Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 april 1997
gepubliceerd op 11 oktober 2012

Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 168 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, aangenomen te Genève op 21 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2011015137
pub.
11/10/2012
prom.
03/04/1997
ELI
eli/wet/1997/04/03/2011015137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

3 APRIL 1997. - Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 168 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, aangenomen te Genève op 21 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag nr. 168 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, aangenomen te Genève op 21 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Zitting 1996-1997 Senaat Documenten : Ontwerp van wet ingediend op 22/03/1996, nr.1-304/1 Verslag namens de Commissie nr. 1-304/2 Tekst aangenomen door de Commissie 1-304/3 Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 8 januari 1997.

Stemming, vergadering van 9 januari 1997.

Kamer Zitting 1996-1997 Documenten : Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 49-767/1.

Verslag namens de Commissie 49-767/2.

Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 8 januari 1997.

Stemming, vergadering van 9 januari 1997. (2) Zie decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 19 maart 2004 (Belgisch Staatsblad van 3 mei 2004 - Ed.1), het decreet van de Franse Gemeenschap van 14 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 14 januari 1998 - Ed. 1), het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 15 december 1997 (Belgisch Staatsblad van 20 juni 1998 - Ed. 1), het decreet van het Waalse Gewest van 20 juli 2011 (Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2011 - Ed. 1 + 9 augustus 2011 - Ed. 2 ), de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 november 1997 (Belgisch Staatsblad van 14 januari 1998 Ed. 1 ), en de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 10 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 4 maart 1999 - Ed. 2).

