gepubliceerd op 29 augustus 2014
Opmaak van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2015
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
16 JULI 2014. - Opmaak van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2015
Dames en heren Burgemeesters Dames en heren Schepenen 1 Algemeen Deze omzendbrief heeft betrekking op het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2015.
Krachtens artikel 252 van de nieuwe gemeentewet moet de begroting in evenwicht zijn, zowel op de gewone als op de buitengewone dienst.
Bovendien mag dit evenwicht in geen geval fictief zijn.
Om een zo realistisch mogelijke begroting te kunnen voorleggen is het absoluut noodzakelijk dat de laatste rekeningen goedgekeurd zijn op het ogenblik dat de begroting aangenomen wordt. Bijgevolg kunnen de begrotingen 2015 pas goedgekeurd worden indien de jaarrekening 2013 vooraf definitief aangenomen werd door de toezichthoudende overheid.
Voor de gewone dienst slaat het bedoelde evenwicht zowel op het resultaat van het eigen dienstjaar na functionele overboekingen als op het gecumuleerd resultaat.
Functionele overboekingen betreffen overboekingen ten laste van daadwerkelijk aangelegde voorzieningen of reserves voor specifieke doeleinden (voorbeeld : tekort van de ziekenhuizen, wijkcontracten,...).
Deze overboekingen vormen een volwaardige economische groep en mogen in geen geval gelijkgeschakeld mogen worden met ontvangsten of uitgaven van overdrachten.
Ik verwijs u in dit verband naar de omzendbrieven van 1 februari 2006 en 17 mei 2013 betreffende de kwestie van de overboekingen.
Er kan evenwel toegelaten worden dat er geen evenwicht wordt bereikt voor het eigen dienstjaar stricto sensu, indien uitzonderlijke en dus niet-terugkerende uitgaven zouden plaatsvinden die gedekt worden door middel van een overboeking van de reserves. Deze overboeking mag evenwel in geen geval beschouwd worden als "functioneel". Die omstandigheden moeten verduidelijkt worden in het verslag dat bij de beslissing gevoegd is waarmee de begroting aangenomen wordt.
Voor de buitengewone dienst moet het bedoelde evenwicht globaal zijn, waarbij de financiering uiteraard kan gebeuren door benutting van de reserves.
Conform de artikelen 5, 10, 15 en 16 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, omvatten de begroting en de begrotingswijzigingen alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het dienstjaar kunnen worden gedaan. Uitgaven die voorzienbaar waren vóór het einde van het dienstjaar en die ingeschreven zouden worden in de afsluitende begrotingswijziging, kunnen verworpen worden.
Geen enkele begrotingswijziging kan na 1 juni 2015 worden aangenomen door de gemeenteraad indien de rekeningen 2014 nog niet door de gemeenteraad zijn goedgekeurd.
De laatste begrotingswijzigingen die in de loop van het dienstjaar worden goedgekeurd, dienen de toezichthoudende overheid uiterlijk op 1 november te bereiken, opdat laatstgenoemde zich zou kunnen uitspreken vóór de boekhoudkundige afsluitingsdatum, zijnde 31 december 2013.
Deze wijzigingen dienen voorgesteld te worden volgens hetzelfde model als de oorspronkelijke begroting (verantwoording van de kredietaanpassingen, samenvattende tabellen,...) en mogen niet ongebonden ingediend worden.
Kredietaanpassingen binnen de grenzen van artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit vormen geen begrotingswijzigingen die aan de toezichthoudende overheid moeten worden voorgelegd. Deze aanpassingen worden enkel geregistreerd in de gemeentelijke boekhouding.
De ontvangsten en uitgaven moeten op precieze wijze worden geraamd.
Bij gebrek aan reglementaire evaluatiegegevens of administratieve instructies, wordt verwezen naar de werkelijk gerealiseerde uitgaven en ontvangsten op de rekening van het voorlaatste dienstjaar.
Bij niet-naleving van bovenstaande voorschriften worden de begrotingen in voorkomend geval ofwel hervormd, ofwel niet goedgekeurd.
Voorlopige twaalfden.
Conform artikel 14 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit worden de voorlopige kredieten vastgesteld door de gemeenteraad wanneer de begroting nog niet is aangenomen. De voorlopige kredieten hebben betrekking op alle uitgaven van de gewone dienst. Ze zijn gebaseerd op de kredieten van de functionele begroting. Ter herinnering : er wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen facultatieve en verplichte kredieten.
De voorstelling en inhoud van de gewone begroting dienen in overeenstemming te zijn met de de besluiten van 20 en 25 oktober 2005. 2. Overeenkomst gericht op het verbeteren van de budgettaire toestand van de gemeenten In het kader van de ordonnantie van 19 juli 2007 tot verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft u een plan aangenomen voor de periode 2013-2015. Het in het eigen dienstjaar van de gewone dienst voorziene resultaat voor 2015 moet absoluut nageleefd worden. 3. Rekeningenstelsel elektronisch verzenden Zoals u intussen gewoon bent, moeten uw begrotingen en begrotingswijzigingen elektronisch verzonden worden om opgenomen te worden in de databank van de gemeentefinanciën.Het belang van een goede naleving van het rekeningenstelsel werd meermaals benadrukt, opdat deze databank goed zou functioneren.
We hebben evenwel enkele verschillen vastgesteld tussen de papieren versie en de elektronische versie. De doorgestuurde gegevens moeten absoluut identiek zijn. Ik verzoek u dit te controleren alvorens u tot verzending overgaat. 4. Begroting 4.1. Functionele begroting.
De begrotingskredieten worden verdeeld volgens functie en beperkt tot de 3 eerste cijfers van de economische code. 4.2. Economische begroting De begrotingskredieten worden eveneens voorgesteld per economische groep en gesorteerd per economische code van 5 cijfers. 4.3. Samenvattende tabel Het betreft de samenvattende tabel per economische groep en per functie.
Er wordt nog steeds een onderscheid gemaakt tussen functionele overboekingen en algemene overboekingen van functie 060. 4.4. Beheersplan Uw gemeente heeft zich ertoe verbonden een financieel plan na te leven in het kader van de ordonnantie van 19 juli 2007 tot verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangenomen voor de periode 2013-2015.
U moet dit jaar geen bijkomend beheersplan indienen. 4.5. Personeelstabellen De tabellen in bijlage 1 dienen ingevuld te worden in elektronische vorm met de gegevens per 30 juni 2014. Er dient geteld te worden in voltijdse equivalenten, zowel voor de telling van het personeelsbestand als voor de telling van de andere categorieën. In disponibiliteit gestelde personen, hetzij op vrijwillige basis voorafgaand aan het pensioen, hetzij wegens langdurige ziekte, dienen meegeteld te worden. Hun totaal aantal moet evenwel meegedeeld worden in een bijlage.
Bij het onderzoek van de in het verleden ingediende documenten werden talrijke fouten vastgesteld. Daarom verzoek ik u de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht te nemen bij het opstellen van deze tabellen. 4.6. Wettelijke en andere bijlagen Volgende documenten maken integraal deel uit van de begroting en dienen bijgevolg verplicht bezorgd te worden : - het verslag bedoeld in artikel 96 van de nieuwe gemeentewet, - het verslag bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990, - de notulen van de vergadering van het overlegcomité gemeente/O.C.M.W. waarin de gemeentelijke tegemoetkoming vastgesteld wordt en waarin het bedrag van de bijdrage in het tekort van het O.C.M.W. vermeld wordt zonder de geristorneerde gewestelijke bijdrage in de weddenverhoging van het O.C.M.W., - de beschrijving van het buitengewoon programma en de financieringswijze ervan, - het verloop van de gemeentelijke investeringsschuld, per financiële instelling, - het verloop van de (gewone of buitengewone) reservefondsen; dit verloop moet gebaseerd zijn op de resultaten van de rekening 2013 aangepast volgens de begrote resultaten voor 2014 en 2015. Er moet voor gezorgd worden dat het gecumuleerde resultaat na overboekingen en de omvang van de reservefondsen onderling afgestemd zijn. Het is mogelijk dat bepaalde overboekingen van 2014 niet plaatsvonden; deze dragen evenwel bij tot het resultaat van het dienstjaar 2014, vermeld als resultaat van vroegere dienstjaren in de begroting 2015. Met het oog op de samenhang tussen het gecumuleerd resultaat en het bedrag van de reservefondsen is het dus van primordiaal belang om de reservefondsen te berekenen met inachtneming van alle geplande overboekingen. - de bestemming van de eventuele voorzieningen voor risico's en kosten; de raming hiervan moet op dezelfde wijze gebeuren als voor de reservefondsen. - het verloop van de pensioenfondsen aangelegd bij private voorzorgsinstellingen (zie bijlage 2 van deze omzendbrief).
Ik wil nogmaals de noodzaak benadrukken van een perfecte overeenstemming tussen de gegevens vervat in alle documenten.
Indien deze documenten geheel of gedeeltelijk ontbreken of indien ze niet in elektronische vorm bezorgd zijn, wordt de begroting ipso facto geweigerd door de toezichthoudende overheid conform artikel 4 van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 5. Budgettaire richtlijnen en parameters 5.1 Gewone dienst A. Ontvangsten a. Ontvangsten uit prestaties In de huidige context is het meer dan ooit nodig de tarieven regelmatig aan te passen.Voor administratieve prestaties naar aanleiding van een individuele aanvraag moet de gevraagde prijs ten minste de kostprijs van de door de gemeentelijke diensten geleverde prestaties dekken. Evenzo moeten huurgelden geïndexeerd worden en moet alles in het werk gesteld worden om ze te innen. b. Ontvangsten uit overdrachten Gewestelijke en federale dotaties : de geraamde bedragen worden op verzoek meegedeeld door het Bestuur Plaatselijke Besturen vanaf 15 september 2014. Gemeentelijke belastingen : de resultaten van de rekening van het dienstjaar 2013 worden overgenomen, eventueel aangepast aan de besliste of voorziene wijzigingen van de aanslagvoeten.
Ook hier geldt dat bij het vervallen van de belastingverordeningen nagedacht moet worden over een verhoging van de tarieven, zoals die voor administratieve prestaties of inname van het openbaar domein.
Wat de subsidies betreft die worden verleend in het kader van de twee ordonnanties van 19 juli 2007 verzoek ik u het bedrag in te schrijven voorzien in de overeenkomst voor de toelage bestemd voor de verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten. Voor de toelage om de gemeenten te betrekken bij de economische ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vermeldt u het bedrag van 2014, geïndexeerd met 2%.
Verder dienen de gemeenten er in het bijzonder op toe te zien de kohieren betreffende de specifieke gemeentebelastingen zo vroeg mogelijk uitvoerbaar te verklaren gedurende het begrotingsjaar. Het gebeurt immers maar al te vaak dat er kohieren niet uitvoerbaar verklaard worden tijdens het begrotingsjaar, wat negatieve gevolgen heeft voor het reeds kwetsbare financiële evenwicht van de gemeenten.
Opcentiemen op de onroerende voorheffing : de raming dient te geschieden op grond van het belastbaar kadastraal inkomen per 1 januari 2014, de indexering, het basistarief van 1,25% en het geldend of gepland tarief van de opcentiemen. Correctie op basis van de inning voor de vorige dienstjaren is niet toegestaan. De indexatiecoëfficiënt voor 2015 is bepaald op 1,73.
Opcentiemen op de personenbelasting : de raming die wordt opgegeven in de begroting voor 2015 dient overeen te stemmen met die van de Federale Overheidsdienst Financiën, die in principe in de loop van de maand oktober 2014 aan de gemeenten meegedeeld wordt. Indien nodig kan een regularisatie van voornoemde raming toegestaan worden bij de eerstvolgende begrotingswijziging voor 2015, op basis van de laatste provisionele staat overgemaakt door de federale belastingadministratie in de loop van het tweede kwartaal van het dienstjaar 2015.
Opcentiemen op de verkeersbelasting : raming overeenkomstig die van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Europese, federale, communautaire en gewestelijke subsidies : de kredieten worden bepaald op basis van de ondertekende overeenkomsten en de toezeggingen bevestigd door de subsidiërende overheid. c. Schuldontvangsten dienen geboekt te worden conform de bedragen meegedeeld door de schuldenaars van de inkomens voor zover deze bedragen verenigbaar zijn met de werkelijk geïnde bedragen in de loop van de vorige dienstjaren.De creditintresten worden geraamd op basis van een thesauriekalender.
B. Uitgaven a. Personeel De vooruitzichten voor de diverse economische codes dienen als volgt berekend te worden : code 111 : wedde van juli 2014 x 12,42 (jaarwedde + sociale programmering) x 1,013 (weerslag van de weddenschaal-verhogingen) x Y (indexatie), die 1,02 bedraagt voor 2015. Het Planbureau verwacht immers een indexaanpassing in december 2014.
Ik wil hier wijzen op het grote aandeel van de personeelsuitgaven in de gemeentelijke begrotingen. Gelet op de moeilijkheid om tot een sluitende begroting te komen, bestaat de ideale oplossing erin binnen de grenzen van de kredieten voor 2014 te blijven. Bijkomend worden bijgevolg enkel uitgaven aanvaard die ten belope van 100 % gesubsidieerd worden.
De tabel in bijlage 1 met betrekking tot het personeelsbestand op 30 juni 2014, moet verplicht bij de begroting gevoegd worden. Ik nodig u uit om er op te letten dat er enige coherentie is tussen de telling van de effectieven en deze met betrekking tot het geslacht en de woonplaats. code 112 : raming volgens 111 en personeelsstatuut code 113 : De gemeenten die aangesloten zijn bij de vroegere poolen 1 en 2 moeten de RSZ-PPO-bijdragen vermelden onder de economische code 113-21.
De basisvoet van de pensioenbijdrage is het percentage dat voor het dienstjaar 2015 vastgelegd is door de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen, gecorrigeerd door het koninklijk besluit van 13 november 2011 (waarvan 7,5 % bestaat uit de bijdragen van het personeel).
Namelijk :
2015
Bestuur vroegere Pool 1
Bestuur vroegere Pool 2
2015
Admin. ex-Pool 1
Admin. ex-Pool 2
Verminderde basisvoet van de pensioenbijdrage
40 %
41 %
Taux de cotisation de pension de base réduit
40 %
41 %
De gemeenten moeten onder artikel 000/113-21 de verwachte responsabiliseringsbijdrage vermelden verschuldigd voor het dienstjaar 2014 en te betalen in 2015, die hen meegedeeld zal worden door de RSZ-PPO. De gemeenten van Sint-Agatha-Berchem, Elsene en Sint-Jans-Molenbeek die zelf de niet-gesolidariseerde pensioenen uitbetalen via hun rekening "voorzieningen voor uitbetaling van niet-gesolidariseerde pensioenen", moeten de desbetreffende budgettaire raming bijvoegen, zoals aangegeven in punt 2.3 van de ministeriële richtlijn van 9 december 2011 (bijlage 2A).
De gemeenten die hun niet-gesolidariseerde pensioenen beheren via de gemeentekas, moeten de economische code 113-22 gebruiken.
De gemeenten die het beheer van hun pensioenen toevertrouwd hebben aan een voorzorginstelling of die aangesloten zijn bij de RSZ-PPO in pool 2ter, moeten de economische code 113-48 gebruiken. Het is in dat geval van belang dat de vooruitzichten voor de dienstjaren 2015 en volgende bijgevoegd worden (enkel bijlage 2B voor gemeenten die niet bij de RSZPPO aangesloten zijn en enkel bijlage 2C voor aangesloten gemeenten).
Wat de responsabiliseringsbijdrage betreft vermelden de gemeenten de vooruitzichten meegedeeld door de RSZ-PPO of bij gebrek daaraan de bedragen verschuldigd in 2014.
De gemeenten aangesloten bij de RSZPPO zullen een kopie van de ontvangen ramingen bijvoegen. 116-01 : dit betreft de pensioenen van gemeentelijke mandatarissen ten laste van de gemeente. 116-02 : dit betreft de renten rechtstreeks ten laste van de gemeente. b. Werking Voor de werkingsuitgaven, afgezien van te rechtvaardigen nieuwe initiatieven of inrichtingen (bijvoorbeeld, nieuwe kribbe of school), verkiezingsuitgaven en wijzigingen opgelegd door de Europese, federale, communautaire of gewestelijke overheden, geldt het principe van een groeibeperking van 1,8 % ten opzichte van de uitgaven vastgelegd in de rekening 2013.Het Planbureau verwacht immers een inflatie van 0,7 % in 2014 en van 1,1 % in 2015.
Bij eventuele begrotingswijzigingen moet elke toename in een post noodzakelijkerwijs gecompenseerd worden met een overeenstemmende vermindering van een of meer andere posten of door een verhoging van de corresponderende ontvangsten (subsidies,...). c. Overdrachten - Dekking van het O.C.M.W.-tekort : de vooruitzichten dienen in overeenstemming te zijn met het bedrag vastgesteld door het overlegcomité Gemeente/O.C.M.W.. De notulen van voornoemde vergadering dienen bij de begroting 2015 gevoegd te worden. - De vertegenwoordigers van de gemeente zullen er binnen het overlegcomité op toezien dat de uitgaven van het O.C.M.W. die geen verband houden met opdrachten die wettelijk aan de O.C.M.W.'s zijn toegewezen, maar die leiden tot een hogere gemeentelijke tegemoetko-ming, beheerst worden. De gemeenten dienen tevens de gepaste maatregelen te nemen om overlappingen uit te sluiten op het vlak van de sociale prestaties die geleverd worden door de gemeentelijke diensten en de O.C.M.W.'s. Ingeval het O.C.M.W. een batig saldo vertoont voor het vorig dienstjaar, dient het bedrag van de gemeentelijke bijdrage overeenkomstig verminderd te worden (en mag men geen ontvangst inschrijven). De gemeenten moeten de O.C.M.W.'s verzoeken hun rekeningen zo spoedig mogelijk aan te nemen. - Dotatie aan de politiezone : deze dient in overeenstemming te zijn met de beslissing van de Politieraad en de normen bepaald door de bevoegde overheid. Indien de begroting van de politiezone vastgesteld zou worden na die van de gemeente en indien er een verschil tussen beide begrotingen bestaat wat de gemeentelijke tegemoetkoming betreft, dient de gemeente zo spoedig mogelijk een begrotingsaanpassing te verrichten om beide bedragen te laten overeenstemmen. Evenals voor de O.C.M.W.'s is het zo dat indien de politiezone een batig saldo laat optekenen, de jaarlijkse bijdrage overeenkomstig verminderd dient te worden.
Verder is het zo dat indien de rekeningen van het dienstjaar 2013 van de zone niet vastgesteld zijn, de dotatie voor 2015 beperkt wordt tot het bedrag dat was ingeschreven op de begroting 2014. - Subsidies aan verenigingen en gezinnen : de gemeenten dienen erop toe te zien dat door hogere overheden toegekende subsidies herverdeeld worden onder begunstigde verenigingen met strikte naleving van de bestemmingen bepaald door voornoemde overheden.
De gemeenten moeten ervoor zorgen dat ze de bepalingen toepassen die zijn vervat in de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwen-ding van sommige toelagen. Zij dienen overigens de subsidie aan te passen volgens de resultatenrekening en de thesaurietoestand van de vereniging, om te vermijden dat deze een batig saldo zou boeken of een reserve aanleggen dankzij de gemeentelijke toelage.
Daar de personeels- en werkingsuitgaven van de gemeenten begrensd zijn, moeten ook de toelagen voor verenigingen beperkt worden tot de bedragen voor 2014. - Subsidies aan het autonome gemeentebedrijf. Ingeval de gemeente het tekort van het gemeentebedrijf financiert, moet de laatste rekening van het gemeentebedrijf bij de begroting gevoegd worden, evenals een toelichting wat betreft de reden van die financiële tegemoetkoming. - Overeenkomstig de bepalingen die vervat zijn in de artikelen 40 en 41 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap moeten de gemeenten, wanneer zij zelf instaan voor de inning van de parkeerinkomsten en de controle op de parkeerregels, 15% van de winst doorstorten aan het Agentschap (na aftrek van de kosten). De gemeenten moeten deze overdracht integreren in de opmaak van de begroting 2015. - Onwaarden. Met het oog op de overeenstemming van het thesaurieresultaat met het boekhoudkundig resultaat is het van noodzakelijk belang om de inspanningen van de "schoonmaak" in de schuldvorderingen die niet zullen geïnd worden, op regelmatige basis voort te zetten. Realistische bedragen dienen bijgevolg te worden begroot. d. Schuld Debiteurintresten : volgens de raming van de vermoedelijke vervaldagen van de gemeentethesaurie. Kosten van de leningen : deze dienen te beantwoorden aan de vervaldagen bepaald door de leningverschaffende instellingen en aan de bepalingen van de financiële opdracht gegund door de gemeente.
De recente ontwikkelingen op de financiële markten hebben aangetoond dat de grootste voorzichtigheid geboden is ten aanzien van de "nieuwe producten".
Daarom vraag ik u met aandrang om contact op te nemen met het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën alvorens dergelijke verrichtingen aan te gaan. Het behoort namelijk tot de opdrachten van het herfinancieringsfonds om de gemeenten te adviseren inzake hun thesaurie- en schuldbeheer.
Globaal beschouwd dienen de gemeenten in 2015 hun uitstaande schulden te handhaven op het niveau dat blijkt uit hun balans 2013. e. Overboekingen In de omzendbrief van 17 mei 2013 vroeg ik u voorzieningen voor risico's en kosten aan te leggen voor niet-aangezuiverde schuldvorderingen, in het bijzonder met betrekking tot bepaalde belastingen.Om uw begroting niet uit evenwicht te brengen, raad ik u aan deze voorzieningen geleidelijk aan te leggen. 5.2 ESR95-normen Binnen de rijkscomptabiliteit en het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen 1995 (gewoonlijk "ESR95" genoemd) worden de plaatselijke besturen ondergebracht in de sector van de Lagere overheid (sectoren 1313).
Het systematisch meedelen van de rekeningen van de plaatselijke besturen, waaronder de Brusselse gemeenten (via de informaticatool die bij het BPB werd ontwikkeld), stelde het Instituut van de Nationale Rekeningen in staat zijn methodologie inzake het financieringssaldo van de plaatselijke besturen te verfijnen (verslag van het INR opgesteld in maart 2012). Dit resulteerde in een duidelijke verbetering van het saldo van de plaatselijke besturen.
In het kader van de in 2009 ondertekende samenwerkingsakkoorden over de begrotingstrajecten hebben de gewesten, als respectieve toezichthoudende overheden van de plaatselijke besturen, zich er echter toe verbonden om toe te zien op een strikte naleving van de ESR95-normen voor de rekeningen van de plaatselijke besturen.
