gepubliceerd op 13 januari 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brussel
9 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brussel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 26 juli 1990 en 7 mei 1999, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 86bis, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1998, op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op de artikelen 93, 95 en 96;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brussel;
Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Brussel, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Brussel, van de procureur-generaal te Brussel, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Brussel, van de arbeidsauditeur te Brussel, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Brussel en van de stafhouder van de Nederlandse en de Franse Orde van advocaten te Brussel;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Brussel wordt vervangen als volgt : «
Art. 1.§ 1. De arbeidsrechtbank van Brussel heeft haar zetel en houdt haar zittingen te Brussel, Poelaertplein 3. § 2. De arbeidsrechtbank te Brussel bestaat uit vijfentwintig kamers ».
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid opgeheven.
Art. 3.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden « De 9de en 10de kamer nemen kennis » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, nemen de 9de en de 10de kamer kennis ».
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de woorden « betreffende de verzoekschriften inzake uitkeringen voor gehandicapten » vervangen door de woorden « betreffende de rechten en verplichtingen inzake uitkeringen voor gehandicapten ».
Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden de woorden « De 11de en 20ste kamer nemen kennis » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, nemen de 11de en de 20ste kamer kennis ».
Art. 6.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de woorden « De 20ste kamer neemt ook kennis » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, neemt de 20ste kamer ook kennis ».
Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit, worden de woorden « De 20ste kamer neemt ook kennis » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, neemt de 20ste kamer ook kennis ».
Art. 8.In artikel 11, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « De 14de kamer neemt ook kennis » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, neemt de 14de kamer ook kennis ».
Art. 9.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 12.Onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3, van dit besluit, nemen de 22ste en de 25ste kamer kennis van de geschillen bedoeld in artikel 582, 3°, 4° en 6° van het Gerechtelijk Wetboek.
De 21ste, de 22ste en de 25ste kamer nemen, als hulpkamer, ook kennis van de geschillen bedoeld in de artikelen 578 tot en met 583 van het Gerechtelijk Wetboek. »
Art. 10.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 18.De zittingen beginnen 's morgens om 9 uur 30 en 's namiddags om 14 uur 30.
Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting om 14 uur.
De zittingen van de voorzitter zetelend in kort geding of zoals in kort geding beginnen om 15 uur 30. ».
Art. 11.Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Artikel 20.§ 1. De zaken, ingeleid bij verzoekschrift of bij vrijwillige verschijning, worden ingeleid voor de bevoegde kamer. § 2. De zaken, ingeleid bij exploot van dagvaarding, worden ingeleid voor de hierna genoemde kamers naar gelang van hun bijzondere bevoegdheden, op volgende dagen en uren : - voor de 1ste kamer : op dinsdag, om 9 uur 30; - voor de 2de kamer : op dinsdag, om 9 uur 30; - voor de 3de kamer : op maandag, om 9 uur 30; - voor de 4de kamer : op dinsdag, om 9 uur 30; - voor de 5de kamer : op dinsdag, om 14 uur 30; - voor de 6de kamer : op donderdag, om 9 uur 30; - voor de 7de kamer : op donderdag, om 9 uur 30; - voor de 8ste kamer : de tweede en de vierde vrijdag van de maand, om 9 uur 30; - voor de 9de kamer : op donderdag, om 14 uur 30; - voor de 10de kamer : op vrijdag om 9 uur 30, behalve inzake de geschillen bedoeld in artikel 7 van dit besluit, waarvoor de inleiding geschiedt op de tweede woensdag (werkdag) van de maand, om 14 uur 30; - voor de 13de kamer : op maandag, om 9 uur 30; - voor de 14de kamer : op dinsdag, om 9 uur 30; - voor de 19de kamer : op de derde woensdag (werkdag) van de maand, om 14 uur 30. § 3. Voor de geschillen die onder de bevoegdheid vallen van de 11de, de 15de en de 17de kamer, worden de zaken, op exploot van dagvaarding, ingeleid voor de 9de kamer en, hetzij gepleit op deze inleidingszitting, hetzij toegewezen aan de bevoegde kamer die ervan kennis neemt ten gronde.
Voor de geschillen die onder de bevoegdheid vallen van de 20ste kamer, worden de zaken, op exploot van dagvaarding, ingeleid voor de 10de kamer en, hetzij gepleit op deze inleidingszitting, hetzij toegewezen aan de 20ste kamer.
Voor de geschillen die onder de bevoegdheid vallen van de 23ste kamer, worden de zaken, op exploot van dagvaarding, ingeleid voor de 13de kamer en, hetzij gepleit op deze inleidingszitting, hetzij toegewezen aan de 23ste kamer.
Voor de geschillen bedoeld in artikel 12, eerste lid, van dit besluit, worden de zaken, op exploot van dagvaarding, ingeleid voor de 1ste of de 2de kamer en, hetzij gepleit op deze inleidingszitting, hetzij toegewezen aan de bevoegde kamer die ervan kennis neemt ten gronde. § 4. De zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek, en ingeleid bij exploot van dagvaarding, worden ingeleid voor de 1ste of de 2de kamer. »
Art. 12.In artikel 21 van hetzelfde besluit, worden de woorden « evenals de dag en het uur van haar pleitzitting » ingevoegd na de woorden « het aantal kamers en de bevoegdheden ervan tijdelijk wijzigen ».
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 14.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN