Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 16 mei 2002
gepubliceerd op 25 mei 2002

Gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het federaal parket

bron
ministerie van justitie
numac
2002009471
pub.
25/05/2002
prom.
16/05/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN JUSTITIE


16 MEI 2002. - Gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het federaal parket


Inhoudstafel Inleiding HOOFDSTUK I. - De opdrachten van het federaal parket. 1. De uitoefening van de strafvordering.2. De coördinatie van de strafvordering.3. Het vergemakkelijken van de internationale samenwerking. 3.1. Internationale gerechtelijke samenwerking. 3.2. Specifieke opdrachten inzake internationale samenwerking. 4. Het toezicht op de algemene en bijzondere werking van de federale politie.5. Bijzondere opdrachten. HOOFDSTUK II. - De werking van het federaal parket in het kader van de uitoefening van de strafvordering. 1. Ten aanzien van de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs en de procureurs-generaal. 1.1. De wederzijdse informatieplicht. 1.2. De delegatie en de detachering. 2. Ten aanzien van de onderzoeksrechters, de onderzoeksgerechten en de vonnisgerechten.3. Ten aanzien van de politiediensten. HOOFDSTUK III. - De positie van het federaal parket binnen het Openbaar Ministerie. 1. Ten aanzien van de Minister van Justitie.2. Ten aanzien van het College van procureurs- generaal. HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van het federaal parket.

Gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het college van procureurs-generaal betreffende het federaal parket Inleiding 1. Het Octopusakkoord van 24 mei 1998 en de daaruit voortvloeiende wet van 22 december 1998 « betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings » (1), zetten de krijtlijnen uit voor een grondige hervorming van het Openbaar Ministerie. De wet van 21 juni 2001 « tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket » (2) vormt een eerste belangrijke stap in deze hervorming van het Openbaar Ministerie. De bepalingen van deze wet treden uiterlijk op 21 mei 2002 in werking (3).

Beide voormelde wetten beogen, door de oprichting van het federaal parket onder leiding van de federale procureur, een antwoord te bieden op de tijdens de opeenvolgende parlementaire onderzoekscommissies vastgestelde gebreken inzake, enerzijds, de coördinatie van het gerechtelijk optreden in strafdossiers die de grenzen van een gerechtelijk arrondissement, van een rechtsgebied of van het land overschrijden en, anderzijds, de behandeling van complexe, gespecialiseerde strafdossiers.

Onderhavige omzendbrief verschaft, onder verwijzing naar deze wettelijke bepalingen en met inachtneming van de bestaande richtlijnen van de Minister van Justitie en van het College van procureurs-generaal, meer toelichting bij de opdrachten, de werkingsmodaliteiten, de samenstelling van het federaal parket en de positie ervan binnen het Openbaar Ministerie.

In deze context kan thans overigens reeds worden onderstreept dat de beoogde reorganisatie van het Openbaar Ministerie enkel zal kunnen slagen met de actieve medewerking van alle leden van het Openbaar Ministerie en de andere gerechtelijke overheden aan de verwezenlijking ervan. Het tot stand brengen van een nauwe symbiose tussen alle bij deze hervorming betrokken partijen is ontegensprekelijk de kritieke succesfactor voor het welslagen ervan. 2. Het ambt van nationaal magistraat houdt op te bestaan. Het federaal parket komt in de plaats van de huidige nationaal magistraten, met dien verstande dat de opdrachten en de bevoegdheden van het federaal parket veel omvattender zijn dan die van de nationaal magistraten. Er kan dus niet louter van een vervanging van de nationaal magistraten worden gewaagd.

Overeenkomstig artikel 102, § 4 van de wet van 22 december 1998 « tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem » (4), blijven de nationaal magistraten wel nog in functie tot de aanwijzing van de federale magistraten. 3. Aangezien de federale politie op 1 januari 2001 van start ging, het federaal parket op dat moment nog niet was ingesteld en er derhalve nog geen federale procureur en federale magistraten waren aangesteld, werden vier magistraten tijdelijk belast met het toezicht op de algemene en bijzondere werking van de federale politie (5).Deze opdracht wordt voortaan door de federale procureur en de federale magistraten waargenomen.

De tijdelijke opdracht van deze « toezichtsmagistraten » neemt thans een einde. 4. Alle in onderhavige omzendbrief vermelde principes gelden niet alleen ten aanzien van de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal (in geval van voorrecht van rechtsmacht), doch evenzeer ten aanzien van de arbeidsauditeur in de gevallen waar artikel 155 Ger.Wb. hem de bevoegdheid toekent de strafvordering uit te oefenen.

In dit verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de verplichtingen, vervat in artikel 144ter, §§ 2, 3, 4 en 5 Ger.Wb., die geacht worden eveneens van toepassing te zijn ten aanzien van de arbeidsauditeur (zie infra nrs. 47-54).

HOOFDSTUK I. - De opdrachten van het federaal parket 5. De federale procureur is bevoegd voor het gehele grondgebied van het Rijk (6). Hij voert, in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet, onder het gezag van de Minister van Justitie, alle opdrachten van het Openbaar Ministerie in strafzaken uit bij de hoven van beroep, de hoven van assisen, de rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken (7). 6. De federale procureur beschikt, bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, over alle wettelijke bevoegdheden van de procureur des Konings. Hij kan in het kader daarvan over het gehele grondgebied van het Rijk alle opsporingshandelingen of handelingen van gerechtelijk onderzoek verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheden behoren en de strafvordering uitoefenen (8).

De federale procureur en de federale magistraten zijn officier van gerechtelijke politie (9). 7. De wet kent de federale procureur vier essentiële taken toe (10) : de uitoefening van de strafvordering voor welbepaalde misdrijven, de zorg voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering, het vergemakkelijken van de internationale samenwerking en het uitoefenen van het toezicht op de algemene en bijzondere werking van de federale politie. Daarnaast worden aan de federale procureur ook een aantal bijzondere opdrachten toevertrouwd, de lege ferenda of die hun rechtsgrond vinden in ministeriële richtlijnen of richtlijnen van het College van procureurs-generaal. 1. De uitoefening van de strafvordering. 8. Artikel 144ter § 1 Ger.Wb. bepaalt : « Indien een goede rechtsbedeling het vereist wordt, behoudens in de gevallen bepaald in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering en de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers, de strafvordering uitgeoefend door de federale procureur voor : 1° de misdrijven welke bedoeld zijn in : - de artikelen 101 tot 136 van het strafwetboek; - de artikelen 331bis, 477 tot 477 sexies en 488bis van het strafwetboek; - artikel 77bis, §§ 2 en 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - de artikelen 1 en 2 van de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het humanitair recht; 2° de misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken;3° de misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit;4° de misdrijven gepleegd in het kader van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie in de gevallen waarin de strafvordering wordt uitgeoefend door het Openbaar Ministerie;5° de misdrijven bedoeld in hoofdstuk I van titel VI van boek II van het strafwetboek;6° de misdrijven die samenhangend zijn met die bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5°.» 9. De bevoegdheid van de federale procureur om zelf de strafvordering uit te oefenen, berust met andere woorden op, enerzijds, een limitatieve lijst van misdrijven en, anderzijds en complementair aan deze lijst, twee kwalitatieve criteria (een veiligheids- en een geografisch criterium), én ten slotte ook op alle ermee samenhangende misdrijven. Elk van deze bevoegdheidsgronden wordt hieronder kort besproken. 10. De limitatieve lijst (artikel 144ter, § 1, 1°, 4° en 5° Ger.Wb.) betreft de volgende misdrijven :  misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van de Staat (11);  bedreiging met een aanslag of diefstal van kernmateriaal, de diefstal of afpersing van kernmateriaal en de strafbare inbreuken inzake de externe beveiliging van kernmateriaal;  georganiseerde mensenhandel en mensensmokkel (12);  illegale wapenhandel (13);  ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht (14);  bendevorming en criminele organisatie.

De federale procureur is bevoegd om in die gevallen de strafvordering uit te oefenen. 11. De federale procureur kan ook, op basis van het veiligheidscriterium (artikel 144ter, § 1, 2°, Ger.Wb.), de strafvordering uitoefenen ten aanzien van misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken.

Het veiligheidscriterium moet onderscheiden worden van de specifieke misdrijven in het strafwetboek tegen de veiligheid van de Staat.

Bepaalde terroristische strafbare activiteiten of misdrijven met een politieke inslag kunnen immers niet steeds bij deze kwalificaties worden ondergebracht of ressorteren eerder onder gemeenrechtelijke kwalificaties - bijvoorbeeld eco-terrorisme. Daarom greep de wetgever terug naar de brede definitie van « terrorisme » van artikel 8, 1° b) van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen B en veiligheidsdienst (15). 12. Ten slotte kan de federale procureur, krachtens het geografisch criterium (artikel 144ter, § 1, 3°, Ger.Wb.) de strafvordering uitoefenen ten aanzien van misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit.

Dit zal voornamelijk het geval zijn wanneer blijkt dat een louter coördinerend optreden niet volstaat of wanneer het gaat om feiten van georganiseerde criminaliteit (16).

Het geografisch criterium veronderstelt de aanwezigheid, in belangrijke mate, van een internationaal of ressortoverschrijdend aspect in een strafdossier.

In de mate dat een strafdossier enkel aanknopingspunten heeft in meerdere arrondissementen van hetzelfde rechtsgebied, is de federale procureur niet bevoegd de strafvordering uit te oefenen voor deze misdrijven, vooropgesteld uiteraard dat zij niet behoren tot de limitatieve lijst, noch ressorteren onder het veiligheidscriterium. In dat geval wordt er vanuit gegaan dat de betrokken procureurs des Konings of de arbeidsauditeurs, al dan niet met bijstand van de procureur-generaal, onderling een voor de strafvordering bevredigende oplossing uitwerken (17). De federale procureur kan uiteraard wel steeds instaan voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering.

De invulling van het begrip « in belangrijke mate » is een casuïstisch gegeven.

De uitoefening van de strafvordering door de federale procureur op basis van het geografisch criterium is bijvoorbeeld niet gerechtvaardigd, wanneer in één zaak verschillende feiten zich in één arrondissement voordoen en één enkel feit zich in een ander rechtsgebied situeert of een internationale dimensie vertoont (18). Er is op dat moment niet voldaan aan de voorwaarde « in belangrijke mate ». 13. De federale procureur is eveneens bevoegd de strafvordering uit te oefenen voor alle misdrijven die samenhangend zijn met die welke ressorteren onder de limitatieve lijst of het veiligheids- of geografisch criterium (artikel 144ter, § 1, 6°, Ger.Wb.).

De brede invulling door de rechtspraak van het begrip « samenhang » - « hetzij wanneer de band die bestaat tussen twee of meer misdrijven van zodanige aard is dat hij, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van de eerbiediging van het recht van verdediging, vereist dat die misdrijven samen aan de strafrechtbank ter beoordeling worden voorgelegd » - wordt thans wettelijk verankerd (19). 14. De bevoegdheid van de federale procureur om zelf de strafvordering uit te oefenen is nog aan twee bijkomende voorwaarden onderworpen.15. Enerzijds, kan de federale procureur slechts de strafvordering uitoefenen « indien dit met het oog op een goede rechtsbedeling is vereist ». Deze notie is belangrijk en dient te worden toegelicht.

Het uitgangspunt is dat de bevoegdheid van de federale procureur om de strafvordering uit te oefenen subsidiair is ten aanzien van de bevoegdheid van de parketten van eerste aanleg. Het is slechts wanneer er een meerwaarde is in het licht van de goede rechtsbedeling dat de federaal procureur de strafvordering kan uitoefenen (20).

De federale procureur beslist weliswaar autonoom (zijn beslissing is trouwens niet vatbaar voor enig rechtsmiddel en kan geen aanleiding geven tot nietigheid van de rechtspleging) of, hetzij de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de procureur-generaal, hetzij hijzelf, de strafvordering uitoefent, maar deze beslissing dient steeds, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, te worden genomen in overleg met de betrokken procureur des Konings, arbeidsauditeur of procureur-generaal (21).

Op de vraag of het inderdaad vereist is « met het oog op een goede rechtsbedeling » dat de federale procureur de strafvordering uitoefent, zal dus in eerste instantie het overleg tussen, naar gelang van het geval, de federale procureur, de procureur-generaal, de procureur des Konings en de arbeidsauditeur, een antwoord moeten bieden.

Bij dit overleg kunnen de volgende criteria de federale procureur als leidraad dienen bij zijn beslissing zelf de strafvordering uit te oefenen :  de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering of het vergemakkelijken van de internationale samenwerking lijkt niet te volstaan of vergt dermate veel inspanningen dat het efficiënter is zelf de strafvordering uit te oefenen;  in hoofde van het federaal parket bestaat een bijzondere expertise die op het lokale vlak niet in gelijke mate voorhanden is, om reden van bijvoorbeeld de aard van het misdrijf (bijvoorbeeld terrorisme, internationale wapenhandel of ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht);  de federale procureur behandelt reeds strafdossiers inzake soortgelijke feiten, dadergroeperingen of criminele fenomenen. Hij kan deze onderlinge verknochtheid sneller en efficiënter detecteren vanuit zijn centrale informatiepositie (panoptisch effect). Dit panoptisch overzicht kan bijvoorbeeld voortvloeien uit de informatiehuishouding, de strategische en operationele analyses en de programmawerking van de federale politie, uit de informatie-uitwisseling met de parketten van eerste aanleg, uit zijn internationale contacten en samenwerking en uit zijn coördinatieopdrachten. 16. Anderzijds, kan de federale procureur de strafvordering niet uitoefenen in de gevallen bepaald in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering en de gevallen bepaald in de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers. In die gevallen blijft de bevoegdheid van de procureur-generaal onverkort gelden, zelfs indien de misdrijven zouden kaderen in de voor het federaal parket prioritair voorbehouden materies. 17. De federale procureur is ook gehouden alle dringende maatregelen te nemen die met het oog op de uitoefening van de strafvordering noodzakelijk zijn en dit zolang een procureur des Konings of een arbeidsauditeur zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend.Deze maatregelen zijn bindend voor de procureur des Konings en de arbeidsauditeur (22).

De nationaal magistraten hadden een identieke bevoegdheid (23).

Deze bepaling beoogt voornamelijk de situatie te regelen waarbij een zaak die door een buitenlandse overheid wordt behandeld nog niet in België lokaliseerbaar is en geen enkel parket van eerste aanleg derhalve reeds een informatieonderzoek opstartte. De federale procureur moet dan alle noodzakelijke dringende maatregelen kunnen nemen (24).

Bijvoorbeeld kan gedacht worden aan ontvoeringen in het buitenland die zich verplaatsen naar België, aan terroristische dreigingen, aan internationale bewaakte of gecontroleerde leveringen met onbekende bestemming in België, enz.

Zodra de zaak lokaliseerbaar wordt (waardoor een procureur des Konings of arbeidsauditeur zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid kan uitoefenen), maakt de federale procureur het strafdossier aan de bevoegde procureur des Konings of arbeidsauditeur tot beschikking over, tenzij hij alsnog beslist, indien de zaak tot zijn bevoegdheidsdomein behoort (wat op basis van het geografisch criterium doorgaans het geval zal zijn), de strafvordering zelf verder uit te oefenen. In dat geval wordt gehandeld overeenkomstig de punten nrs. 47-49.

De bevoegdheid van de federale procureur in deze geldt ten aanzien van alle misdrijven, dus niet louter voor de misdrijven waarvoor hij de strafvordering kan uitoefenen. 18. Inzake de bevoegdheidsverdeling tussen, enerzijds, de federale procureur en, anderzijds, de procureur des Konings of arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, betreffende de uitoefening van de strafvordering kunnen geen nietigheden worden opgeworpen (25). Het uitgangspunt is dat de bevoegdheid tot uitoefening van de strafvordering niet volledig concurrerend is tussen het federaal parket en de parketten van eerste aanleg. De wetgever is van oordeel dat voormelde bevoegdheidsverdeling geen effect kan hebben op de regelmatigheid van de strafprocedure. Het betreft louter een wettelijke taakverdeling tussen de verschillende entiteiten van het Openbaar Ministerie die, ingeval van niet-nakoming, het voorwerp kan uitmaken van een negatieve evaluatie of een tuchtrechtelijk optreden (26).

Dit betekent dat wanneer de federale procureur beslist de strafvordering uit te oefenen en naderhand blijkt dat hij zijn bevoegdheid te buiten ging - bijvoorbeeld omdat het misdrijf noch ressorteert onder de limitatieve lijst, noch onder het veiligheids - of geografisch criterium - zulks niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering. 2. De coördinatie van de strafvordering. 19. Artikel 144quater Ger.Wb. bepaalt : « De coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking gebeuren in overleg met één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs.

Indien dit noodzakelijk is, kan de federale procureur daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichtingen geven aan één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. » 20. De federale procureur is belast met de zorg voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering. Dit zal, zeker bij het opstarten van de werkzaamheden van het federaal parket, onmiskenbaar één van de belangrijkste opdrachten van de federale procureur zijn, aangezien het een taak is die voorheen door de nationale magistraten werd uitgeoefend (27) en waarvoor dus de continuïteit dient te worden verzekerd. Nadien zullen, geleidelijk aan, ook de andere bevoegdheden van de federale procureur, en met name de uitoefening van de strafvordering, aan belangrijkheid winnen.

De coördinatieopdracht van de federale procureur sluit aan bij de taak die de nationaal magistraten tot op heden op dat vlak op zich namen.

Het coördinerend optreden van de nationaal magistraten was ingegeven door conflictoplossing en/of -voorkoming en hun tussenkomst was uitsluitend gericht op het zorgen voor de centralisatie van strafdossiers in één parket of bij één onderzoeksrechter en op een betere informatiedoorstroming en -uitwisseling. De federale procureur beschikt evenwel, in tegenstelling tot de nationaal magistraten, over de mogelijkheid de zaak tot zich te trekken en zelf de strafvordering uit te oefenen - voorzover althans de materie binnen zijn bevoegdheidspakket valt - indien de coördinatie mislukt, niet volstaat of niet het verhoopte resultaat oplevert. 21. Het coördinerend optreden door de federale procureur gebeurt steeds in overleg met één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs.Indien evenwel het overleg niet zou volstaan, is de federale procureur gemachtigd dwingende onderrichtingen te geven aan de procureurs des Konings of arbeidsauditeurs, in zoverre de territoriaal bevoegde procureur-generaal zich hiertegen niet verzet.

Het overleg blijft echter centraal staan. 22. De vraag tot coördinatie aan de federale procureur kan uitgaan van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de onderzoeksrechter, de procureur-generaal of de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie (DGJ).De federale procureur kan uiteraard ook steeds ambtshalve een initiatief om te coördineren nemen.

De vraag kan bijvoorbeeld ingegeven zijn door de vaststelling dat eenzelfde dadergroepering of criminele organisatie actief is in verschillende arrondissementen, rechtsgebieden of het ganse land of nog dat deze groepering of organisatie zijn activiteiten verplaatst in tijd en ruimte, waarbij, na overleg tussen de verschillende procureurs des Konings of arbeidsauditeurs, blijkt dat er, met het oog op de goede uitoefening van de strafvordering, nood is aan coördinatie door de federale procureur. De coördinatieopdracht kan uiteraard ook gelinkt zijn aan het vergemakkelijken van de internationale samenwerking, waarbij de federale procureur dan vooral ten aanzien van de buitenlandse gerechtelijke overheden coördinerend optreedt.

Het doel van de tussenkomst van de federale procureur is te zorgen voor een centralisatie van strafdossiers in één enkel parket van eerste aanleg of in de handen van één onderzoeksrechter of te waken over de in plaatsstelling van een systeem van snelle en efficiënte informatie-uitwisseling tussen de verschillende betrokken politionele en gerechtelijke autoriteiten in België en, in voorkomend geval, in het buitenland.

Mogelijke criteria die ten grondslag kunnen liggen aan de beslissing van de federale procureur om een strafdossier te centraliseren bij een bepaalde onderzoeksrechter of parket van eerste aanleg zijn, naast in eerste instantie de wettelijke criteria zoals vervat in de artikelen 23 en 62bis Wb.Sv. : aantal feiten, aantal verdachten, hechtenistoestand, dossiers in gerechtelijk onderzoek, reeds openstaande strafdossiers, de taal van de rechtspleging, criteria vervat in specifieke richtlijnen, aanwezigheid van expertise, enz. 23. De federale procureur oefent zijn coördinatieopdracht uit ten aanzien van alle misdrijven. Hij kan met andere woorden gevolg geven aan elke vraag tot coördinatie en dit in tegenstelling tot zijn bevoegdheid de strafvordering uit te oefenen, die beperkt is tot een limitatieve lijst van misdrijven en het veiligheids- of geografisch criterium.

De federale procureur kan ook coördinerend optreden tussen verschillende procureurs des Konings of arbeidsauditeurs van hetzelfde rechtsgebied. 3. Het vergemakkelijken van de internationale samenwerking. 24. Artikel 144quater Ger.Wb. bepaalt : « De coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking gebeuren in overleg met één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs.

Indien dit noodzakelijk is, kan de federale procureur daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichtingen geven aan één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. » 25. De federale procureur is belast met het vergemakkelijken van de internationale samenwerking. Net zoals het coördineren van de uitoefening van de strafvordering, zal dit één van de belangrijkste opdrachten van de federale procureur zijn, aangezien het de voortzetting van de taken van de nationaal magistraten is (28) en de continuïteit van deze dienstverlening dient verzekerd te blijven.

Ook hier kan de federale procureur, in tegenstelling tot de nationaal magistraten, de zaak tot zich trekken en zelf de strafvordering uitoefenen - voor zover althans de materie binnen zijn bevoegdheidspakket valt - indien dit de internationale samenwerking vlotter en efficiënter kan doen verlopen. 26. Ook bij het vergemakkelijken van de internationale samenwerking door de federale procureur is overleg tussen de federale procureur en één of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs het centrale gegeven.Indien het overleg niet zou volstaan, is de federale procureur gemachtigd dwingende onderrichtingen te geven aan de procureurs des Konings of arbeidsauditeurs, in zoverre de territoriaal bevoegde procureur-generaal zich hiertegen niet verzet. 27. De procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de onderzoeksrechter en de procureur-generaal, kunnen de vraag richten tot de federale procureur om in een bepaald strafdossier de internationale samenwerking te vergemakkelijken. De federale procureur vormt, in het kader van de internationale samenwerking, ook het centraal gerechtelijk aanspreekpunt voor de buitenlandse gerechtelijke overheden en de internationale instellingen, met name het Internationaal Strafhof (in wording) en de Internationale Strafrechtstribunalen Ex-Joegoslavië en Rwanda, het Europees Justitieel Netwerk, EUROJUST, OLAF en, via de geëigende kanalen, EUROPOL en INTERPOL. Hij pleegt geregeld operationeel overleg met de buurlanden in het domein van de internationale rechtshulp en onderhoudt bevoorrechte contacten met de nationale en gespecialiseerde parketten van de andere Europese landen.

De opdracht van de federale procureur is er vooral op gericht de internationale samenwerking aan te moedigen, expertise aan te reiken en een centraal aanspreekpunt te realiseren.

Hij onderhoudt ten slotte regelmatige contacten met de directie van de operationele politiesamenwerking van de federale politie (DGS/DSO). 28. Het vergemakkelijken van de internationale samenwerking geldt ten aanzien van alle misdrijven.29. De federale procureur staat uiteraard in voor de redactie en doorzending van zijn eigen internationale rechtshulpverzoeken in de strafdossiers waarin hij zelf de strafvordering uitoefent.30. De tussenkomst van de federale procureur in het domein van de internationale samenwerking behelst, enerzijds, de internationale gerechtelijke samenwerking en, anderzijds, een aantal specifieke opdrachten inzake internationale samenwerking. Zij worden hieronder verder besproken. 3.1. Internationale gerechtelijke samenwerking.

Op vraag van Belgische gerechtelijke overheden : 31. De procureur des Koning, de arbeidsauditeur, de onderzoeksrechter en de procureur-generaal kunnen in het domein van de internationale samenwerking worden geconfronteerd met een gebrek aan bijzondere expertise, met een probleem om de bevoegde buitenlandse gerechtelijke overheid aan te wijzen of met een belangrijk oponthoud bij de uitvoering van hun rechtshulpverzoeken.In die context kan de federale procureur hen een daadwerkelijke operationele ondersteuning bieden door :  het aanleveren van de noodzakelijke (juridische en praktische) informatie voor de redactie van internationale rechtshulpverzoeken en de identificatie van de bevoegde buitenlandse gerechtelijke overheden;  het bespoedigen van de doorzending van de internationale rechtshulpverzoeken naar buitenlandse gerechtelijke overheden;  het ondersteunen van de uitvoering ervan door een beroep te doen op de contactpunten van het Europees Justitieel Netwerk, op de verbindingsofficieren of door persoonlijk bijstand te verlenen aan de uitvoering ervan.

Op vraag van buitenlandse gerechtelijke overheden of internationale instellingen : 32. Er kunnen drie specifieke gevallen worden onderscheiden :  in dringende gevallen, het identificeren van en desgevallend doorsturen voor uitvoering aan de bevoegde Belgische gerechtelijke overheden van buitenlandse rechtshulpverzoeken;  het coördineren van de uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken waarbij verschillende Belgische gerechtelijke overheden betrokken zijn;  het zelf uitvoeren van buitenlandse rechtshulpverzoeken (zie infra nr. 33). 33. De federale procureur kan zelf rechtshulpverzoeken, uitgaande van buitenlandse gerechtelijke autoriteiten, uitvoeren :  ingeval van in België niet-lokaliseerbare internationale rechtshulpverzoeken.Bijvoorbeeld bewaakte of gecontroleerde leveringen, vergelijkende ballistische analyses door het NIC, identificaties van telefoonnummers of het verspreiden van internationale opsporingsberichten via de media;  ingeval van hoogdringendheid, en mits voorafgaande kennisgeving aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, wanneer elke vertraging in de uitvoering van de internationale rechtshulpverzoeken de goede afloop van het onderzoek in gevaar kan brengen. Bijvoorbeeld wanneer binnen een zeer korte tijdspanne een aantal getuigen in België dient te worden gehoord in het kader van een buitenlands proces. 3.2. Specifieke opdrachten inzake internationale samenwerking. 34. In de hieronder vermelde omzendbrieven krijgen de nationaal magistraten specifieke opdrachten inzake internationale samenwerking toegewezen.Aangezien het ambt van de nationaal magistraten ophoudt te bestaan en de federale procureur gehouden is de taken ervan over te nemen, is hij voortaan voor deze opdrachten de bevoegde gerechtelijke instantie.

Het gaat meer bepaald, doch niet exhaustief, om opdrachten in het kader van(29) :  de interministeriële omzendbrief van 4 oktober 1993 met betrekking tot het statuut en de werkingsregels van de verbindingsofficieren van de Belgische politiediensten in het buitenland en de interministeriële omzendbrief van 20 september 1993 met betrekking tot de functioneringsregels die van toepassing zijn op de ambtenaren van de buitenlandse politie die in België in de hoedanigheid van verbindingsofficier zijn opgenomen.

De federale procureur heeft een controleopdracht ten aanzien van de Belgische verbindingsofficieren in het buitenland en de buitenlandse verbindingsofficieren geaccrediteerd in België. Hij rapporteert hierover aan de bevoegde Ministers en het College van procureurs-generaal.  de interministeriële omzendbrief van 10 december 1998 over de gevolgen van de Schengen-overeenkomst in het domein van de grenscontrole en de politiële en gerechtelijke samenwerking.

De federale procureur is op gerechtelijk vlak de autoriteit belast met de internationale politionele samenwerking en wederzijdse rechtshulp in alle zaken waar een dringende gerechtelijke tussenkomst zich opdringt, in het bijzonder in het kader van de grensoverschrijdende observaties en achtervolgingen op basis van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990.  de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal (COL 2/2000) betreffende de internationale politiesamenwerking met een gerechtelijke finaliteit.

De federale procureur vervult een centrale rol in het kader van de controle op de internationale informatie-uitwisseling. De deelname van de federale politie aan strategische analyses in het gerechtelijk domein, aan grensoverschrijdende proactieve onderzoeken en aan zaakgebonden operationele criminaliteitsanalyses is aan de toestemming van de federale procureur onderworpen (bijvoorbeeld AWF-Europol). In het kader van lopende onderzoeken verleent de federale procureur zijn akkoord aan de tussenkomst van Europol bij zaakgebonden grensoverschrijdende operaties en aan het optreden van vertegenwoordigers van Europol ter ondersteuning van specifieke onderzoeksacties.  de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal (COL 15/1999) met betrekking tot de goede praktijken inzake internationale rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, en de omzendbrief van het College van procureurs-generaal inzake internationale rechtshulp in strafzaken - Europees Justitieel Netwerk- Website (COL 3/2002).

Bij gemeenschappelijk optreden van 29 juni 1998 aangenomen door de Raad van de Europese Unie, werd tussen de lidstaten een netwerk van justitiële contactpunten opgericht, het « Europees Justitieel Netwerk » (EJN). Het EJN heeft onder meer tot taak het vergemakkelijken van de justitiële samenwerking. De contactpunten staan ter beschikking van de plaatselijke justitiële overheden opdat deze de meest geschikte rechtstreekse contacten zouden kunnen leggen en zij verstrekken aan de plaatselijke justitiële overheden de juridische en praktische gegevens noodzakelijk om de verzoeken tot rechtshulp doeltreffend op te stellen. Voor de Belgische gerechtelijke overheden fungeert de federale procureur als contactpunt (30). 4. Het toezicht op de algemene en bijzondere werking van de federale politie.35. De federale procureur oefent het toezicht uit op de algemene en bijzondere werking van de federale politie zoals bepaald in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.36. Hij oefent ook toezicht uit op de officieren van gerechtelijke politie, wanneer zij opdrachten uitvoeren voor het federaal parket (31).37. De wet van 7 december 1998 kent de federale procureur verschillende verantwoordelijkheden toe(32) :  de federale procureur is lid van de federale politieraad (33);  hij verleent advies in geval van conflicten tussen de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie, die een weerslag hebben op opsporings- en gerechtelijke onderzoeken, en die bij de bevoegde Ministers voor beslissing zijn aangebracht (34);  hij kan het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie met een onderzoek belasten (35);  de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie onderhouden, voor het vervullen van opdrachten van gerechtelijke politie, geregelde dienstbetrekkingen met de federale procureur (36);  hij beslist welke vorderingen van procureurs des Konings, arbeidsauditeurs en onderzoeksrechters, inzake personele en materiële middelen van de DGJ, bij voorrang boven andere worden uitgevoerd (capaciteitsvraagstuk) (37);  hij kan de Minister van Justitie verzoeken aan de federale politie het bevel te geven zich te schikken naar de aanbevelingen en de precieze aanwijzingen van een vorderende gerechtelijke overheid(38);  de procureur des Konings, de arbeidsauditeur of de onderzoeksrechter behoeven zijn akkoord om de toezending van gegevens en inlichtingen aan de algemene nationale gegevensbank uit te stellen (embargoprocedure) (39). 38. Dezelfde wet bepaalt bovendien dat drie federale magistraten specifieke toezichtstaken uitvoeren. Een eerste federale magistraat is uitdrukkelijk belast met het toezicht op de werking van de DGJ (40).

Deze magistraat waakt er in het bijzonder over dat de gespecialiseerde gerechtelijke opdrachten door de algemene directie van de gerechtelijke politie worden uitgevoerd overeenkomstig de vorderingen en de richtlijnen van de gerechtelijke overheden. 39. Een tweede federale magistraat is belast met het specifiek toezicht op de werking van de « dienst ter bestrijding van de corruptie » binnen de DGJ (41). De wetgever heeft de anti-corruptiedienst onder het toezicht van een federaal magistraat willen plaatsen wegens het specifiek karakter van deze dienst en van de materie die hij behandelt (42).

Deze magistraat brengt jaarlijks verslag uit aan de Minister van Justitie, die dit verslag aan het parlement mededeelt. De federale magistraat kan desgevallend door het Parlement worden gehoord over de algemene werking van de dienst ter bestrijding van de corruptie. 40. Ten slotte wordt een derde federale magistraat voorzitter van het controleorgaan inzake het informatiebeheer (43). Het controleorgaan is belast met de controle op de verwerking van de inlichtingen en gegevens die door de politiediensten worden verzameld bij de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke en bestuurlijke politie (44). Zijn belangrijkste taak bestaat erin toe te zien op de naleving van de regels inzake de toegankelijkheid van de algemene nationale gegevensbank en de toezending aan deze gegevensbank van de inlichtingen en gegevens (45).

Deze federale magistraat handelt, voor de duur van zijn mandaat, onafhankelijk ten aanzien van het federaal parket. 5. Bijzondere opdrachten.41. In het verleden werden, voornamelijk in richtlijnen van de Minister van Justitie en/of het College van procureurs-generaal, talrijke bijzondere opdrachten aan de nationaal magistraten toevertrouwd.Aangezien het ambt van nationaal magistraat ophoudt te bestaan, is de federale procureur gehouden deze taken voortaan waar te nemen.

De federale procureur zal in de toekomst ook, de lege ferenda, een aantal bijzondere opdrachten dienen uit te oefenen, bijvoorbeeld inzake de bescherming van bedreigde getuigen (46), inzake bijzondere opsporingsmethoden (47) en inzake de medewerkers met het gerecht (48).

Hierop wordt thans niet verder ingegaan. 42. Het gaat meer bepaald, doch niet exhaustief, om opdrachten in het kader van (49) :  de ministeriële omzendbrieven van 24 april 1990, aangepast op 5 maart 1992, betreffende de bijzondere opsporingstechnieken om de zware of georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Deze omzendbrieven regelen de toepassing in België van bijzondere opsporingsmethoden, zoals de informantenwerking, de observatie en de infiltratie. De federale procureur heeft in dat kader zowel een coördinatie- als een toezichtsopdracht.  de ministeriële omzendbrief van 6 oktober 1995 betreffende de aanwending van de fondsen ter beschikking gesteld van de politiediensten door de Minister van Justitie.

Het betreft de fondsen die de Minister van Justitie ter beschikking stelt van de politiediensten, enerzijds, in het kader van de informantenwerking en voor opsporingen en onderzoeken in het misdaadmilieu of in verband met de zware of georganiseerde misdaad en, anderzijds, als toongeld. De federale procureur heeft in deze een controle- en beheersopdracht.  de omzendbrief van het College van procureurs-generaal (COL 2/1997) betreffende de gijzeling.

De federale procureur neemt als technische raadgever en als lid van de beleidsstaf, deel aan de crisisbeheersing bij criminele en terroristische (politieke) gijzelingen, en zulks voornamelijk in het kader van zijn nationale en internationale coördinatieopdracht.  de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal (COL 9/1998) betreffende de criminele motorbendes.

De federale procureur vervult een coördinerende rol bij de bestrijding van het fenomeen van de criminele motorbendes, wanneer het verschillende arrondissementen betreft. Hij staat eveneens in voor de internationale gerechtelijke samenwerking in dit domein.  het Koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot oprichting van het interdepartementaal coördinatiecomité ter bestrijding van illegale wapentransfers.

Dit comité heeft als taak te zorgen voor een betere coördinatie en informatieuitwisseling in de strijd tegen illegale wapentransfers. De federale procureur is lid van dit comité.  de omzendbrief van het College van procureurs-generaal (COL 13/1999) betreffende de samenwerking tussen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, het Openbaar Ministerie en de onderzoeksrechters.

De uitwisseling van informatie of het sturen van vragen om inlichtingen tussen de Veiligheid van de Staat en het Openbaar Ministerie gebeurt door tussenkomst van de federale procureur. Hij heeft ook een bijzondere toezichtfunctie op het gebruik van geclassificeerde inlichtingen en documenten in strafprocedures.  de gemeenschappelijke omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal (COL 4/2000) betreffende de proactieve recherche.

De federale procureur is verantwoordelijk voor de goedkeuring, de controle en de opvolging van de nationale en internationale (waar België bij betrokken is) proactieve onderzoeken.  de omzendbrief van het College van procureurs-generaal (COL 6/2001) betreffende de gerechtelijke aanpak van feiten van home- en carjacking en garagediefstal.

De federale procureur zorgt voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering in de dossiers, houdende feiten van home- en carjacking en garagediefstal, op verzoek van de referentiemagistraten en op aangifte van de dienst voertuigenzwendel van de federale politie. Hij houdt telkens als dit geboden lijkt en minstens zesmaandelijks een coördinatievergadering met alle referentiemagistraten van het land en de dienst voertuigenzwendel van de federale politie. Hij staat tevens in voor de internationale gerechtelijke samenwerking in dit domein.  de ressortelijke richtlijnen van 16 oktober 2001 van de procureurs-generaal met betrekking tot de gerechtelijke informatie-uitwisseling inzake terrorisme.

De federale procureur vormt binnen het Openbaar Ministerie de draaischijf en het centraal aanspreekpunt voor de informatie-uitwisseling inzake terrorisme en staat in voor de coördinatie en de internationale samenwerking in terrorismedossiers.

Zo ontvangt hij alle verzoeken tot het verstrekken van inlichtingen of tot inzage en/of kopiename, uitgaande van het ministerie van Justitie (op eigen initiatief of op verzoek van andere ministeriële departementen betrokken bij de strijd tegen het terrorisme zoals Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, enz.), de antiterroristische gemengde groep (AGG), Eurojust, Europol (via de geëigende kanalen), de buitenlandse politiediensten en de buitenlandse burgerlijke en militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De antwoorden van de parketten van eerste aanleg en de parketten-generaal worden ook via zijn kanaal aan de verzoekende overheid overgemaakt.

Hij ontvangt ook stelselmatig kopie van de internationale rechtshulpverzoeken in dossiers inzake terrorisme. Dit stelt hem in staat het overzicht te behouden van alle behandelde dossiers en de uitgewisselde informatie, zijn wettelijke opdracht inzake coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en inzake internationale samenwerking ten volle uit te oefenen en de Minister van Justitie in kennis te stellen van internationale strafzaken en internationale strafrechtshulp met een politiek aspect. (gemeenschappelijke omzendbrief van het College van procureurs-generaal van 3 juli 2001; de COL 7/2001).  de ressortelijke richtlijnen van 19 oktober 2001 van de procureurs-generaal inzake de gerechtelijke reactie bij aantreffen van verdachte voorwerpen in het kader van een mogelijke bio-terroristische dreiging.

De federale procureur staat in voor de mededeling van het resultaat van het laboratoriumonderzoek op verdachte voorwerpen aan de betrokken procureurs des Konings. Op die manier behoudt hij zelf een overkoepelend zicht. 43. In al deze materies staat de federale procureur onder meer in voor :  het ontwikkelen van de noodzakelijke expertise om al deze opdrachten binnen het federaal parket te kunnen verwezenlijken;  de ondersteuning van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal bij het vastleggen van de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid en de coördinatie en de coherente uitwerking ervan, onder meer door middel van bijstand bij de redactie en de aanpassing van de bestaande richtlijnen en regelgeving; 44. De federale procureur neemt actief deel aan de verschillende expertisenetwerken van het College van procureurs-generaal, inzonderheid de expertisenetwerken « groot-banditisme en terrorisme », « politie » en « mensenhandel », « economisch, financieel en fiscale delinquentie », en aan de overleggroep internationale samenwerking in strafzaken (50).45. De federale procureur heeft ook een bijzondere ondersteuningsopdracht wat de analyse (operationele misdrijfanalyse en strategische analyse) en de bestrijding en opvolging van specifieke criminele fenomenen op nationaal vlak betreft, oa.via de pro-actieve recherche.

Hij wordt daartoe op zijn beurt ondersteund door de DGJ. Hij stelt de resultaten hiervan ter beschikking van, enerzijds, de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs, de onderzoeksrechters en de procureurs-generaal en, anderzijds en vanuit beleidsmatig oogpunt, aan de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal.

Hij kan uiteraard ook steeds beslissen de strafvordering zelf uit te oefenen indien dit kadert binnen zijn bevoegdheidsdomein.

HOOFDSTUK II. - De werking van het federaal parket in het kader van de uitoefening van de strafvordering 46. De federale procureur oefent vier opdrachten uit.De opdrachten te zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en de internationale samenwerking te vergemakkelijken zijn niet nieuw.

Zij zijn de voortzetting van de vroegere taken van de nationaal magistraten. Zij behoeven in dit hoofdstuk dan ook geen bijkomende uitleg. Hetzelfde geldt voor de opdracht toezicht uit te oefenen op de algemene en bijzondere werking van de politiediensten. Deze opdracht werd immers tot op heden uitgeoefend door de toezichtmagistraten.

Anders is het evenwel gesteld met de opdracht de strafvordering uit te oefenen. Deze opdracht is nieuw. Om die reden wordt in onderhavig hoofdstuk in het bijzonder stilgestaan bij de verhoudingen tussen de federale procureur en de andere gerechtelijke en politionele overheden in het kader van de uitoefening van de strafvordering.

De informatieplicht van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, zoals bepaald in artikel 144 ter, § 2 Ger.Wb., geldt uitsluitend voor de nieuwe misdrijven waarvan hij met ingang van de inwerkingtreding van het federaal parket (21 mei 2002) kennis krijgt. Dit sluit echter niet uit dat de federale procureur steeds kan beslissen de strafvordering zelf uit te oefenen in hangende onderzoeken die tot zijn bevoegdheidsdomein behoren. 1. Ten aanzien van de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs en de procureurs-generaal. 1.1. De wederzijdse informatieplicht. 47. Artikel 144 ter, §§ 2 en 4, Ger.Wb. luidt als volgt : « § 2. De procureur des Konings, of in de gevallen bepaald in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, de procureur-generaal, licht ambtshalve de federale procureur in wanneer hij kennis neemt van een misdrijf bedoeld in § 1. Hij licht bovendien de federale procureur in, telkens als dit voor de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur van belang is. § 4. De federale procureur licht de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal in, telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal, van belang is. » 48. Enerzijds, is er de informatieplicht van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur en, in geval van voorrecht van rechtsmacht, de procureur-generaal, ten aanzien van de federale procureur.Zij zijn gehouden de federale procureur zonder verwijl ambtshalve in te lichten :  wanneer zij kennis krijgen van een misdrijf dat, overeenkomstig de limitatieve lijst van misdrijven, het veiligheids- of geografisch criterium, tot de bevoegdheid van de federale procureur behoort;  telkens als dit voor de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur van belang is.

Dit betekent nog niet dat de federale procureur automatisch de strafvordering in het hem aangemelde strafdossier zal uitoefenen. Hij neemt deze beslissing afhankelijk van de analyse van de inhoud van het strafdossier- uitgevoerd in samenwerking met de DGJ- en, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, steeds na overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal (zie supra nr. 15). 49. De informatieplicht raakt de wijze van aanhangigmaking (saisine) van een zaak bij de federale procureur. Een zaak kan op verschillende manieren bij de federale procureur worden aangebracht. Dat kan bijvoorbeeld ingevolge de informatieplicht van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, ingevolge de eigen vaststellingen op heterdaad van de federale procureur, ingevolge een rechtstreekse klacht of aangifte door internationale instellingen of door buitenlandse gerechtelijke overheden.

Hieronder wordt in het bijzonder stilgestaan bij de procedure van aanhangigmaking (saisine) van een zaak bij de federale procureur via de informatieplicht van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal.

Er wordt gehandeld in drie fasen : fase 1 : de meldingsfase.

De procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, die kennis krijgt van een misdrijf waarvan er aanwijzingen zijn dat het tot het bevoegdheidsdomein van de federale procureur behoort of die over gegevens en inlichtingen beschikken die van belang kunnen zijn voor strafdossiers waarin de federale procureur de strafvordering uitoefent, meldt dit aan de federale procureur.

De melding gebeurt aan de hand van standaardformulieren die aan de procureurs des Konings, de arbeidsauditeurs en de procureurs-generaal zullen worden ter beschikking gesteld. De verzonden standaardformulieren worden niet bij het strafdossier gevoegd.

De procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, zendt tegelijkertijd een kopie van het meldingsformulier aan het arrondissementeel informatiekruispunt (AIK), dat verder handelt overeenkomstig de vigerende regelgeving inzake informatiedoorstroming. fase 2 : de overlegfase.

Indien de federale procureur, op basis van deze meldingsformulieren, van oordeel is dat de zaak mogelijkerwijze voor federale behandeling in aanmerking komt, pleegt hij hierover verder overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal. Dit overleg kan mondeling of in het kader van een overlegvergadering of via vertrouwelijke briefwisseling gebeuren. De federale procureur kan ook het strafdossier op officieuze wijze voor inzage opvragen. Er wordt in deze fase geen schriftelijke neerslag van dit overleg bij het strafdossier gevoegd. fase 3 : de beslissingsfase.

Eerste hypothese : de federale procureur gelast zich niet.

Indien, op basis van de meldingsformulieren en desgevallend na verder overleg, de federale procureur beslist zich niet te gelasten, meldt hij dit schriftelijk aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal.

