gepubliceerd op 10 oktober 2013
Omzendbrief. - Opmaak van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2014 Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dames en heren Burgemeesters, Dames en heren Schepenen, 1. Algemeen Deze omzendbrief heeft betrekking op het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstja(...)
MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Omzendbrief. - Opmaak van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2014 Aan de dames en heren Burgemeesters en Schepenen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dames en heren Burgemeesters, Dames en heren Schepenen, 1. Algemeen Deze omzendbrief heeft betrekking op het opmaken van de gemeentelijke begrotingen voor het dienstjaar 2014. Krachtens artikel 252 van de nieuwe gemeentewet moet de begroting in evenwicht zijn, zowel op de gewone als op de buitengewone dienst.
Bovendien mag dit evenwicht in geen geval fictief zijn.
Om een zo realistisch mogelijke begroting te kunnen voorleggen is het absoluut noodzakelijk dat de laatste rekeningen goedgekeurd zijn op het ogenblik dat de begroting aangenomen wordt. Bijgevolg kunnen de begrotingen 2014 pas goedgekeurd worden indien de jaarrekening 2012 vooraf aangenomen werd door de gemeenteraad.
Voor de gewone dienst slaat het bedoelde evenwicht zowel op het resultaat van het eigen dienstjaar na functionele overboekingen als op het gecumuleerd resultaat.
Functionele overboekingen betreffen overboekingen ten laste van daadwerkelijk aangelegde voorzieningen of reserves voor specifieke doeleinden (voorbeeld : tekort van de ziekenhuizen, wijkcontracten, ...).
Deze overboekingen vormen een volwaardige economische groep en mogen in geen geval gelijkgeschakeld mogen worden met ontvangsten of uitgaven van overdrachten.
Ik verwijs u in dit verband naar de omzendbrieven van 1 februari 2006 en 17 mei 2013 betreffende de kwestie van de overboekingen.
Voor de buitengewone dienst moet het bedoelde evenwicht globaal zijn, waarbij de financiering uiteraard kan gebeuren door benutting van de reserves.
Conform de artikelen 5, 10, 15 en 16 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, omvatten de begroting en de begrotingswijzigingen alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het dienstjaar kunnen worden gedaan. Uitgaven die voorzienbaar waren vóór het einde van het dienstjaar en die ingeschreven zouden worden in de afsluitende begrotingswijziging, kunnen verworpen worden.De laatste begrotingswijzigingen die in de loop van het dienstjaar worden goedgekeurd, dienen de toezichthoudende overheid uiterlijk op 1 november te bereiken, opdat laatstgenoemde zich zou kunnen uitspreken vóór de boekhoudkundige afsluitingsdatum, zijnde 31 december 2013.
Deze wijzigingen dienen voorgesteld te worden volgens hetzelfde model als de oorspronkelijke begroting (verantwoording van de kredietaanpassingen, samenvattende tabellen,...) en mogen niet ongebonden ingediend worden.
Kredietaanpassingen binnen de grenzen van artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit vormen geen begrotingswijzigingen die aan de toezichthoudende overheid moeten worden voorgelegd. Deze aanpassingen worden enkel geregistreerd in de gemeentelijke boekhouding.
De ontvangsten en uitgaven moeten op precieze wijze worden geraamd.
Bij gebrek aan reglementaire evaluatiegegevens of administratieve instructies, wordt verwezen naar de werkelijk gerealiseerde uitgaven en ontvangsten op de rekening van het voorlaatste dienstjaar.
Bij niet-naleving van bovenstaande voorschriften worden de begrotingen in voorkomend geval ofwel hervormd, ofwel niet goedgekeurd.
Voorlopige twaalfden.
Conform artikel 14 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit worden de voorlopige kredieten vastgesteld door de gemeenteraad wanneer de begroting nog niet is aangenomen. De voorlopige kredieten hebben betrekking op alle uitgaven van de gewone dienst. Ze zijn gebaseerd op de kredieten van de functionele begroting. Ter herinnering : er wordt geen enkel onderscheid meer gemaakt tussen facultatieve en verplichte kredieten.
De voorstelling en inhoud van de gewone begroting dienen in overeenstemming te zijn met de besluiten van 20 en 25 oktober 2005.
