Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 december 1998
gepubliceerd op 08 januari 1999

Koninklijk besluit betreffende de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging

bron
diensten van de eerste minister
numac
1998021519
pub.
08/01/1999
prom.
23/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/23/1998021519/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer een besluit voor te leggen met als doel de invoering van een Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging (DAV), zoals voorzien in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, die onder meer de volgende opdrachten zal hebben : 1° Algemene opdrachten : - het opstellen en het toepassen van een methode die moet toelaten de kost van de administratieve last te berekenen die door de federale administraties aan de ondernemingen wordt opgelegd; - een methodologie voorstellen om de kost van deze last te verminderen; - het aanmoedigen en voorstellen, ook op het vlak van coördinatie, van initiatieven voor administratieve vereenvoudiging bij de federale administraties; - de samenwerking tussen de federale, de communautaire en de regionale administraties hiertoe organiseren; - het samenstellen van een inventaris van de definities van KMO's in de federale wetgeving en het formuleren van concrete voorstellen voor het algemeen gebruik van een uniforme definitie om het specifieke beleid ten voordele van de KMO's beter te kunnen richten. 2° Specifieke opdrachten onder het gezag van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft : - een Administratieve Impactfiche opstellen en de gebruiks-modaliteiten ervan vaststellen; - een geïnformatiseerd en universeel toegankelijk KMO-loket oprichten in nauwe samenwerking met de KMO-sector en de toepassings-modaliteiten en het gebruik ervan vaststellen.

De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging wordt als een lichte structuur geconcipieerd, die, in voorkomend geval, in functie van de toegewezen opdrachten, zich zal kunnen laten bijstaan door derden, onder meer door vertegenwoordigers uit het milieu van de ondernemingen of de KMO's in het bijzonder, of door administraties of andere organismen.

De DAV wordt bij de Diensten van de Eerste Minister ondergebracht, gezien de bijzondere opdrachten die hem worden toevertrouwd en die onder meer de bevordering en de coördinatie van de initiatieven tot vereenvoudiging uitgaande van andere departementen ten voordele van de ondernemingen tot doel hebben.

Om te antwoorden op de opmerking van de Raad van State in verband met de onduidelijkheid inzake de bevoegdheidsverdeling, wordt benadrukt dat de bevoegdheden van het Sturingscomité en de Dienst, en van de Voorzitter en de commissaris-generaal, nader uitgewerkt zullen worden in een huishoudelijk reglement.

De DAV zal, naast de commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging en de adjunct commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging, samengesteld zijn uit acht ambtenaren-opdrachthouders die aan volgend profiel beantwoorden : - titularis zijn van een graad van minstens rang 10 met 3 jaar graadanciënniteit en hoogstens rang 13; - vertrouwd zijn met de bedrijfswereld; - vertrouwd zijn met de werking van de federale diensten van het openbaar ambt.

Voor de opdrachthouders en het uitvoerend personeel zal in een objectieve wervingsprocedure voorzien worden.

Wat betreft de opmerking van de Raad van State in verband met het advies van het College van Secretarissen-generaal, moet gewezen worden op artikel 41, § 2, van de programmawet, dat stelt dat de functies en de opdrachten van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging kunnen uitgebreid, gewijzigd of gepreciseerd worden bij koninklijk besluit, na advies van het College van Secretarissen-generaal.

Dit betekent dat elke wijziging aan dit besluit aan het advies van het College zal worden voorgelegd.

De samenwerking van de in artikel 18 bedoelde ambtenaren met de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging zal gebeuren in nauw overleg met het College van Secretarissen-generaal zodat de doelstellingen van dit besluit zo optimaal mogelijk zouden verwezenlijkt worden.

Het werk van administratieve vereenvoudiging van de Dienst moet worden verricht met oog voor de transparantie, de toegankelijkheid van de informatie (met name dank zij de instrumenten van de informaticamaatschappij, zoals Internet), en met eerbiediging van de communautaire en regionale bevoegdheden en van prioritaire waarden zoals de volksgezondheid, de bescherming van de consumentenrechten, de eerlijkheid van de transacties, de informatie van de werknemers, de bescherming van de privacy,... Vereenvoudigen betekent niet noodzakelijkerwijze dereglementeren, maar ook beter reglementeren.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE Voor de Minister van Economie, afwezig : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, afwezig : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 11 augustus 1998 door de Eerste Minister verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot inwerkingstelling van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging", heeft op 8 december 1998 het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Artikel 40, eerste lid, van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap voorziet in de oprichting, bij de Diensten van de Eerste Minister, van een Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging, hierna de Dienst te noemen.

