gepubliceerd op 20 november 2008
Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Hoei
27 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Hoei
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 26 juli 1990 en 7 mei 1999, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998, op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op de artikelen 93, 95 en 96;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Hoei;
Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Luik, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Luik, van de procureur-generaal te Luik, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Hoei, van de arbeidsauditeur te Hoei, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Hoei van de stafhouder van de Orde van advocaten te Hoei;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Hoei bestaat uit zeven kamers.
De eerste kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 581 van het Gerechtelijk Wetboek.
De tweede kamer neemt kennis van : - de vorderingen bedoeld in artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, indien de betrokken werknemer(s) de hoedanigheid heeft (hebben) van arbeider, zeeman of dienstbode; - alle zaken opgenomen in de artikelen 579, 580, 582, 3° tot 8° en 583 van het Gerechtelijk Wetboek.
De derde kamer neemt kennis van : - de vorderingen bedoeld in de artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, indien de betrokken werknemer(s) de hoedanigheid heeft (hebben) van bediende of handelsvertegenwoordiger; - alle zaken opgenomen in artikelen 579, 580, 582, 3° tot 8° en 583 van het Gerechtelijk Wetboek.
De vierde kamer neemt kennis van de vorderingen bedoeld in artikel 582, 1° en 2°, van het Gerechtelijk Wetboek.
De vijfde kamer neemt kennis, op vaste uren, van vorderingen die aan de tweede week en aan de derde week toegewezen zijn, wanneer ze voor een minimale duur van 30 min. vastgesteld zijn om bepleit te worden.
De zesde kamer (alleenzetelend rechter) neemt kennis van : - de vorderingen bedoeld in artikel 52, § 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994; - van de zaken bepaald bij titel IV van het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek genoemd « De collectieve schuldenregeling ».
De zevende kamer neemt kennis van de zaken welke voor de tweede kamer en de derde kamer komen, waarvan geen inzage gegeven moet worden aan het openbaar ministerie.
Art. 2.De kamers houden zitting als volgt : de 1e kamer : de tweede vrijdag van de maand, om 9 uur; de 2e kamer : de eerste en derde woensdag van de maand, om 9 uur; de 3e kamer : de eerste en derde vrijdag van de maand, om 9 uur; de 4e kamer : de vierde vrijdag van de maand, om 9 uur; de 5e kamer : de tweede maandag van de maand, om 9 uur; de 6e kamer : de eerste, tweede en derde maandag van de maand, om 9 uur; de 7e kamer : de tweede en vierde woensdag van de maand, om 9 uur.
De voorzitter, in kortgeding zetelend, houdt zitting op dinsdag, om 10 uur.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op dinsdag om 9 uur.
Art. 3.De voorzitter van de rechtbank kan, indien de behoeften van de dienst het vergen en na advies te hebben ingewonnen van de arbeidsauditeur, beslissen dat één of meerdere kamers bijkomende zittingen houden op de dagen en uren die hij vaststelt.
Art. 4.De voor de rechtbank ingeleide vorderingen, die niet uitdrukkelijk in dit besluit zijn voorzien of die op nieuwe bepalingen tot wijziging of aanvulling van de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek zouden zijn gegrond, worden door de voorzitter van de rechtbank toebedeeld aan de kamers die er kennis kunnen van nemen om reden van de samenstelling van deze kamers en hun hiervoren vastgestelde volstrekte bevoegdheid.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Hoei, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.
Art. 7.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Werk worden, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET