Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 mei 1999
gepubliceerd op 01 juli 1999

Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk

bron
ministerie van justitie
numac
1999009647
pub.
01/07/1999
prom.
04/05/1999
ELI
eli/wet/1999/05/04/1999009647/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 1999. - Wet tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van bepalingen van boek I, titel II en titel V van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2.Het opschrift van hoofdstuk III van boek I, titel II van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk III. - Akten van aangifte en akten van huwelijk ».

Art. 3.Artikel 63 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 1891, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 63.§ 1. Zij die een huwelijk willen aangaan, moeten daarvan onder voorlegging van de in artikel 64 bedoelde documenten, aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar een van de aanstaande echtgenoten zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft op de datum van de opmaak van de akte van aangifte.

Indien geen van de aanstaande echtgenoten een inschrijving heeft in een van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één van hen of beiden om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van een van de aanstaande echtgenoten.

Voor Belgen die in het buitenland verblijven en die niet zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste inschrijving in het bevolkings, vreemdelingen- of wachtregister van een van de aanstaande echtgenoten, of van de gemeente waar een bloedverwant tot en met de tweede graad van een van de aanstaande echtgenoten zijn inschrijving heeft op de datum van de opmaak van de akte, of van de geboorteplaats van een van de aanstaande echtgenoten. Bij ontstentenis hiervan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. § 2. De aangifte gebeurt door één der aanstaande echtgenoten of door beiden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt van deze aangifte een akte op.

Zij wordt ingeschreven in een enkel register, dat genummerd en geparafeerd wordt zoals bedoeld in artikel 41, en dat op het einde van ieder jaar wordt neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. § 3. Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de opmaak van de akte hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt, onmiddellijk een afschrift van de akte aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.

De ambtenaar van de burgelijke stand die de in vorig lid bedoelde kennisgeving heeft ontvangen gaat na of er geen huwelijksbeletselen zijn. In voorkomend geval meldt hij dit binnen de tien dagen na de ontvangst van de kennisgeving aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt. § 4. Wanneer de belanghebbende partijen in gebreke blijven de in artikel 64 bedoelde documenten over te leggen, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de opmaak van de akte.

De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen.

Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering van de opmaak van de akte hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand die weigert de akte op te maken een kennisgeving hiervan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand aan wie het in § 3 bedoelde afschrift van de akte van aangifte had moeten worden overgemaakt.

Door de belanghebbende partijen kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing, beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg. ».

Art. 4.Artikel 64 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 1891, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 64.§ 1. Bij de aangifte van het huwelijk worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand voor ieder der aanstaande echtgenoten de volgende documenten voorgelegd : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte;2° een bewijs van identiteit;3° een bewijs van nationaliteit;4° een bewijs van de ongehuwde staat, en in voorkomend geval van de ontbinding of nietigverklaring van de vorige huwelijken;5° een bewijs van de inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister en/of een bewijs van de actuele verblijfplaats;6° in voorkomend geval, een gelegaliseerd schriftelijk bewijs uitgaande van de bij de aangifte van het huwelijk afwezige aanstaande echtgenoot, waaruit diens instemming met de aangifte blijkt;7° ieder ander authentiek stuk waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan. § 2. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken. ».

Art. 5.Artikel 66 van hetzelfde Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 7 januari 1908, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 66.De akten van verzet tegen het huwelijk worden op het origineel en op het afschrift ondertekend door hen die zich tegen het huwelijk verzetten, of door hun gemachtigden, voorzien van een bijzondere en authentieke volmacht; zij worden met het afschrift van de volmacht, betekend aan de persoon of aan de woonplaats van de partijen en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt.

De ambtenaar van de burgerlijke stand viseert het origineel. ».

Art. 6.In artikel 67 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « afkondigingen » vervangen door het woord « aangiften ».

Art. 7.Artikel 69 van hetzelfde Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 7 januari 1908, wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 70 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 70.De echtgenoot die in de onmogelijkheid verkeert zich de akte van geboorte te verschaffen, kan deze vervangen door een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn geboorteplaats of door die van zijn woonplaats ».

Art. 9.In artikel 75 van hetzelfde Wetboek, zoals vervangen door artikel 1 van de wet van 7 januari 1908, worden de woorden « der afkondigingen » vervangen door de woorden « zoals bedoeld in artikel 165 ».

Art. 10.In artikel 76 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de 6° wordt opgeheven;b) in de 9° worden de woorden « , het beroep » geschrapt.

Art. 11.Artikel 94 van het hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 94.De aangiften van een huwelijk betreffende militairen en betreffende personen in dienst bij het gevolg van het leger geschieden bij de officier die luidens artikel 89 de werkzaamheden van ambtenaar van de burgerlijke stand verricht. ».

Art. 12.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 146bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 146bis.Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde. ».

Art. 13.Artikel 165 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 1891, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 165.§ 1. Het huwelijk mag niet worden voltrokken vóór de 14e dag na de datum van opmaak van de akte van aangifte van het huwelijk, zoals bedoeld in artikel 63. § 2. De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen, kan, om gewichtige redenen vrijstelling verlenen van de aangifte en van elke wachttijd, en een verlenging van de in § 3 bedoelde termijn van zes maanden toestaan.

