een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming.

De deelname van het personeelslid in de financiering van het gesolidariseerde pensioenfonds van de RSZPPO bestaat in een persoonlijke pensioenbijdrage die integraal deel uitmaakt van de basispensioenbijdrage.

De in het derde lid bedoelde persoonlijke bijdragevoet is gelijk aan de bijdragevoet voorzien in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenstelsels. Zij wordt door de werkgever aan de RSZPPO gestort samen met de basiswerkgeversbijdrage.

Zowel de persoonlijke bijdrage als de basiswerkgeversbijdrage inzake pensioenen worden toegepast op de baremieke wedden en op de andere loonelementen waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van de rustpensioenen. § 2. Het Beheerscomité van de RSZPPO formuleert bovendien, en louter indicatief, een voorstel met betrekking tot de basispensioenbijdragevoet voor het vierde, vijfde en zesde volgende jaar.

Art. 15.Aanvullend bij het voorstel betreffende de basispensioenbijdragevoet bedoeld in artikel 14, § 1 voor het derde volgende kalenderjaar of bij de bijdragevoet vastgesteld bij artikel 18, formuleert het Beheerscomité van de RSZPPO een voorstel met betrekking tot het deel van de basispensioenbijdragevoet dat zou kunnen worden gedragen door het in artikel 4, § 2, bedoelde reservefonds van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen, voor de plaatselijke besturen die bij dit pensioenstelsel waren aangesloten op 31 december 2011.

Met het oog op het in het eerste lid bedoelde voorstel wordt rekening gehouden met het bedrag van het reservefonds van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden dat op 31 december van het voorgaande jaar ingeschreven is in de rekeningen die definitief zijn afgesloten en goedgekeurd door het Beheerscomité van de RSZPPO en de minister bevoegd voor de Pensioenen van de openbare sector.

Art. 16.Bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, stelt de Koning het volgende vast : 1) De basispensioenbijdragevoet voor het derde volgende kalenderjaar bedoeld in artikel 14;2) Het deel van de basispensioenbijdragevoet dat zal worden gedekt door de tussenkomst van het bedoelde reservefonds van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen bedoeld in artikel 15. De in het eerste lid, 2), bedoelde tussenkomst in de door een provinciaal of plaatselijk bestuur verschuldigde basispensioenbijdragen, wordt in mindering gebracht op de factuur die de RSZPPO naar dit bestuur stuurt.

Art. 17.De basispensioenbijdragevoet voor het derde volgende kalenderjaar en het deel daarvan dat door het reservefonds van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen wordt gedragen, worden aan de provinciale en plaatselijke besturen meegedeeld tegen uiterlijk 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het eerste jaar waarop de nieuwe bijdragevoet van toepassing is. Deze mededeling die elektronisch aan de werkgevers wordt verstuurd door de RSZPPO vermeldt eveneens louter indicatief een raming van de basispensioenbijdragevoet voor het vierde, vijfde en zesde volgende jaar. Zij informeert over de mogelijkheid om voorschotten te storten en over de gevolgen van het gebrek aan stortingen.

Art. 18.In afwijking van artikel 14, wordt voor de jaren 2012 tot 2016 de basispensioenbijdragevoet als volgt vastgesteld : 1) Voor de plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet waren aangesloten bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke besturen, is de basispensioenbijdragevoet die aan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO moet worden betaald, als volgt vastgesteld : - 2012 : 34 % - 2013 : 36 % - 2014 : 38 % - 2015 : 40 % - 2016 : 41,5 % 2) Voor de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet waren aangesloten bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen, is de basispensioenbijdragevoet die aan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO moet worden betaald, als volgt vastgesteld : - 2012 : 41 % - 2013 : 41 % - 2014 : 41 % - 2015 : 41 % - 2016 : 41,5 % 3) Voor de provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet voor hun benoemd personeel in dienst over een eigen pensioenstelsel beschikten en die het beheer van de pensioenen aan een voorzorgsinstelling hadden toevertrouwd, en voor de besturen die zelf instonden voor het beheer van de pensioenen, is de basispensioenbijdragevoet die aan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO moet worden betaald, als volgt vastgesteld : a) Indien de eigen voor 2012 verwachte pensioenbijdragevoet van een bestuur kleiner dan 41 % is : - 2012 : 34 % - 2013 : 36 % - 2014 : 38 % - 2015 : 40 % - 2016 : 41,5 % b) Indien de eigen voor 2012 verwachte pensioenbijdragevoet van een bestuur gelijk aan of groter dan 41 % is : - 2012 : 41 % - 2013 : 41 % - 2014 : 41 % - 2015 : 41 % - 2016 : 41,5 % 4) Voor de lokale politiezones bedoeld in titel II van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, is de basisbijdragevoet die aan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO moet worden betaald, als volgt vastgesteld : - 2012 : 31 % - 2013 : 34 % - 2014 : 37 % - 2015 : 40 % - 2016 : 41,5 % Sectie 2.- Aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering

Art. 19.§ 1. Het Beheerscomité van de RSZPPO stelt jaarlijks in de loop van het derde kwartaal van het jaar de responsabiliseringscoëfficiënt vast die voor het voorgaande jaar moet worden toegepast.

