Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 juni 2001
gepubliceerd op 20 juli 2001

Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket

bron
ministerie van justitie
numac
2001009458
pub.
20/07/2001
prom.
21/06/2001
ELI
eli/wet/2001/06/21/2001009458/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 2001. - Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.In artikel 58bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « In dit wetboek wordt verstaan onder : » worden vervangen door de woorden « In dit wetboek wordt, voor wat de magistraten betreft, verstaan onder : »;2° de woorden « federale procureur-generaal » worden vervangen door de woorden « federale procureur ».

Art. 3.Artikel 87 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, wordt aangevuld met het volgende lid : « De plaatsvervangende rechters bedoeld in het eerste lid, kunnen geen federaal magistraat, noch een lid van het openbaar ministerie vervangen die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, belast zijn met een opdracht. ».

Art. 4.In artikel 143 van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, waarvan de tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de woorden « en een federale procureur die bevoegd is voor het gehele grondgebied van het Rijk.»; 2° in het tweede lid dat samen met het derde lid § 2 zal vormen, wordt het woord « Hij » vervangen door de woorden « De procureur-generaal bij het hof van beroep »;3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidend : « De federale procureur voert, in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet, onder het gezag van de Minister van Justitie, alle opdrachten van het openbaar ministerie in strafzaken uit bij de hoven van beroep, de hoven van assisen, de rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken.»

Art. 5.In artikel 143bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede zin, worden de woorden « voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en alle leden van het openbaar ministerie die onder hun toezicht en leiding staan » vervangen door de woorden « voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep, de federale procureur en alle leden van het openbaar ministerie die onder hun toezicht en leiding staan »;2° in § 8, tweede lid, worden de woorden « en aan de nationaal magistraten » vervangen door de woorden « , aan de federale procureur, aan de adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid en aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie »;3° in § 9 wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling : « Ingeval een lid van het college van procureurs-generaal afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen door de overeenkomstig artikel 319 aangewezen vervanger.»

Art. 6.Artikel 144bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 144bis.§ 1. De federale procureur is belast met de leiding van het federaal parket, dat is samengesteld uit federale magistraten, die onder zijn rechtstreekse leiding en toezicht staan. Hun opdrachten strekken zich uit over het gehele grondgebied van het Rijk. § 2. De federale procureur wordt met de volgende opdrachten belast : 1° de strafvordering uitoefenen overeenkomstig artikel 144ter;2° zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking overeenkomstig artikel 144quater;3° het toezicht uitoefenen op de algemene en bijzondere werking van de federale politie, zoals bepaald in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. § 3. In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de federale procureur, bij een met redenen omklede beslissing, voor welbepaalde dossiers en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, zijn bevoegdheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk opdragen aan een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank, die deze uitoefent vanuit zijn standplaats.

In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de Minister van Justitie, op voorstel van de federale procureur en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank opdracht geven om in het federaal parket de opdrachten van het openbaar ministerie tijdelijk uit te oefenen in het kader van welbepaalde dossiers. Tijdens de uitoefening van zijn opdracht heeft deze magistraat dezelfde bevoegdheden als de federale magistraten.

De voormelde magistraten oefenen in die gevallen deze taak uit onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur. Hun overige taken oefenen zij verder onder de onmiddellijke leiding en toezicht van hun korpschef uit.

Ingeval omtrent de voormelde opdrachten geen overeenstemming bestaat tussen de federale procureur en de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, beslist de federale procureur. »

Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 144ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 144ter.§ 1. Indien een goede rechtsbedeling het vereist, wordt, behoudens in de gevallen bepaald in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering en de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers, de strafvordering uitgeoefend door de federale procureur voor : 1° de misdrijven welke bedoeld zijn in : - de artikelen 101 tot 136 van het Strafwetboek; - de artikelen 331bis, 477 tot 477sexies en 488bis van het Strafwetboek; - artikel 77bis, §§ 2 en 3, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - de artikelen 1 en 2 van de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het humanitair recht; 2° de misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken;3° de misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit;4° de misdrijven gepleegd in het kader van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie in de gevallen waarin de strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie;5° de misdrijven bedoeld in hoofdstuk I van titel VI van boek II van het Strafwetboek;6° de misdrijven die samenhangend zijn met die bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5°. § 2. De procureur des Konings, of in de gevallen bepaald in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, de procureur-generaal, licht ambtshalve de federale procureur in wanneer hij kennis neemt van een misdrijf bedoeld in § 1. Hij licht bovendien de federale procureur in, telkens als dit voor de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur van belang is. § 3. In de gevallen bedoeld in § 1 beslist de federale procureur of, hetzij de procureur des Konings of in de gevallen bedoeld in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering de procureur-generaal, hetzij hijzelf de strafvordering uitoefent. De beslissing wordt, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, genomen na overleg met de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open. § 4. De federale procureur licht de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal in, telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal, van belang is. § 5. Inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal, en de federale procureur betreffende de uitoefening van de strafvordering kunnen geen nietigheden worden opgeworpen. »

Art. 8.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 144quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 144quater.De coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking gebeuren in overleg met een of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. Indien dit noodzakelijk is, kan de federale procureur daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichtingen geven aan een of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. »

Art. 9.Artikel 148 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Artikel 148.De federale procureur oefent, onder het gezag van de Minister van Justitie, toezicht uit op alle officieren van gerechtelijke politie wanneer zij opdrachten uitvoeren overeenkomstig artikel 144bis.

De procureurs-generaal bij de hoven van beroep oefenen in de overige gevallen, onder het gezag van de Minister van Justitie, toezicht uit op alle officieren van gerechtelijke politie en openbare en ministeriële ambtenaren van hun rechtsgebied. »

Art. 10.Artikel 156bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1984 en gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1998 en 22 december 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « De plaatsvervangende magistraten bedoeld in het eerste lid, kunnen geen federaal magistraat, noch een lid van het openbaar ministerie vervangen die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, belast zijn met een opdracht. »

Art. 11.In artikel 182 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « van de procureur des Konings » de woorden « van de federale procureur, » ingevoegd;2° in het vijfde lid worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd;3° in het zesde lid worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd;4° in het achtste lid worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « van de procureur des Konings » de woorden « van de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 12.In artikel 185, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1970 en gewijzigd bij de wetten van 17 februari 1997 en 4 maart 1997, vervallen de woorden « en dat van de nationaal magistraten ».

Art. 13.Artikel 208 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 208.Om tot procureur-generaal bij een hof van beroep te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste zeven jaar als magistraat van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie.

Om tot federaal procureur bij het federaal parket te worden aangewezen moet de kandidaat magistraat zijn van het openbaar ministerie.

Daarenboven dient hij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uit te oefenen, waarvan de laatste zeven jaar als magistraat van de rechterlijke orde. »

Art. 14.In artikel 259bis-1, § 2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, wordt het tweede lid aangevuld als volgt : « De magistraten die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, belast zijn met een opdracht, blijven, voor de verkiezingen bedoeld in artikel 259bis-2, verbonden aan hun rechtscollege. »

Art. 15.In artikel 259ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt het 2° aangevuld als volgt : « Voor de magistraten die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, belast zijn met een opdracht, verstrekt de federale procureur advies indien de betrokkene deze opdracht voltijds uitoefent. Wordt de opdracht niet voltijds uitgeoefend, dan heeft het advies van de federale procureur betrekking op de deeltijds uitgeoefende opdracht en wordt het toegevoegd aan dat van de korpschef. »

Art. 16.In artikel 259quater, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, wordt het 2° aangevuld als volgt : « Voor de magistraten die bij toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, een opdracht krijgen, verstrekt de federale procureur advies indien de betrokkene voltijds voor hem werkt.Zijn de prestaties niet voltijds dan wordt voor het aspect federaal werk, het advies van de federale procureur aan dat van de korpschef toegevoegd.

Indien de federale procureur dezelfde persoon is als bedoeld in 1° dan wordt het advies ingewonnen van de voorzitter van het college van procureurs-generaal »; 2° in § 5, eerste lid, wordt de eerste zin aangevuld als volgt : « , met uitzondering van de federale procureur die zijn benoeming behoudt. »

Art. 17.In artikel 259sexies, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de federale magistraat bij zijn aanwijzing het ambt van magistraat van het openbaar ministerie bij het hof uitoefende dan kan in de vervanging worden voorzien door een benoeming en, in voorkomend geval, een aanwijzing in overtal.» 2° in § 3, wordt het tweede lid vervangen door de volgende leden : « De bijstandsmagistraat en de federale magistraat nemen na het verstrijken van hun mandaat het ambt waarin zij zijn benoemd weer op en in voorkomend geval het adjunct-mandaat waarin zij zijn aangewezen. Zijn zij niet vast aangewezen in een adjunct-mandaat, dan wordt hun adjunct-mandaat voor de duur van deze bijzondere mandaten geschorst.

Het bijzonder mandaat van bijstandsmagistraat of federale magistraat neemt een einde wanneer de betrokkene een opdracht als bedoeld in de artikelen 308, 323bis, 327 en 327bis aanvaardt. »

Art. 18.In artikel 259octies van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, tweede streepje, worden tussen de woorden « een politiedienst, » en « een kantoor van » de woorden « het federaal parket, » ingevoegd;2° in § 2, derde lid, wordt na de tweede volzin de volgende zin ingevoegd : « De leden van het federaal parket kunnen niet tot stagemeester worden aangewezen.»; 3° in § 3, tweede lid, tweede streepje, worden tussen de woorden « een politiedienst » en « of in een juridische dienst » de woorden « , het federaal parket » ingevoegd;4° in § 3, vijfde lid, wordt na de eerste volzin de volgende zin ingevoegd : « De leden van het federaal parket kunnen niet tot stagemeester worden aangewezen.»

Art. 19.In artikel 259undecies, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, vervallen de woorden « en de federaal magistraat » en wordt het woord « worden » vervangen door het woord « wordt ».

Art. 20.In artikel 273, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1969 en 17 februari 1997, worden tussen de woorden « de procureurs-generaal, » en de woorden « de procureurs des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 21.In artikel 276 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, worden tussen de woorden « of van een arbeidshof » en de woorden « te worden benoemd » de woorden « of van het federaal parket » ingevoegd.

Art. 22.In artikel 277 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, worden de woorden « of van een arbeidshof » vervangen door de woorden « , van een arbeidshof of van het federaal parket ».

Art. 23.In artikel 280, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « van de procureur des Konings » de woorden « van de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 24.In artikel 287bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en 12 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vierde lid, worden tussen de woorden « procureur-generaal, » en de woorden « procureur des Konings » de woorden « federale procureur, » ingevoegd;2° in de Franse tekst van § 1, vierde lid, worden de woorden « secrétaire du parquet » vervangen door de woorden « secrétaire en chef du parquet »;3° in § 3, eerste lid, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 25.In artikel 287ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997 en 12 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 2°, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd;2° in § 2, derde lid, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en de woorden « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 26.In artikel 287quater, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wet van 12 april 1999, wordt het vijfde lid aangevuld als volgt : « en bij het federaal parket ».

Art. 27.In artikel 288 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 februari 1997, 6 mei 1997, 9 juli 1997, 10 februari 1998, 22 december 1998 en 24 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het derde en het vierde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De installatie van de federale procureur geschiedt voor de eerste kamer van het Hof van beroep te Brussel.»; 2° tussen het vijfde en het zesde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De installatie van de federale magistraten geschiedt voor de federale procureur.»

Art. 28.In artikel 289 van hetzelfde Wetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De federale procureur legt die eed bij zijn installatie af in handen van de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel, de federale magistraten bij hun installatie in handen van de federale procureur. »

Art. 29.In artikel 291 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1997, 10 februari 1998 en 24 maart 1999, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « In het geval bedoeld in het eerste lid, leggen de federale procureur en de federale magistraten de eed af in handen van de voorzitter van het college van procureurs-generaal. ».

Art. 30.In artikel 291bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij wet van 12 april 1999, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « van de procureur des Konings » de woorden « van de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 31.Worden opgeheven in hetzelfde Wetboek : 1° artikel 305, gewijzigd bij de wetten van 23 mei 1975, 11 juli 1994, 17 februari 1997, 6 mei 1997 en 10 februari 1998;2° artikel 306, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1997 en 1 maart 2000;3° artikel 307.

Art. 32.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 311bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 311bis.In het federaal parket wordt een ranglijst bijgehouden, vastgesteld als volgt : Leden van het parket : De federale procureur;

De federale magistraten naar orde van hun aanwijzing.

Leden van het parketsecretariaat : De hoofdsecretaris;

De secretaris-hoofd van dienst;

De secretarissen naar orde van hun benoeming;

De adjunct-secretarissen in dezelfde volgorde. »

Art. 33.In artikel 313, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 juli 1984, worden de woorden « de hoven en rechtbanken » vervangen door de woorden « de hoven, het federaal parket en de rechtbanken ».

Art. 34.In artikel 314 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970 en 10 februari 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De hoven, het federaal parket en de rechtbanken die een openbare plechtigheid bijwonen, nemen onder elkaar de hiërarchische orde in acht.»; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De arbeidshoven hebben rang na de hoven van beroep, het federaal parket na de arbeidshoven, de arbeidsrechtbanken na de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel na de arbeidsrechtbanken.»; 3° in het derde lid worden tussen de woorden « eerste voorzitters, » en « de voorzitter » de woorden « de federale procureur heeft rang na de procureurs-generaal, » ingevoegd;4° in het derde lid worden tussen de woorden « het auditoraat-generaal » en « rekening gehouden » de woorden « evenals van het federaal parket » ingevoegd ».

Art. 35.In artikel 315 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « Als een toegevoegd magistraat wordt benoemd in een rechtbank of bij het openbaar ministerie bij een rechtbank van eerste aanleg of een arbeidsrechtbank, heeft hij rang vanaf de datum van zijn benoeming als toegevoegd magistraat. »

Art. 36.In artikel 318 van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « voor de rechtbank » de woorden « voor het federaal parket door de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 37.In artikel 326 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1990 en 22 december 1998, wordt tussen het derde en het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « De procureur-generaal bij het hof van beroep kan, binnen zijn rechtsgebied, een of meer magistraten van het parket-generaal, van het arbeidsauditoraat-generaal of, in overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, van het parket van de procureur des Konings of het arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank aanwijzen, op wie de federale procureur, respectievelijk de Minister van Justitie bij voorrang een beroep kan doen in het kader van artikel 144 bis, § 3, eerste en tweede lid. »

Art. 38.Artikel 327ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, wordt opgeheven.

Art. 39.In artikel 329bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 40.In artikel 330bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997, 24 maart 1999 en 12 april 1999, worden tussen de woorden « in hun parket, » en « in een ander burgerlijk » de woorden « in het federaal parket, » ingevoegd.

Art. 41.In artikel 331, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 februari 1997, 6 mei 1997, 10 februari 1998 en 24 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de 7° en de 8° onderverdeling wordt een onderverdeling ingevoegd luidend als volgt : « de federale procureur, zonder vergunning van de voorzitter van het college van procureurs-generaal; »; 2° tussen de 9° en de 10° onderverdeling wordt een onderverdeling ingevoegd luidend als volgt : « de federale magistraten, zonder vergunning van de federale procureur;».

Art. 42.In artikel 331bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wet van 12 april 1999, worden tussen de woorden « van de procureur-generaal, » en « van de procureur des Konings » de woorden « van de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 43.In artikel 338 van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 44.In artikel 344 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden « de griffier » telkens vervangen door de woorden « de hoofdgriffier ».

Art. 45.In artikel 346 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Voor elk parket wordt een korpsvergadering ingesteld. »; 2° § 2 wordt aangevuld met volgend lid : « Het eerste lid, 1°, is niet van toepassing op de korpsvergadering van het federaal parket.»; 3° in § 3, eerste lid, 1°, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd;4° in § 3, tweede lid, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 46.Artikel 347 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt aangevuld als volgt : « 6° de leden bedoeld in artikel 144bis, § 1, eerste lid, voor het federaal parket. »

Art. 47.In artikel 348, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden tussen de woorden « de procureur-generaal, » en « de procureur des Konings » de woorden « de federale procureur, » ingevoegd.

Art. 48.In artikel 349, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, vervallen de woorden « bij de hoven en rechtbanken ».

Art. 49.Artikel 355bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 355bis.§ 1. De federale procureur geniet dezelfde wedde als die bepaald voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep.

De federale magistraten en de bijstandsmagistraten genieten dezelfde wedde als die bepaald voor de advocaten-generaal bij de hoven van beroep en de arbeidshoven. § 2. Artikel 357, § 2, eerste lid, is van toepassing op de federale magistraten.

De magistraat die met toepassing van artikel 144bis, § 3, tweede lid, belast wordt met een opdracht die ten minste drie opeenvolgende maanden in beslag neemt, ontvangt een derde van het verschil tussen zijn wedde en die welke aan de functie van federale magistraat is verbonden.

De magistraat die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste lid, belast wordt met een opdracht die ten minste drie opeenvolgende maanden in beslag neemt, ontvangt een vierde van het verschil tussen zijn wedde en die welke aan de functie van federale magistraat is verbonden. »

Art. 50.Artikel 363, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, wordt aangevuld als volgt : « Magistraten die met toepassing van artikel 144bis, § 3, tweede lid, belast zijn met een opdracht, behouden hun administratieve standplaats in het rechtscollege waar zij zijn benoemd. »

Art. 51.In artikel 372 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 april 1997, worden na de woorden « of de arbeidshoven » de woorden « of bij het federaal parket » toegevoegd.

Art. 52.In artikel 373ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en vervangen bij de wet van 3 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden « van het arbeidshof » en « en aan de adjunct-secretarissen » worden de woorden « en van het federaal parket » ingevoegd;2° tussen de woorden « de bevoegde procureur-generaal » en « en, voor het parket » worden de woorden « of van de federale procureur » ingevoegd.

Art. 53.In artikel 374, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 april 1997, worden tussen de woorden « het parket-generaal » en « of bij het arbeidsauditoraat-generaal » de woorden « , bij het federaal parket » ingevoegd.

Art. 54.In artikel 382, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « de procureurs-generaal » en « en de procureurs des Konings » de woorden « , de federale procureur » ingevoegd. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 55.Artikel 9 van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967, 10 oktober 1967, 11 februari 1986, 3 augustus 1992, 4 maart 1997 en 12 maart 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 9.De gerechtelijke politie wordt binnen de bevoegdheden en onder het gezag van de federale procureur uitgeoefend volgens de hierna gemaakte onderscheidingen : 1° door de bijzondere veldwachters en door de boswachters, door de burgemeesters en de schepenen, door de procureurs des Konings en hun substituten, door de rechters in de politierechtbank en door de leden van de federale politie en van de lokale politie;2° door de federale procureur en, onder zijn gezag, door de federale magistraten en, binnen het kader van opdrachten die hun met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, zijn toevertrouwd, door de leden van de parketten-generaal, de auditoraten-generaal bij de arbeidshoven en de arbeidsauditoraten bij de arbeidsrechtbanken.»

Art. 56.In artikel 28bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de woorden « of de nationaal magistraat » vervangen door de woorden « of de federale procureur ».

Art. 57.Artikel 47ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 47ter.§ 1. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden beschikt de federale procureur over alle wettelijke bevoegdheden van de procureur des Konings. In het kader daarvan kan hij over het gehele grondgebied van het Rijk alle opsporingshandelingen of handelingen van gerechtelijk onderzoek verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheden behoren, alsmede de strafvordering uitoefenen. § 2. De federale procureur neemt alle dringende maatregelen die met het oog op de uitoefening van de strafvordering noodzakelijk zijn, zolang een procureur des Konings zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Deze maatregelen zijn bindend voor de procureur des Konings. »

Art. 58.Artikel 227 van het hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Artikel 227.Misdrijven zijn samenhangend : 1° hetzij wanneer zij tegelijkertijd gepleegd zijn door verscheidene personen tezamen;2° hetzij wanneer zij gepleegd zijn door verschillende personen, zelfs op onderscheiden tijdstippen en op onderscheiden plaatsen, maar ten gevolge van een door hen tevoren gemaakte afspraak, hetzij wanneer de schuldigen het ene misdrijf hebben gepleegd om zich de middelen te verschaffen tot het plegen van het andere, om de uitvoering ervan te vergemakkelijken of te voltooien, of om de straffeloosheid ervan te verzekeren;3° hetzij wanneer de band die bestaat tussen twee of meer misdrijven van zodanige aard is dat hij, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van de eerbiediging van de rechten van verdediging, vereist dat die misdrijven samen aan dezelfde strafrechtbank ter beoordeling worden voorgelegd.»