Luidens het tweede lid van dezelfde wetsbepaling, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de samenstelling, de werkingsmodaliteiten en de voorwaarden waaronder de Dienst zijn taken uitvoert.

Het voor advies voorgelegde ontwerp beoogt uitvoering te geven aan de voornoemde wetsbepaling. Het bevat inzonderheid bepalingen m.b.t. de taak en het statuut van de leidende ambtenaren van de Dienst (artikelen 1, 7, en 8 tot 12), de samenstelling van het Sturingscomité dat bij de Dienst opgericht wordt (artikelen 3 tot 5), het personeel van de Dienst (artikelen 13 en 14), de aanwerving van deskundigen (artikel 15), de vestigingsplaats van de Dienst (artikel 16), de opdrachten van de Dienst (artikel 18), de samenwerking met andere federale ministeries en instellingen van openbaar nut o.m. via ambtenaren voor de administratieve vereenvoudiging (artikelen 19 tot 21) en met andere instanties (artikel 22) (1), de verslaggeving door de Dienst (artikel 23) en de inwerkingtreding van hoofdstuk II van titel IV van de voornoemde wet (artikel 24) (2). ONDERZOEK VAN DE TEKST Algemene opmerking Het verdient aanbeveling de tekst na te kijken in verband met het overtollige gebruik van hoofdletters.

Opschrift Het verdient aanbeveling het opschrift van het ontwerp als volgt te redigeren : « Koninklijk besluit betreffende de Dienst voor de administratieve vereenvoudiging. » Aanhef 1. Het eerste lid van de aanhef kan worden weggelaten, omdat voor het ontwerp een voldoende rechtsgrond kan worden gevonden in de bepalingen van de voornoemde wet van 10 februari 1998.2. In het tweede lid van de aanhef schrijve men "inzonderheid op de artikelen 40, tweede lid, 41, § 2, en 58, eerste lid" in plaats van "inzonderheid op Titel IV, Hoofdstuk II".3. Tussen het derde en het vierde lid dient een lid te worden ingevoegd, waarin verwezen wordt naar de akkoordbevinding van de Minister van Begroting (zie artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole).4. Na het vierde lid van de aanhef dient eveneens een nieuw lid te worden toegevoegd, om ervan te doen blijken dat het advies van het College van Secretarissen-generaal werd ingewonnen, zoals voorgeschreven door artikel 41, § 2, van de voornoemde wet van 10 februari 1998.De artikelen 19 tot 22 van het ontwerp vormen immers een uitvoering van deze wetsbepaling.

Bepalend gedeelte Artikel 2 1. In de inleidende zin van paragraaf 1 schrappe men de woorden "door Ons".Het bedoelde Sturingscomité wordt immers bij het ontworpen besluit zelf opgericht. 2. Eenvoudigheidshalve kunnen in paragraaf 3 de woorden "van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging" worden geschrapt. Artikel 3 De tweede volzin redigere men als volgt : « Het keurt het jaarverslag goed, bedoeld in artikel 23. ».

Artikel 4 De draagwijdte van dit artikel, i.h.b. van de woorden "op verzoek van", is niet duidelijk. Allicht wordt bedoeld dat het initiatiefrecht om advies te vragen aan het Sturingscomité uitsluitend in handen ligt van zijn voorzitter en van de commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging.

In dat geval schrijve men : « Aanvragen om advies worden bij het Sturingscomité ingediend door zijn voorzitter of de commissaris-generaal... ».

Artikel 6 Aangezien het Sturingscomité, luidens artikel 2 van het ontwerp, wordt opgericht binnen de Dienst, spreekt het vanzelf dat deze laatste instaat voor het secretariaat en de werkingskosten van het Sturingscomité. Artikel 6 van het ontwerp is dan ook een overbodige bepaling en kan worden weggelaten.

Artikel 7 1. In paragraaf 1 is het niet duidelijk of het advies van het Sturingscomité uitsluitend opgelegd wordt met betrekking tot het doen van nuttige voorstellen aan de Eerste Minister, dan wel of dit advies eveneens vereist wordt met betrekking tot de kennisgeving aan de Eerste Minister van alle gegevens die van belang kunnen zijn.De tekst van paragraaf 1 dient dan ook verduidelijkt te worden, bijvoorbeeld door hem op te splitsen in twee volzinnen. 2. In de eerste volzin van paragraaf 2 kunnen de woorden "Onder het gezag van de Eerste Minister" als overbodig worden geschrapt. Het is bovendien niet duidelijk welke de draagwijdte is van de woorden "met de medewerking van het Sturingscomité". 3. Nog in paragraaf 2 kan de tweede volzin worden geschrapt, omdat hij een overbodige herhaling is van het bepaalde in artikel 1 van het ontwerp.Bovendien kan het bepaalde in de derde en de vierde volzin van deze paragraaf beter worden ondergebracht in dat artikel 1.

Artikel 8 Luidens dit artikel worden de commissaris-generaal en de adjunct-commissaris-generaal "benoemd" door de Koning. In de artikelen 9 en 10 van het ontwerp is echter telkens sprake van hun "aanstelling". In de artikelen 8, 9 en 10 zou een eenvormige terminologie moeten worden gehanteerd.

Artikel 9 Het bepaalde in 3° is niet duidelijk en kan tot verwarring aanleiding geven. Zo rijst de vraag of het vereiste "zich inlaten met het beleid inzake ondernemerschap" mede toepassing moet vinden op het gedurende ten minste 5 jaar hebben uitgeoefend van een academische en/of administratieve functie. De gemachtigde van de regering heeft hierop bevestigend geantwoord. De tekst van 3° dient dan ook verduidelijkt te worden.

Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor artikel 10, 3°, van het ontwerp.

Artikel 11 1. In paragraaf 1 is er een discrepantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst.De woorden "dans un autre service public fédéral" komen niet voor in de Nederlandse tekst. Die discordantie moet weggewerkt worden (3). 2. In de inleidende zin van paragraaf 2 schrijve men : "... onderworpen aan de bepalingen van het statuut van het rijkspersoneel in verband met :".

Artikel 13 1. Allicht moet in het eerste lid van paragraaf 1 het "advies van het beheersorgaan" begrepen worden als enkel betrekking hebbende op opdrachthouders die worden gedetacheerd uit de federale openbare instellingen.Men schrijve dan ook : "... uit de federale ministeries of, op advies van het betrokken beheersorgaan, uit de federale openbare instellingen...".

Dezelfde opmerking geldt voor het bepaalde in artikel 13, § 2, van het ontwerp. 2. In het tweede lid van paragraaf 1 worden de voorwaarden bepaald waaraan de opdrachthouders moeten voldoen om te kunnen worden gedetacheerd.In tegenstelling tot hetgeen daaromtrent wordt bepaald in het verslag aan de Koning, is in de tekst zelf de voorwaarde in verband met het vertrouwd zijn met de bedrijfswereld niet opgenomen.

Het verdient aanbeveling het verslag aan de Koning en de tekst van paragraaf 1, tweede lid, op dit punt met elkaar in overeenstemming te brengen. Bovendien verdient het aanbeveling de Franse tekst van dat tweede lid beter te redigeren.

Artikel 15 De tweede volzin zou aan duidelijkheid winnen, indien hij als volgt wordt geredigeerd : « De Eerste Minister stelt deze deskundigen aan, op voorstel van de commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging. ».

Artikel 17 Het blijkt de bedoeling te zijn om de Dienst te onderwerpen aan de bepalingen van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole. Die bepalingen hebben betrekking op het toezicht van de Inspectie van financiën. Aangezien de Dienst opgericht wordt bij de Diensten van de Eerste Minister en niet als openbare instelling of staatsdienst met afzonderlijk beheer, is deze bepaling overbodig.

Artikel 19 Wat de autonome federale openbare instellingen betreft, kan de Koning niet in het algemeen bepalen welk orgaan van de instelling een bepaalde beslissing moet nemen. Men redigere het tweede lid dan ook als volgt : « In elk van de federale ministeries en instellingen wordt ten minste één ambtenaar voor de administratieve vereenvoudiging aangesteld. » Artikel 22 Men schrijve, in fine van de Nederlandse tekst : "... om het even welke andere Europese of internationale openbare instelling.".

Artikel 23 In de Nederlandse tekst schrijve men "... over zijn opdrachten..." in plaats van "... over haar opdrachten...".

Bovendien kan het woord "definitief" worden weggelaten, omdat het allicht niet de bedoeling is de Eerste Minister de mogelijkheid te geven om het verslag, zoals dat is opgesteld door de Dienst, nog te wijzigen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : W. Deroover, kamervoorzitter;

D. Albrecht en P. Lemmens, staatsraden;

A. Alen en H. Cousy, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. D. Albrecht.

Het verslag werd uitgebracht door de H. P. Depuydt, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. W. Pas, adjunct-referendaris.

De voorzitter, W. Deroover.

De griffier, F. Lievens. _______ Nota's (1) Voor de artikelen 19 tot 22 van het ontwerp kan een specifieke rechtsgrond worden gevonden in artikel 41, § 2, van de voornoemde wet van 10 februari 1998, luidens welke bepaling de Koning, na advies van het College van Secretarissen-generaal, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de functies en de opdrachten van de Dienst kan uitbreiden, wijzigen of preciseren, en daartoe de voorwaarden en modaliteiten kan bepalen volgens welke de administraties en andere organismen hun medewerking verlenen aan de Dienst.(2) Luidens artikel 58 van de wet van 10 februari 1998 bepaalt de Koning de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet. (3) Indien geopteerd wordt voor de Franse tekst, dan dient daaruit begrepen te worden dat niet alleen de federale centrale diensten worden bedoeld, doch ook de federale openbare instellingen, zoals o.m. die welke vallen onder de toepassing van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Men vergelijke overigens met artikel 13, § 1, van het ontwerp, waar gewag gemaakt wordt van "federale ministeries en openbare instellingen".

23 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit betreffende de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, inzonderheid op de artikelen 40, tweede lid, 41, § 2, en 58, eerste lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 mei 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 6 mei 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 6 mei 1998;

Gelet op het protocol nr. 300 van 10 augustus 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de beraadslagingen van de Ministerraad, op 8 mei en 19 november 1998, betreffende de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 december 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Economie, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Financiën, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging wordt geleid door een commissaris-generaal die wordt bijgestaan door een adjunct-commissaris-generaal die respectievelijk de titel dragen van "commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging" en "adjunct-commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging". Zij zijn van een verschillende taalrol.

Art. 2.§ 1. Binnen de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging wordt een Sturingscomité opgericht, dat samengesteld is uit zestien leden, acht Nederlandstalige en acht Franstalige, waarvan : - 1 vertegenwoordiger van de Eerste Minister; - 1 vertegenwoordiger van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft; - 1 vertegenwoordiger van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft; - 1 vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Zaken; - 1 vertegenwoordiger van de Minister van Financiën; - 1 vertegenwoordiger van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid; - 1 vertegenwoordiger van het College van Secretarissen-generaal; - 1 vertegenwoordiger van de parastatalen; - 4 vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties uit de nijverheid, de landbouw, de handel en het ambachtswezen, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, waarvan 2 de kleine ondernemingen alsmede de familiebedrijven vertegenwoordigen; - 2 vertegenwoordigers van de Hoge Raad voor de Middenstand; - 2 vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad. § 2. Het Sturingscomité is voor maximum twee derden samengesteld uit leden van hetzelfde geslacht. § 3. Het Sturingscomité wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Eerste Minister. Als hij afwezig is, kan het Sturingscomité geldig vergaderen met als voorzitter de vertegenwoordiger van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft. § 4. De commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging en de adjunct-commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging zijn van rechtswege lid van het Sturingscomité met raadgevende stem.

Art. 3.Het Sturingscomité heeft als opdracht samen met de diensten van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging, het jaarwerkprogramma op te maken. Het keurt het jaarverslag goed, bedoeld in artikel 21. Het stelt tevens een huishoudelijk reglement op en kan voorstellen formuleren inzake de werking van de Dienst.

Art. 4.De commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging en de voorzitter van het Sturingscomité, kunnen het Sturingscomité te allen tijde vatten.

Art. 5.Het Sturingscomité komt ten minste vijf maal per jaar samen, met regelmatige tussentijden.

Art. 6.§ 1. De commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging geeft, binnen het kader van zijn opdrachten, de Eerste Minister kennis van alle gegevens die van belang kunnen zijn voor het beleid inzake administratieve vereenvoudiging ten gunste van de ondernemingen en doet hem alle voorstellen die hem nuttig voorkomen, na advies van het Sturingscomité. § 2. Onder het gezag van de Eerste Minister en met de medewerking van het Sturingscomité is de commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging belast met de uitvoering van de opdrachten die aan de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging zijn toevertrouwd door of krachtens de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, hieronder afgekort als "de programmawet" of door of krachtens andere wetten.

Art. 7.De commissaris-generaal en de adjunct-commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging worden door Ons benoemd op voorstel van de Eerste Minister voor een mandaat van 5 jaar. Dit mandaat is hernieuwbaar voor periodes van gelijke duur. Zij hebben de rang van adviseur-generaal van een ministerie.

Art. 8.Om als commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat : 1° houder zijn van een diploma, uitgereikt na een volledige studiecyclus door een Universiteit uit een Lid-Staat van de Europese Unie;2° ten minste 30 jaar oud zijn;3° gedurende ten minste 5 jaar een relevante beroepservaring hebben;4° vertrouwd zijn met het bedrijfsleven;5° vertrouwd zijn met de werking van de openbare diensten.

Art. 9.Om als adjunct-commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat : 1° houder zijn van een diploma, uitgereikt na een volledige studiecyclus door een Universiteit uit een Lid-Staat van de Europese Unie;2° ten minste 30 jaar oud zijn;3° gedurende ten minste 5 jaar een relevante beroepservaring hebben;4° vertrouwd zijn met het bedrijfsleven;5° vertrouwd zijn met de werking van de openbare diensten.

Art. 10.§ 1. Indien de commissaris-generaal of de adjunct-commissaris-generaal reeds de hoedanigheid van vastbenoemde ambtenaar in een andere federale openbare dienst bezitten, worden zij er ambtshalve geplaatst met een opdracht van algemeen belang voor de duur van hun mandaat. Hun betrekking kan niet vacant worden verklaard en kan enkel worden ingevuld door toedoen van hogere functies. § 2. Onverminderd de bepalingen van onderhavig besluit, worden zij, voor de duur van hun mandaat, onderworpen aan de bepalingen van het statuut van het rijkspersoneel in verband met : 1° de rechten, plichten en onverenigbaarheden;2° de persoonlijke verantwoordelijkheid;3° de controle van de fysieke geschiktheid;4° de administratieve functies;5° de verlofregelingen;6° de dienstanciënniteit;7° de uitkeringen en vergoedingen van alle aard;8° het syndicaal statuut;9° de schorsing in het belang van de dienst;10° het tuchtregime;11° de beëindiging van de functies. § 3. De commissaris-generaal en de adjunct-commissaris-generaal, bedoeld in § 1, genieten een jaarlijkse toelage van 260 813 F.

Art. 11.§ 1. Indien de commissaris-generaal en de adjunct-commissaris-generaal niet vallen onder de toepassing van artikel 10, § 1, zijn ze onderworpen aan het sociale zekerheidsstelsel van de Rijksambtenaren die wel aan een statuut onderworpen zijn maar niet vast benoemd zijn, en aan de andere voorschriften vermeld in artikel 10, § 2. § 2. De wedde van de commissaris-generaal en de adjunct-commissaris-generaal, bedoeld in § 1, wordt vastgesteld in de weddeschaal 15A, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden. § 3. De prestaties die erkend worden om te voldoen aan de in de artikelen 8, 3°, en 9, 3°, vermelde vereisten, worden in aanmerking genomen bij het vaststellen van de geldelijke anciënniteit.

Art. 12.§ 1. Het personeel van niveau 1 van de Dienst telt acht opdrachthouders die worden gedetacheerd uit de federale ministeries of de openbare instellingen, benoemd door de Eerste Minister op voordracht van respectievelijk de Minister bevoegd voor de Economische Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Financiën, de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Justitie, de Minister van Ambtenarenzaken en de Minister bevoegd voor de Middenstand.

Om te worden gedetacheerd, moet de Rijksambtenaar minstens een graad van rang 10 hebben met 3 jaar ranganciënniteit, en hoogstens een graad van rang 13 hebben.

Zij oefenen hun opdrachten binnen de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging volledig onafhankelijk van hun departement of dienst van herkomst uit. § 2. De opdrachthouders, gedetacheerd uit de federale ministeries en uit de openbare instellingen, genieten een jaarlijkse toelage van 233 359 F. § 3. Het uitvoerend personeel van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging is samengesteld uit de volgende personeelsleden, gedetacheerd uit de federale ministeries of openbare instellingen door een openbare oproep in het Belgisch Staatsblad : - 1 personeelslid van niveau 2+ (directiesecretaris); - 2 personeelsleden van niveau 2 (bestuursassistent) of niveau 3 (klerk); - 1 personeelslid van niveau 3 (klerk). § 4. Het uitvoerend personeel van de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging geniet een jaarlijkse toelage van 96 089 F. § 5. Tijdens de duur van hun detachering, worden de in §§ 1 en 3 bedoelde personeelsleden ambtshalve met een opdracht van algemeen belang geplaatst in hun dienst van oorsprong. Hun betrekking kan niet vacant worden verklaard en kan enkel worden ingevuld door toedoen van hogere functies.

Art. 13.§ 1. De toelagen, bedoeld in de artikelen 10, § 3, en 12, §§ 2 en 4, worden maandelijks, na vervallen termijn, uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan 1/12 van het jaarlijks bedrag. Wanneer de maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitbetaald in dertigsten, overeenkomstig de regel bepaald in de bezoldigingsregeling van het personeel van de ministeries. § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de ministeries, geldt ook voor de in de artikelen 10, § 3, en 12, §§ 2 en 4, bepaalde toelagen. Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. 14.De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging kan voor de uitvoering van specifieke opdrachten ook beschikken over bij overeenkomst van bepaalde duur aangeworven deskundigen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, en binnen de perken van de beschikbare kredieten. De Eerste Minister stelt deze deskundigen aan, op voorstel van de commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging.

Art. 15.De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging is gevestigd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Art. 16.De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging oefent in volle onafhankelijkheid de opdrachten uit die hem worden toevertrouwd door of krachtens de programmawet of door of krachtens andere wetten.

De Dienst is gemachtigd om, binnen de perken van de begroting, alle studies en onderzoeken uit te voeren die noodzakelijk zijn om zijn opdrachten te vervullen.

Art. 17.De federale ministeries en instellingen zijn ertoe gehouden de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging alle informatie te bezorgen, nodig om zijn opdrachten te vervullen.

In elk federaal ministerie en openbare instelling wordt ten minste één ambtenaar voor de administratieve vereenvoudiging aangesteld.

Art. 18.§ 1. De ambtenaren voor de administratieve vereenvoudiging worden aangewezen onder de ambtenaren die onderworpen zijn aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, of aan het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, en die ten minste een graad van rang 10 met een niveau-anciënniteit van minimum 4 jaar bekleden. § 2. De ambtenaren voor de vereenvoudiging hebben als bijzondere opdracht de administratieve vereenvoudiging in hun departement of openbare instelling. Zij hangen rechtstreeks af van de Secretaris-generaal of van de betrokken leidend ambtenaar. § 3. De ambtenaren voor de administratieve vereenvoudiging treden op als tussenpersoon tussen de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging en hun departement of openbare instelling. Zij houden de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging geregeld op de hoogte van de voortgang van de tenuitvoerlegging in hun departement of instelling van de door de Dienst opgezette initiatieven met het oog op administratieve vereenvoudiging. § 4. De ambtenaren voor de administratieve vereenvoudiging doen voorstellen aan de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging die verband houden met zijn opdrachten en coördineren de initiatieven voor administratieve vereenvoudiging binnen hun respectieve departementen of instellingen.

Art. 19.De commissaris-generaal voor de administratieve vereenvoudiging roept de ambtenaren voor de administratieve vereenvoudiging regelmatig bijeen.

Art. 20.Binnen het strikte kader van zijn opdrachten regelt de Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging, wanneer nodig, een overleg met de Gemeenschappen, de Gewesten, de provinciale en lokale overheden, de sociale partners en de representatieve organisaties uit de sector van de Middenstand en van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, evenals met om het even welke andere Europese of internationale openbare instelling.

Art. 21.De Dienst voor de Administratieve Vereenvoudiging brengt elk jaar, in juni, over zijn opdrachten verslag uit bij de Eerste Minister, die het verslag toezendt aan de Regeringsleden, de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, en instaat voor de publicatie ervan.

Art. 22.De bepalingen van Hoofdstuk II van Titel IV van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, en van dit besluit treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 23.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Economie, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE Voor de Minister van Economie, afwezig : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Voor de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, afwezig : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^