Tweede hypothese : de federale procureur gelast zich.  indien, op basis van de resultaten van dit overleg, de federale procureur daarentegen beslist zich wel te gelasten, stuurt de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, het strafdossier, vergezeld van een kantschrift waarin wordt verwezen naar het voorafgaand overleg, tot beschikking aan de federale procureur;  de federale procureur voegt op dat ogenblik een proces-verbaal bij het strafdossier, waarin hij op beknopte en gemotiveerde wijze attesteert zich te gelasten met het strafdossier, melding maakt van het voorafgaand overleg en de bevoegdheidsgronden aangeeft waarop hij zulks doet (zie supra nrs.10-16). Hij bezorgt een kopie van dit proces-verbaal ter informatie aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal;  ingeval van « dringende en noodzakelijke omstandigheden » (51), kan de federale procureur zijn beslissing nemen zonder voorafgaand overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal. Op dat ogenblik maakt de federale procureur in voormeld proces-verbaal bovendien ook van deze dringende en noodzakelijke omstandigheden gewag. Ook in dit geval bezorgt hij een kopie van dit proces-verbaal ter informatie aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal;

Er weze herhaald dat inzake de bevoegdheidsverdeling tussen, enerzijds, de federale procureur en, anderzijds, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, betreffende de uitoefening van de strafvordering, geen nietigheden kunnen worden opgeworpen (zie supra nr. 18).

Onverminderd de toepassing van voormelde informatieplicht en in afwachting van de beslissing van de federale procureur, is de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, die in kennis wordt gesteld van een misdrijf, gehouden alle zich opdringende onderzoeksmaatregelen te nemen.

De federale procureur neemt binnen het federaal parket de nodige interne organisatorische maatregelen om de meldingsprocedure, waarvan hoger sprake, op een vlotte en efficiënte wijze te kunnen laten verlopen, ook ingeval van hoogdringendheid.

Hij stelt de DGJ in kennis van zijn beslissing. 50. De procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, licht de federale procureur eveneens ambtshalve in telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur van belang is.Indien derhalve de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, over gegevens en inlichtingen beschikt, bekomen uit lokale opsporings of gerechtelijke onderzoeken (zowel proactief als reactief, zowel concrete of harde als niet-concrete of zachte informatie), die betrekking kunnen hebben op materies die tot het bevoegdheidsdomein van de federale procureur behoren (de limitatieve lijst van misdrijven en het veiligheids- of geografisch criterium), stuurt hij die aan de federale procureur en bezorgt hij hiervan een kopie aan het arrondissementeel informatiekruispunt (AIK), dat verder handelt overeenkomstig de vigerende regelgeving inzake informatiedoorstroming. 51. Een belangrijke informatiebron voor de federale procureur vormen de dagelijkse contacten met de directie gerechtelijke operaties en informatiehuishouding van de federale politie (DGJ/DJO). Daarnaast is ook het dagrapport dat in de schoot van de federale politie wordt opgemaakt ten behoeve van de directeur-generaal van de DGJ, een belangrijke bron van informatie. Dit dagrapport vormt de synthese van de dagverslagen die elke gerechtelijke dienst van het arrondissement (GDA) gehouden is aan de DGJ/DJO toe te zenden. De federale procureur ontvangt voortaan ook een exemplaar van dit dagrapport. Hij kan uiteraard ook steeds specifieke dagverslagen bij de DGJ opvragen (52).

Op basis van deze politionele informatiebronnen kan de federale procureur zelf strafdossiers detecteren, die eventueel in aanmerking komen voor federale behandeling, en daarover in overleg treden met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal. 52. De federale procureur kan te allen tijde zijn beslissing om in een strafdossier de strafvordering zelf uit te oefenen, herroepen en het strafdossier (terug) tot beschikking laten geworden aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal (53). Nochtans moet dit de uitzondering blijven. Het principe is dat de federale procureur die beslist in een strafdossier de strafvordering zelf uit te oefenen, instaat voor de verdere integrale afhandeling ervan en slechts in uitzonderlijke omstandigheden het strafdossier terugstuurt aan de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, met name om proces-economische redenen of omdat de criteria (zie supra nr. 15) die initieel hebben geleid tot de beslissing het strafdossier tot zich te trekken manifest niet meer aanwezig zijn. In dat laatste geval stelt de federale procureur voorafgaandelijk de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, in kennis waarom hij het strafdossier terug tot beschikking overmaakt.

Hij kan ook steeds beslissen het strafdossier zonder gevolg te klasseren (54) of andere afhandelingmodaliteiten ten aanzien van de uitoefening van de strafvordering toe te passen.

De federale procureur stelt de DGJ in kennis van zijn beslissing tot herroeping. 53. Anderzijds, is er informatieplicht van de federale procureurten aanzien van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, en, ingeval van voorrecht van rechtsmacht, de procureur-generaal.Hij is gehouden de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal in te lichten :  telkens als dit voor de uitoefening van de strafvordering door de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, van belang is.

De federale procureur, die in het kader van de uitoefening van zijn opdrachten (de uitoefening van de strafvordering, de coördinatie, de internationale samenwerking en het toezicht op de politiediensten), kennis krijgt van gegevens en inlichtingen die van belang kunnen zijn voor andere, niet-federale, opsporings- of gerechtelijke onderzoeken, bezorgt die aan de betrokken procureur des Konings of de arbeidsauditeur (eventueel ter attentie van de onderzoeksrechter ingeval het een gerechtelijk onderzoek betreft), respectievelijk de procureur-generaal en een kopie hiervan aan de DGJ. Dit is niets anders dan een voortzetting, weliswaar uitgebreid tot de gegevens en inlichtingen bekomen uit eigen federale onderzoeken, van de werkwijze die tot op heden de nationaal magistraten volgden, wanneer zij, ingevolge hun taken van coördinatie en internationale samenwerking, in het bezit kwamen van informatie die van belang kon zijn voor de uitoefening van de strafvordering door een procureur des Konings, een arbeidsauditeur of procureur-generaal. 54. De informatieplicht impliceert evenwel niet dat de federale procureur ook gehouden is de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, systematisch in kennis te stellen van het verloop van of van de tussengekomen eindbeslissing in een strafdossier, waarin hij zelf de strafvordering uitoefent of, na saisine, uiteindelijk beslist het strafdossier zonder gevolg te klasseren (55).Er wordt dus geen structurele feed-back van de federale procureur naar de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk procureur-generaal, ingesteld. Niets sluit uiteraard uit dat dit wel op punctuele basis zou gebeuren, bijvoorbeeld wanneer een procureur des Konings of arbeidsauditeur, respectievelijk procureur-generaal, daarom verzoekt. 1.2. De delegatie en de detachering. 55. Artikel 144bis, § 3, Ger.Wb. luidt als volgt : « In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de federale procureur, bij een met redenen omklede beslissing, voor welbepaalde strafdossiers en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, zijn bevoegdheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk opdragen aan een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank, die deze uitoefent vanuit zijn standplaats.

In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de Minister van Justitie, op voorstel van de federale procureur en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank, opdracht geven om in het federaal parket de opdrachten van het openbaar ministerie tijdelijk uit te oefenen in welbepaalde strafdossiers. Tijdens de uitoefening van deze opdracht heeft deze magistraat dezelfde bevoegdheden als de federale magistraten.

De voormelde magistraten oefenen in die gevallen deze taak uit onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur. Hun overige taken oefenen zij verder onder de onmiddellijke leiding en toezicht van hun korpschef uit.

Ingeval omtrent de voormelde opdrachten geen overeenstemming bestaat tussen de federale procureur en de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, beslist de federale procureur. » 56. Dit artikel verankert de modaliteiten inzake de delegatie aan en de detachering van lokale parketmagistraten naar het federaal parket. In het eerste geval delegeert de federale procureur zijn bevoegdheden aan een lid van een parket-generaal, auditoraat-generaal, parket van eerste aanleg of arbeidsauditoraat. Deze magistraten oefenen hun functie uit vanuit hun standplaats. De beslissing daartoe komt toe aan de federale procureur.

In het tweede geval worden deze parketmagistraten gedetacheerd naar het federaal parket en oefenen zij in Brussel de opdrachten van het Openbaar Ministerie binnen het federaal parket uit. De Minister van Justitie beslist daartoe op voorstel van de federale procureur. 57. In de wet werd een aantal garanties ingebouwd teneinde te vermijden dat door deze mechanismen het beheer op het niveau van de lokale parketten en de coherentie van het lokaal opsporings- en vervolgingsbeleid zouden worden ontwricht (56) :  de delegatie en detachering zijn slechts mogelijk in « uitzonderlijke gevallen », en;  « enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen », en;  « voor welbepaalde strafdossiers », en;  « na overleg » met de bevoegde korpschef, en;  « tijdelijk »;  de delegatie gebeurt daarenboven « bij een met redenen omklede beslissing » en is « geheel of gedeeltelijk ». 58. De delegatie B en detacheringmogelijkheden worden in het bijzonder ingeperkt door de toevoeging van de bewoordingen « uitzonderlijke gevallen » en « enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen ». De gestelde voorwaarde « enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen » vereist een doorgedreven overleg tussen de federale procureur (delegatie)/Minister van Justitie (detachering) en de korpschef van de te delegeren, respectievelijk te detacheren, parketmagistraat, om deze behoeften te bepalen en af te wegen. De in acht te nemen behoeften zijn zowel die van het federaal parket, als van het betrokken parket-generaal, auditoraat-generaal, parket van eerste aanleg of arbeidsauditoraat (57).

Hieronder kunnen worden begrepen parket-economische redenen en het vlot en efficiënt verloop van de strafprocedure, zowel naar opsporing als naar vervolging toe.

Ofschoon niet wettelijk bepaald, is het derhalve noodzakelijk dat de procureur-generaal op de hoogte gehouden wordt van de voorstellen of vragen tot delegatie die betrekking hebben op een magistraat van zijn ressort, teneinde hem in voorkomend geval toe te laten tussen te komen in het overleg. 59. De « uitzonderlijke omstandigheden » kunnen vervat liggen in het dringend karakter of in het feit dat de medewerking van bepaalde parketmagistraten in federale strafdossiers, gezien de bijzondere expertise die in hunnen hoofde bestaat, noodzakelijk is met het oog op een goede rechtsbedeling (58).60. De beslissing tot delegatie of detachering wordt schriftelijk genomen.Een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing tot delegatie uitgaande van de federale procureur of van de beslissing tot detachering genomen door de Minister van Justitie wordt in het strafdossier gevoegd.

De beslissing tot delegatie moet met redenen omkleed zijn en doet bijgevolg minstens opgave van de naam van de parketmagistraat aan wie de federale procureur zijn bevoegdheden delegeert, van het strafdossier in het kader waarvan dit gebeurt, van de duur van de delegatie, van de aard van de gedelegeerde bevoegdheden (geheel of gedeeltelijk), en van het subsidiariteitsbeginsel (in uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen).

Ofschoon niet wettelijk bepaald, verdient het toch aanbeveling dat de Minister van Justitie zijn beslissing tot detachering op dezelfde wijze met redenen zou omkleden. 61. De wet voorziet dat de procureur-generaal bij het hof van beroep, binnen zijn rechtsgebied, één of meer magistraten van het parket-generaal, van het auditoraat-generaal, of, in overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, van het parket of arbeidsauditoraat, kan aanwijzen, op wie de federale procureur, respectievelijk de Minister van Justitie, bij voorrang een beroep kan doen in het kader van de delegatie, respectievelijk detachering (59). Er kan een ressortelijke pool worden opgericht indien de noodzaak zich voordoet. 62. De regel is dat de federale magistraten zelf de nodige organisatorische maatregelen nemen, opdat zij te allen tijde alle opdrachten van het Openbaar Ministerie in de strafdossiers, waarin zij de strafvordering uitoefenen, zelf zouden kunnen uitvoeren.Dit geldt ook voor de parketmagistraten aan wie de federale procureur zijn bevoegdheden heeft gedelegeerd of die werden gedetacheerd.

In uitzonderlijke en dringende omstandigheden kan de federale procureur steeds terugvallen op de korpschef (procureur des Konings, arbeidsauditeur of procureur-generaal) of een door deze laatste aangewezen magistraat, aan wie hij de uitvoering van welbepaalde punctuele opdrachten van het Openbaar Ministerie in federale strafdossiers kan delegeren. 2. Ten aanzien van de onderzoeksrechters, de onderzoeksgerechten en de vonnisgerechten. 63. De meeste dossiers die in aanmerking komen voor een federale behandeling, zullen reeds het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek of vroeg of laat aanleiding geven tot het stellen van dwangmaatregelen (huiszoeking, aanhouding, telefoontap, enz.) waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is en waarvoor dus de federale procureur gehouden zal zijn een gerechtelijk onderzoek te vorderen (60). 64. De optie voor een federale onderzoeksrechter en, daaruit dan logischerwijze voortvloeiend, de creatie van federale onderzoeksgerechten en federale vonnisgerechten, werd door de wetgever niet in aanmerking genomen (61). 65. De bevoegdheid van de onderzoeksrechter wordt bepaald door de drie bevoegdheidsgronden, vervat in artikel 62bis, eerste lid, Wb.Sv. : de plaats van de misdaad of het wanbedrijf; de plaats waar de verdachte verblijft of de maatschappelijke zetel of bedrijfszetel van de rechtspersoon; en de plaats waar de verdachte kan worden gevonden.

De federale procureur die de onderzoeksrechter vordert een gerechtelijk onderzoek in te stellen of die beslist een aantal gerechtelijke onderzoeken te centraliseren bij één bepaalde onderzoeksrechter, is gehouden deze bevoegdheidsgronden te respecteren. Wel kan hij, wanneer ingevolge voormelde bevoegdheidsgronden verschillende onderzoeksrechters gelijkelijk bevoegd zijn, zich richten tot de onderzoeksrechter van het gerechtelijk arrondissement waar een bijzondere lokale expertise of bekwaamheid (in hoofde van de onderzoeksrechter, het parket van eerste aanleg of de politiediensten) aanwezig is. Daarnaast kan hij zich uiteraard ook steeds laten leiden door een aantal criteria, zoals het aantal feiten, het aantal verdachten, de reeds openstaande strafdossiers, de taal van de rechtspleging, criteria vervat in specifieke richtlijnen, enz. (zie supra nr. 22).

Er weze herhaald dat het begrip « samenhang » (zie supra nr. 13) thans zeer ruim wordt ingevuld. 66. Indien de federale procureur beslist de strafvordering zelf uit te oefenen in één of meerdere dossiers, die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek, zijn er twee mogelijke situaties te onderscheiden.  De eerste hypothese : er is slechts één onderzoeksrechter gevat.

De federale procureur voegt op dat ogenblik een proces-verbaal bij het strafdossier, waarin hij op beknopte en gemotiveerde wijze attesteert zich te gelasten met het strafdossier, melding maakt van het voorafgaand overleg met de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, respectievelijk de procureur-generaal, en de bevoegdheidsgronden aangeeft waarop hij zulks doet (zie supra nr. 49).

De onderzoeksrechter weet op dat ogenblik dat hij voortaan optreedt in een federaal dossier.  De tweede hypothese : er zijn verschillende onderzoeksrechters gevat en de federale procureur wenst al deze gerechtelijke onderzoeken te centraliseren bij één onderzoeksrechter.

Ook hier zijn er twee mogelijke situaties te onderscheiden.  De verschillende onderzoeksrechters behoren tot hetzelfde gerechtelijk arrondissement.

De federale procureur richt een verzoekschrift aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg om de gerechtelijke onderzoeken te centraliseren bij één onderzoeksrechter.  De verschillende onderzoeksrechters behoren tot verschillende gerechtelijke arrondissementen.

De federale procureur neemt een vordering, strekkende tot « ontslag van onderzoek » bij de onderscheiden raadkamers (62).

Indien dit niet het verhoopte resultaat oplevert - bijvoorbeeld omdat een raadkamer weigert een beschikking tot ontslag van onderzoek te verlenen en de Kamer van Inbeschuldigingstelling in graad van beroep deze beschikking niet hervormt (63) - dient de federale procureur een vordering bij het Hof van Cassatie in, strekkende tot « regeling van rechtsgebied ». 66. De wettelijke regeling betreffende de procedure regeling van rechtsgebied werd aangepast. Het nieuwe artikel 526bis Wb.Sv. bepaalt dat er grond is tot regeling van rechtsgebied door het Hof van Cassatie, wanneer onderscheiden onderzoeksrechters kennis nemen van eenzelfde misdrijf of samenhangende misdrijven waarvoor de federale procureur de strafvordering uitoefent.

Het nieuwe artikel 527bis Wb.Sv. stelt dat de federale procureur deze vordering tot regeling van rechtsgebied neemt, na overleg met de procureur des Konings.

De burgerlijke partij beschikt niet over de mogelijkheid een verzoekschrift tot regeling van rechtsgebied in te dienen (64). 67. De bevoegde onderzoeksgerechten en vonnisgerechten zijn die van de zetel waartoe de onderzoeksrechter die met het gerechtelijk onderzoek is belast, behoort.3. Ten aanzien van de politiediensten.68. De federale procureur beschikt over geen eigen recherchecapaciteit op centraal niveau, maar kan, voor de uitvoering van zijn gerechtelijke vorderingen, een beroep doen op de politieambtenaren van de federale politie die zich bevinden in de gerechtelijke diensten van het arrondissement (GDA's) en in de centrale diensten ter bestrijding van de corruptie (CDBC) en ter bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie (CDGEFID), en op de lokale politie.69. Het uitgangspunt is dat, wat de federale politie betreft, de federale procureur beschikt over de recherchecapaciteit van de GDA's die normaliter voor een dergelijk onderzoek worden ingezet.Bovendien kan de federale procureur in elke GDA een beroep doen op een gereserveerde recherchecapaciteit. In de mate dat deze capaciteit niet wordt ingezet voor federale opdrachten, staat zij in tussentijd ter beschikking van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur en de onderzoeksrechter voor lokale onderzoeken.

De gerechtelijke directeur (Dirjud) van de GDA houdt de procureur des Konings van het arrondissement op de hoogte van de recherchecapaciteit van de GDA die voor de uitoefening van federale onderzoeken wordt aangewend. 70. De vorderingen van de federale procureur of van de onderzoeksrechter die belast is met een federaal onderzoek, zullen voor het overgrote deel door de federale politie worden uitgevoerd. De ministeriële richtlijn van 20 februari 2002 tot regeling van de taakverdeling, de samenwerking, de coördinatie en de integratie tussen de lokale en de federale politie inzake de opdrachten van gerechtelijke politie (Moniteur belge, 1 maart 2002), en de gemeenschappelijke omzendbrief van het College van procureurs-generaal van 7 maart 2002 (de zogenaamde COL 2/2002) zijn eveneens bindend voor de federale procureur.

De materies waarvoor de federale procureur zelf de strafvordering kan uitoefenen, zijn, krachtens voormelde richtlijn en COL, die welke bij voorrang door de federale politie worden onderzocht. 71. De vraag rijst tot welke instantie binnen de federale politie de federale procureur zijn vorderingen richt en op welke wijze, bij het opstarten van een federaal onderzoek, het politioneel onderzoeksteam wordt samengesteld. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de lokaliseerbare en de niet-lokaliseerbare onderzoeken. 72. Enerzijds, zijn er de lokaliseerbare onderzoeken. Indien de federale procureur beslist zelf de strafvordering uit te oefenen en het onderzoek localiseerbaar is in een bepaald gerechtelijk arrondissement, richt hij zijn vordering aan de directeur-generaal van de DGJ. De directeur-generaal verzoekt daarop de gerechtelijk directeur (Dirjud) van de betrokken GDA een (voorstel van) onderzoeksteam samen te stellen.

Het onderzoeksteam wordt als volgt samengesteld :  de zogenaamde « gewone onderzoeksploeg », dat wil zeggen de rechercheurs die de Dirjud normaliter zou aanwijzen of reeds heeft aangewezen om de zaak te onderzoeken, rekening houdend met de aard, de omvang en het belang ervan en met een minimum van twee rechercheurs;  wanneer de gewone ploeg niet lijkt te volstaan, wordt de onderzoeksploeg aangevuld met rechercheurs ten belope van de gereserveerde onderzoekscapaciteit in de betrokken GDA;  wanneer ook dit niet zou blijken te volstaan, kan, mits tussenkomst van de directeur-generaal van de DGJ en de betrokken Dirjuds en in overleg met de betrokken procureurs des Konings en in voorkomend geval de arbeidsauditeurs, nog geput worden uit de gereserveerde onderzoekscapaciteit van andere GDA's.

De Dirjud wijst eveneens de leidend officier van het onderzoeksteam aan. Hij waakt er tevens over dat er voldoende expertise aanwezig is in het onderzoeksteam met betrekking tot het te onderzoeken misdrijf, evenwel ook rekening houdend met de lokale onderzoeksbehoeften.

De Dirjud bezorgt zijn voorstel aan de directeur-generaal van de DGJ, die het op zijn beurt voor goedkeuring aan de federale procureur overlegt.

Indien het een zaak in gerechtelijk onderzoek betreft, heeft uiteraard de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek en moet derhalve een nauw overleg tussen de onderzoeksrechter en de federale procureur reeds van bij de aanvang van het onderzoek tot stand komen.

Eens het onderzoeksteam operationeel is, ontstaat een rechtstreekse samenwerking tussen de Dirjud (of de leidend officier) en de federale procureur. Dit wil zeggen dat de federale procureur rechtstreeks zijn vorderingen aan de Dirjud richt en dat de processen-verbaal rechtstreeks aan de federale procureur, of aan de onderzoeksrechter als het een zaak in gerechtelijk onderzoek betreft, worden toegezonden.

In voorkomend geval kunnen ook rechercheurs van de centrale eenheden (CDBC en CDGEFID) aan het onderzoeksteam worden toegevoegd.

De Dirjud houdt de DGJ nauwgezet op de hoogte van het verloop van de onderzoeken waarmede hij belast is. Dit moet deze directie in staat stellen haar taken, zoals bepaald in artikel 102, 2° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, optimaal uit te oefenen. 73. Anderzijds, zijn er de niet-lokaliseerbare onderzoeken. Indien de federale procureur beslist zelf de strafvordering uit te oefenen en het onderzoek op dat ogenblik niet-localiseerbaar is in een bepaald gerechtelijk arrondissement, richt hij zijn vordering aan de directeur-generaal van de DGJ. De directeur-generaal wijst daarop een GDA als « piloot » aan met de opdracht een (voorstel van) onderzoeksteam samen te stellen.

Dezelfde werkwijze wordt gevolgd als bij de lokaliseerbare onderzoeken, met dien verstande dat de samenstelling van de onderzoeksploeg kan veranderen, indien de lokalisatie van het onderzoek zou wijzigen en zou blijken dat het onderzoek beter in een ander gerechtelijk arrondissement wordt gevoerd. 74. Met het oog op het bepalen van de gereserveerde onderzoekscapaciteit per GDA wordt volgende indeling gehanteerd :  Categorie I : de gerechtelijke diensten (GDA) van Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi;  Categorie II : de gerechtelijke diensten (GDA) van Brugge, Dendermonde en Mons;  Categorie III : de gerechtelijke diensten (GDA) van de resterende arrondissementen.

De gereserveerde onderzoekscapaciteit wordt bepaald volgens de grootte van de GDA : voor categorie I : 15 %, voor categorie II : 10 % en voor categorie III : 5%.

De gereserveerde onderzoekscapaciteit wordt jaarlijks geëvalueerd.

HOOFDSTUK III. - De positie van het federaal parket binnen het Openbaar Ministerie 1. Ten aanzien van de Minister van Justitie.75. De federale procureur staat onder het enkele en rechtstreekse gezag van de Minister van Justitie (65). Hij is gebonden door de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, die de Minister van Justitie vastlegt, na het advies van het College van procureurs-generaal te hebben ingewonnen. 76. Dit betekent echter niet dat de Minister van Justitie zich kan mengen in de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur.Hij kan niet tussenkomen in individuele dossiers (66).

De Minister van Justitie is niet bevoegd een zaak aan een procureur des Konings of arbeidsauditeur te onttrekken en ze vervolgens toe te wijzen aan de federale procureur (67).

De onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie, zoals vastgelegd in de Grondwet (artikel 151), geldt onverkort (68). 77. De Minister van Justitie kan ook ten aanzien van de federale procureur van zijn positief injunctierecht gebruik maken, in de onderzoeken waarvan deze laatste gevat is.Een negatieve injunctie blijft uitgesloten. 2. Ten aanzien van het College van procureurs-generaal.78. De federale procureur oefent zijn bevoegdheden enkel en rechtstreeks onder het gezag van de Minister van Justitie uit (69). Ten aanzien van het College van procureurs-generaal geldt :  de beslissingen van het College van procureurs-generaal inzake de coherente uitwerking en coördinatie van het strafrechtelijk beleid en inzake de goede algemene en gecoördineerde werking van het Openbaar Ministerie, zijn bindend voor de federale procureur (70).  het College van procureurs-generaal evalueert de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop de federale procureur zijn bevoegdheden uitoefent en de werking van het federaal parket (zie infra nr. 80-82).  de federale procureur kan deelnemen aan de vergaderingen van het College van procureurs-generaal - zonder stemgerechtigd te zijn en niet wanneer het College het federaal parket evalueert - en ontvangt de agenda en de verslagen van de vergadering (71). Hij kan overigens ook deelnemen aan de vergaderingen van de Conferentie van arbeidsauditeurs en van de Raad van procureurs des Konings. De agenda, de verslagen van de vergaderingen en de adviezen van de Raad van procureurs des Konings worden hem toegezonden (72).

In deze context is het aangewezen dat het College van procureurs-generaal, de Raad van procureurs des Konings en de Conferentie van arbeidsauditeurs, de federale procureur zouden uitnodigen op hun vergaderingen. 79. De evaluatie door het College van procureurs-generaal verdient bijzondere aandacht. Artikel 143bis, § 3, derde lid, Ger.Wb. luidt als volgt : « Het college van procureurs-generaal evalueert, op basis van onder meer de rapporten van de federale procureur en na deze laatste te hebben gehoord, de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop de federale procureur zijn bevoegdheden uitoefent en de werking van het federaal parket. Deze evaluatie wordt opgenomen in het verslag bedoeld in § 7 ». 80. De rapporten van de federale procureur, waarvan sprake in artikel 143bis, § 3, derde lid, Ger.Wb., bieden een overzicht, zowel kwantitatief al kwalitatief, van de wijze waarop hij het voorbije jaar de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid en zijn vier wettelijke bevoegdheden (uitoefening van de strafvordering, coördinatie, internationale samenwerking en toezicht op de politiediensten) uitvoerde en van de globale werking van het federaal parket.

De federale procureur dient zijn rapport(en) in op verzoek van het College van procureurs-generaal. Hij kan overigens ook tussentijdse verslagen indienen. 81. De evaluatie door het College van procureurs-generaal gebeurt a posteriori, jaarlijks en op grond van, onder meer, de rapporten van de federale procureur en na deze laatste te hebben gehoord.De evaluatie wordt opgenomen in het jaarlijks verslag van het College van procureurs-generaal aan de Minister van Justitie, dat aan het parlement wordt medegedeeld en openbaar wordt gemaakt (73).

Het College van procureurs-generaal heeft geen hiërarchische band of tuchtrechtelijk toezicht ten aanzien van de federale procureur en mag geen hiërarchische controle uitoefenen over individuele strafdossiers van het federaal parket (74).Hieruit mag evenwel niet worden afgeleid dat het College van procureurs-generaal over geen enkel inzage-mogelijkheid zou beschikken in een concreet strafdossier. Het College beschikt over deze mogelijkheid met het oog op de evaluatie van de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop hij zijn bevoegdheden uitoefent en de werking van het federaal parket. In die context kan het College van procureurs-generaal de federale procureur verzoeken hem een openstaand of afgehandeld strafdossier voor te leggen.

De evaluatie door het College van procureurs-generaal heeft tenslotte een eerder beperkte draagwijdte, in die zin dat de evaluatie ophoudt bij het vaststellen van een mogelijke disfunctie, zonder dat het College ter zake mag trancheren of zich als arbitrage-instantie tussen de federale procureur en de lokale korpschefs mag opwerpen. Het College van procureurs-generaal kan uiteraard wel steeds de vastgestelde disfuncties aan de Minister van Justitie melden.

HOOFDSTUK IV. - De samenstelling van het federaal parket 83. Het federaal parket bestaat uit de federale procureur, 18 federale magistraten (75) en 47 administratieve medewerkers.De samenstelling van het federaal parket kan daarenboven worden uitgebreid via delegatie aan en detachering van lokale parketmagistraten.

De federale procureur is belast met de leiding van het federaal parket. De federale magistraten, de gedelegeerde magistraten en de gedetacheerde magistraten staan onder zijn rechtstreekse leiding en toezicht.

Er wordt hier niet verder ingegaan op de statutaire en administratieve aspecten, zoals de benoemingsvoorwaarden, de installatieprocedure, de evaluatie, de eedaflegging en installatie, rang en voorrang, afwezigheden en verloven, wedden en vergoedingen, tucht, korpsvergadering en de verkiezing voor de Hoge Raad voor de Justitie.

Hiervoor wordt verwezen naar de wet en de voorbereidende parlementaire werkzaamheden. 84. Onderhavige omzendbrief treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad . Goedgekeurd op 16 mei 2002.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Luik, Voorzitter van het College van procureurs-generaal, Mevr. A. THILY De procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel, A. VAN OUDENHOVE De procureur-generaal bij het Hof van beroep te Gent, F. SCHINS De procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Antwerpen, Mevr. C. DEKKERS De procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Bergen, G. LADRIERE _______ Nota's (1) Wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, Belgisch Staatsblad 10 februari 1999.(2) Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket, Belgisch Staatsblad 20 juli 2001. (3) Krachtens artikel 1 van het K.B. van 4 juli 2001 treden de bepalingen van de wet van 21 juni 2001 tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket in werking op 21 mei 2002, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 13, 17, 20 tot en met 24, 26 tot en met 35, 40, 41, 42, 44, 61, 63 tot en met 68 die reeds op 20 juli 2001 in werking traden. Artikel 1 van het K.B. van 10 juli 2001 voorziet dat de artikelen 5-2°, 5-3°, 5-4°, 12, 18, 25 en 27 van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, eveneens op 21 mei 2002 in werking treden. Ten slotte worden de artikelen 4, 5-1°, 5-5°, 6, 9, 17, 19, 20, 21, 24 en 26 van voormelde wet van 22 december 1998 ingetrokken door artikel 67 van de wet van 21 juni 2001. (4) Wet van 22 december 1998 tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem, Belgisch Staatsblad 2 februari 1999.(5) Wet van 22 december 2000 tot invoeging van een artikel 257bis in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, Belgisch Staatsblad 29 december 2000.Zie ook de omzendbrief van het College van procureurs-generaal COL 3/2001 - Politiehervorming - Follow-up van de toepassing van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. (6) Artikelen 143, § 1, en 144bis, § 1, Ger.Wb. (7) Artikel 143, § 3, Ger.Wb. (8) Artikel 47ter , § 1, Wb.Sv. (9) Artikel 9 Wb.Sv. (10) Artikel 144bis, § 2, Ger.Wb. (11) Het betreft de eerste titel van Boek II van het strafwetboek.Het gaat om de aanslag op en samenspanning tegen de Koning, de koninklijke familie en de regeringsvorm; om daden die het bestaan, de samenstelling en de werking van de instellingen (inwendige veiligheid) of de onafhankelijkheid van het land, de onschendbaarheid van het grondgebied en de internationale betrekkingen (uitwendige veiligheid) in gevaar brengen. (12) Het betreft enkel de §§ 2 en 3 van artikel 77bis van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 wat impliceert dat het om gewoonlijke activiteiten moet gaan of om daden van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging (ongeacht of de schuldige de hoedanigheid heeft van leidend persoon of niet).De wetgever ging niet in op de vraag van de Raad van State waarom het misdrijf bedoeld in artikel 77bis § 1, van de Vreemdelingenwet buiten beschouwing werd gelaten (wetsvoorstel inzake het federaal parket.

Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/2, p.12). Wellicht werd teruggegrepen naar de opsomming vermeld in de zogenaamde telefoontaplijst (artikel 90ter , § 2, 17°, Wb. Sv.). (13) Er wordt verwezen naar de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie.De toevoeging « in de gevallen waarin de strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie » was noodzakelijk, gezien artikel 10, eerste lid, van voormelde wet de overtredingen en de pogingen tot overtreding van de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbepalingen ervan bestraft overeenkomstig de artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen. Hieruit vloeit voort dat voor de materie van douane en accijnzen het Bestuur van Financiën in eerste instantie de strafvordering instelt, met uitsluiting van elk initiatiefrecht van het Openbaar Ministerie. Dit Bestuur vordert tevens de toepassing van de door de wet bepaalde straffen, met uitzondering van de hoofdgevangenisstraf die door het Openbaar Ministerie wordt gevorderd (wetsvoorstel inzake het federaal parket. Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/4, p.4-6). (14) Artikel 144ter, § 1, 1° Ger.Wb. verwijst ter zake naar de artikelen 1 en 2 van de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht. Artikel 1 definieert de misdaad van genocide (§ 1), de misdaad tegen de mensheid (§ 2) en de ernstige misdrijven die schade toebrengen aan personen en goederen die beschermd zijn door de Verdragen van Genève en door het Eerste en Tweede aanvullend Protocol bij die Verdragen, en die als internationaal-rechterlijke misdaden worden beschouwd. Artikel 2 bepaalt de straffen voor deze inbreuken. (15) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p.7-8. (16) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p.7. (17) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p.7. (18) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p.54. (19) Artikel 227 Wb.Sv. (20) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl.St. Kamer 2000-2001, nr. 897/001, p. 6 en nr. 897/12, p.58. (21) Artikel 144ter, § 3, Ger.Wb. (22) Artikel 47ter, § 2, Wb.Sv. (23) Het vroegere artikel 144bis, § 2, 2°, Ger.Wb. en 47ter Wb.Sv.. (24) Wetsontwerp tot instelling van het College van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat.Parl.St. Kamer, 1996-97, nr. 867/6, 5 en 6. (25) Artikel 144ter, § 5, Ger.Wb. (26) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/004, p. 6. (27) Het vroegere artikel 144bis, § 2, 1°, Ger.Wb. (28) Het vroegere artikel 144bis, § 2, 1°, Ger.Wb. (29) Bij elke omzendbrief wordt een korte en samenvattende toelichting verschaft van de belangrijkste opdrachten die in deze omzendbrief aan de nationaal magistraten werden toevertrouwd.Voor de goede leesbaarheid wordt hier in de tekst reeds onmiddellijk gesproken van de federale procureur. (30) Daarnaast zijn ook bepaalde ambtenaren van het Ministerie van Justitie, directoraat-generaal strafwetgeving en rechten van de mens - dienst internationale gerechtelijke samenwerking, contactpunt. (31) Artikel 148 Ger.Wb. (32) Naast deze opgesomd in de tekst zijn er nog andere.Bijvoorbeeld artikel 153, 1° : « Onverminderd de eigen bevoegdheden van de hoven van beroep, van de procureurs-generaal (...) van de federale procureur, van de onderzoeksrechters (...) staan de politiediensten voor het vervullen van hun opdrachten van gerechtelijke politie onder het gezag van de Minister van Justitie (...) ». Vermeldenswaard is ook de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten. Artikel 24, derde lid, voorziet : « Wanneer feiten werden gepleegd die rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van een opdracht van gerechtelijke politie kan een zware tuchtstraf slechts worden opgelegd na het advies van de procureur des Konings tot wiens ambtsgebied de lokale politie of de op arrondissementeel niveau gedeconcentreerde dienst van de politie, waarvan het betrokken personeelslid deel uitmaakt, behoort.

Voor de overige personeelsleden van de federale politie is het advies van de federale procureur of zijn gemachtigde vereist. » Overeenkomstig artikel 26 van dezelfde wet heeft de federale procureur de bevoegdheid om de tuchtoverheid van om het even welke politiedienst in kennis te stellen van feiten die mogelijkerwijs een tuchtvergrijp uitmaken. (33) Artikel 6, 5° van de wet van 7 december 1998 : « Er wordt een federale politieraad opgericht.Hij wordt als volgt samengesteld : 5° de federale procureur (...) ». (34) Artikel 100, derde lid, van de wet van 7 december 1998 : « De algemene directies staan onder leiding van de directeurs-generaal. Zonder zich te kunnen mengen in de uitvoering van opsporings- of gerechtelijke onderzoeken, herroept de commissaris-generaal de beslissingen van een directeur-generaal die het nationaal veiligheidsplan schenden of die afbreuk doen aan de werking van andere algemene directies of aan de coherente werking van de federale politie. De beslissing van de commissaris-generaal wordt in dit geval genomen onder het gezag van, en kan op haar beurt worden herroepen door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken die gezamenlijk optreden, hetzij op initiatief van één van hen, hetzij op verzoek van één van de federale magistraten die aangesteld zijn bij de federale politie ieder in het raam van zijn bevoegdheden, of van de betrokken directeur-generaal. Indien de beslissing van de commissaris-generaal een weerslag heeft op een opsporings- of gerechtelijk onderzoek, wordt het voorafgaand advies van de federaal procureur ingewonnen. ». (35) Artikel 145, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 : « De algemene inspectie handelt hetzij ambtshalve hetzij op bevel van de Minister van Justitie of van de Minister van Binnenlandse Zaken, hetzij op verzoek van de gerechtelijke en bestuurlijke overheden, meer bepaald de burgemeesters, de gouverneurs, de procureurs-generaal, de federale procureur, de procureurs des Konings en de federale politieraad, ieder in het raam van zijn bevoegdheden.». Artikel 224 van de wet van 7 december 1998 : Artikel 7, § 2 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten : « Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder « de bevoegde overheden » : 1° de procureur-generaal bij het hof van beroep, de federale procureur en de procureur des Konings voor de uitoefening, door de politiediensten, van de opdrachten van gerechtelijke politie in hun respectievelijke ambtsgebieden; (...) » en artikel 8 van dezelfde wet : « Het Vast Comité P treedt op ofwel uit eigen beweging, ofwel op verzoek van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van de bevoegde minister of van de bevoegde overheid. » (36) Artikel 154 (art.5/3, 2°, WPA) van de wet van 7 december 1998 : « Voor het vervullen van opdrachten van gerechtelijke politie worden geregelde dienstbetrekkingen onderhouden (...) 2° met de procureurs-generaal, met het College van procureurs-generaal en met de federale procureur door de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie. ». (37) Artikel 160 (art.8/7, WPA) van de wet van 7 december 1998 : « Indien de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie niet over het vereiste personeel en de nodige middelen beschikt om gelijktijdig de vorderingen van verschillende gerechtelijke overheden uit te voeren, beslist de federale procureur of bij delegatie de bij artikel 47quater van het wetboek van strafvordering bedoelde federale magistraat, na overleg met de directeur-generaal van deze algemene directie, aan welke vordering bij voorrang gevolg wordt gegeven. ». Zie ook de omzendbrief van het College van procureurs-generaal COL 4/2001 van 6/03/2001 inzake de arbitrageprocedure bij onvoldoende gespecialiseerde personele en materiële middelen van de politiediensten in de strijd tegen de zware en georganiseerde criminaliteit. (38) Artikel 160 (art.8/8, WPA) van de wet van 7 december 1998 : « In het artikel 8/1, tweede lid, bedoeld geval, en ter uitvoering, door de federale politie, van een vordering, kan de Minister van Justitie, op initiatief van de federale procureur of bij delegatie van de in artikel 8/7 bedoelde federale magistraat, aan de federale politie het bevel geven zich te schikken naar de aanbevelingen en precieze aanwijzingen van de vorderende gerechtelijke overheid. ». (39) Artikel 191 (art.44/8, WPA) van de wet van 7 december 1998 : « In afwijking van artikel 44/4 wordt de toezending bedoeld in artikel 44/4, derde lid, uitgesteld wanneer en tot zolang de bevoegde magistraat in akkoord met de federale procureur, van oordeel is dat deze toezending de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen. » (40) Artikel 219 (art.47quater, eerste lid, Wb.Sv.) van de wet van 7 december 1998 : « Een federale magistraat wordt belast met het toezicht op de werking van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie (...). » (41) Artikel 219 (art.47quater, tweede lid, Wb.Sv.) van de wet van 7 december 1998 : « Een federale magistraat wordt belast met het specifieke toezicht op de werking van de « dienst ter bestrijding van de corruptie » binnen de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie (...). » (42) Wetsvoorstel tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, Parl.St.Kamer, 1997-98, 1676/1, p. 110. (43) Artikel 191 (art.44/7, vijfde lid, WPA) van de wet van 7 december 1998 : « Er wordt een controleorgaan opgericht (...). Dit orgaan wordt voorgezeten door een federale magistraat. Deze magistraat wordt door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen, op voorstel van de federale procureur. Hij handelt voor de duur van zijn aanwijzing onafhankelijk ten aanzien van het federaal parket (...). »; gewijzigd door artikel 7 van de wet van 2 april 2001 tot wijziging van de wet op het politieambt, de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en tot wijziging van overige wetten inzake de inplaatsstelling van de nieuwe politiestructuren, Belgisch Staatsblad 14 april 2001. (44) Artikel 191 (art.44/7, eerste lid, WPA) van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zoals gewijzigd door artikel 7 van de wet van 2 april 2001 tot wijziging van de Wet op het Politieambt, de Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en tot wijziging van overige wetten inzake de inplaatsstelling van de nieuwe politiestructuren (Belgisch Staatsblad , 14 april 2001). (45) Artikel 191 (art.44/7, tweede lid, WPA) van de wet van 7 december 1998. (46) Wetsontwerp betreffende de regeling voor de bescherming van bedreigde getuigen, Parl.St., Kamer, 1483/1. (47) Wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Parl.St. Kamer, 2001-2002, 1688/1. (48) Wetsontwerp betreffende de invoering van een regeling voor medewerkers met het gerecht, Parl.St. Kamer, 2001-2002, 1645/1. (49) Bij elke omzendbrief wordt een korte en samenvattende toelichting verschaft van de belangrijkste opdrachten die in deze omzendbrief aan de nationaal magistraten werden toevertrouwd.Voor de goede leesbaarheid wordt hier in de tekst reeds onmiddellijk gesproken van de federale procureur. (50) Op nationaal vlak vinden regelmatig overlegvergaderingen plaats tussen het kabinet van de Minister van Justitie, de directeur-generaal van het directoraat-generaal strafwetgeving en rechten van de mens, het College van procureurs-generaal vertegenwoordigd door de procureur-generaal te Gent en, tot op heden, bijgestaan door de nationaal magistraat, de adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid, de Minister van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigd door ambtenaren van de dienst internationale rechterlijke samenwerking, en de commissaris-generaal van de federale politie, vertegenwoordigd door politieambtenaren van de diensten van het commissariaat-generaal en/of van de algemene directies van de federale politie. (51) Artikel 144ter , § 3, Ger.Wb. (52) Het dagrapport biedt een dagelijks overzicht van de geplande gerechtelijke acties, van de inzet van bijzondere middelen, van het begin van een arrondissementsoverschrijdend onderzoek dat betrekking heeft op een nationaal fenomeen (gekoppeld aan de programmawerking), van de onderzoeken lastens politiemensen of vooraanstaande personen en tenslotte van buitengewone gebeurtenissen.De gerechtelijke directeur van de GDA laat ook steeds een exemplaar van zijn dagverslag aan de procureur des Konings geworden. (53) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/2, p.6 en nr. 2-691/4, p. 30, 34 en 57 : een amendement in de andere zin werd verworpen (54) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/012, p. 37 en het wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket. Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p. 42. (55) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/2, p. 16, nr. 2-691/3, p.1-2 en nr. 2-691/4, p. 43, 56 en 58 : een amendement in de andere zin werd verworpen. (56) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 9 en nr. 897/012, p. 4. (57) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/5, p. 5 en wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket. Parl.St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p. 35. (58) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 9. (59) Artikel 326 Ger.Wb. (60) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl.St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p. 5 en het wetsvoorstel inzake het federaal parket. Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 10. (61) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl.St. Kamer 2000-2001, nr. 897/8, p. 5 en nr. 897/12, p. 91 en het wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.

Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/2, p. 8-9 en nr. 2-691/4, p. 64 : twee amendementen in de andere zin werden verworpen. (62) De procedure van ontslag van onderzoek of ontlasting kan worden toegepast telkens wanneer een gerechtelijk onderzoek in een bepaald arrondissement moet worden beëindigd, zonder dat een buitenvervolgingstelling of een verwijzing kan worden uitgesproken, en wordt geacht - ondanks de bepalingen van de artikelen 526 en 540 Wb.Sv. - ook bruikbaar te zijn wanneer samenhangende feiten aanhangig zijn bij twee of meer onderzoeksrechters (Cass. 19 januari 1903, Pas., 1903, I, 87). (63) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 10. (64) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 21. (65) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 5. (66) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p. 4. (67) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/12, p. 58. (68) Wetsontwerp tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket.Parl. St. Senaat 2000-2001, nr. 2-691/4, p. 4. (69) Wetsvoorstel inzake het federaal parket.Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 5. (70) Artikel 143bis, § 1, Ger.Wb. (71) Artikel 143bis, §§ 5 en 8 Ger.Wb. (72) Artikel 150bis Ger.Wb. (73) Artikel 143bis, § 7 Ger.Wb. (74) Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings. Parl. St. Senaat, 1998-99, nr. 1-1066/6, p. 118 en het wetsvoorstel inzake het federaal parket. Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 897/1, p. 5. (75) Artikel 144bis, § 1, Ger.Wb. en artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting.

^