Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 februari 1998
gepubliceerd op 20 februari 1998

Wet tot aanvuling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de benoeming van toegevoegde rechters

bron
ministerie van justitie
numac
1998009068
pub.
20/02/1998
prom.
10/02/1998
ELI
eli/wet/1998/02/10/1998009068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 1998. Wet tot aanvuling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de benoeming van toegevoegde rechters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 64, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen door het volgende lid : « Plaatsvervangende rechters kunnen worden benoemd in een of meer vredegerechten en in een of meer politierechtbanken. »

Art. 3.Artikel 69, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Koning kan een vrederechter bovendien benoemen in de hoedanigheid van toegevoegd rechter bij de politierechtbank en eveneens als toegevoegd vrederechter bij een vredegerecht in een ander kanton. »

Art. 4.In hoofdstuk II van titel I van het eerste boek van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling VIbis ingevoegd met als opschrift « Afdeling VIbis. Toegevoegde rechters » en bevattende een artikel 86bis, luidend als volgt : «

Art. 86bis.De Koning kan toegevoegde rechters benoemen per rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof. Hun aantal per rechtsgebied kan niet meer bedragen dan een tiende van het totaal aantal magistraten van de zetel van de rechtbanken van eerste aanleg, de rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken gelegen binnen dit rechtsgebied, zoals vastgesteld door de wet bedoeld in artikel 186, vierde lid.

De toegevoegde rechters worden door de Koning aangewezen om hun ambt volgens de behoeften van de dienst tijdelijk uit te oefenen, hetzij bij een of meer rechtbanken van eerste aanleg, hetzij bij een of meer rechtbanken van koophandel, hetzij bij een of meer arbeidsrechtbanken gelegen binnen dit rechtsgebied. Behoudens verlenging eindigt de opdracht wanneer de termijn waarvoor zij zijn aangewezen is verstreken; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de opdracht evenwel geldig tot aan het vonnis.

Als behoeften van de dienst die de aanwijzing voor een bepaalde tijd van een toegevoegd rechter rechtvaardigen, wordt beschouwd de omstandigheid dat een rechter verhinderd is om zitting te nemen.

Voor het overige moeten de behoeften van de dienst blijken uit een globale evaluatie van de werking van de betrokken rechtbanken, de beschrijving van de uitzonderlijke omstandigheden die de toevoeging van een rechter rechtvaardigen en de concrete taken die de toegevoegde rechter zal waarnemen om aan de uitzonderlijke omstandigheden het hoofd te bieden.

De Koning kan met betrekking tot deze evaluatie en deze beschrijving een beroep doen op de bijstand van een deskundige die niet tot de rechterlijke orde behoort.

In voorkomend geval kan deze deskundige zijn medewerking verlenen aan de gerechtelijke overheid die haar advies moet uitbrengen.

De Koning wint over de behoeften van de dienst vooraf het gemotiveerd advies in van de eerste voorzitter van het hof van beroep, in voorkomend geval van de eerste voorzitter van het arbeidshof, van de procureur-generaal en, naar gelang van het geval, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de voorzitter van de rechtbank van koophandel of van de voorzitter van de arbeidsrechtbank, van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur.

De toegevoegde rechters worden slechts dan rechter titularis in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel of de arbeisrechtbank, wanneer zij tot die nieuwe ambten worden benoemd.

De toegevoegde rechters zijn onderworpen aan de bepalingen van de afdelingen III tot en met VIII van dit hoofdstuk. »

Art. 5.In artikel 98 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Tussen het eerste lid en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « De eerste voorzitter kan eveneens, wanneer de behoeften van de dienst dit rechtvaardigen, bij beschikking, met eerbiediging van de taalwet in gerechtszaken, een rechter uit het rechtsgebied van het hof van beroep met diens toestemming aanwijzen om zijn ambt bijkomend en voor een bepaalde termijn waar te nemen in een andere rechtbank van eerste aanleg of een andere rechtbank van koophandel gelegen binnen dit rechtsgebied. Dezelfde bevoegdheden worden door de eerste voorzitter uitgeoefend ten aanzien van de toegevoegde rechters die door de Koning aangewezen zijn om hun ambt uit te oefenen bij alle rechtbanken van eerste aanleg of van koophandel van het rechtsgebied van een hof van beroep. » 2° In het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt de eerste volzin aangevuld met de woorden « of de termijn bedoeld in het tweede lid is verstreken ».

Art. 6.In hoofdstuk III van titel I van het eerste boek van het tweede deel van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling V ingevoegd met als opschrift « Afdeling V. Opdrachten van raadsheren van het ene hof tot het andere » en bevattende een artikel 113bis, dat luidt als volgt : «

Art. 113bis.Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de Koning, hetzij op verzoek van een eerste voorzitter van een hof van beroep, hetzij op vordering van de procureur-generaal, met eerbiediging van de taalwet in gerechtszaken, een raadsheer bij het hof van beroep met diens toestemming aanwijzen om zijn ambt voor een bepaalde termijn waar te nemen in een hof van beroep van een ander rechtsgebied, na vooraf het advies te hebben ingewonnen van, naar gelang van het geval, de betrokken eerste voorzitters en de procureursgeneraal.