De integratie van de gemeenten in het ESR95-systeem vergt geen enkele aanpassing van de gemeentelijke boekhouding, die een krachtige tool is waarmee de boekhoudkundige en begrotingsgegevens vlot omgerekend kunnen worden naar een ESR95-saldo.
Ter herinnering : de ESR-boekhouding (Europees Stelsel van Rekeningen) registreert stromen op basis van de netto vastgestelde rechten van het jaar aan de ontvangstenzijde en op basis van de aanrekeningen voor de uitgaven, ongeacht het dienstjaar waarin de uitgaven tot stand kwamen en zonder onderscheid tussen gewone of buitengewone dienst.
Financiering via leningen en de kapitaalaflossingen van die leningen worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het ESR-saldo. Hetzelfde geldt voor overboekingsverrichtingen.
Als ramingsinstrument moet de begroting ook het ESR95-saldo kunnen ramen dat de rekening te zien zal geven. Gelet op het grote belang van deze integratie voor het gewest en de gemeenten mogen we immers het overleggen van de jaarrekeningen niet afwachten om het financieringssaldo van de 19 gemeenten te beoordelen. Het gewest moet beschikken over een raming van dit saldo in het begin van het begrotingsjaar.
Daarom wordt u gevraagd een omzetting van uw begroting 2015 volgens de ESR-boekhouding in te dienen. Deze omzetting dient te worden voorgesteld volgens het in bijlage 5 bijgevoegd model dat een aanpassing is van de omzettingstabel van het INR. Hiervoor nodig ik u uit om in eerste instantie bijlage 3 aan te vullen, die u zal toelaten de realisatiegraad te kennen voor de 3 laatste beschikbare dienstjaren (2011-2012-2013).
De kolom met de begrotingskredieten moet deze van de laatste begrotingswijziging hernemen. Daarenboven registreert de ESR-boekhouding stromen en dienen alle aanrekeningen van het dienstjaar in aanmerking worden genomen ongeacht het dienstjaar waarin de uitgaven tot stand kwamen. Voor wat de ontvangsten betreft dienen enkel de vastgestelde rechten van het dienstjaar in aanmerking te worden genomen.
Vervolgens nodig ik u uit om bijlage 4 in te vullen die u zal toelaten om de aanrekeningen inzake de investeringsuitgaven te ramen, aanrekeningen met betrekking tot overgedragen vastleggingen van de vorige dienstjaren enerzijds en anderzijds met betrekking tot nieuwe uitgaven voorzien in 2015.
De bijlagen 3 en 4 zullen u toelaten om bijlage 5 in te vullen die de omgezette begroting 2015 weergeeft.
De omzetting van het geheel van de gewone ontvangsten, de gewone uitgaven zonder de aflossingen van de schuld en de buitengewone overdrachtsuitgaven moet worden gerealiseerd op basis van het gemiddelde van de realisatiegraad van de begrotingskredieten voor de laatst gekende rekeningen. Telkens een realisatiegraad in aanmerking wordt genomen die verschilt van de gemiddelde graad, hoort dit verantwoord te worden.
Voor wat de omzetting van de buitengewone investeringsontvangsten, de buitengewone overdrachts ontvangsten en de aflossingen van de leningen betreft, is het aangewezen om de begrotingskredieten 2015 te hernemen.
Tenslotte dient de omzetting van de investeringsuitgaven te worden gerealiseerd op basis van het resultaat van de ramingstabel van de investeringen in bijlage 4 en wordt dit geïntegreerd onder totaalpost 91 van de omgezette begroting.
Het saldo van de gewone dienst in ESR-vorm zou normaal gezien niet substantieel moeten verschillen van het begrotingssaldo. Voor het saldo van de buitengewone dienst liggen de zaken anders en wij vragen u daarom hier bijzondere aandacht aan te besteden.
Deze oefening zal aantonen dat het nodig is om een realistisch investeringsprogramma op de stellen en er de weerslag van na te gaan voor de toekomstige begrotingsjaren.
Er wordt aan herinnerd dat de medewerking van alle gemeentelijke diensten vereist is voor het opstellen van dit document en dat dit vereffeningsplan een gemeentelijke beheerstool moet worden.
In september 2014 zal het systeem ESR2010 in werking treden. Dit zal echter geen weerslag hebben op de opmaak van de bijlagen 3 tot 5. 5.3 Buitengewone dienst Ter herinnering : de functionele en economische voorstelling is beperkt tot de gewone dienst omdat het begrip kredietbeperking als bedoeld in artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC) uitsluitend betrekking heeft op de gewone dienst.
Zoals voorheen krijgen de gemeenten de aanbeveling om bijzonder waakzaam te zijn bij het opstellen van de budgettaire vooruitzichten met het oog op maximale geloofwaardigheid en verwezenlijking. De gemeenten dienen er bovendien op toe te zien dat de kosten verbonden aan leningen ter volledige of gedeeltelijke financiering van het investeringsprogramma geen begrotingstekort veroorzaken of leiden tot een toename van het tekort.
De kosten van nieuwe leningen moeten beperkt blijven tot het volume van de kapitaalaflossingen tijdens het dienstjaar, teneinde het totale gewicht van de uitstaande gemeenteschuld te stabiliseren.
Ik vestig er uw aandacht op dat het saldo berekend volgens de ESR95-normen geen rekening houdt met ontvangsten uit lening. Om een ESR95-evenwicht na te streven, dienen de voorziene investeringen derhalve realistisch te zijn door zich te beperken tot diegene die in de loop van het jaar kunnen worden gerealiseerd.
De gemeenten dienen eveneens de leningen te vermelden die niet werden aangegaan tijdens de vorige dienstjaren maar die nodig zullen zijn om de investeringen te financieren die werden vastgelegd tijdens die vorige dienstjaren.
In dat verband wordt verwezen naar de omzendbrief van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 08/07/1999 numac 1999000511 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 25/01/2000 numac 1999000877 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. - Duitse vertaling sluiten met betrekking tot de budgettering en boeking in de buitengewone dienst. "Artikel 252 van de nieuwe gemeentewet bepaalt : "De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de gemeenten mag, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar 1988, in geen enkel geval, een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo, vertonen".
Met de inachtneming van dat principe moet de buitengewone begroting elk jaar in evenwicht zijn aangezien de gemeenten verplicht zijn elk jaar op de begroting, alle inkomsten in te schrijven die bestemd zijn voor het financieren van de jaarlijkse investeringen opgenomen in de begroting.
Bij de afsluiting van het dienstjaar gebeurt het echter vaak dat uitgaven vastgelegd zijn, maar dat de leningen bestemd om deze te bekostigen nog niet aangevraagd zijn en dat bijgevolg geen recht vastgesteld werd.
Deze leningen worden opnieuw ingeschreven door middel van een begrotingswijziging bij de overname van het resultaat van de rekening, en dit conform de bepalingen van artikel 9 van het ARGC. Het opnieuw inschrijven van deze leningen beantwoordt aldus aan de bepalingen van artikel 5 van het ARGC dat voorschrijft dat "de begroting alle ontvangsten en uitgaven omvat die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan".
Elke investeringstoelage moet het voorwerp uitmaken van een vastgesteld recht in de buitengewone dienst vanaf de kennisgeving van de toezegging (en niet de betaling van deze toelage door de subsidiërende overheid)." De gemeenten worden tevens verzocht een "driejarig investeringsplan" op te stellen met opgave van alle verrichtingen die zouden kunnen plaatsvinden in het kader van de buitengewone dienst.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Gewestelijke Statistiek, R. VERVOORT _______ Nota Uw contactpersonen op het nummer 02.800 : M. Leonard 3.78 - C. Delattre 32.70 - Q. De Launois 32.98 W. Marcoen 32.82 - G. Courtois 32.75 Secretariaat 02.800 : Al. Bonneau 32.68 - A. Willems 3275
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld