gepubliceerd op 07 mei 2004
Wet houdende verticale integratie van het openbaar ministerie
12 APRIL 2004. - Wet houdende verticale integratie van het openbaar ministerie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2.In artikel 138 van het Gerechtelijk Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de volgende leden worden tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd : « In het rechtsgebied van ieder hof van beroep waken de procureur-generaal, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs in onderling overleg over de coherente en geïntegreerde uitoefening van de strafvordering.Daartoe roept de procureur-generaal minstens één keer per trimester de procureurs des Konings van zijn rechtsgebied samen. Als er reden toe is, roept hij eveneens de arbeidsauditeurs samen.
Buiten de gevallen die bedoeld zijn in de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers en in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering, evenals in de artikelen 479 tot 503bis van het Wetboek van strafvordering, kan het ambt van openbaar ministerie bij de correctionele kamers van het hof van beroep, de kamer van inbeschuldigingstelling en het hof van assisen uitgeoefend worden door, naargelang van het geval, een magistraat van het parket van de procureur des Konings of van het arbeidsauditoraat, mits de procureur-generaal bij het hof van beroep en, naargelang van het geval, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur hiermee instemmen. De magistraat oefent dit ambt uit onder leiding en toezicht van de procureur-generaal.
Het ambt van openbaar ministerie bij de correctionele rechtbank kan worden uitgeoefend, naargelang van het geval, door een magistraat van het parket-generaal bij het hof van beroep of het arbeidsauditoraat generaal, mits de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, naargelang van het geval, en de procureur-generaal bij het hof van beroep hiermee instemmen. De magistraat oefent dit ambt uit onder leiding en toezicht van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur.
De bepalingen van het derde en het vierde lid zijn van toepassing op de rechtspleging voor de jeugdrechtbank en voor de jeugdkamer van het hof van beroep ten aanzien van personen die vervolgd worden wegens een als misdrijf omschreven feit dat werd gepleegd voor de volle leeftijd van achttien jaar. »; 2° in het tweede lid, dat het zesde lid wordt, wordt in de Franse tekst het woord « il » vervangen door de woorden « le ministère public ».
Art. 3.Artikel 143, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 21 juni 2001, wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de bepalingen van artikel 138, derde en vierde lid, voert de procureur-generaal bij het hof van beroep onder het gezag van de Minister van Justitie en door toedoen van de Minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, voor de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij het hof van beroep, het arbeidshof en de hoven van assisen van zijn rechtsgebied. »
Art. 4.In artikel 143bis van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en gewijzigd bij de wet van 21 juni 2001, worden de woorden « die onder hun toezicht en leiding staan » vervangen door de woorden « die onder hun gezag of hun toezicht en leiding staan »;2° § 3, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt aangevuld met de volgende leden : « Het college van procureurs-generaal kan in de aangelegenheden die het bepaalt expertisenetwerken instellen, waarvan magistraten van het federaal parket, de parketten-generaal, de parketten van de procureur des Konings, de arbeidsauditoraten generaal en de arbeidsauditoraten en, desgevallend, andere deskundigen deel uitmaken. Het college van procureurs-generaal legt de nadere regels voor de organisatie en de werking van de expertisenetwerken vast in overleg met de raad van procureurs des Konings of de raad van arbeidsauditeurs.
De aanwijzing van een magistraat van het openbaar ministerie voor een expertisenetwerk is onderworpen aan de toestemming van de korpschef van het korps waartoe de betrokken magistraat behoort.
Deze netwerken zorgen ervoor, onder het gezag van het college van procureurs-generaal en onder de leiding en het toezicht van de voor de betreffende aangelegenheden speciaal aangewezen procureur-generaal, dat de informatie en documentatiedoorstroming tussen de leden van het openbaar ministerie wordt bevorderd. Bovendien kunnen zij door het college worden belast met elke ondersteuningsopdracht met het oog op de uitoefening van zijn bevoegdheden. »
Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 146bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 146bis.De procureurs-generaal bij de hoven van beroep zorgen in hun rechtsgebied voor de coherente uitvoering en de coördinatie, onder hun leiding, van het strafrechtelijk beleid.
Zij geven met het oog hierop algemene onderrichtingen die dwingend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie van hun rechtsgebied.
Zij kunnen eveneens met dezelfde doeleinden onderrichtingen geven met het oog op de uitoefening van de strafvordering in bepaalde zaken.
Deze onderrichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de richtlijnen die door het college van procureurs-generaal zijn uitgevaardigd met toepassing van artikel 143bis, § 2, eerste lid, en met de in artikel 143ter bedoelde richtlijnen van de Minister van Justitie. »
Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 146ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 146ter.De procureurs-generaal, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs van hun rechtsgebied zorgen, in onderling overleg, voor de kwaliteit van de organisatie en de werking van de parketten van eerste aanleg en de arbeidsauditoraten. »
Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 146quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 146quater.Onverminderd de toepassing van artikel 143bis, verschaffen de procureurs-generaal bij de hoven van beroep aan de parketten van eerste aanleg en aan de arbeidsauditoraten van hun rechtsgebied de nodige ondersteuning voor de uitoefening van de strafvordering.
Met het oog hierop kan elke procureur-generaal binnen het parket-generaal of het auditoraat-generaal magistraten aanwijzen die in het bijzonder gelast worden met een permanente informatie-, documentatie- en raadgevende opdracht in één of meer bepaalde domeinen. »
Art. 8.Artikel 150, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 138, derde tot vijfde lid, oefent hij, onder het gezag van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij de arrondissementsrechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel en de politierechtbanken van het arrondissement. Wat de strafvordering betreft, oefent de procureur-generaal zijn gezag uit in de gevallen en op de wijze bepaald in de artikelen 146bis en 146ter. »
Art. 9.Artikel 152 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 152.Er is een arbeidsauditeur bij iedere arbeidsrechtbank.
Onverminderd de toepassing van artikel 138, derde tot vijfde lid, oefent hij onder het gezag van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit. Wat de strafvordering betreft oefent de procureur-generaal zijn gezag uit in de gevallen en op de wijze bepaald in de artikelen 146bis en 146ter. »
Art. 10.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 152bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 152bis.De arbeidsauditeurs vormen samen een raad, die raad van arbeidsauditeurs wordt genoemd. De federale procureur kan de vergaderingen van de raad bijwonen.
De raad van arbeidsauditeurs heeft tot taak het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek te adviseren over de harmonisatie en de uniforme toepassing van de bepalingen en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de arbeidsauditoraten.
De raad wijst, telkenmale voor de duur van een gerechtelijk jaar, onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter aan die tot een ander taalstelsel behoort en die de voorzitter in geval van afwezigheid of verhindering vervangt.
De Koning keurt het huishoudelijk reglement van de raad van arbeidsauditeurs goed, op voorstel van de raad en na advies van het college van procureurs-generaal.
Minstens eenmaal per trimester vergadert de raad ambtshalve of op verzoek van het college van procureurs-generaal.
De agenda en de verslagen van de vergaderingen en de adviezen worden toegezonden aan de Minister van Justitie, aan het college van procureurs-generaal, aan de federale procureur en aan de leden van de raad. »
Art. 11.Artikel 155 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 3 augustus 1992 wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 138, derde tot vijfde lid, wordt de strafvordering wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, voor de politierechtbanken en voor de rechtbanken van eerste aanleg uitgeoefend door de leden van het arbeidsauditoraat en voor de hoven van beroep door de leden van het arbeidsauditoraat-generaal.