Dezelfde bevoegdheid wordt op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de Koning met betrekking tot de arbeidshoven.

Behoudens verlenging eindigt de opdracht wanneer die termijn is verstreken; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de opdracht evenwel geldig tot aan het arrest. »

Art. 7.In artikel 156bis van hetzelfde Wetboek worden de woorden « en de rechtbanken van koophandel » vervangen door de woorden « de rechtbanken van koophandel, de vredegerechten en de politierechtbanken ».

Art. 8.In artikel 191, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1991 en de wet van 1 december 1994, worden de woorden « of tot toegevoegd rechter » ingevoegd tussen de woorden « rechtbank van koophandel » en de woorden « te worden ».

Art. 9.In artikel 191bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 december 1994 betreffende de opleiding en werving van magistraten, worden russen de woorden « rechter » en « als » de woorden « of toegevoegd rechter » ingevoegd.

Art. 10.In artikel 259ter, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 3° en 4° worden de woorden « , hetzij van het arrondissement waar de zetel van het hof van beroep is gelegen wanneer het comité een advies moet uitbrengen voor een benoeming tot toegevoegd rechter of toegevoegd substituut per rechtsgebied » ingevoegd tussen de woorden « § 1 » en « hetzij »;2° in 6° wordt tussen het eerste en het tweede streepje een streepje ingevoegd, luidend als volgt : « - hetzij de stafhouder en drie advocaten van het arrondissement waar de zetel van het hof van beroep is gelegen wanneer het comité een advies moet uitbrengen voor een benoeming tot toegevoegd rechter per rechtsgebied;

Art. 11.In artikel 288, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « voorzitters, ondervoorzitters, rechters » vervangen door de woorden « voorzitters, ondervoorzitters, rechters, toegevoegde rechters ».

Art. 12.In artikel 291 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « rechters, rechters in sociale zaken » vervangen door de woorden « rechters, toegevoegde rechters, rechters in sociale zaken ».

Art. 13.In artikel 301 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « rechters, plaatsvervangende rechters » vervangen door de woorden « rechters, toegevoegde rechters, plaatsvervangende rechters ».

Art. 14.In artikel 304 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de rechter, de ambtenaar van het openbaar ministerie » vervangen door de woorden « de rechter, de toegevoegde rechter, de plaatsvervangende rechter, de ambtenaar van het openbaar ministerie ».

Art. 15.In artikel 305 van hetzelfde Wetboek wordt het derde lid vervangen door de volgende bepaling : « De toegevoegde rechters bedoeld in artikel 86bis, de toegevoegde substituut-procureurs des Konings en de toegevoegde substituut-arbeidsauditeurs moeten verblijven in het rechtsgebied waar het hof gevestigd is. »

Art. 16.In artikel 312 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de rechters, naar orde van hun benoeming » vervangen door de woorden « de rechters en, in voorkomend geval, de toegevoegde rechters, in de volgorde van hun benoeming ».

Art. 17.In artikel 314, vierde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de ondervoorzitters » vervangen door de woorden « de ondervoorzitters, de toegevoegde rechters » en de woorden « en de rechters » vervangen door de woorden « de rechters en de toegevoegde rechters ».

Art. 18.In artikel 322 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « rechter of door een plaatsvervangend rechter » vervangen door de woorden « rechter, door een toegevoegd rechter of door een plaatsvervangend rechter »;2° in het tweede lid, worden de woorden « de rechter die hij aanwijst of een plaatsvervangend rechter » vervangen door de woorden « de rechter die hij aanwijst, door een toegevoegd rechter of een plaatsvervangend rechter »;3° in het derde lid, worden de woorden « een rechter, een plaatsvervangend rechter » vervangen door de woorden « een rechter, een toegevoegd rechter of een plaatsvervangend rechter ».

Art. 19.In artikel 331, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « en de toegevoegde rechters » tussen de woorden « rechters » en « de rechtbanken van eerste aanleg » en de woorden « rechters » en « in de arbeidsrechtbanken » ingevoegd.

Art. 20.In artikel 355 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « Rechter en substituut » vervangen door de woorden « Rechter, toegevoegd rechter, substituut en toegevoegde substituut ».

Art. 21.In artikel 357, § 2, eerste lid van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « en de toegevoegde rechters » tussen de woorden « rechters » en « in een rechtbank van eerste aanleg » ingevoegd.

Art. 22.In artikel 363 van hetzelfde Wetboek, na het eerste lid een nieuw lid invoegen, luidend als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid worden de toegevoegde rechters bedoeld in artikel 86bis, de toegevoegde substituten van de procureur des Konings en de toegevoegde substituten van het arbeidsauditoraat geacht hun administratieve standplaats te hebben op de zetel van het hof van beroep of van het arbeidshof van het rechtsgebied waar ze zijn benoemd. »

Art. 23.In artikel 410 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « en de toegevoegde rechters » tussen de woorden « rechters » en « in de rechtbanken » ingevoegd;2° in het tweede lid worden de woorden « en de rechters en rechters in sociale zaken » vervangen door de woorden « de rechters, de toegevoegde rechters en de rechters in sociale zaken ». Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^