Dezelfde bevoegdheid wordt voor de in hun eigen kanselarij te voltrekken huwelijken toegekend aan de diplomatieke ambtenaren die aan het hoofd staan van een post, alsook aan de ambtenaren van het consulaire korps aan wie de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand is opgedragen. § 3. Indien het huwelijk niet is voltrokken binnen de zes maanden sinds het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn van 14 dagen, mag het niet meer worden voltrokken dan nadat een nieuwe aangifte van het huwelijk werd gedaan in de vorm zoals bepaald in artikel 63.

In geval van verzet tegen het huwelijk of wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken, kan de rechter die zich uitspreekt over de opheffing van het verzet of het beroep tegen de weigering een huwelijjk te voltrekken om een verlenging van deze termijn van zes maanden worden verzocht. ».

Art. 14.Artikel 166 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 1891, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 166.De voltrekking van het huwelijk geschiedt in het openbaar voor de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte heeft opgemaakt. ».

Art. 15.Artikel 167 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 26 december 1891, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 167.De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert het huwelijk te voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde.

Indien er een erstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten.

Indien hij binnen de in vorig lid gestelde termijn nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.

In geval van een weigering zoals bedoeld in het eerste lid, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen.

Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgezonden aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

Indien één van de aanstaande echtgenoten of beiden op de dag van de weigering hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, wordt de weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk ter kennis gebracht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in een van deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.

Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk te voltrekken, kan door belanghebbende partijen binnen de maand beroep worden aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg. ».

Art. 16.Artikel 170bis van hetzelfde Wetboek zoals ingevoegd bij de wet van 12 juli 1931, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 170bis.Aangiften van huwelijk te voltrekken door de Belgische diplomatieke of consulaire ambtenaren, worden overeenkomstig de Belgische wetten gedaan in de kanselarijen waar de huwelijken worden voltrokken. ».

Art. 17.In hetzelfde Wetboek wordt in het artikel 184 tussen de verwijzingen naar de artikelen « 144 » en « 147 » een verwijzing naar het artikel « 146bis » ingevoegd.

Art. 18.In artikel 191 van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « voltrokken » en « kan » de woorden « of waarvan geen aangifte is gedaan zoals bepaald in artikel 63 » ingevoegd.

Art. 19.Artikel 192 van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij de wet van 15 december 1949, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 192.Indien het huwelijk niet is voorafgegaan door de vereiste aangifte, of indien door de wet toegelaten vrijstellingen niet zijn verkregen, of indien de voorgeschreven termijnen bij de aangifte en de huwelijksvoltrekking niet in acht zijn genomen, doet de procureur des Konings tegen de openbare ambtenaar een geldboete uitspreken van ten hoogste driehonderd frank en tegen de contracterende partijen of tegen degenen onder wiens gezag zij gehandeld hebben, een geldboete naar verhouding van hun vermogen. ». HOOFDSTUK III. - Andere wijzigingsbepalingen

Art. 20.Artikel 7 van de wet van 12 juli 1931 betrekking hebbende op zekere akten van de burgerlijke stand alsmede op de bevoegheid der diplomatieke en consulaire ambtenaren inzake burgerlijke stand wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 7.De diplomatieke ambtenaren die aan het hoofd van een post staan alsook de ambtenaren van het consulaire korps aan wie krachtens artikel 2 van deze wet de functies van ambtenaar van de burgerlijke stand werden opgedragen zijn bevoegd huwelijken te voltrekken op voorwaarde dat één van de aanstaande echtgenoten de Belgische nationaliteit bezit. ».

Art. 21.Het eerste lid van artikel 587 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 3 april 1997 en bij artikel 4 van de wet van 10 augustus 1998, wordt aangevuld met een 9°, luidende : « 9° over de beroepen bedoeld in de artikelen 63, § 4, laatste lid, en 167, laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek. ». HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepaling

Art. 22.De artikelen 1 tot 8 van de wet van 26 december 1891 tot wijziging van enige bepalingen betreffende het huwelijk, zoals gewijzigd bij de wetten van 7 januari 1908 en 12 juli 1931, worden opgeheven. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 23.De te voltrekken huwelijken die reeds werden afgekondigd vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven onderworpen aan de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 66, 67, 69, 70, 94, 170bis en 192 van het Burgerlijk Wetboek, en de artikelen 1 tot 8 van de wet van 26 december 1891 tot wijziging van enige bepalingen betreffende het huwelijk, zoals gewijzigd bij de wetten van 7 januari 1908 en 12 juli 1931.

Art. 24.De artikelen 63, 64, 165, 166 en 167 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de te voltrekken huwelijken die reeds werden afgekondigd vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 25.Deze wet treedt in werking op 1 januari volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1996-1997. Senaat.

Parlementaire stukken. - Wetsvoorstel, nr. 1-512/1 van 20 december 1996 ingediend door Mevr. Lizin.

Gewone zitting 1998-1999.

Parlementaire stukken. - Advies van de Raad van State, nr. 1-512/2. - Amendementen, nrs. 1-512/3 tot 5. - Verslag van 9 februari 1999 van Mevr. Thijs, nr. 1-512/6. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1-512/7. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-512/8.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 11 februari 1999.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 1991/1. - Amendementen, nr. 1991/2. - Verslag van 12 maart 1999 van de heer Landuyt en Mevr. Herzet, nr. 1991/3. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1991/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1991/5.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 17 en 18 maart 1999.

Senaat.

Parlementaire stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-512/9. - Amendement nr. 1-512/10. - Verslag van 23 maart 1999 van Mevr. Thijs, nr. 1-512/11. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1-512/12.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 1 april 1999.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, nr. 1991/6. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, nr. 1991/7.

Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 22 april 1999.

^