In geval van samenloop of samenhang van genoemde overtredingen met een of meer overtredingen van andere wetsbepalingen die niet tot de bevoegdheid behoren van de arbeidsgerechten, wijst de procureur generaal het parket van de procureur des Konings of het arbeidsauditoraat aan, en, in voorkomend geval, het parket generaal of het arbeidsauditoraat generaal dat bevoegd is om de strafvordering uit te oefenen, onverminderd de toepassing van artikel 149. »
Art. 12.Artikel 326 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1990 en 21 juni 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 326.§ 1. De procureur-generaal bij het hof van beroep geeft opdracht aan de toegevoegde substituten van de procureur des Konings, alsmede aan de toegevoegde substituten van de arbeidsauditeur, om tijdelijk hun ambt uit te oefenen in de parketten van de procureur des Konings of in de arbeidsauditoraten van zijn rechtsgebied naargelang van de noodwendigheden van de dienst. § 2. Wanneer de noodwendigheden van de dienst het rechtvaardigen, kan de procureur-generaal bij het hof van beroep opdracht geven aan : 1° een magistraat van het parket-generaal om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in het arbeidsauditoraat-generaal, in een parket van de procureur des Konings of in een arbeidsauditoraat van het rechtsgebied;2° een magistraat van het arbeidsauditoraat-generaal om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in het parket-generaal, in een parket van de procureur des Konings of in een arbeidsauditoraat van het rechtsgebied;3° een magistraat van een parket van de procureur des Konings van zijn rechtsgebied om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in het parket-generaal, in het arbeidsauditoraat-generaal, in een ander parket van de procureur des Konings of in een arbeidsauditoraat van hetzelfde rechtsgebied;4° een magistraat van een arbeidsauditoraat van zijn rechtsgebied om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in het parket-generaal, in het arbeidsauditoraat-generaal, in een ander arbeids-auditoraat of in een parket van de procureur des Konings van hetzelfde rechtsgebied. De opdracht wordt gegeven na eensluidend advies van de betrokken korpschefs. § 3. De procureur-generaal bij het hof van beroep kan, binnen zijn rechtsgebied, een of meer magistraten van het parket-generaal, van het arbeidsauditoraat-generaal of, in overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, van het parket van de procureur des Konings of het arbeidsauditoraat aanwijzen, op wie de federale procureur of de Minister van Justitie bij voorrang een beroep kan doen met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid. § 4. Wanneer de noodwendigheden van de dienst het rechtvaardigen, kan de Minister van Justitie opdracht geven aan : 1° een magistraat van een parket-generaal bij een hof van beroep om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in een parket-generaal bij een ander hof van beroep, in een arbeidsauditoraat-generaal van een ander rechtsgebied, of in een parket van de procureur des Konings of in een arbeidsauditoraat van een ander rechtsgebied;2° een magistraat van een arbeidsauditoraat-generaal om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen in een ander arbeidsauditoraat-generaal, in het parket-generaal bij een hof van beroep van een ander rechtsgebied, of in een arbeidsauditoraat of een parket van de procureur des Konings van een ander rechtsgebied;3° een magistraat van een parket van de procureur des Konings om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen, hetzij in een parket-generaal bij een hof van beroep of in een arbeidsauditoraat-generaal van een ander rechtsgebied, hetzij in een parket van de procureur des Konings of in een arbeidsauditoraat van een ander rechtsgebied;4° een magistraat van een arbeidsauditoraat om het ambt van openbaar ministerie tijdelijk waar te nemen hetzij in een parket-generaal bij een hof van beroep of in een arbeidsauditoraat-generaal van een ander rechtsgebied, hetzij in een arbeidsauditoraat of in een parket van de procureur des Konings van een ander rechtsgebied. In de in deze paragraaf bepaalde gevallen wordt de opdracht gegeven na eensluidend advies van de betrokken korpschefs. § 5. De Minister van Justitie kan, op eensluidend voorstel van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en van de procureur-generaal bij dit Hof, opdracht geven aan magistraten van de hoven en rechtbanken om een ambt uit te oefenen in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie.
De duur van de opdracht is beperkt tot zes jaar. § 6. De beslissing tot het geven van een opdracht genomen krachtens de §§ 2 en 4 en de aanwijzingsbeslissing genomen krachtens § 3 geeft de redenen aan die de maatregel onontbeerlijk maakt met het oog op de noodwendigheden van de dienst. De beslissingen bepalen bovendien de nadere regels betreffende de opdracht of de aanwijzing. § 7. In de in de §§ 2, 4 en 5 bedoelde gevallen kan de opdracht aan de magistraat slechts met zijn toestemming worden gegeven. Ingeval de ontstentenis van deze toestemming kennelijk de continuïteit van de dienst in gevaar brengt, kunnen, na eensluidend bijkomend advies van de betrokken korpschefs hieromtrent, de procureur-generaal, voor de in § 2 bedoelde opdracht en de Minister van Justitie, voor de in de §§ 4 en 5 bedoelde opdrachten, zonder de toestemming van de betrokken magistraat tot de opdracht besluiten. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 13.De artikelen 2, 3, 7, 8, 10, 11, 13, 14, 15 en 16 van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, worden opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 12 april 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire documenten. - Wetsontwerp, 51-613 - nr. 1. - Amendementen, 51-613 - nr. 2. - Verslag, 51-613 - nr. 3. - Aangenomen tekst door de commissie, 51-613 - nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag. - 4 maart 2004.
Senaat Parlementaire documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer, 3-541 - nr. 1. - Amendementen, 3-541 - nr. 2. - Verslag, 3-541 - nr. 3.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 3-541 - nr. 4.
Handelingen van de Senaat. - 18 maart 2004.