Art. 59.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 526bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 526bis.Er is eveneens grond tot regeling van rechtsgebied door het Hof van Cassatie wanneer onderscheiden onderzoeksrechters kennis nemen van eenzelfde misdrijf of samenhangende misdrijven waarvoor de uitoefening van de strafvordering geschiedt door de federale procureur. »

Art. 60.In artikel 527bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : « De vordering tot regeling van rechtsgebied, zoals bedoeld in artikel 526bis wordt ingediend door de federale procureur, na overleg met de procureur des Konings. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings

Art. 61.Artikel 33 van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings wordt vervangen als volgt : «

Artikel 33.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt. » HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting

Art. 62.Artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, opnieuw opgenomen bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen als volgt : « Het aantal federale magistraten, de federale procureur niet inbegrepen, wordt vastgesteld op 18. » HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken

Art. 63.In artikel 43bis, § 4, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wetten van 4 maart 1997, 22 december 1998 en 17 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervalt de laatste zin;2° tussen het derde en het vierde lid worden de volgende leden ingevoegd : « De helft van de federale magistraten moet door hun diploma bewijzen dat zij het examen van doctor of licentiaat in de rechten in het Nederlands hebben afgelegd.Ten minste een derde van deze federale magistraten moeten het bewijs leveren van de kennis van de Franse taal.

De helft van de federale magistraten moet door hun diploma bewijzen dat zij het examen van doctor of licentiaat in de rechten in het Frans hebben afgelegd. Ten minste een derde van deze federale magistraten moeten het bewijs leveren van de kennis van de Nederlandse taal.

Ten minste een federale magistraat moet het bewijs leveren van de kennis van de Duitse taal. » HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 64.Artikel 259ter, § 1, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing op de aanwijzingsprocedures van de federale magistraten die een aanvang nemen voor de aanwijzing van de eerste federale procureur.

Art. 65.Voor de aanwijzing van de eerste federale procureur wordt het in artikel 259quater, § 2, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek vereiste advies vervangen door een advies van het college van procureurs-generaal.

Art. 66.§ 1. Voor de benoeming van de eerste hoofdsecretaris van het federaal parket, wordt het in artikel 287bis, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek vereiste advies vervangen door een advies van het college van procureurs-generaal. In de benoemingsprocedures voor secretaris en adjunct-secretaris bij het federaal parket aangevangen voordat de eerste federale procureur en de eerste hoofdsecretaris in functie zijn : 1° geschieden er geen voordrachten zoals bepaald in artikel 273, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek;2° worden de in artikel 287bis, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek vereiste adviezen vervangen door een advies van het college van procureurs-generaal.In de benoemingsprocedures voor vertaler, opsteller en beambte van het secretariaat van het federaal parket die aanvangen voordat de eerste hoofdsecretaris in functie is, wordt het in artikel 287bis, § 1, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek vereiste advies vervangen door een advies van het college van procureurs-generaal. § 2. Voor de toepassing van artikel 287bis, §§ 3 en 4, van het Gerechtelijk Wetboek zal het college van procureurs-generaal instaan voor het ter kennis brengen van de eindconclusies van het advies aan de kandidaat en de overzending aan de Minister. De kandidaat die overeenkomstig artikel 287bis, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek verzoekt om het advies te wijzigen doet, met dezelfde post, een afschrift van zijn verzoek toekomen aan het college van procureurs-generaal die het adviesdossier binnen de achtenveertig uur na de ontvangst van dat afschrift meedeelt aan de raad van beroep. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 67.De artikelen 4, 5-1°, 5-5°, 6, 9, 17, 19, 20, 21, 24 en 26 van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de Raad van procureurs des Konings, worden ingetrokken.

Art. 68.De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota Gewone zitting 2000-2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken 897 : 001 : Wetsvoorstel van de heren Erdman, Coveliers, Giet en Decroly en Mevrn. Talhaoui en Herzet. 002 : Advies van de Raad van State. 003 : Advies van de Hoge Raad voor de Justitie. 004 tot 006 : Amendementen. 007 : Kaft. 008 tot 011 : Amendementen. 012 : Verslag. 013 : Tekst aangenomen door de commissie. 014 : Gecoördineerde tekst. 015 : Amendementen. 016 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering 14 en 15 maart 2001.

Senaat : Parlementaire stukken 691 : 001 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. 002 : Amendementen. 003 : Amendementen. 004 : Verslag. 005 : Amendementen. 006 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 13 en 14 juni 2001.

^