De responsabiliseringscoëfficiënt waarvan sprake in het eerste lid, is dezelfde voor alle provinciale en plaatselijke besturen en alle lokale politiezones die zijn aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Deze coëfficiënt wordt zodanig vastgesteld dat de aanvullende werkgeversbijdragen inzake pensioenen die verschuldigd zijn voor de individuele responsabilisering in toepassing van artikel 20, het verschil voor het voorgaande kalenderjaar volledig dekken tussen : a) enerzijds de bijdragen geïnd door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO op basis van de in toepassing van artikel 16 vastgestelde basispensioenbijdragevoet, en de in artikel 10 bedoelde andere financiële ontvangsten dan de bijdragen voor het beschouwde jaar;b) anderzijds de uitgaven die in toepassing van de artikelen 8 en 9 door het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO werden gedragen voor het beschouwde kalenderjaar. De bedragen van de in a) en b) bedoelde ontvangsten en uitgaven zijn deze die ingeschreven zijn in de rekeningen van het beschouwde jaar die definitief afgesloten en goedgekeurd zijn door het Beheerscomité van de RSZPPO en de minister bevoegd voor de Pensioenen van de openbare sector. § 2. Indien de basispensioenbijdragevoet vastgesteld in toepassing van de artikelen 16 en 18 tot gevolg heeft dat de responsabiliseringscoëfficiënt die eruit voortvloeit in toepassing van § 1 kleiner is dan 50 %, wordt de aanwending van de in artikel 13 bedoelde correctiefactoren beperkt zodat de coëfficiënt 50 % bedraagt.

Het niet-aangewende deel wordt bestemd voor het in artikel 4, § 3 bedoelde fonds voor de amortisatie van de verhoging van de pensioenbijdragevoeten. Bovendien kan de responsabiliseringscoëfficiënt niet verlagen ten opzichte van het voorgaande jaar en geeft dit indien nodig aanleiding tot een verlaging van de basisbijdragevoet om dit te bereiken.

Art. 20.De pensioenbijdragen die een provinciaal of plaatselijk bestuur of een lokale politiezone verschuldigd is in toepassing van artikel 16, maken het voorwerp uit van een aanvulling van de werkgeversbijdrage inzake pensioenen wanneer de eigen pensioenbijdragevoet van deze werkgever groter is dan de basispensioenbijdragevoet vastgesteld in toepassing van artikel 16.

De eigen pensioenbijdragevoet bedoeld in het eerste lid, is de verhouding tussen enerzijds de uitgaven inzake pensioenen die het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO gedurende het beschouwde jaar heeft gedragen voor de gewezen personeelsleden van desbetreffende werkgever en hun rechthebbenden, en anderzijds de loonmassa die overeenstemt met het aan pensioenbijdragen onderworpen loon dat voor ditzelfde jaar door deze werkgever werd uitbetaald aan zijn vastbenoemd personeel dat bij het fonds is aangesloten.

De in het eerste lid bedoelde aanvullende werkgeversbijdragen, stemmen overeen met het bedrag dat wordt bekomen door de in toepassing van artikel 19 vastgestelde responsabiliseringscoëfficiënt toe te passen op het verschil tussen enerzijds de uitgaven inzake pensioenen bedoeld in het tweede lid, en anderzijds de persoonlijke en de werkgeversbijdragen inzake pensioenen die door de betrokken werkgever in toepassing van artikel 16 verschuldigd zijn voor het desbetreffende jaar In afwijking van het eerste lid wordt in geval van toepassing van artikel 7, § 1, zesde lid, de krachtens artikel 19 vastgestelde responsabiliseringscoëfficiënt, toegepast op de geglobaliseerde pensioenlast en loonmassa van het benoemd personeel van de verschillende deelnemers, alsof het één en dezelfde werkgever betrof.

Voor werkgevers die om andere redenen dan de herstructureringen bedoeld in artikelen 24 en 25 geen vastbenoemd personeel meer tewerkstellen, is de responsabiliseringsfactuur gelijk aan de last van de rust- en de overlevingspensioenen die voor het beschouwde jaar door het pensioenfonds van de RSZPPO wordt gedragen.

De werkgevers die dat wensen, kunnen voorschotten storten die in vermindering zullen worden gebracht op het bedrag van de door hen verschuldigde aanvullende bijdragen.

In geval van thesaurietekort, worden de interesten van de prefinanciering door de RSZPPO verdeeld tussen de geresponsabiliseerde werkgevers die onvoldoende voorschotten gestort hebben ten opzichte van hun persoonlijke factuur.

Art. 21.Het bedrag van de verschuldigde aanvullende werkgeversbijdragen voor individuele responsabilisering, wordt aan het provinciaal of plaatselijk bestuur of de lokale politiezone meegedeeld in de loop van de maand september van het kalenderjaar waarin het moet worden betaald.

Het bedrag van deze aanvullende werkgeversbijdragen moet uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de factuur wordt verstuurd, op de rekening van de RSZPPO worden gestort.

Art. 22.§ 1. Voor het jaar 2012, stelt het Beheerscomité van de RSZPPO voor welk deel van de andere beschikbare reserves zoals bedoeld in artikel 23, respectievelijk zal worden aangewend om enerzijds de basispen-sioenbijdragevoet te verminderen die werkelijk door de werkgevers moet worden betaald ten opzichte van de door artikel 18 voorziene bijdragevoet, en anderzijds om een deel van de aanvullende werkgeversbijdragen te dekken die bepaalde werkgevers verschuldigd zijn voor de individuele responsabilisering.

Met het oog op het in het eerste lid bedoelde voorstel wordt rekening gehouden met een raming van de beschikbare reserves. Deze raming is gebaseerd op een redelijke evolutie van de bedragen van de reserves die op 31 december van het jaar 2011 ingeschreven zijn in de rekeningen die definitief zijn afgesloten en goedgekeurd door het Beheerscomité van de RSZPPO en de Minister bevoegd voor de Pensioenen van de openbare sector.

De tussenkomst in de bijdragen waarvan sprake in het eerste lid wordt in mindering gebracht op de factuur die door de RSZPPO wordt gestuurd aan de werkgevers alsook, in voorkomend geval, op de in artikel 21 voorziene factuur. § 2. Voor de door de werkgevers na 2012 werkelijk te betalen pensioenbijdragevoet, wordt de in paragraaf 1 voorziene operatie herhaald indien er op 31 december van het jaar 2011 andere beschikbare reserves staan ingeschreven in de rekeningen die definitief zijn afgesloten en goedgekeurd door het Beheerscomité van de RSZPPO en de Minister bevoegd voor de Pensioenen van de openbare sector. § 3. Voor het jaar 2012 en eventueel voor de volgende jaren legt de Koning bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad eveneens het bedrag van de andere beschikbare reserves vast dat zal worden aangewend.

Art. 23.Rekening houdend met artikel 5, § 4, zijn de andere beschikbare reserves waarvan sprake in artikel 22, de volgende : 1) het overschot inzake kinderbijslag van de provinciale en plaatselijke besturen en de lokale politiezones dat niet werd bestemd in toepassing van artikel 9 van de wet van 6 augustus 1993 en dat de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet is ingeschreven in het reservefonds van de pensioenen van de Rijksdienst;2) het eventuele saldo van de nog niet verdeelde interesten op het overschot van de kinderbijslag dat de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet is ingeschreven in het reservefonds van de pensioenen van de Rijsdienst;3) de opbrengst van de inhouding van 13,07 pct.uitgevoerd op het volledige bedrag van het vakantiegeld van de openbare sector dat in 1993 werd uitbetaald aan de personeelsleden van de plaatselijke besturen, vermeerderd met de interesten hierop. HOOFDSTUK 7. - Toepasselijke bepalingen in geval van herstructurering

Art. 24.§ 1. Wanneer, hetzij ten gevolge van een overdracht van alle activiteiten of van bepaalde activiteiten van een provinciaal of plaatselijk bestuur dat is aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, hetzij ten gevolge van de herstructurering of de afschaffing van een dergelijk provinciaal of plaatselijkbestuur, het personeel van dit bestuur wordt overgeheveld naar een of meerdere werkgevers die niet bij dit fonds zijn aangesloten, dan zijn deze laatste ertoe gehouden bij te dragen in de last van de rustpensioenen van de personeelsleden van het provinciaal of plaatselijk bestuur die in deze hoedanigheid gepensioneerd werden vóór de overdracht van de activiteiten, de herstructurering of de afschaffing. Dit geldt eveneens voor de last van de overlevingspensioenen van de rechthebbenden van voormelde personeelsleden of van de personeelsleden van een provinciaal of plaatselijk bestuur die overleden zijn vóór de datum van de overheveling van de activiteiten, de herstructurering of de afschaffing.

De bijdrage van deze werkgever of werkgevers is verschuldigd vanaf de datum van de overdracht van de activiteiten, de herstructurering of de afschaffing. Deze bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door de RSZPPO. Zij is gelijk aan het bedrag dat verkregen wordt door de last van de in het eerste lid bedoelde en in de loop van het voorgaande jaar betaalde rust- en overlevingspensioenen te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die gelijk is aan de verhouding tussen de loonmassa van het overgehevelde personeel dat niet langer aangesloten is bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, en de totale loonmassa van het provinciaal of plaatselijk bestuur op het ogenblik van de overdracht van de activiteiten, de herstructurering of de afschaffing.

Voor de toepassing van dit lid worden uitsluitend de wedden van het personeel dat bekleed is met een vaste benoeming, in aanmerking genomen. Voormelde coëfficiënt wordt vastgesteld door de RSZPPO rekening houdende met de respectieve loonmassa's op de datum van de overdracht. § 2. In het in paragraaf 1 bedoelde geval is vanaf de ingangsdatum van het pensioen, het pensioen of pensioenaandeel van het overgehevelde personeelslid dat niet langer is aangesloten bij het gesolidariseerd pen-sioenfonds van de RSZPPO, ten laste van de werkgever naar dewelke dit personeelslid werd overgeheveld. In geval van een pensioenaandeel wordt dit berekend overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet van 14 april 1965. § 3. De in toepassing van paragrafen 1 en 2 verschuldigde sommen blijven ten laste van de in die bepalingen bedoelde privé- of openbare werkgever, wanneer het overgehevelde personeel later opnieuw wordt overgeheveld naar een andere privé- of openbare werkgever die niet deelneemt aan het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. § 4. Om de toepassing van de in paragraaf 1 vervatte bepalingen mogelijk te maken, zijn het provinciaal of plaatselijk bestuur alsook de werkgevers die geheel of gedeeltelijk in de rechten en verplichtingen van het provinciaal of plaatselijk bestuur getreden zijn, ertoe gehouden aan de RSZPPO een nominatieve lijst mee te delen van de overgedragen personeelsleden die niet langer zijn aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. Deze mededeling moet uiterlijk plaats vinden binnen de twee maanden die volgen op de datum van de overdracht.

Art. 25.§ 1. De RSZPPO betekent aan elke betrokken werkgever het bedrag van de bijdrage die hij op zich moet nemen in toepassing van 24, § 1.

Dit bedrag wordt gestort aan de RSZPPO binnen de twee maanden volgend op de betekening.

Bij wijze van voorschot op de som die voor het lopende jaar verschuldigd zal zijn, is de werkgever ertoe gehouden elk kwartaal een voorlopig bedrag te storten dat overeenstemt met het geraamd bedrag van de pensioenlast voor dit kwartaal. Dit voorlopig bedrag wordt vastgesteld en betekend aan de betrokken werkgever door de RSZPPO. § 2. De in toepassing van paragraaf 1 verschuldigde bedragen worden gelijkgesteld aan socialezekerheidsbijdragen voor de toepassing van het in artikel 27, § 1 bedoelde koninklijk besluit.

Tot de inwerkingtreding van het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit worden de in toepassing van § 1 verschuldigde bedragen gelijkgesteld aan socialezekerheidsbijdragen zoals bedoeld in artikel 1, f), van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 houdende uitvoering van hoofdstuk 1, sectie 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. HOOFDSTUK 8. - Regularisatie in geval van vaste benoeming van een contractueel personeelslid

Art. 26.§ 1. Indien een provinciaal of lokaal bestuur of een lokale politiezone een contractueel personeelslid dat meer dan vijf jaar daadwerkelijk onder arbeidsovereenkomst gepresteerde diensten bij deze werkgever telt, in vast verband benoemt, dan is hij een regularisatiebijdrage verschuldigd, volgens de modaliteiten voorzien in de §§ 2 tot 6.

Deze bijdrage is verschuldigd voor alle daadwerkelijk bij de in het eerste lid bedoelde werkgever gepresteerde diensten die meer dan vijf jaar na de datum liggen waarop de betrekking als contractueel personeelslid is aangevangen. § 2. Het bedrag van de regularisatiebijdrage komt overeen, met het verschil tussen : a) enerzijds, de persoonlijke en werkgeversbijdragen bestemd voor de financiering van het rustpensioen in de wettelijke pensioenregeling die, door de benoeming, van toepassing wordt op de vast benoemde ambtenaar en de financiering van het overlevingspensioen van de rechthebbenden van dergelijke ambtenaren.Voor de werkgevers aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, betreft het enkel de persoonlijke en werkgeversbijdragen verschuldigd in toepassing van artikel 16; b) anderzijds, de persoonlijke en werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 2, 1° en § 3, 1° van voormelde wet van 29 juni 1981. De persoonlijke en werkgeversbijdragen bedoeld in punten a) en b) worden berekend rekening houdende met : - de bezoldiging die werd aangegeven bij de instelling voor sociale zekerheid die de bijdragen heeft ontvangen bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen van het contractuele personeelslid, met uitsluiting van het vakantiegeld en de eindejaarspremie; - de persoonlijke en werkgeversbijdragevoet bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen die op de datum van elke betaling van de bezoldiging toegepast zou zijn als het contractuele personeelslid vast benoemd was geweest in dezelfde functie bij dezelfde openbare werkgever; - de bijdragevoet van de persoonlijke en werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 2, 1° en § 3, 1° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers toepasselijk op de datum van elke betaling van de bezoldiging. § 3. In geval van een vaste benoeming vervallen de rechten van de aangeslotene op de verworven reserves en prestaties evenals de rechten op de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, die betrekking hebben op de contractuele diensten in rekening genomen in het pensioen van de overheidssector. § 4. De vanaf de inwerkingtreding van deze wet door de werkgever opgebouwde reserves die betrekking hebben op diensten onder arbeidsovereenkomst die aanleiding geven tot de betaling van een regularisatiebijdrage, worden overgedragen aan de instelling die de bijdragen int die bestemd zijn voor de financiering van het wettelijk rustpensioenstelsel dat, ten gevolge van zijn benoeming, van toepassing wordt op de vast benoemde ambtenaar.

