Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 augustus 2007
gepubliceerd op 30 augustus 2007

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Oudenaarde

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2007009760
pub.
30/08/2007
prom.
17/08/2007
ELI
eli/besluit/2007/08/17/2007009760/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Oudenaarde


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 26 juli 1990, 17 juni 2002, 20 december 2002 en 13 december 2005, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998 en gewijzigd bij de wetten van 28 maart 2000, 16 juli 2002 en 3 mei 2003, op artikel 87, gewijzigd bij de wetten van 15 juni 1970, 21 juni 2001 en 17 mei 2006, op artikel 88, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970 en 17 mei 2006, op artikel 89, vervangen bij de wet van 17 juli 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op de artikelen 93, 95, 96 en 334, op artikel 335, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1985 en op de artikelen 336, 337, 338, gewijzigd bij de wet van 21 juni 2001, en 339;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Oudenaarde;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent, van de procureur-generaal te Gent, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Oudenaarde, van de arbeidsauditeur te Oudenaarde, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Oudenaarde en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Oudenaarde;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De arbeidsrechtbank te Oudenaarde heeft haar zetel en houdt haar zittingen te Oudenaarde. § 2. De arbeidsrechtbank te Oudenaarde bestaat uit zeven kamers.

Art. 2.§ 1. De eerste kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in de artikelen : - 578, 1°, 2°, 3°, 7° van het Gerechtelijk Wetboek wat de bedienden betreft; - 580, 15° van het Gerechtelijk Wetboek wat de bedienden betreft; - 580, 1°, 4°, 13°, 14°, 16° en 17° van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 5° van het Gerechtelijk Wetboek wat de bedienden betreft; - 583 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de toepassing van de administratieve sancties op de zelfstandigen. § 2. De tweede kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in de artikelen : - 578, 1°, 2°, 3°, 7° van het Gerechtelijk Wetboek wat de arbeiders betreft; - 578, 4°, 5°, 6°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 15° en 16° van het Gerechtelijk Wetboek; - 579 van het Gerechtelijk Wetboek; - 580, 15° van het Gerechtelijk Wetboek wat de arbeiders betreft; - 582, 5° van het Gerechtelijk Wetboek wat de arbeiders betreft; - 582, 3°, 4°, 6° en 8° van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. De derde kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in de artikelen : - 580, 2°, 3°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 12° en 18° van het Gerechtelijk Wetboek; - 582, 7° van het Gerechtelijk Wetboek. § 4. De vierde kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek en van de toepassing van de administratieve sancties op zelfstandigen zoals bepaald in artikel 583 van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. De vijfde kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in artikel 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek. § 6. De zesde kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in artikel 52, § 3, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. § 7. De zevende kamer neemt kennis van de geschillen bedoeld in artikel 578, 14° van het Gerechtelijk Wetboek. § 8. Elke kamer neemt voor de zaken die tot haar bevoegdheid behoren kennis van de verzoeken tot bemiddeling, zoals voorzien in artikel 1724 e.v. van het Gerechtelijk Wetboek. § 9. Elke kamer neemt daarenboven kennis van de zaken die tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten behoren en die hierboven niet zijn vermeld, overeenkomstig de verdeling door de voorzitter van de rechtbank.

Art. 3.De kamers houden zitting op de volgende dagen en uren : - de eerste kamer, op de eerste dinsdag en donderdag en de derde maandag van de maand, telkens om 14 u. 30 m; - de tweede kamer, op de tweede dinsdag en donderdag en de vierde maandag van de maand, telkens om 14 u. 30 m.; - de derde kamer, op de derde dinsdag en donderdag en de eerste, derde en vierde maandag van de maand, telkens om 14 u. 30 m.; - de vierde kamer, op de vierde donderdag en tweede maandag van de maand, telkens om 14 u. 30 m.; - de vijfde kamer, op de vierde dinsdag en tweede maandag van de maand, telkens om 14 u. 30 m.; - de zesde kamer, op de derde donderdag van de maand om 14 uur; - de zevende kamer, elke woensdag om 10 u. 30.;

Art. 4.§ 1. De zittingen in kort geding en die waarop de procedureregelen inzake kort geding van toepassing zijn, worden gehouden op donderdag om 10 uur. § 2. Het bureau voor rechtsbijstand (artikel 664 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek) houdt zitting volgens de noodwendigheden.

Art. 5.Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier van de rechtbank te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, op de dagen en uren die hij vaststelt.

Art. 6.De inleidingen geschieden volgens de bevoegdheden bepaald in artikel 2, voor de eerste, tweede, derde, vierde en zesde kamer, op de terechtzittingen van donderdag, voor de vijfde kamer op de terechtzitting van de vierde dinsdag van de maand en voor de zevende kamer op de terechtzitting van de eerste woensdag van de maand.

Art. 7.Wanneer de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de arbeidsauditeur en van de hoofdgriffier van de rechtbank te hebben ingewonnen, het aantal kamers en de bevoegdheden ervan tijdelijk wijzigen.

Art. 8.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, de dagen en de uren van de vakantiezittingen en wijst de magistraten aan die er zitting nemen.

De voorzitter van de rechtbank kan te allen tijde die lijst wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 9.De beschikkingen die de voorzitter van de rechtbank neemt op grond van de artikelen 89 en 90 van het Gerechtelijk Wetboek of op grond van dit besluit, worden ter griffie van de rechtbank aangeplakt.

Deze beschikkingen worden onmiddellijk ter kennis gebracht aan de eerste voorzitter van het arbeidshof en aan de arbeidsauditeur.

Art. 10.Het koninklijk besluit van 22 februari 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Oudenaarde, wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.

Art. 12.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk worden, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, P. VANVELTHOVEN

^