Verdrag betreffende de bevordering van werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie, Bijeengeroepen te Genève door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau en aldaar bijeengekomen op 1 juni 1988 in haar vijfenzeventigste zitting, en Met nadruk wijzend op het belang van werk en produktieve arbeid in elke samenleving, niet alleen wegens de rijkdommen die zo voor de samenleving worden geschapen, maar ook wegens de inkomsten die werkenden hierdoor verwerven, de rol die zij aldus in de maatschappij kunnen spelen en het gevoel van eigenwaarde dat mensen eraan ontlenen, en Herinnerend aan de bestaande internationale normen op het gebied van werkgelegenheid en bescherming tegen werkloosheid (het Verdrag en de Aanbeveling ter verzekering van uitkeringen of bijstand aan onvrijwillig werklozen, 1934; de Aanbeveling betreffende de werkloosheid van jeugdige personen, 1935; de Aanbeveling betreffende zekerheid van inkomen, 1944; het Verdrag betreffende minimumnormen van sociale zekerheid, 1952, het Verdrag en de Aanbeveling betreffende werkgelegenheidspolitiek, 1964; het Verdrag en de Aanbeveling betreffende menselijke hulpbronnen, 1975; het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de bestuurstaak op het gebied van de arbeid, 1978; en de Aanbeveling betreffende het werkgelegenheidsbeleid 1984), en In aanmerking nemende de wijdverspreide werkloosheid en het gebrek aan werkgelegenheid waardoor diverse landen over de gehele wereld in alle stadia van ontwikkeling worden getroffen en in het bijzonder de problemen van jongeren, van wie velen voor het eerst werk zoeken, en Overwegende dat er zich sinds de aanneming van de hierboven vermelde internationale akten betreffende bescherming tegen werkloosheid belangrijke nieuwe ontwikkelingen hebben voltrokken op het gebied van de wetgeving en de praktijken in vele lidstaten die herziening van de bestaande normen noodzakelijk maken, in het bijzonder van het Verdrag ter verzekering van uitkeringen of bijstand aan onvrijwillig werklozen, 1934, en van de aanneming van nieuwe internationale normen met betrekking tot de bevordering van volledige, produktieve en uit vrije wil gekozen werkgelegenheid, met alle passende middelen, met inbegrip van de sociale zekerheid en Opmerkende dat de bepalingen inzake werkloosheidsuitkeringen van het Verdrag betreffende de minimumnormen van sociale zekerheid, 1952, een niveau van bescherming vastleggen, dat thans door de meeste bestaande uitkeringsstelsels in de geïndustrialiseerde landen wordt overtroffen en dat deze normen, anders dan normen met betrekking tot andere uitkeringen, niet zijn vervangen door hogere normen, maar dat de desbetreffende normen nog altijd als doel kunnen worden nagestreefd door ontwikkelingslanden die in staat zijn een stelsel voor werkloosheidsuitkeringen op te zetten, en Erkennende dat een beleid, dat leidt tot stabiele, aanhoudende, niet-inflatoire economische groei en tot een soepel reageren op veranderingen, alsook tot het scheppen en bevorderen van alle vormen van produktieve en uit vrije wil gekozen arbeid, met inbegrip van kleine ondernemingen en coöperaties, zelfstandig ondernemerschap en lokale initiatieven voor werkgelegenheid, zelfs door de herverdeling van thans voor de financiering van louter op hulp gerichte activiteiten bestemde gelden ten bate van activiteiten die de werkgelegenheid bevorderen, met name beroepsvoorlichting en -opleiding en her- en omscholing, de beste bescherming biedt tegen de ongunstige gevolgen van onvrijwillige werkloosheid, maar dat onvrijwillige werkloosheid desondanks bestaat en dat het daarom van belang is te waarborgen dat de stelsels van sociale zekerheid voorzien in hulp bij het vinden van werk en in economische steun aan diegenen die onvrijwillig werkloos zijn, en Hebbende besloten tot de aanneming van bepaalde voorstellen met betrekking tot de bevordering van werkgelegenheid en sociale zekerheid, welke als vijfde punt op de agenda van deze zitting staan vermeld, met het oog op met name de herziening van het Verdrag ter verzekering van uitkeringen of bijstand aan onvrijwillig werklozen, 1934, en Besloten hebbende dat deze voorstellen de vorm zullen krijgen van een internationaal verdrag, Neemt heden de tweeëntwintigste juni van het jaar negentienhonderdachtentachtig het volgende verdrag aan, dat kan worden aangehaald als het Verdrag ter bevordering van werkgelegenheid en bescherming tegen werkloosheid, 1988 : I. Algemene bepalingen Artikel 1 In dit Verdrag : a) omvat de term « wetgeving » alle regels, alsmede wetten en voorschriften met betrekking tot sociale zekerheid;b) betekent de term « voorgeschreven » vastgesteld door of krachtens de nationale wetgeving. Artikel 2 Ieder Lid dient passende stappen te ondernemen ten einde zijn stelsel voor bescherming tegen werkloosheid en zijn werkgelegenheidsbeleid te coördineren. Hiertoe dient het te trachten te waarborgen dat zijn stelsel van bescherming tegen werkloosheid en, in het bijzonder, de methoden voor het verlenen van een werkloosheidsuitkering bijdragen tot de bevordering van volledige, produktieve en uit vrije wil gekozen arbeid en dat deze niet van zodanige aard zijn dat zij werkgevers ontmoedigen om produktieve arbeid aan te bieden en werknemers demotiveren om die te zoeken.

Artikel 3 De bepalingen van dit Verdrag dienen te worden ten uitvoer gelegd in overleg en samenwerking met de organisaties van werkgevers en werknemers en in overeenstemming met de nationale praktijk.

Artikel 4 1. Ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt, kan, door middel van een verklaring gevoegd bij zijn bekrachtiging, de bepalingen van Deel VII uitsluiten van de verplichtingen die het door de bekrachtiging aanvaardt.2. Ieder Lid dat een dergelijke verklaring heeft afgelegd, kan deze te allen tijde intrekken door middel van een latere verklaring. Artikel 5 1. Ieder Lid kan door een verklaring, gevoegd bij zijn bekrachtiging, hoogstens twee van de tijdelijke uitzonderingen maken zoals voorzien in artikel 10, vierde lid, artikel 11, derde lid, artikel 15, tweede lid, artikel 18, tweede lid, artikel 19, vierde lid, artikel 23, tweede lid, artikel 24, tweede lid, en artikel 25, tweede lid.Zulk een verklaring dient de redenen te vermelden die deze uitzonderingen rechtvaardigen. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid kan een Lid, wanneer zulks is gerechtvaardigd op grond van de mate van bescherming die zijn socialezekerheidsstelsel biedt, door middel van een verklaring, te voegen bij zijn bekrachtiging, zich de tijdelijke uitzonderingen voorbehouden als voorzien in artikel 10, vierde lid, artikel 11, derde lid, artikel 15, tweede lid, artikel 18, tweede lid, artikel 19, vierde lid, artikel 23, tweede lid, artikel 24, tweede lid, en artikel 25, tweede lid.Zulk een verklaring dient de redenen te bevatten die deze uitzonderingen rechtvaardigen. 3. Ieder Lid dat een verklaring heeft afgelegd ingevolge het eerste of het tweede lid van dit artikel, dient in de rapporten die het ingevolge artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie moet indienen met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag, ter zake van iedere uitzondering die het zich voorbehoudt een verklaring op te nemen : a) dat de reden die het daarvoor had, nog altijd bestaat;of b) dat het met ingang van een bepaalde datum afziet van zijn recht op de desbetreffende uitzondering.4. Ieder Lid dat een verklaring ingevolge het eerste of het tweede lid heeft afgelegd, dient, naar gelang van de bewoordingen van een zodanige verklaring en wanneer de omstandigheden dat toelaten : a) mogelijke gedeeltelijke werkloosheid onder het sociale-zekerheidsstelsel te laten vallen;b) het aantal beschermde personen te vergroten;c) het bedrag van de uitkeringen te verhogen;d) de duur van de wachttijd te verkorten;e) de duur van de uitkeringsperiode te verlengen;f) de wettelijke socialezekerheidsstelsels aan te passen aan de beroepsomstandigheden van deeltijdwerkers;g) ernaar te streven te verzekeren dat er medische verzorging wordt geboden aan degenen die een werkloosheidsuitkering ontvangen en aan personen te hunnen laste;h) ernaar te streven te waarborgen dat rekening wordt gehouden met de periodes gedurende welke zulk een uitkering wordt betaald voor het verkrijgen van het recht op socialezekerheidsuitkeringen, en waar passend, bij de berekening van uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid, ouderdom en ten behoeve van nabestaanden. Artikel 6 1. Ieder Lid dient te waarborgen dat alle beschermde personen gelijk worden behandeld, zonder onderscheid naar ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afkomst, nationaliteit, etnische of maatschappelijke herkomst, invaliditeit of leeftijd.2. De bepalingen van het eerste lid verzetten zich niet tegen het invoeren van speciale maatregelen die zijn gerechtvaardigd door de omstandigheden van bepaalde groepen in het kader van de stelsels bedoeld in artikel 12, tweede lid, of beogen te beantwoorden aan de bijzondere behoeften van categorieën personen die bepaalde problemen tegenkomen op de arbeidsmarkt, met name kansarme groepen, of tegen het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen Staten met betrekking tot werkloosheidsuitkeringen op basis van wederkerigheid. II. Bevordering van productieve arbeid Artikel 7 Ieder lid dient als prioritaire doelstelling een beleid te formuleren ter bevordering van volledige, productieve en uit vrije wil gekozen arbeid, met alle daartoe passende middelen, met inbegrip van de sociale zekerheid. Deze middelen zouden met name dienen te omvatten arbeidsbemiddeling, beroepsopleiding en beroepsvoorlichting.

Artikel 8 1. Ieder lid dient ernaar te streven afhankelijk van zijn nationale wetgeving en praktijk speciale programma's op te zetten om aanvullende kansen op werkgelegenheid en ondersteuning bij het vinden van werk te bevorderen en uit vrije wil gekozen, produktieve arbeid aan te moedigen voor bepaalde categorieën kansarme personen die moeilijkheden hebben of zouden kunnen krijgen bij het vinden van duurzame werkgelegenheid, zoals vrouwen, jongeren, gehandicapten, ouderen, langdurig werklozen, legaal in het land verblijvende migrerende werknemers en werknemers die worden getroffen door structurele veranderingen.2. Ieder Lid dient in zijn ingevolge artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie in te dienen rapporten te vermelden voor welke categorieën personen het op zich neemt werkgelegenheidsprogramma's te bevorderen.3. Ieder Lid dient ernaar te streven de bevordering van productieve arbeid geleidelijk uit te breiden tot een groter aantal categorieën dan aanvankelijk het geval was. Artikel 9 De in dit Deel beoogde maatregelen dienen te worden getroffen tegen de achtergrond van het Verdrag en de Aanbeveling betreffende de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen 1975, en de Aanbeveling betreffende het werkgelegenheidsbeleid (Aanvullende Bepalingen), 1984.

III. Gedekte risico's Artikel 10 1. De risico's waarop dit Verdrag van toepassing is, dienen onder voorgeschreven voorwaarden, te omvatten volledige werkloosheid, te omschrijven als het verlies van inkomsten uit arbeid ten gevolge van het onvermogen passende arbeid te verkrijgen, naar behoren rekening houdend met de bepalingen van artikel 21, tweede lid, wanneer het een persoon betreft die in staat is tot werken, beschikbaar is voor werk en op dat moment werk zoekt.2. Ieder Lid dient ernaar te streven de bescherming van het Verdrag, onder voorgeschreven voorwaarden, uit te breiden tot de volgende risico's : a) verlies van inkomsten uit arbeid als gevolg van gedeeltelijke werkloosheid, te omschrijven als een tijdelijke vermindering van het normale of wettelijk bepaalde aantal arbeidsuren;en b) schorsing of vermindering van inkomsten uit arbeid als gevolg van een tijdelijke opschorting van werk, zonder dat de arbeidsrelatie wordt verbroken om redenen van, met name, economische, technologische, structurele of vergelijkbare aard.3. Ieder Lid dient er bovendien naar te streven te voorzien in de uitbetaling van een uitkering aan deeltijdwerkers die daadwerkelijk op zoek zijn naar voltijdarbeid.Het totale bedrag van de uitkering en hun inkomsten uit deeltijdarbeid kan zodanig zijn dat er een stimulans blijft om voltijdarbeid te aanvaarden. 4. Wanneer er een verklaring afgelegd ingevolge artikel 5 van kracht is, kan de tenuitvoerlegging van het tweede en derde lid worden uitgesteld. IV. Beschermde personen Artikel 11 1. De beschermde personen dienen voorgeschreven categorieën werknemers te omvatten bestaande uit ten minste 85 pct.van alle werknemers, met inbegrip van ambtenaren en leerlingen. 2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid kunnen ambtenaren, wier arbeidsplaats door de nationale wetgeving wordt gegarandeerd tot aan de normale pensioengerechtigde leeftijd van bescherming worden uitgesloten.3. Wanneer een verklaring afgelegd ingevolge artikel 5 van kracht is, dienen de beschermde personen te onvatten : a) voorgeschreven categorieën werknemers, die ten minste 50 pct.van alle werknemers vormen; of b) wanneer dit specifiek wordt gerechtvaardigd door het ontwikkelingsniveau, voorgeschreven categorieën werknemers, die te zamen ten minste 50 pct.van alle werknemers, werkzaam in industriële ondernemingen met 20 of meer werknemers, vormen.

V. Wijzen van bescherming Artikel 12 1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, kan ieder Lid zelf bepalen welke wijze of wijzen het kiest om de bepalingen van het Verdrag uit te voeren, hetzij door een stelsel dat op bijdragen is gebaseerd, hetzij door een niet op bijdragen gebaseerd stelsel, dan wel door een combinatie van beide stelsels.2. Indien de wetgeving van een Lid alle inwoners beschermt, wier middelen gedurende de onvoorziene omstandigheid niet de voorgeschreven grenzen overschrijden, kan de geboden bescherming evenwel worden beperkt al naar de middelen waarover de gerechtigde en zijn of haar familie beschikken, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16. VI. Te verlenen uitkeringen Artikel 13 De in de vorm van periodieke betalingen aan werklozen verstrekte uitkeringen kunnen worden gerelateerd aan de wijzen van bescherming.

Artikel 14 In gevallen van volledige werkloosheid dienen de uitkeringen te worden verstrekt in de vorm van periodieke betalingen, die op zodanige wijze worden berekend dat zij de gerechtigde een gedeeltelijke en tijdelijke vervanging van het loon verschaffen en dat tegelijkertijd wordt vermeden dat deze wordt gedemotiveerd om te gaan werken en dat het een remmende uitwerking heeft op het scheppen van werkgelegenheid.

Artikel 15 1. In gevallen van volledige werkloosheid en schorsing van inkomsten uit arbeid als gevolg van een tijdelijke opschorting van werkzaamheden zonder dat de arbeidsrelatie wordt verbroken, dienen, wanneer zulk een situatie is gedekt, uitkeringen te worden toegekend in de vorm van periodieke betalingen die als volgt dienen te worden berekend : a) wanneer deze uitkeringen zijn gebaseerd op door of namens de beschermde persoon betaalde bijdragen of op eerdere inkomsten uit arbeid, dienen zij te worden vastgesteld op ten minste 50 pct.van de vroegere inkomsten uit arbeid, waarbij het is toegestaan een maximumbedrag voor de uitkering of voor de in aanmerking te nemen inkomsten vast te stellen, dat bijvoorbeeld zou kunnen worden gerelateerd aan het loon van een geschoolde handarbeider of aan het gemiddelde loon van de werknemers in de betrokken regio; b) wanneer zodanige uitkeringen niet zijn gebaseerd op bijdragen of vroegere inkomsten uit arbeid, dienen zij te worden vastgesteld op ten minste 50 pct.van het wettelijk minimumloon of van het loon van een ongeschoolde arbeider, dan wel op een niveau dat het essentiële minimum biedt voor de primaire kosten van levensonderhoud, waarbij het hoogste bedrag dient te worden aangehouden. 2. Wanneer een verklaring, afgelegd ingevolge artikel 5, van kracht is, dient het bedrag van de uitkeringen tenminste gelijk te zijn aan : a) 45 pct.van de vroegere inkomsten uit arbeid; of b) 45 pct.van het wettelijk minimumloon of van het loon van een ongeschoolde arbeider, maar niet lager dan een niveau dat het essentiële minimum biedt voor de primaire kosten van levensonderhoud. 3. Indien passend, kunnen de in het eerste en tweede lid vermelde percentages worden bereikt door de netto periodieke betalingen na afdracht van belasting en bijdragen te vergelijken met de netto- inkomsten uit arbeid na afdracht van belasting en bijdragen. Artikel 16 Niettegenstaande de bepalingen van artikel 15 kan de uitkering die wordt toegekend na de in artikel 19, tweede lid, letter a, vermelde aanvankelijke periode, alsmede de door een Lid in overeenstemming met artikel 12, tweede lid, betaalde uitkeringen worden vastgesteld rekening houdende met andere middelen, boven een voorgeschreven grens, waarover een gerechtigde en zijn of haar gezin kunnen beschikken, zulks in overeenstemming met een voorgeschreven schaal. In ieder geval dienen deze uitkeringen, in combinatie met eventuele andere uitkeringen waarop de betrokkenen mogelijk recht kunnen doen gelden, hun gezonde en redelijke levensomstandigheden te garanderen, in overeenstemming met nationale normen.

Artikel 17 1. Wanneer de wetgeving van een Lid het recht op een werkloosheidsuitkering afhankelijk stelt van het vervullen van een referteperiode, mag de duur van deze periode niet langer zijn dan nodig wordt geacht om misbruik te voorkomen.2. Ieder Lid dient te trachten bovenbedoelde periode aan te passen aan de beroepsomstandigheden van seizoenarbeiders. Artikel 18 1. Indien de wetgeving van een Lid bepaalt dat in gevallen van volledige werkloosheid er eerst een wachttijd moet zijn vervuld alvorens tot betaling van een uitkering wordt overgegaan, mag die periode de zeven dagen niet te boven gaan.2. Wanneer een verklaring afgelegd ingevolge artikel 5 van kracht is, mag de wachttijd de tien dagen niet te boven gaan.3. In het geval van seizoenarbeiders kan de in het eerste lid vermelde wachttijd worden aangepast aan hun beroepsomstandigheden. Artikel 19 1. De uitkeringen toe te kennen in gevallen van volledige werkloosheid en schorsing van de inkomsten uit arbeid als gevolg van een tijdelijke opschorting van werkzaamheden zonder dat de arbeidsrelatie wordt verbroken, dienen tijdens de gehele duur van deze omstandigheden te worden uitbetaald.2. Desondanks geldt dat, in geval van volledige werkloosheid : a) de aanvankelijke periode gedurende welke de in artikel 15 bedoelde uitkering wordt betaald per geval van werkloosheid kan worden beperkt tot zesentwintig weken, of tot negendertig weken in een periode van vierentwintig maanden;b) in geval van werkloosheid die voortduurt na deze eerste uitkeringsperiode, de duur van de betaling van de uitkeringen, eventueel berekend in samenhang met de middelen waarover de gerechtigde en zijn of haar gezin kunnen beschikken, overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, kan worden beperkt tot een voorgeschreven periode.3. Indien de wetgeving van een Lid bepaalt dat de duur van de eerste periode van betaling van de uitkering, zoals voorzien in artikel 15, afhankelijk is van de duur van de referteperiode, dient de voor de betaling van uitkeringen vastgestelde termijn gemiddeld ten minste zesentwintig weken te belopen.4. Wanneer er een verklaring afgelegd ingevolge artikel 5 van kracht is, kan de periode gedurende welke een uitkering wordt betaald, worden beperkt tot dertien weken over elke periode van twaalf maanden of tot een gemiddelde van dertien weken indien de wetgeving bepaalt dat de duur van de eerste periode van betaling van de uitkering afhankelijk is van de duur van de referteperiode.5. In de in het tweede lid, letter b, bedoelde gevallen dient ieder Lid ernaar te streven passende aanvullende hulp aan de betrokken personen te verlenen ten einde hen in staat te stellen, met name met behulp van de in Deel II vermelde maatregelen, productieve en uit vrije wil gekozen arbeid te vinden.6. De periode gedurende welke de uitkering wordt betaald aan seizoenarbeiders, kan worden aangepast aan hun beroepsomstandigheden, ongeacht de bepalingen van het tweede lid, letter b. Artikel 20 De uitkering waarop een beschermd persoon recht zou hebben gehad in gevallen van volledige of gdeeeltelijke werkloosheid dan wel schorsing van inkomsten uit arbeid als gevolg van de tijdelijke opschorting van werkzaamheden, zonder dat de arbeidsrelatie wordt verbroken, kan worden geweigerd, ingetrokken, geschorst of verminderd in een mate als voorgeschreven : a) zolang de betrokkene zich niet op het grondgebied van het Lid bevindt;b) wanneer door de bevoegde autoriteit is vastgesteld dat de betrokkene weloverwogen heeft bijgedragen aan zijn of haar ontslag;c) wanneer de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokkene zonder goede gronden vrijwillig zijn betrekking heeft opgezegd;d) zolang er een arbeidsconflict loopt, wanneer de betrokkene zijn werkzaamheden heeft gestaakt om aan een arbeidsconflict deel te nemen of wanneer hem of haar als direct gevolg van een staking van de werkzaamheden ten gevolge van dit arbeidsconflict het werken wordt belet;e) wanneer de betrokkene langs frauduleuze weg heeft getracht uitkeringen te verkrijgen of deze heeft verkregen;f) wanneer de betrokkene zonder goede gronden heeft nagelaten gebruik te maken van de beschikbare voorzieningen inzake tewerkstelling, beroepsvoorlichting, opleiding, omscholing of herintreding in passend werk;g) zolang de betrokkene een andere uitkering tot behoud van inkomen ontvangt, waarin de wetgeving van het betrokken Lid voorziet, met uitzondering van gezinsbijslagen, mits het gedeelte van de uitkering dat wordt geschorst die andere uitkering niet overtreft. Artikel 21 1. De uitkering waarop een beschermd persoon recht zou hebben bij volledige werkloosheid kan worden geweigerd, ingetrokken, geschorst of in een voorgeschreven mate verminderd, wanneer de betrokkene weigert passende arbeid te aanvaarden.2. Bij het beoordelen van de vraag of arbeid passend is, dient met name, onder voorgeschreven voorwaarden en in passende mate, rekening te worden gehouden met de leeftijd van de werkloze, de diensttijd in zijn vorige werkkring, zijn ervaring, de duur van zijn werkloosheid, de stand van de arbeidsmarkt, de gevolgen van de desbetreffende arbeidsplaats voor zijn persoonlijk leven en zijn gezinsomstandigheden en met de vraag of de betrekking vacant is gekomen als direct gevolg van het staken van werkzaamheden wegens een lopend arbeidsconflict. Artikel 22 Wanneer een beschermd persoon rechtstreeks van zijn werkgever of uit enige andere bron ingevolge de nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten, een ontslaguitkering heeft ontvangen, waarvan het voornaamste doel is bij te dragen in de compensatie van het verlies van inkomsten uit arbeid bij volledige werkloosheid : a) kan de werkloosheidsuitkering waarop de betrokken persoon recht zou hebben, worden geschorst voor een periode overeenkomend met de periode gedurende welke de ontslaguitkering compensatie biedt voor het verlies van inkomsten uit arbeid;of b) kan de ontslaguitkering worden verminderd met een bedrag overeenkomend met de in een bedrag ineens omgerekende waarde van de werkloosheidsuitkering, waarop de betrokkene recht heeft, gedurende een periode overeenkomend met de periode gedurende welke de ontslaguitkering compensatie biedt voor het verlies van inkomsten uit arbeid ter keuze aan elk Lid. Artikel 23 1. Elk Lid welks wetgeving voorziet in het recht op medische verzorging en deze direct of indirect afhankelijk stelt van beroepswerkzaamheden dient ernaar te streven onder voorgeschreven voorwaarden het verstrekken van medische verzorging aan personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen en de personen te hunnen laste te verzekeren.2. Wanneer een verklaring afgelegd uit hoofde van artikel 5 van kracht is, kan de toepassing van het eerste lid worden uitgesteld. Artikel 24 1. Elk Lid dient ernaar te streven personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen onder voorgeschreven voorwaarden te garanderen dat de periodes gedurende welke uitkeringen worden betaald, in aanmerking worden genomen : a) voor de verwerving van het recht op en, indien van toepassing, de berekening van uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom en aan nabestaanden, en b) voor de verwerving van het recht op medische verzorging en uitkeringen wegens ziekte en moederschap en gezinsbijslagen na het einde van de werkloosheid, wanneer de wetgeving van het betrokken Lid in zulke uitkeringen voorziet en deze direct of indirect afhankelijk stelt van beroepswerkzaamheden.2. Wanneer een verklaring afgelegd ingevolge artikel 5 van kracht is, kan de toepassing van het eerste lid worden uitgesteld. Artikel 25 1. Elk Lid dient te verzekeren dat de wettelijke regelingen inzake sociale zekerheid die zijn gebaseerd op beroepswerkzaamheden worden aangepast aan de beroepsomstandigheden van deeltijdwerkers, tenzij hun arbeidsuren of inkomsten onder voorgeschreven voorwaarden als te verwaarlozen kunnen worden beschouwd.2. Wanneer een verklaring afgelegd uit hoofde van artikel 5 van kracht is, kan de toepassing van het eerste lid worden uitgesteld. VII. Bijzondere bepalingen voor personen die voor het eerst werk zoeken Artikel 26 1. De Leden dienen rekening te houden met het feit dat er vele categorieën werkzoekenden zijn die nooit zijn erkend als werkloos of niet langer als zodanig worden erkend, of die nooit waren gedekt of niet langer zijn gedekt door regelingen inzake uitkeringen bij werkloosheid.Dientengevolge dienen ten minste drie van de volgende tien categorieën werkzoekenden een sociale uitkering te ontvangen, in overeenstemming met voorgeschreven voorwaarden en nadere regels : a) jongeren die hun beroepsopleiding hebben voltooid;b) jongeren die hun studie hebben voltooid;c) jongeren die hun militaire dienstplicht hebben vervuld;d) personen die zich in de voorafgaande periode hebben gewijd aan het opvoeden van een kind of het verzorgen van een persoon die ziek, invalide of bejaard is;e) personen wier echtgenoot is overleden, wanneer zij geen recht hebben op een nabestaandenuitkering;f) gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen;g) uit gevangenschap ontslagen personen;h) volwassenen, met inbegrip van gehandicapten, die gedurende een bepaalde periode een opleiding hebben gevolgd;i) migrerende werknemers die terugkeren naar hun land van oorsprong, behalve voor zover zij rechten hebben verworven ingevolge de wetgeving van het land waar zij het laatst hebben gewerkt;j) personen die voorheen zelfstandig werkzaam waren.2. Ieder Lid dient in de rapporten die het indient ingevolge artikel 22 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie de categorieën van in het eerste lid opgesomde personen die het wenst te beschermen, te vermelden.3. Ieder lid dient ernaar te streven de bescherming geleidelijk uit te breiden tot een groter aantal categorieën dan de aanvankelijk beschermde. VIII. Juridische, administratieve en financiële waarborgen Artikel 27 1. In geval van weigering, intrekking, schorsing of vermindering van een uitkering, dan wel ingeval van een geschil ten aanzien van de hoogte ervan, hebben de personen die een uitkering aanvragen het recht een klacht in te dienen bij de instantie die de uitkeringsregeling uitvoert en daarna in beroep te gaan bij een onafhankelijke instantie. Zij dienen schriftelijk in kennis te worden gesteld van de mogelijke procedures, die eenvoudig en snel dienen te zijn. 2. De beroepsprocedure moet de eiser, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk, in staat stellen zich te laten vertegenwoordigen of te doen bijstaan door een daartoe bevoegd persoon van zijn eigen keuze of door een afgevaardigde van een representatieve werknemersorganisatie, dan wel door een afgevaardigde van een organisatie die representatief is voor beschermde personen. Artikel 28 Ieder Lid dient de algemene verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het goede beheer van de instellingen en diensten waaraan de toepassing van het Verdrag is toevertrouwd.

Artikel 29 1. Wanneer het beheer direct is toevertrouwd aan een ministerie dat verantwoording is verschuldigd aan een parlement, worden vertegenwoordigers van de beschermde personen en van de werkgevers onder voorgeschreven voorwaarden als adviseurs bij dit beheer betrokken.2. Wanneer het beheer niet is toevertrouwd aan een ministerie dat verantwoording is verschuldigd aan een parlement : a) dienen vertegenwoordigers van de beschermde personen deel te nemen aan het beheer of hierbij onder voorgeschreven voorwaarden als adviseurs te worden betrokken;b) kan de nationale wetgeving tevens voorzien in de deelneming van vertegenwoordigers van werkgevers;c) kan de wetgeving voorts voorzien in de deelneming van vertegenwoordigers van de overheidsinstanties. Artikel 30 In gevallen waarin door de Staat of het socialezekerheidsstelsel subsidies worden verleend ten einde werkgelegenheid te waarborgen, dienen de Leden alle noodzakelijke maatregelen te nemen om te garanderen dat de betalingen uitsluitend voor het bestemde doel worden gedaan en om fraude of misbruik door degenen die zulke betalingen ontvangen, te voorkomen.

Artikel 31 Dit Verdrag herziet het Verdrag ter verzekering van uitkeringen of bijstand aan onvrijwillig werklozen, 1934.

Artikel 32 De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden medegedeeld aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem geregistreerd.

Artikel 33 1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie die hun bekrachtigingen door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd. Artikel 34 1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum waarop het Verdrag voor het eerst in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring.De opzegging wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd. 2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar als bedoeld in het voorgaande lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar op de voorwaarden, voorzien in dit artikel. Artikel 35 1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de registratie van de tweede hem medegedeelde bekrachtiging, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt. Artikel 36 De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.

Artikel 37 De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt telkens wanneer deze dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verslag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Artikel 38 1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt : a) bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, van rechtswege onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande de bepalingen van artikel 39 hierboven, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;b) met ingang van de datum waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, kan dit Verdrag niet langer door de Leden worden bekrachtigd.2. Dit Verdrag blijft in ieder geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd. Artikel 39 De Engelse en de Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk gezaghebbend.

Verdrag nr. 168 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, aangenomen te Genève op 21 juni 1988 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar vijfenzeventigste zitting

Staten

Datum authentificatie

Type instemming

Datum instemming

Datum interne inwerkingtreding

ALBANIE

Bekrachtiging

04/08/2006

04/08/2007

BRAZILIE

Bekrachtiging

24/03/1993

24/03/1994

BELGIE

Bekrachtiging

21/10/2011

21/10/2012

FINLAND

Bekrachtiging

19/12/1990

19/12/1991

NOORWEGEN

Bekrachtiging

19/06/1990

17/10/1991

ROEMENIE

Bekrachtiging

15/12/1992

15/12/1993

ZWEDEN

Bekrachtiging

18/12/1990

18/12/1991

ZWITSERLAND

Bekrachtiging

17/10/1990

17/10/1991

^