De overgedragen reserves worden bij voorrang bestemd voor deze regularisatie. Het eventuele surplus wordt in reserve gehouden en aangewend voor de betaling van de pensioenbijdragen verschuldigd aan het Gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO voor de periode volgend op de benoeming in vast verband. § 5. Het in paragraaf 2 bedoelde bedrag en de reserves bedoeld in paragraaf 4 moeten bij de RSZPPO toekomen uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op de datum van de beslissing tot vaste benoeming. § 6. De regularisatiebijdrage voorzien in paragraaf 1 is verschuldigd voor de personeelsleden die in vast verband benoemd worden vanaf 1 januari 2012. De termijn van vijf jaar voorzien in paragraaf 1 vangt aan vanaf deze datum.

Art. 27.§ 1. De Koning bepaalt hoe de inning en de invordering van de pensioenbijdragen verschuldigd in toepassing van de artikelen 16, 18, 20, 24, 25, 26 en 38 gebeurt.

Hij bepaalt tevens het bedrag en de toepassingsvoorwaarden van de verhoging en de verwijlinteresten in geval van niet-naleving van de betalingstermijnen, alsook de nadere regels waaronder afgezien kan worden van de toepassing van deze verhogingen of verwijlintresten.

De schuldvorderingen van de RSZPPO met betrekking tot de sommen verschuldigd in toepassing van de artikelen 16, 18, 20, 24, 25, 26 en 38 verjaren na drie jaar vanaf de datum van hun opeisbaarheid. In geval van toepassing van de artikelen 24 en 25 is de datum van opeisbaarheid gelijk aan de dag van bekendmaking.

De ingestelde vorderingen tot terugvordering van de voormelde niet-verschuldigde bedragen verjaren na verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de betaling. § 2. Tot op de dag waarop het besluit bedoeld in paragraaf 1 in werking treedt, worden de in toepassing van de artikelen 16, 18, 20, 24, 25, 26 en 38 verschuldigde bedragen gelijkgesteld aan socialezekerheidsbijdragen en zijn de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 houdende uitvoering van hoofdstuk I, sectie 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen hierop van toepassing. HOOFDSTUK 9. - Inning van de pensioenbijdragen en administratief beheer van de pensioenen

Art. 28.De ontvangsten bedoeld in artikel 10, 1), 2), 4), 9), 10), 11), 12), 13) en 14) worden geïnd door de RSZPPO ongeacht de instelling waaraan het administratief beheer van de pensioenen werd toevertrouwd in toepassing van artikel 29.

Art. 29.§ 1. De toekenning, het beheer en de betaling van de rust- en overlevingspensioenen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO die ingaan vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet, worden bij beslissing van het provinciaal of plaatselijk bestuur hetzij aan de Pensioendienst voor de overheidssector, hetzij aan een voorzorgsinstelling toevertrouwd.

De beslissing van het provinciaal of plaatselijk bestuur om het administratief beheer van de pensioenen aan een voorzorgsinstelling toe te vertrouwen of om deze niet langer meer aan de voorzorgsinstelling toe te vertrouwen moet ten laatste op 30 september bij een ter post aangetekende zending aan de RSZPPO ter kennis gebracht worden om uitwerking te hebben met ingang van 1 januari van het volgende jaar. § 2. Het administratief beheer van de rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de lokale politie, van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet aangesloten waren bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de plaatselijke overheden of bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen en die hun administratief beheer hadden toevertrouwd aan de PDOS, blijft toevertrouwd aan die dienst.

Het administratief beheer en de betaling van de lopende rust- en overlevingspensioenen van het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet werden uitgevoerd door een voorzorgsinstelling, blijven eraan toevertrouwd.

De provinciale en plaatselijke besturen die de dag vóór de inwerkingtreding van deze wet voor hun vastbenoemd personeel in dienst over een eigen pen-sioenstelsel beschikten, die een beroep deden op een voorzorgsinstelling voor het beheer van de pensioenen, en die ambtshalve bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO zijn aangesloten, kunnen het beheer en de betaling van deze pensioenen verder toevertrouwen aan de voorzorgsinstelling die op deze datum reeds instond voor het beheer en de betaling ervan.

Art. 30.De RSZPPO stort, bij voorbaat en maandelijks, aan de Pensioendienst voor de overheidssector en aan de voorzorgsinstellingen de noodzakelijke provisies voor de betaling van de maandelijkse pensioenbedragen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO.

Art. 31.De pensioenen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 7 maart 1978 betreffende de mogelijkheid van vervroegde pensionering voor sommige gemeentesecretarissen en gemeenteontvangers, die niet als zodanig zijn herbenoemd in gemeenten die door samenvoeging zijn ontstaan of bij een aanhechting betrokken, alsmede voor sommige secretarissen en ontvangers van de randfederaties, van de artikelen 156 tot 160 van de Nieuwe gemeentewet en van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van de politiediensten en hun rechthebbenden..

Indien de aansluiting bij het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO voor gevolg heeft dat het pensioen van een gewezen personeelslid minder bedraagt dan datgene dat zou voortgevloeid zijn uit de toepassing van de bepalingen van de pensioenregeling die op hem toepasselijk was op het ogenblik van de aansluiting mag de werkgever te zijnen laste een aanvullend pensioenvoordeel toekennen.

De instelling die de pensioenen beheert, voert een dubbele berekening van het pensioen uit. Het verschil tussen het bedrag van het pensioen berekend volgens de preferentiële regeling die vóór de aansluiting van toepassing was, en het berekende bedrag ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, is ten laste van de werkgever.

Art. 32.Een provinciaal of plaatselijk bestuur kan in het kader van een verzekeringsovereenkomst beslissen om de betaling van het geheel van de basispensioenbijdragen en de aanvullende werkgeversbijdragen inzake pensioenen verschuldigd voor de indivuduele responsabilisering toe te vertrouwen aan een voorzorgsinstelling. De voorzorgsinstelling neemt de verplichtingen inherent aan deze betalingen ten aanzien van de RSZPPO over. De voorzorgsinstelling wordt voor deze sommen in de plaats gesteld van het provinciaal of plaatselijk bestuur voor de toepassing van het koninklijk besluit voorzien in artikel 27, § 1, of, vóór de tussenkomst ervan, voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk II van voormeld koninklijk besluit van 25 oktober 1985.

De beslissing van het provinciaal of plaatselijk bestuur om de betaling van de bijdragen aan een voorzorgsinstelling toe te vertrouwen of om deze niet langer meer aan de voorzorgsinstelling toe te vertrouwen, moet ten laatste op 30 september bij een ter post aangetekende zending aan de RSZPPO ter kennis worden gebracht om uitwerking te hebben met ingang van 1 januari van het volgende jaar.

TITEL 3. - Bepalingen van toepassing op de federale politie en de algemene inspectie HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities

Art. 33.Deze titel is van toepassing op de federale politie en de algemene inspectie van de federale politie en de lokale politie.

Art. 34.Voor de toepassing van deze titel moet worden verstaan onder : 1) « RSZPPO » : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;2) « de federale politie » : de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;3) « de algemene inspectie van de politie » : de algemene inspectie van de federale politie en de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid

Art. 35.Het « Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie » opgericht door artikel 3 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid wordt omgezet in een « Fonds voor de pensioenen van de federale politie » waarbij de federale politie en de algemene inspectie van de politie van rechtswege en onherroepelijk aangesloten zijn.

Art. 36.Artikel 3 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid, gewijzigd bij de wet van 12 januari 2006, wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 3.Het Fonds voor de pensioenen van de federale politie draagt de volgende lasten : a) de rustpensioenen van de gewezenpersoneelsleden van de rijkswacht en de andere leden van de politiediensten die een pensioen ten laste van de Schatkist genieten dat vóór 1 april 2001 is ingegaan, evenals de overlevingspensioenen die vóór deze datum aan de rechthebbenden van deze personeelsleden zijn toegekend en die op 31 december 2011 nog steeds ten laste van de Schatkist zijn;b) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965, in de rust- of overlevingspensioenen die door een ander pensioenstelsel dan dat van de Schatkist zijn toegekend, die betrekking hebben op diensten gepresteerd bij de rijkswacht of bij een andere politiedienst waarvan de leden aanspraak kunnen maken op een pensioen ten laste van de Schatkist, en die vóór 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals in de overlevingspensioenen die vóór deze datum zijn toegekend, die betrekking hebben op dergelijke diensten en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;c) de rustpensioenen die vanaf 1 april 2001 zijn toegekend aan de personen die hun loopbaan vóór deze datum hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de hieronder bepaalde hoedanigheden, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf 1 april 2001 aan de rechthebbenden van personen die hun loopbaan vóór deze datum hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de hieronder bepaalde hoedanigheden, en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn : 1° lid van het operationeel korps of van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht;2° militair aangewezen om te dienen in het administratief en logistiek korps van de rijkswacht;3° politieambtenaar bij de zeevaartpolitie;4° politieambtenaar bij de luchtvaartpolitie;5° politieambtenaar bij de spoorwegpolitie;6° politieambtenaar bij de dienst « enquêtes » van het Hoog Comité van Toezicht;7° politieambtenaar bij de jeugdpolitie;8° politieambtenaar bij de gerechtelijke politie bij de parketten;9° burger van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht of van de gerechtelijke politie bij de parketten;d) de rustpensioenen toegekend vanaf 1 januari 2012 aan de personen die hun loopbaan vóór 1 april 2001 hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de in punt c) hierboven bepaalde hoedanigheden, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf 1 januari 2012 aan de rechthebbenden van de personen die hun loopbaan vóór 1 april 2001 hebben beëndigd als vastbenoemd personeelslid in één van deze hoedanigheden;e) de rustpensioenen van de personeelsleden van de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet die vanaf 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals de overlevingspensioenen die vanaf deze datum zijn toegekend aan de rechthebbenden van deze personeelsleden, en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;f) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 in de rust- of overlevingspensioenen die zijn toegekend door een andere pensioenregeling dan het Fonds voor de pensioenen van de federale politie, die betrekking hebben op diensten gepresteerd in de hoedanigheid van personeelslid van de federale politie of van de algemene inspectie en van de federale en de lokale politie, en die vanaf 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals in de overlevingspensioenen die vanaf deze datum zijn toegekend, die betrekking hebben op dergelijke diensten en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;g) de rustpensioenen van de personeelsleden van de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale en de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet die vanaf 1 januari 2012 ingaan, evenals de overlevingspensioenen die vanaf deze datum worden toegekend aan de rechthebbenden van deze personeelsleden;h) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, die betrekking hebben op diensten gepresteerd in één van de hierboven vermelde hoedanigheden voor pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het Fonds voor pensioenen van de federale politie;i) de vergoedingen voor begrafeniskosten die betrekking hebben op rustpensioenen ten laste van het fonds, en die betaald zijn in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs.254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren; j) de verwijlinteresten;k) de bestuurskosten van de RSZPPO met betrekking tot de inning van de in artikel 5 voorziene bijdragen.Tot de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 27, § 1 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, gaat het hierbij om de kosten bedoeld in hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk I, sectie I, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen. »

Art. 37.Artikel 5 van voormelde wet van 6 mei 2002 wordt vervangen door volgende bepaling : « Art 5. Het Fonds voor de pensioenen van de federale politie wordt gestijfd door de opbrengst van een globale bijdrage bestaande uit een persoonlijke bijdrage en een werkgeversbijdrage.

De globale bijdragevoet is gelijk aan de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen het voor het betreffende jaar geraamde bedrag van de netto-uitgaven ten laste van het Fonds, en het voor hetzelfde jaar geraamde bedrag van de loonmassa van de personeelsleden van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie die bekleed zijn met een benoeming in vast verband of met een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming, waarop de persoonlijke en werkgeversbijdragen worden toegepast.

De deelname van het personeelslid in de financiering van het Fonds voor de pensioenen van de federale politie bestaat in een persoonlijke pensioenbijdrage die volledig deel uitmaakt van de globale bijdrage.

De in het derde lid bedoelde persoonlijke bijdragevoet is gelijk aan de bijdragevoet voorzien in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Deze bijdrage wordt ingehouden op de wedde van de in het tweede lid bedoelde vastbenoemde personeelsleden en op andere loonelementen die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen. Deze bijdrage wordt door de werkgever aan de RSZPPO gestort samen met de werkgeversbijdrage.

De werkgeversbijdragevoet is gelijk aan het verschil tussen de globale bijdragevoet en de persoonlijke bijdragevoet. Deze werkgeversbijdrage wordt toegepast op dezelfde loonelementen als deze bepaald in het vierde lid. »

Art. 38.De bijdragen bedoeld in artikel 5 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid worden door de RSZPPO geïnd.

Art. 39.De RSZPPO stort, bij voorbaat en maandelijks, aan de Pensioendienst voor de overheidssector de noodzakelijke provisies voor de betaling van de maandelijkse pensioenbedragen ten laste van het fonds voor de pensioenen van de federale politie.

TITEL 4. - Diverse wijzigingsbepalingen

Art. 40.In artikel 6, § 5, van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de Rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, ingevoegd bij de wet van 6 mei 2002, worden de woorden « ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. » vervangen door de woorden « ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de federale politie of ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. »

Art. 41.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, gewijzigd bij de wetten van 4 juni 1976, 22 februari 1998, 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 28 april 1999 wordt aangevuld met volgende bepaling : « h) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. »

Art. 42.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten, gewijzigd bij de wetten van 4 juni 1976 en 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt aangevuld met volgende bepaling : « h) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. »

Art. 43.Artikel 1 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privésector, wordt vervangen door volgende bepaling : «

Art. 1.§ 1. Indien een werkgever van de overheidssector een werknemer die hij reeds als contractueel personeelslid tewerkstelde, met een vaste benoeming bekleedt, dan is deze werkgever ertoe gehouden de instelling hierover te informeren die het wettelijk pensioenstelsel van de openbare sector beheert dat naar aanleiding van de vaste benoeming van toepassing wordt op het vastbenoemde personeelslid. Deze mededeling dient te gebeuren vóór het einde van de maand volgend op deze waarin de benoeming heeft plaatsgevonden.

Wanneer, naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde vaste benoeming, dienstprestaties die aanleiding hebben gegeven tot onderwerping aan het pensioenstelsel van de werknemers, in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen ten laste van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO, dient de informatie bedoeld in het eerste lid aan de RSZPPO te worden meegedeeld zowel wanneer de PDOS instaat voor het administratief beheer van de pensioenen, als wanneer een voorzorginstelling daarvoor instaat. § 2. In geval van toepassing van paragraaf 1 wordt de Rijksdienst voor Pensioenen ontlast van alle verplichtingen met betrekking tot betreffende dienstprestaties ten opzichte van de betrokken personen en hun rechthebbenden. De Rijksdienst voor Pensioenen is er echter toe gehouden de persoonlijke en de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 2, 1° en § 3, 1° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers die van toepassing zijn op de datum van iedere uitbetaling van het loon, over te maken aan de instelling die het wettelijk pensioenstelsel van de openbare sector beheert dat naar aanleiding van de vaste benoeming van toepassing wordt op het vastbenoemde personeelslid.

De Rijksdienst voor Pensioenen maakt bijdragen over aan de RSZPPO, zowel wanneer de PDOS instaat voor het administratief beheer van de pensioenen, als wanneer een voorzorginstelling daarvoor instaat.

Het in het eerste lid voorziene bedrag wordt door de Rijksdienst voor Pensioenen aan de instelling bedoeld in het eerste lid of aan de RSZPPO overgemaakt uiterlijk de laatste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de in het eerste lid bedoelde mededeling heeft plaatsgevonden. De sancties, verhogingen en verwijlinteresten die zijn voorzien door het rustpen-sioenstelsel dat van toepassing wordt naar aanleiding van de vaste benoeming van een personeelslid, worden in geval van laattijdige betaling van de bijdragen op dit vastbenoemde personeelslid van toepassing. »

Art. 44.Artikel 1 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privésector, zoals gewijzigd bij artikel 43, is van toepassing op alle verzoeken tot overdracht van bijdragen ingediend vanaf 1 augustus 2011.

Art. 45.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en ter aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt als volgt gewijzigd : a) de bepaling onder punt 2° wordt vervangen als volgt : « 2° het pensioenfonds van de federale politie »;b) punt 5 ° wordt opgeheven;c) punt 6° wordt vervangen door volgende bepaling : « 6° het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO.»

Art. 46.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor de toekenning en de berekening van pensioenen ten laste van de Staatskas, vervangen door de wet van 6 mei 2002 en gewijzigd bij de wet van 28 december 2006, worden de woorden « of van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie » vervangen door de woorden « van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie of van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 47.Artikel 58, eerste lid, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2002, 4 maart 2004 en 13 december 2010, wordt aangevuld met volgende bepaling : « j) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 48.Artikel 38, eerste lid, 2°, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, gewijzigd bij de wetten van 8 augustus 1980, 6 mei 2002, 4 maart 2004, en 13 december 2010, en het koninklijk besluit nr. 51 van 2 juli 1982 wordt aangevuld met volgende bepaling : « i) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 49.Artikel 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2002, wordt aangevuld met volgende bepaling : « g) van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 50.Artikel 1, 2°, van koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2002, wordt aangevuld met volgende bepaling : « i) van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 51.Artikel 118, § 1, van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2002, wordt als volgt gewijzigd : 1° punt 1° wordt aangevuld met volgende bepaling : « g) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».2° in punt 2°, worden de woorden « of van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie » vervangen door de woorden « van het fonds voor de pensioenen van de federale politie of het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 52.Artikel 1, 2°, van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2002, wordt als volgt aangevuld : « j) het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO ».

Art. 53.Artikel 2, 2°, van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2002, wordt aangevuld met volgende bepaling : « f) van het gesolidariseerd pensioenfonds van de RSZPPO. » TITEL 5. - Slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepalingen

Art. 54.Worden opgeheven : 1° ) artikelen 161 tot 169 van de nieuwe gemeentewet;2° ) de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke overheidsdiensten;3° ) artikelen 6 tot 9 van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid. HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen

Art. 55.De bepalingen van artikelen 161bis, 161ter en 161quater van de nieuwe gemeentewet, zoals deze luidden vóór de opheffing ervan door artikel 55, blijven van toepassing op personeelsoverdrachten die vóór de inwerkingtreding van deze wet hebben plaatsgevonden.

De bepalingen van artikelen 14, 14bis en 15 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen, zoals deze luidden vóór de opheffing ervan door artikel 55, blijven van toepassing op personeelsoverdrachten die vóór de inwerkingtreding van deze wet hebben plaatsgevonden. HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding

Art. 56.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2012.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 oktober 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen en Grote Steden, M. DAERDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Stukken van de Kamer : Doc 53 1770/(2010/2011) : 001 : Wetsontwerp. 002 : Verslag. 003 : Tekst verbeterd door de commissie. 004 : tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Zie ook : Integraal verslag : 13 oktober 2011.

Stukken van de Senaat : 5-1271 - 2011/2012 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^