De Gewestregering zal er bijzonder aandachtig op toezien dat de gewestelijke inspecteurs en de gemeentelijke overheden die onderworpen zijn aan een saneringsplan toewerken naar een versterking van de procedures en van de naleving van de termijnen die ingesteld zijn voor hun controle en de opmaak van hun begrotingen. 2. Overeenkomst gericht op het verbeteren van de budgettaire toestand van de gemeenten In het kader van de ordonnantie van 19 juli 2007 tot verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft u een plan aangenomen voor de periode 2013-2014. Het in het eigen dienstjaar van de gewone dienst voorziene resultaat voor 2014 moet absoluut nageleefd worden. 3. Rekeningenstelsel elektronisch verzenden Zoals u intussen gewoon bent, moeten uw begrotingen en begrotingswijzigingen elektronisch verzonden worden om opgenomen te worden in de databank van de gemeentefinanciën.Het belang van een goede naleving van het rekeningenstelsel werd meermaals benadrukt, opdat deze databank goed zou functioneren.
We hebben evenwel enkele verschillen vastgesteld tussen de papieren versie en de elektronische versie. De doorgestuurde gegevens moeten absoluut identiek zijn. Ik verzoek u dit te controleren alvorens u tot verzending overgaat. 4. Begroting 4.1. Functionele begroting.
De begrotingskredieten worden verdeeld volgens functie en beperkt tot de 3 eerste cijfers van de economische code. 4.2. Economische begroting De begrotingskredieten worden eveneens voorgesteld per economische groep en gesorteerd per economische code van 5 cijfers. 4.3. Samenvattende tabel Het betreft de samenvattende tabel per economische groep en per functie.
Er wordt nog steeds een onderscheid gemaakt tussen functionele overboekingen en algemene overboekingen van functie 060. 4.4. Beheersplan Uw gemeente heeft zich ertoe verbonden een financieel plan na te leven in het kader van de ordonnantie van 19 juli 2007 tot verbetering van de budgettaire toestand van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
U moet dit jaar geen bijkomend beheersplan indienen. 4.5. Personeelstabellen De tabellen in bijlage 1 dienen ingevuld te worden in elektronische vorm met de gegevens per 30 juni 2013. Er dient geteld te worden in voltijdse equivalenten, zowel voor de telling van het personeelsbestand als voor de telling van de andere categorieën. In disponibiliteit gestelde personen, hetzij op vrijwillige basis voorafgaand aan het pensioen, hetzij wegens langdurige ziekte, dienen meegeteld te worden. Hun totaal aantal moet evenwel meegedeeld worden in een bijlage.
Bij het onderzoek van de in het verleden ingediende documenten werden talrijke fouten vastgesteld. Daarom verzoek ik u de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht te nemen bij het opstellen van deze tabellen. 4.6. Wettelijke en andere bijlagen Volgende documenten maken integraal deel uit van de begroting en dienen bijgevolg verplicht bezorgd te worden : * het verslag bedoeld in artikel 96 van de nieuwe gemeentewet, * het verslag bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990, * de notulen van de vergadering van het overlegcomité gemeente/O.C.M.W; waarin de gemeentelijke tegemoetkoming vastgesteld wordt en waarin het bedrag van de bijdrage in het tekort van het O.C.M.W. vermeld wordt zonder de geristorneerde gewestelijke bijdrage in de weddenverhoging van het O.C.M.W., * de beschrijving van het buitengewoon programma en de financieringswijze ervan, alsook het driejarig investeringsplan 2014-2016, * het verloop van de gemeentelijke investeringsschuld, per financiële instelling, * het verloop van de (gewone of buitengewone) reservefondsen; dit verloop moet gebaseerd zijn op de resultaten van de rekening 2012 aangepast volgens de begrote resultaten voor 2013 en 2014. Er moet voor gezorgd worden dat het gecumuleerde resultaat na overboekingen en de omvang van de reservefondsen onderling afgestemd zijn. Het is mogelijk dat bepaalde overboekingen van 2013 niet plaatsvonden; deze dragen evenwel bij tot het resultaat van het dienstjaar 2013, vermeld als resultaat van vroegere dienstjaren in de begroting 2014. Met het oog op de samenhang tussen het gecumuleerd resultaat en het bedrag van de reservefondsen is het dus van primordiaal belang om de reservefondsen te berekenen met inachtneming van alle geplande overboekingen. * de bestemming van de eventuele voorzieningen voor risico's en kosten; de raming hiervan moet op dezelfde wijze gebeuren als voor de reservefondsen. * het verloop van de pensioenfondsen aangelegd bij private voorzorgsinstellingen (zie bijlage 2 van deze omzendbrief).
Ik wil nogmaals de noodzaak benadrukken van een perfecte overeenstemming tussen de gegevens vervat in alle documenten.
Indien deze documenten geheel of gedeeltelijk ontbreken of indien ze niet in elektronische vorm bezorgd zijn, wordt de begroting ipso facto geweigerd door de toezichthoudende overheid conform artikel 4 van de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 5. Budgettaire richtlijnen en parameters Voorafgaande opmerking : voor aangelegenheden die niet aan bod komen in onderstaande specifieke richtlijnen of parameters, wordt verwezen naar de richtlijnen en parameters vervat in de vorige omzendbrieven. 5.1. Gewone dienst A. Ontvangsten a. Ontvangsten uit prestaties In de huidige context is het meer dan ooit nodig de tarieven regelmatig aan te passen.Voor administratieve prestaties naar aanleiding van een individuele aanvraag moet de gevraagde prijs ten minste de kostprijs van de door de gemeentelijke diensten geleverde prestaties dekken. Evenzo moeten huurgelden geïndexeerd worden en moet alles in het werk gesteld worden om ze te innen. b. Ontvangsten uit overdrachten Gewestelijke en federale dotaties : de geraamde bedragen worden op verzoek meegedeeld door het Bestuur Plaatselijke Besturen vanaf 15 september 2013. Gemeentelijke belastingen : de resultaten van de rekening van het dienstjaar 2012 worden overgenomen, eventueel aangepast aan de besliste of voorziene wijzigingen van de aanslagvoeten.
Ook hier geldt dat bij het vervallen van de belastingverordeningen nagedacht moet worden over een verhoging van de tarieven, zoals die voor administratieve prestaties of inname van het openbaar domein.
Wat de subsidies betreft die worden verleend in het kader van de twee ordonnanties van 19 juli 2007 mag u hetzelfde bedrag inschrijven als in 2013 voor de toelage bestemd voor de verbetering van de budgettaire toestand. Voor de toelage om de gemeenten te betrekken bij de economische ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vermeldt u het bedrag van 2013, geïndexeerd met 2 %.
Verder dienen de gemeenten er in het bijzonder op toe te zien de kohieren betreffende de specifieke gemeentebelastingen zo vroeg mogelijk uitvoerbaar te verklaren gedurende het begrotingsjaar. Het gebeurt immers maar al te vaak dat er kohieren niet uitvoerbaar verklaard worden tijdens het begrotingsjaar, wat negatieve gevolgen heeft voor het reeds kwetsbare financiële evenwicht van de gemeenten.
Opcentiemen op de onroerende voorheffing : de raming dient te geschieden op grond van het belastbaar kadastraal inkomen per 1 januari 2012, de indexering, het basistarief van 1,25 % en het geldend of gepland tarief van de opcentiemen. Correctie op basis van de inning voor de vorige dienstjaren is niet toegestaan. De indexatiecoëfficiënt voor 2014 is bepaald op 1,72.
Opcentiemen op de personenbelasting : de raming die wordt opgegeven in de begroting voor 2014 dient overeen te stemmen met die van de Federale Overheidsdienst Financiën, die in principe in de loop van de maand oktober 2013 aan de gemeenten meegedeeld wordt. Indien nodig kan een regularisatie van voornoemde raming toegestaan worden bij de eerstvolgende begrotingswijziging voor 2014, op basis van de laatste provisionele staat overgemaakt door de Federale Belastingadministratie in de loop van het tweede kwartaal van het dienstjaar 2014.
Opcentiemen op de verkeersbelasting : raming overeenkomstig die van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Europese, federale, communautaire en gewestelijke subsidies : de kredieten worden bepaald op basis van de ondertekende overeenkomsten en de toezeggingen bevestigd door de subsidiërende overheid. c. Schuldontvangsten dienen geboekt te worden conform de bedragen meegedeeld door de schuldenaars van de inkomens voor zover deze bedragen verenigbaar zijn met de werkelijk geïnde bedragen in de loop van de vorige dienstjaren.De creditintresten worden geraamd op basis van een thesauriekalender.
B. Uitgaven a. Personeel De vooruitzichten voor de diverse economische codes dienen als volgt berekend te worden : code 111 : wedde van juli 2013 x 12,42 (jaarwedde + sociale programmering) x 1,013 (weerslag van de weddenschaal? verhogingen) x Y (indexatie), die 1,0135 bedraagt voor 2014. Het Planbureau verwacht immers een indexaanpassing in mei 2014.
Ik wil hier wijzen op het grote aandeel van de personeelsuitgaven in de gemeentelijke begrotingen. Gelet op de moeilijkheid om tot een sluitende begroting te komen, bestaat de ideale oplossing erin binnen de grenzen van de kredieten voor 2013 te blijven. Bijkomend worden bijgevolg enkel uitgaven aanvaard die ten belope van 100 % gesubsidieerd worden.
De tabel in bijlage 1 met betrekking tot het personeelsbestand op 30 juni 2013, moet verplicht bij de begroting gevoegd worden. code 112 : raming volgens 111 en personeelsstatuut code 113 : De gemeenten die aangesloten zijn bij de vroegere poolen 1 en 2 moeten de RSZ-PPO-bijdragen vermelden onder de economische code 113-21.
De basisvoet van de pensioenbijdrage is het percentage dat voor het dienstjaar 2014 vastgelegd is door de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen, gecorrigeerd door het koninklijk besluit van 13 november 2011 (waarvan 7,5 % bestaat uit de bijdragen van het personeel).
Namelijk :
2014
Bestuur vroegere Pool 1
Bestuur vroegere Pool 2
Verminderde basisvoet van de pensioenbijdrage
36 %
41 %
De gemeenten moeten onder artikel 000/113-21 de verwachte responsabiliseringsbijdrage vermelden (verschuldigd voor het dienstjaar 2013 en te betalen in 2014), die hen meegedeeld zal worden door de RSZ-PPO. De gemeenten van Sint-Agatha-Berchem, Elsene en Sint-Jans-Molenbeek die zelf de niet-gesolidariseerde pensioenen uitbetalen via hun rekening « voorzieningen voor uitbetaling van niet-gesolidariseerde pensioenen », moeten de desbetreffende budgettaire raming bijvoegen, zoals aangegeven in punt 2.3 van de ministeriële richtlijn van 9 december 2011 (bijlage 2A).
De gemeenten die hun niet-gesolidariseerde pensioenen beheren via de gemeentekas, moeten de economische code 113-22 gebruiken.
De gemeenten die het beheer van hun pensioenen toevertrouwd hebben aan een voorzorginstelling of die aangesloten zijn bij de RSZ-PPO in pool 2 ter, moeten de economische code 113-48 gebruiken. Het is in dat geval van belang dat de vooruitzichten voor de dienstjaren 2014 en volgende bijgevoegd worden (enkel bijlage 2B voor gemeenten die niet bij de RSZPPO aangesloten zijn en enkel bijlage 2C voor aangesloten gemeenten).
Wat de responsabiliseringsbijdrage betreft vermelden de gemeenten de vooruitzichten meegedeeld door de RSZ-PPO of bij gebrek daaraan de bedragen verschuldigd in 2013.
De gemeenten aangesloten bij de RSZPPO zullen een kopie van de ontvangen ramingen bijvoegen. 116-01 : dit betreft de pensioenen van gemeentelijke mandatarissen ten laste van de gemeente. 116-02 : dit betreft de renten rechtstreeks ten laste van de gemeente. b. Werking Voor de werkingsuitgaven, afgezien van te rechtvaardigen nieuwe initiatieven of inrichtingen (bijvoorbeeld, nieuwe kribbe of school), verkiezingsuitgaven en wijzigingen opgelegd door de Europese, federale, communautaire of gewestelijke overheden, geldt het principe van een groeibeperking van 2,3 % ten opzichte van de uitgaven vastgelegd in de rekening 2012. Bij eventuele begrotingswijzigingen moet elke toename in een post noodzakelijkerwijs gecompenseerd worden met een overeenstemmende vermindering van een of meer andere posten of door een verhoging van de corresponderende ontvangsten (subsidies,...). c. Overdrachten - Dekking van het OCMW-tekort : de vooruitzichten dienen in overeenstemming te zijn met het bedrag vastgesteld door het overlegcomité Gemeente/OCMW.De notulen van voornoemde vergadering dienen bij de begroting 2014 gevoegd te worden. - De vertegenwoordigers van de gemeente zullen er binnen het overlegcomité op toezien dat de uitgaven van het O.C.M.W. die geen verband houden met opdrachten die wettelijk aan de O.C.M.W.'s zijn toegewezen, maar die leiden tot een hogere gemeentelijke tegemoetkoming, beheerst worden. De gemeenten dienen tevens de gepaste maatregelen te nemen om overlappingen uit te sluiten op het vlak van de sociale prestaties die geleverd worden door de gemeentelijke diensten en de O.C.M.W.'s. Ingeval het O.C.M.W. een batig saldo vertoont voor het vorig dienstjaar, dient het bedrag van de gemeentelijke bijdrage overeenkomstig verminderd te worden (en mag men geen ontvangst inschrijven). De gemeenten moeten de O.C.M.W.'s verzoeken hun rekeningen zo spoedig mogelijk aan te nemen. - Dotatie aan de politiezone : deze dient in overeenstemming te zijn met de beslissing van de Politieraad en de normen bepaald door de bevoegde overheid. Indien de begroting van de politiezone vastgesteld zou worden na die van de gemeente en indien er een verschil tussen beide begrotingen bestaat wat de gemeentelijke tegemoetkoming betreft, dient de gemeente zo spoedig mogelijk een begrotingsaanpassing te verrichten om beide bedragen te laten overeenstemmen.
Evenals voor de O.C.M.W.'s is het zo dat indien de politiezone een batig saldo laat optekenen, de jaarlijkse bijdrage overeenkomstig verminderd dient te worden.
Verder is het zo dat indien de rekeningen van het dienstjaar 2012 van de zone niet vastgesteld zijn, de dotatie voor 2014 beperkt wordt tot het bedrag dat was ingeschreven op de begroting 2013. - Subsidies aan verenigingen en gezinnen : de gemeenten dienen erop toe te zien dat door hogere overheden toegekende subsidies herverdeeld worden onder begunstigde verenigingen met strikte naleving van de bestemmingen bepaald door voornoemde overheden.
De gemeenten moeten ervoor zorgen dat ze de bepalingen toepassen die zijn vervat in de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen. Zij dienen overigens de subsidie aan te passen volgens de resultatenrekening en de thesaurietoestand van de vereniging, om te vermijden dat deze een batig saldo zou boeken of een reserve aanleggen dankzij de gemeentelijke toelage.
Daar de personeels- en werkingsuitgaven van de gemeenten begrensd zijn, moeten ook de toelagen voor verenigingen beperkt worden tot de bedragen voor 2013. - Subsidies aan het autonome gemeentebedrijf. Ingeval de gemeente het tekort van het gemeentebedrijf financiert, moet de laatste rekening van het gemeentebedrijf bij de begroting gevoegd worden, evenals een toelichting wat betreft de reden van die financiële tegemoetkoming. - Overeenkomstig de bepalingen die vervat zijn in artikel 40 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap moeten de gemeenten, wanneer zij zelf instaan voor de inning van de parkeerinkomsten en de controle op de parkeerregels, 15 % van de winst doorstorten aan het Agentschap (na aftrek van de kosten). De gemeenten moeten deze overdracht integreren in de opmaak van de begroting 2014. d. Schuld Debiteurintresten : volgens de raming van de vermoedelijke vervaldagen van de gemeentethesaurie. Kosten van de leningen : deze dienen te beantwoorden aan de vervaldagen bepaald door de leningverschaffende instellingen en aan de bepalingen van de financiële opdracht gegund door de gemeente.
De recente ontwikkelingen op de financiële markten hebben aangetoond dat de grootste voorzichtigheid geboden is ten aanzien van de « nieuwe producten ».
Daarom vraag ik u met aandrang om contact op te nemen met het Brussels Gewestelijk Herfinancieringsfonds van de Gemeentelijke Thesaurieën alvorens dergelijke verrichtingen aan te gaan. Het behoort namelijk tot de opdrachten van het herfinancieringsfonds om de gemeenten te adviseren inzake hun thesaurie- en schuldbeheer.
Globaal beschouwd dienen de gemeenten in 2014 hun uitstaande schulden te handhaven op het niveau dat blijkt uit hun balans 2012. e. Overboekingen In de omzendbrief van 17 mei 2013 vroeg ik u voorzieningen voor risico's en kosten aan te leggen voor niet-aangezuiverde schuldvorderingen, in het bijzonder met betrekking tot bepaalde belastingen.Om uw begroting niet uit evenwicht te brengen, raad ik u aan deze voorzieningen geleidelijk aan te leggen. 5.2. ESR95-normen Binnen de rijkscomptabiliteit en het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen 1995 (gewoonlijk « ESR95 » genoemd) worden de plaatselijke besturen ondergebracht in de sector van de Lagere overheid (sectoren 1313).
Het systematisch meedelen van de rekeningen van de plaatselijke besturen, waaronder de Brusselse gemeenten (via de informaticatool die bij het BPB werd ontwikkeld), stelde het Instituut van de Nationale Rekeningen in staat zijn methodologie inzake het financieringssaldo van de plaatselijke besturen te verfijnen (verslag van het INR opgesteld in maart 2012). Dit resuteerde in een duidelijke verbetering van het saldo van de plaatselijke besturen.
In het kader van de in 2009 ondertekende samenwerkingsakkoorden over de begrotingstrajecten hebben de gewesten, als respectieve toezichthoudende overheden van de plaatselijke besturen, zich er echter toe verbonden om toe te zien op een strikte naleving van de ESR95-normen voor de rekeningen van de plaatselijke besturen.
De integratie van de gemeenten in het ESR95-systeem vergt geen enkele aanpassing van de gemeentelijke boekhouding, die een krachtige tool is waarmee de boekhoudkundige en begrotingsgegevens vlot omgerekend kunnen worden naar een ESR95-saldo.
Ter herinnering : de ESR-boekhouding (Europees Stelsel van Rekeningen) registreert stromen op basis van de netto vastgestelde rechten van het jaar aan de ontvangstenzijde en op basis van de aanrekeningen voor de uitgaven, ongeacht het dienstjaar waarin de uitgaven tot stand kwamen en zonder onderscheid tussen gewone of buitengewone dienst.
De financiering via leningen en de kapitaalaflossingen van die leningen worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van dit saldo. Hetzelfde geldt voor de overboekingsverrichtingen.
Als ramingsinstrument moet de begroting ook het ESR95-saldo kunnen ramen dat de rekening te zien zal geven. Gelet op het grote belang van deze integratie voor het gewest en de gemeenten mogen we immers het overleggen van de jaarrekeningen niet afwachten om het financieringssaldo van de 19 gemeenten te beoordelen. Het gewest moet beschikken over een raming van dit saldo in het begin van het begrotingsjaar.
De momentopname van de financiële toestand van onze gemeenten wordt immers opgemaakt op basis van de begroting. Dit blijft niet zonder gevolgen. In dit systeem worden de leningen niet in aanmerking genomen, het begrotingssaldo is altijd minder goed dan het saldo van de rekening voor eenzelfde dienstjaar. Deze situatie vloeit voort uit het feit dat de investeringsprogramma's over het algemeen niet voor 100 % worden uitgevoerd. Deze situatie heeft een negatieve weerslag op het begrotingssaldo ten belope van de ingeschreven bedragen die niet gerealiseerd worden.
Ter illustratie : de gemiddelde realisatiegraad van investeringen bij de 19 gemeenten bedroeg in de periode 2009 tot 2011 52 %.
Er zal dus gevraagd worden om bijzonder aandachtig te zijn bij de opmaak van voorstellen van de buitengewone dienst.
Daarom wordt u gevraagd een omzetting van uw begroting 2014 volgens de ESR-boekhouding in te dienen. Dit document zal tevens voorgelegd moeten worden aan de Raad.
Het volstaat in eerste instantie een analyse te maken van de realisatiegraad van uw begrotingen, voor zowel de gewone als de buitengewone dienst en voor zowel de ontvangsten (netto vastgestelde rechten) als de uitgaven (vastleggingen en aanrekeningen), op basis van de 3 recentste beschikbare rekeningen (2010 - 2011 - 2012).
Daartoe vindt u een model in bijlage 3. Dit document moet opgemaakt worden per economische groep van de gewone en de buitengewone dienst.
Het resultaat van de ramingstabel van de investeringen (die u vindt in bijlage 4) moet opgenomen worden in de omgezette begroting onder totaalpost 91.
Er wordt aan herinnerd dat de medewerking van alle gemeentelijke diensten vereist is voor het opstellen van dit document en dat dit vereffeningsplan een gemeentelijke beheerstool moet worden.
Begroting 2014 in ESR-vorm (bijlage 5) Dit document dient te worden opgesteld aan de hand van de totaalposten volgens een schema dat een aanpassing is van de omzettingstabel van het INR. Het saldo van de gewone dienst in ESR-vorm zou normaal gezien niet substantieel moeten verschillen van het begrotingssaldo. Voor het saldo van de buitengewone dienst liggen de zaken anders en wij vragen u daarom hier bijzondere aandacht aan te besteden.
Deze oefening zal aantonen dat het nodig is een realistisch investeringsprogramma op te stellen en er de weerslag van na te gaan voor de toekomstige begrotingsjaren. 5.3. Buitengewone dienst Ter herinnering : de functionele en economische voorstelling is beperkt tot de gewone dienst omdat het begrip kredietbeperking als bedoeld in artikel 10 van het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC) uitsluitend betrekking heeft op de gewone dienst.
Zoals voorheen krijgen de gemeenten de aanbeveling om bijzonder waakzaam te zijn bij het opstellen van de budgettaire vooruitzichten met het oog op maximale geloofwaardigheid en verwezenlijking. De gemeenten dienen er bovendien op toe te zien dat de kosten verbonden aan leningen ter volledige of gedeeltelijke financiering van het investeringsprogramma geen begrotingstekort veroorzaken of leiden tot een toename van het tekort.
De kosten van nieuwe leningen moeten beperkt blijven tot het volume van de kapitaalaflossingen tijdens het dienstjaar, teneinde het totale gewicht van de uitstaande gemeenteschuld te stabiliseren.
Ik vestig uw aandacht op dat het saldo berekend volgens de ESR95-normen geen rekening houdt met ontvangsten uit lening. Om een ESR95-evenwicht na te streven, dienen de voorziene investeringen derhalve realistisch te zijn door zich te beperken tot diegene die in de loop van het jaar kunnen worden gerealiseerd.
De gemeenten dienen eveneens de leningen te vermelden die niet werden aangegaan tijdens de vorige dienstjaren maar die nodig zullen zijn om de investeringen te financieren die werden vastgelegd tijdens de die vorige dienstjaren.
In dat verband wordt verwezen naar de omzendbrief van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 08/07/1999 numac 1999000511 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden type omzendbrief prom. 04/05/1999 pub. 25/01/2000 numac 1999000877 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministeriële omzendbrief OOP 28 aangaande de uitvoering van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden. - Duitse vertaling sluiten met betrekking tot de budgettering en boeking in de buitengewone dienst. « Artikel 252 van de nieuwe gemeentewet bepaalt : « De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de gemeenten mag, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar 1988, in geen enkel geval, een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo, vertonen ».
Met de inachtneming van dat principe moet de buitengewone begroting elk jaar in evenwicht zijn aangezien de gemeenten verplicht zijn elk jaar op de begroting, alle inkomsten in te schrijven die bestemd zijn voor het financieren van de jaarlijkse investeringen opgenomen in de begroting.
Bij de afsluiting van het dienstjaar gebeurt het echter vaak dat uitgaven vastgelegd zijn, maar dat de leningen bestemd om deze te bekostigen nog niet aangevraagd zijn en dat bijgevolg geen recht vastgesteld werd.
Deze leningen worden opnieuw ingeschreven door middel van een begrotingswijziging bij de overname van het resultaat van de rekening, en dit conform de bepalingen van artikel 9 van het ARGC. Het opnieuw inschrijven van deze leningen beantwoordt aldus aan de bepalingen van artikel 5 van het ARGC dat voorschrijft dat « de begroting alle ontvangsten en uitgaven omvat die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan ».
Elke investeringstoelage moet het voorwerp uitmaken van een vastgesteld recht in de buitengewone dienst vanaf de kennisgeving van de toezegging (en niet de betaling van deze toelage door de subsidiërende overheid). » De gemeenten worden tevens verzocht een « driejarig investeringsplan » op te stellen met opgave van alle verrichtingen die zouden kunnen plaatsvinden in het kader van de buitengewone dienst. 5.4. Informatie Gezien het bijzondere karakter van het dienstjaar 2014 worden de gemeenteontvangers uitgenodigd op een infovergadering die eind augustus zal plaatsvinden op initiatief van het Bestuur Plaatselijke Besturen.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Gewestelijke Statistiek, R. VERVOORT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld